Den "ouden end" zoals wij de afgesneden Leiearm noemen in Leerne. Komende van Astene sas, oostwaarts over het "kemelbrugje" (afgesneden Leiearm) heb je na 100 meter links de "ouden end" alwaar deze foto genomen is.
Op 20 april 1864 kwam het domein Ooidonk in bezit van de familie tKint de Roodenbeke. Het was baron Henri (1817-1900), die niettegenstaande hij een bevoorrechte positie had, in de hoofdstad Brussel, toch kwam wonen op Ooidonk.
De latere graaf Henri tKint de Roodenbeke, (1817-1900) is gehuwd te Gent in 1841 met Zoè de Naeyer (1818-1894). De familie de Naeyer had verschillende eigendommen in de streek van Aalter, zoals in Bellem en Lotenhulle.
In de Bevolkingsboek 1870-1880 blz. 157, zien wij dat in de Maaigemhoek 152, (de kapelanij) te Bachte Maria Leerne, de jachtwachter woonde.
Het betrof Leopold De Winne (1832-1880) die gehuwd was met Juliana Verstichel (1838-)
Leopold De Winne die geboren is in Ledeberg, was waarschijnlijk gekend door de familie De Naeyer uit Gent. Of eventueel in dienst geweest zijn, als jachtwachter, zoals mijn overgrootvader in Lotenhulle en Bellem. In Lotenhulle en Bellem had de familie De Naeyer vele gronden in eigendom.
Aan de geboorteplaatsen van de kinderen van De Winne, zien wij dat; 1° kind Emma in Gontrode geboren in 1858, 2° kind, Cordula in Lotenhulle geboren in 1861, 3° kind Theodule, eveneens in Lotenhulle 20/10/1863.
Zoals je hierboven ziet, komt de familie t Kint de Roodenbeke- De Naeyer in het bezit van het kasteel Ooidonk in april 1864.
Het 4° kind, Hortense wordt geboren te Bachte Maria Leerne op 05/10/1866
Daarna volgen nog 7 kinderen, allen geboren in Bachte Maria Leerne, waarschijnlijk in de kapelanij in de Ooidonkdreef, toen Maaigemhoek 152 genaamd.
Op 5 november 1880 overlijdt de jachtwachter Leopold De Winne.
Leopold De Winne, wordt vervangen door mijn overgrootvader Carolus Ludovicus Van de Reviere (1846-1910) die reeds in dienst was voor de heren t Kint de Roodenbeke in Lotenhulle sinds 1877.
Carolus Ludovicus Van de Reviere (1846-1910) Veld- bos- en jachtwachter sinds 1880 op het domein van Ooidonk te Bachte Maria Leerne. Familie Van de Reviere + 100 jaar in dienst van de heren 't Kint de Roodenbeke.
Ons ouderlijke woonst in de Ooidonkdreef te Bachte Maria Leerne. De familie Van de Reviere, woonde er gedurende 100 jaar vanaf 1880. Van vader op zoon, waren het jachtwachters.
vermelden op blz 4 in hun Geschiedenis der gemeente Bachte Maria Leerne
Behalve de Leie, die, voor een groot deel van het grondgebied van Bachte Maria Leerne, bezoomt, en langs wier boorden zich eene uitmuntende, onafzienbare weide uitstrekt, te recht met den naam van vermaarde Leiemeerschen bestempeld, - ontmoet men in deze gemeente een drietal voorname beken, als daar zijn: de Reigersbeek, op de westergrens, de Rekenelingbeek, die de Schipdonksevaart met de Leie verbindt en tot de grenslijn met Deinze dient, en de Kalene, welke waterloop uit de Leie ontstaat, en zich in gemelde rivier aan de Pontenhoek uitlost.Bovendien heeft men hier nog eenige overblijfselen van de veele grote vijvers, die de gemeente vroegertijds bezat, en van welke er twee in 1854 eenen omtrek hadden van niet min dan 250 meters, op eenen diepte van 5 meters. Men zal daar vroeger zeer waarschijnlijk turf uit gedolven hebben, te oordeelen naar de turfputten, welke in deze gemeente voor eenige jaren nog voorhanden waren.
