De omwalde hoeve in de Oude Aalbeeksestraat. Hier staan 76 huizen langs weer zijden van de straat. De hofstede zou gestaan hebben waar nu het plein is, vroeger was dit de stortplaats van het huisvuil van de gemeente.
Naast de grote hoeve waar we het zo juist over hadden, staan ook nog de “koeiplekjes”, elk met zijn eigen aangetrekken, afdaken, ovenbuurtjes, geiten en konijnenkoten, stalletjes en schuurtjes. Daar woonden de keuterboer, in een zodanig klein bedrijf dat ze inkomsten moesten aangevuld worden met loondienst. (Koter dat is iemand die in een klein “kutachtig” boerderij woont ( vergelijk kot)
Ze bewerken kleine stukken land meestal in pacht, houden klein vee en doen landarbeid bij herenboeren of fabriek. Een keuterboer, of boerke met een of twee koeien werd ook koemelker genoemd. De koeien werden ook ingespannen
Om landarbeid te verrichten. De koeien welke ook zorgden voor nalatenschap, werden gemolken en een deel van de opbrengst van de melk werd particulier verkocht.
Ook is een tijd geweest dat het gezin en het vee verbleef onder het zelfde dak, zo een bedoening kreeg de benaming van keuterij.
Een landman of keuterboer leeft eigelijk buiten. Voor zijn deur, in t’ openveld, zijn hoofd onder den bloten hemel. Zover of hij kan zien, zo hoge zijn kijken gaat alles is het zijne. Al het gene onder zijn dak is dat wat moet beschermd tegen regen en wind en in de winter om zo goedkoops hem te verwarmen. Hij gaat enkel naar binnen om te eten en te slapen. Anders is hij van zon ophang tot zonsondergang buiten. Hij bekomerde zich niet om te pracht en de praal, zijn huis diende om te wonen zijn kroost groot te brengen. Hij bouwde zijn doening niet om gezien te zijn maar hij bouwde om zijnen voorkant naar ’t oosten of ’t zuiden te keren, om alzo licht en warmte op te vangen, twee dingen die voor hem van grote waarde waren. Zie maar eens naar hun vakwerk, elzentakken en eiken banroeden met leem, zo trokken ze de muren op; Balken en berd vormden de zoldering, en stroo, riet of vlas om te dekken.
Het was hard labeur, en ze zijn nergens beschreven, Clocet, of Dunecé, we kunnen ze niet zo direct achter halen , we horen het donder in Keulen als we van die boerkens , klappen hunleed en miseries, en toch, nu zou men spreken van bioboeren, wat salade en wat groeten en de wereld ligt aan u voeten.
En toch willen we ze niet onverlet laten
Categorie:Tijd van toen
|