Tombroekplaats:
Dit gehucht strekt zich uit over een deel van de gemeenten Rollegem en het Waalse Luinge.
Een 400-tal inwoners, dat het liefst als Tombroeknaars bestempeld worden zij vormen er een hechte leefgemeenschap. Het ligt een drietal kilometer verwijderd van de beide dorpscentra;
en is altijd een zelfstandige wijk geweest. Kaarten en schetsen uit vroegere eeuwen tonen aan dat er sedert lang een belangrijke concentratie van boerderijen en woonhuisjes bestaat.
Tegenwoordig heeft het gehucht nog vele kenmerken van een dorp een eigen centrum(Tombroekplaats), een slager een kerk en gebruikelijke dorpscafés.
Tot voor kort nog een kruidenierszaak en een textielzaak, zelfs een schooltje.
Sinds enkele decennia behoord een deel bij Wallonië, en is het voelbaar dat het Luinge gedeelte meer en meer verfranst. Het is geen faciliteiten gemeente doch vind men alles tweetalig,
plaatsnaamborden, verkeersborden.
De straat welke Rollegem van Luinge scheidt heeft twee namen, iets wat nogal vreemd overkomt bij een toevallige voorbijganger de ene zijde is “De Tombroekmolenstraat” en langs de andere
zijde “Robert Sprietstraat” een Rollegemse Tombroeknaar. Of de Candelestraat en aan de over zijde “Rue de Tombroek”
Om nu kermis te mogen houden moet het bestuur het zowel aanvragen aan het stadsbestuur van Kotrijk of dat van Moeskroen. Toch wel een eigenaardige situatie klinkt het vaneen inwoner,
ik ben een Waal en kan geen woord Frans. Nu nog kent men kermis Tombroek Ze hebben er Tombroek vrienden. Met de kermis houdt men een Fakkeltocht of iets voor kinderen, vuurwerk,
verrassingskoers of dergelijke meer.
De hoogte punten van, Tombroek waren gelegen tussen de twee wereldoorlogen in, anders gezegd
In den tijd van de “Smesse”.De gebroeders Nijs, ze waren met zijn drieën, hebben in enkele jaren tijd Tombroek een ander uitzicht gegeven.
Begonnen als gewone hoefsmid, bijna alle paarden van de streek werden er beslagen. Met wat ze verdienden bouwden ze een wagenmakerij naast de smesse en nog iets later starten ze een
kolenhandel op. De smesse zelf werd uit gebreid en zij specialiseerden zich in het vervaardigen van stoomketels.
Welke geleverd werden aan de omliggende bedrijven; zelfs tot over de grens in Noord-Frankrijk.
Het bedrijf van de gebroeders Nijs was een trekpleister voor vele arbeiders er werden om en bij de 65 arbeiders te werk gesteld. Ook de kolenhandel was een groot succes,
elke dag trokken vier arbeider uit met vol geladen karren getrokken door paarden uit om de leveringen aan huis te brengen.
En alsof het nog niet genoeg was kochten ze nog vijf dorsmachines om te oosten in de streek en ze namen zelfs initiatief om steenovens te bouwen.
De Tombroekse bevolking breidde sterk uit De familie werd de rijkste van de streek. Haast alle huizen van de Tombroekmolenstraat behoorden hen toe.
Ze hadden een waterput van meer dan 20 meter diep die Tombroek van het nodige drinkwater voorzag. De bloeiende bedrijven brachten niet alleen werkgelegenheid en materiële
verbetering voor de inwoners, zij zorgden er ook voor de nodige feestemming. Er waren niet minder dan negen cafés op het gehucht waaronder één “La Chaudière”(de stoomketel)
Uiteindelijk bloeide het uitgangsleven zo sterk, dat er van werken niet veel meer in huis kwam. Er werd gedronken dag en nacht, niet één die nog aan het beheer van het grootgegroeide bedrijf dacht.
Een van de hoogte punten werd de nu nog bestaande septemberkermis op de eerste zondag van de maand.
Hele families van uit denomtrek kwamen er naar toe van Moeskroen, Dottenijs ja zelfs van Kortrijk. Men feestte er vier dagen vanaf den zaterdagnamiddag tot de woensdagavond.
De maandag en den dinsdag hoefden niemand te werken, tenzij de cafébazen. Men trok van de ene tapkast naar de andere. Een pintje bier kostte toen amper 10 centiem.
Er werd gekaart of gebold tot laat in de nacht. Van Tombroekplaats tot aan de molen was er zaklopen, met als inzet een paar pintjes.
De enige tijdsaanduiding die men had gedurende de kermis was het geschal van den hoorn. Hij werd geblazen om 7 uur s’Morgens en om 5uur s’avonds.
Er zou naar het schijnt meer gefeest zijn geweest te Tombroek dan te Rollegem en Luinge samen . Men zou op de beide gemeenten “ge- waterbekt” hebben van jaloersheid.
Maar zoals overal en altijd schone liedjes duren niet lang en langzaam doofde het eens zo bloeiende bedrijf uit. De gouden jaren van “ De smesse” gleden voorbij.
Categorie:Café's te Rollegem
|