In de nabijheid van de Kalene lag in 1788 een elschbos, 1 bunder 264 roeden groot, en waarin, volgens eene aankondiging der Gazette van Gend, veel van die brandstof te vinden was.
Veen, is een ophoping van plantenresten die tot humus zijn omgevormd. De afgestorven delen van deze planten die zich ophopen op de bodem van waterplassen of moerassen. Tussen de Kalebeek in de Ooidonkdreef, onder de blauwe poort lopende, stroomafwaart naar het oosten, en de Tweekoningstraat was, en is nog steeds een moerassig gebied.
Turf is veen dat werd gestoken en gedroogd op een legakker en vervolgens als brandstof diende.
Dat turf als brandstof kon gebruikt worden werd ontdekt in de middeleeuwen.
Moeras- en veengronden vormden turf door afgestorven planten als het ware te composteren.
Het turfsteken is een handeling waarbij met een speciale spade, blokken of plakken turf werden gestoken.Vervolgens werden de plakken op een legakker gelegd om te drogen.
Dit arbeidsintensieve werk, werd tot ongeveer 1850/1860 in Bachte Maria Leerne nog gedaan.
Tegenwoordig wordt turf enkel nog op kleine schaal gewonnen, als turfmolm voor in de tuin. De turfputten in de Tweekoningstraat te Bachte Maria Leerne zijn nu ingenomen door de natuur en de watervogels.
De turfputten, zoals wij dat indertijd noemden, en eigenlijk nu nog bekend is onder deze naam, liggen in de Tweekoningstraat. De Tweekoningstraat loopt van de Ooidonkdreef, oostwaarts in de richting van de momenteel bestaande Amakers.
Het was in ons jeugd dat wij de turfputten frequenteerden. De eerste turfput komende van de dreef werd gebruikt als stortplaats door de inwoners van Leerne.
Blijkbaar was er toen nog geen probleem met asbest. Geregeld werden er eternitplaten gestort. Wij als kleine snaken, maakten vuur in het afval en wierpen er de eternitplaten op. Na verloop van tijd knalden de stukken eternit in het rond. En plezierig dat dit was! Nu weten we natuurlijk meer, en beter!
Een gezondere manier van ontspanning op de turfputten, was in de winter. De vijvers waren dichtgevroren en er kon naar hartelust geschaatst worden.
In de Tweekoningstraat woonde Leonce Dhaenens (1883-1959) gehuwd met Elodie Ally (1898-1997)
Leonce, familie van mijn jeugdvriend René Corijn, was een man die steeds bereid was iets voor ons te maken, wat met het ijs te zien had. IJsstoelen, eigenlijk zitbankjes met onderaan T-railtjes, geplooid en geslepen door Leonce. Prikkels, stokken van ongeveer 60 à 70 cm lang met een geslepen pin, om ons op de ijsstoel voort te bewegen, eveneens door Leonce gemaakt.
Als we iets ouder waren kregen we hier of daar van familie of kennissen, een paar schaatsen. Het waren houten blokken met een primitief metalen onderste, geslepen en gezet door Leonce. Deze schaatsen bonden we aan met riemen en koorden! Nu moeten het schaatsen zijn in één stuk! Maar blijkbaar zijn er nu minder strenge winters, zodat de schaatsen, goed ingevet, bijna winter na winter, aan de balk mogen blijven hangen.
Op 18 oktober 1914 gaat de Slag om de IJzer van start. Veldmaarschalk sir John French geeft de British Expeditionary Force opdracht naar Menen en Rijsel te vertrekken, maar wordt door de Duitsers in zijn opzet gehinderd. Zuidelijk van Nieuwpoort dringen de Duitsers bij Mannekesvere door en verjagen de Belgen uit hun verdedigingslinie. 's Nachts nemen de Belgische troepen wraak en kunnen enkele posities opnieuw innemen. Hun succes is maar van korte duur, want enkele uren later worden ze weer verdreven.
Diksmuide komt onder vuur op 19 oktober 1914 maar de Belgische troepen wijken niet. Ook Nieuwpoort staat in lichterlaaie. Lombardsijde wordt enkele uren later ingenomen nadat de Duitsers het Plassendalekanaal zijn overgestoken. Diezelfde dag moeten de Belgen bijna al hun voorposten opgeven. En op 20 oktober 1914 staan de Duitsers aan de IJzer.
De volgende dag vallen de Duitsers Tervate aan en slagen erin een loopbrug over de IJzer te nemen en een bruggenhoofd te vormen op de linkeroever. Ze dreigen door te stoten naar Duinkerke en de situatie wordt kritiek voor de Belgische verdediging. Zeker voor de volgende dagen want ook de 2e verdedigingslinie wordt bedreigd als de Duitsers hun posities op de linkeroever weten te verstevigen.
Op 25 oktober 1914 wordt de situatie zo kritiek dat de Belgische regering besluit om alles tussen de IJzer en de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide onder water te zetten. Onderzoeksrechter Feys van Veurne is de bedenker van dit plan. Hij suggereert het aan kolonel Wielemans van het Belgisch hoofdkwartier. Dijkmeester Karel Cogge wordt erbij geroepen en onder zijn supervisie opent Hendrik Geeraert in de nacht van 28 op 29 oktober 1914 bij vloed de sluizen van Veurne-Ambacht aan de Ganzepoot in Nieuwpoort en het water sijpelt het land binnen. Dit wordt nog zo'n zes keer herhaald. De Duitsers hebben de list niet door omdat het water slechts heel langzaam stijgt. Ondertussen worden Pervijze, Ramskapelle, Nieuwpoort en Diksmuide onophoudelijk gebombardeerd.
Op 29 oktober 1914 valt Diksmuide na hevige gevechten op de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide. De Duitse generaal Erich von Falkenhayn, chef van de Duitse generale staf, blijft ondertussen de sterkte van zijn 4e en 6e leger opgebouwd om na de IJzer de havens van Calais en Boulogne in te kunnen nemen. Op deze manier hebben de Duitsers een voordeel van 6-tegen-1.
Op 30 oktober 1914 wordt de 2e Belgische verdedigingslinie toch gebroken door een aanval tussen Nieuwpoort en Rijsel door de Duitse 5e reservedivisie. Als ze Pervijze en Ramskapelle proberen in te nemen stuiten ze op hevige tegenaanvallen van de Belgen en Fransen. Ze proberen zich terug te trekken achter de IJzer maar ondertussen is het water zo gestegen dat het hele gebied rond de IJzer blank staat.
Het front aan de IJzer zit muurvast. De Duitse keizer verlaat ontmoedigd het front. Alleen rond Ieper wordt volop gestreden over de paar meters grond tussen de Duitse en Britse linies (zie Eerste Slag om Ieper).
Op 10 november 1914 bezetten de Duitsers Diksmuide. Maar als het twee dagen later begint te sneeuwen, graven alle partijen zich in. Dit luidt het voorlopige einde van de strijd in.
Op 21 december 1914, overlijdt soldaat milicien, Cyriel Van Hee (1886-1914) in het hospitaal in Calais Fr.
Er was voor Duitsland nog maar één manier een overwinning te boeken: het noordwesten van Frankrijk en het zuidwesten van België lagen nog open. Met een snelle doorstoot van de Duitse rechtervleugel in westelijke richting zou men de Franse kanaalhavens Boulogne, Calais, Duinkerken en misschien zelfs Le Havre en Abbeville kunnen veroveren.
In België lagen Oostende en Zeebrugge voor het grijpen als het Belgische leger in de vesting Antwerpen de strijd zou staken. Deze havens waren van levensbelang voor de Fransen en Britten. Bij verlies van deze havens zouden zij immers van hun aanvoer van voorraden en versterkingen worden afgesneden en zou voortzetting van de oorlog nagenoeg onmogelijk worden.
De Fransen en de Britten realiseerden zich eveneens dat hier voor hen ook nog kansen lagen, het Duitse leger te verslaan. Tegelijkertijd begrepen zij ook heel goed het gevaar van een Duitse verovering van de kanaalhavens. Hieruit ontstond de wedloop naar de zee. Steeds verder naar het noordwesten rukten de legers op in hun pogingen elkanders flank te omvatten.
In het westen van België verliep de opmars van de Duitsers zo voorspoedig dat Von Moltke op 26 augustus nog eens vier divisies onttrok aan de rechtervleugel om het Duitse front in Oost Europa te versterken.
De Duitse legers rukten in geforceerd tempo 30 tot 40 km per dag op en wonnen zo snel terrein dat hun aanvoer- en verbindingslijnen erg lang werden.
De hieruit voortvloeiende logistieke problemen gingen de Duitsers langzamerhand parten spelen waardoor hun opmars vertraagde en ook hun gevechtskracht verminderde. Bovendien waren de afgebeulde manschappen dodelijk vermoeid na wekenlange geforceerde dagmarsen zonder rust bij hoge temperaturen. Gebrek aan schoon drinkwater en slechte hygiënische omstandigheden zorgden onderweg voor veel uitval onder de Duitse troepen als gevolg van ziekte en vooral maag- en darmproblemen.
Door deze omstandigheden verbrokkelde de samenhang tussen de vijf Duitse Legers die in België waren ingezet om de reuzenzwaai van het Schlieffenplan uit te voeren. De zwaai, die gepland was ten zuiden van Parijs moest daarom worden ingekort en verlegd naar een route die noordelijk van Parijs was gelegen.
Op dinsdag 4 augustus 1914 overschreden Duitse troepen de Belgische grens.
Op 6 augustus werd de stad Luik na zware bombardementen ingenomen. Het Duitse leger rukte langs Luik op in de zuidwestelijke richting naar Namen en Brussel en boekte in twee weken een terreinwinst van 80 tot 100 km. Rond 20 augustus waren de forten van Namen uitgeschakeld en was ook Brussel in Duitse handen. De Belgische regering was inmiddels naar Antwerpen uitgeweken.
Het verzwakte Belgische leger stond op dat moment tegenover een grote Duitse overmacht en zou verpletterd worden als het slag zou moeten leveren.
De legerleiding, onder opperbevel van koning Albert, besloot het leger terug te trekken op Antwerpen, dat evenals Luik en Namen een vestingstad was met een verdedigingsstelsel van forten.
De Duitsers lieten Antwerpen eerst links liggen om hun opmars niet te vertragen. Hierdoor kreeg het Belgische leger de kans om vanuit Antwerpen als basis meerdere aanvallen uit te voeren op de flank van het voorbij trekkende Duitse I° Leger. Als gevolg hiervan werd eind september dan ook een Duitse aanval ingezet op Antwerpen; op 10 oktober gaf de stad zich over.
Tot 1909 bestond het Belgisch leger uit vrijwilligers en lotelingen. In 1909 werd de dienstplicht voor een zoon per gezin ingevoerd, sinds 30 augustus 1913 de algemene dienstplicht.
België mobiliseert
Op 27 juli 1914 bestaat het leger uit 15 gevechtsklare eenheden waarvan er 11 door loting, 3 door persoonlijke dienstplicht en 1 door opgevoerde dienstplicht zijn samengesteld.
Het veldleger bestaat formeel uit 143.000 man, maar 40.000 zijn er niet komen opdagen. Verder zijn er 14.000 beroepsmilitairen, 65.000 in het vestingsleger en 190.000 rijkswachters en leden van het officierskader.
Op 21 juli 1914 kondigt België de algemene mobilisatie af. Het veldleger bestaat uit 6 divisies,
1 cavaleriedivisie (4.500 ruiters) en legertroepen. Een legerdivisie bestaat uit 3 of 4 brigades, op hun beurt bestaande uit 2 infanterieregimenten, een artilleriegroep (12 kanonnen na 75 mm), een regiment cavalerie, een regiment artillerie (36, 75 en 150 mm kanonnen), genietroepen en diensten.
Verder beschikt het leger over 37.600 paarden, 2.600 wagens en 1.500 auto's.
1e divisie in Gent, naar Groot-Brittannië gericht
2e divisie in Antwerpen
3e divisie in Luik, t.o.v. het Duitse leger
4e divisie in Namen, tegen de Franse troepen
5e divisie in Bergen, in de streek tussen Maubeuge en Rijsel
6e divisie in Brussel als hoofdkwartier van de cavalerie
Het veldleger beschikt over 93.000 geweren, 6.000 sabels, 324 kanonnen en 102 machinegeweren.
Het kader heeft geen ervaring en er bestaat geen opleiding voor soldaten zodat ze met hun verschillende uniformen en zonder wapens een ordeloze troep vormen. De infanterie is in reorganisatie en beschikt dus niet over voldoende zwaar geschut.
Dit alles staat onder het bevel van generaal Gerard Leman.
Ook de eensgezindheid omtrent de verdediging is ver te zoeken. Luitenant-generaal Selliers de Moranvillewil het leger terugtrekken naar Antwerpen dat als bevoorradingsplaats dienst kan doen terwijl vestingtroepen in Luik en Namen de Duitse opmars zullen belemmeren.
Kolonel Baron de Ryckel wil daarentegen het veldleger positie laten nemen tussen de Ourthe en de Duitse grens met later eventueel terugtrekking tot Antwerpen.
Koning Albert I kiest uiteindelijk voor een legerconcentratie op de linkeroever van de Maas, met Antwerpen als basis voor bevoorrading.
Cyrillus Van Hee, geboren te Bachte Maria Leerne op donderdag 21 januari 1886 om 4 uur s morgens, in het ouderlijk huis op de Kouter. Hij was het 10° kind in de rij van 11. (NB 11° kind was mijn dooppeter Henri Van Hee) Hij was de zoon van Petrus Van Hee (1832-1903) en Maria Melania Vyncke (1844-1921)
Cyriel was soldaat van de klasse 1910, bij het 11° Linieregiment, 3° Bataljon, 2° Compagnie 11° Brigade Mixte, 3° Legerafdeling.
Hij huwde te Bachte op zaterdag 25 november 1911 met Zulma Vertriest.
Garnizoen te Hasselt, met het 9° Linie van Brussel en het 12° Linie van Luik, vormden zij de fameuze 3° Legerdivisie, die van den beginne belast was met de verdediging van de forten van Luik.
1° citaat; Luik 41 doden, 437 gewonden en vermisten.
Op 10 september 1914, voeren zij te Hasselt een aanval met de bajonet uit.
Op 11 september veroveren zij Wespelaar, 55 doden en 203 gewonden en vermisten.
Op 29 september de slag te Willebroek, 18 doden, 111 gewonden en vermisten.
Aan de IJzer verdedigen zij het bruggenhoofd Diksmuide.
Vanaf 20 oktober beginnen de zware bombardementen en wederzijdse aanvallen.
In de nacht van 23 op 24 oktober lijden zij nogmaals zware verliezen, 45 doden, 249 gewonden en vermisten, citaat Diksmuide
Cyriel is overleden aan scheurbuik in het Hopital Temporaire, Rue du Four à Chaume, 24 Calais Frankrijk op 21 december 1914 om 02.40 uur s morgens.
De aangifte van overlijden wordt gedaan door 1° sergeant majoor Alfred Debauche, 49 jaar
(Troupes administratives Belges) gestationeerd in Calais.
Gestorven voor België staat op het oorlogsmonument aan de H.Hartkapel te Bachte Maria Leerne.