Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Thans ons Clara twee kinders mee werken, ons Clara heeft zelfs naar Roubaix naar de spinnerij nog gaan werken en op een avond was de outobus met de meisjes in de beek gereden ’t scheelde weinig of ze was versmoord ’s anderdaags stond het portret in de gazet van die uotobus, die ze bezig waren met uit te trekken. Ja we hebbener God dank uit geraakt en oudgeworden we hebben 8 kinderengroot gebragt en 2 gestorven bij de geboorte en twee misvallen, en mijn man was nog altijd wet heer hij heeft nog herkozen geweest en nu onze veldwachter was in de 60 jaar hij kwam ziek een korte ziekte hij overleed mijn manzegt burgemeester zoud ik misschienkunnen veldwachter worden? O ja zegt de burgemeester zoude u die plaats plaats willen, dan zal ik rap schoenen aantrekken en voor gaan naar Bruggen bij de Goeverneur als ‘t moet enfin mijn man werkte thans in Waterlo Frankrijk nu er waren nog oudstrijders van ons dorp die gekwest geweest hadden binst de oorlog en die ook dagten ’t is nu moment ‘allee
Geen plaatske ’t is altijd best iets van werk aan de staat vinden, ik had een kozijn die briefdrager was en ik hoorde hem nu en dan iets zeggen over werk voor de staat, nu er wierd kindergeld betaald in Frankrijk en wij hadden nu reeds vier kinderen en ik moest nu mijn huishouden doen met het gewin van mijn man en in belgie betaalden ze geen kindergeld er kwam een goede vriend binnen op een avond en hij zegt tegen mijn man, morgen vroeg moet ge mede met mij gaan weven naar Frankrijk gij zult alle maand zes honderd fr krijgen omdat gij die kindern hebt, ’t was lastig hij was hij was zo gemakkelijk bij de deur werken wij weenden en tog ging hij mede naar Frankrijk, als we de eerste keer kindergeld hadden wij waren zo blijde mijn man zegde ik moest reeds 2 jaar vroeger naar Frankrijk gegaan hebben!! Ja we moesten hard werken en we hadden twee honderd land* We hadden geiten en konijnen mijn man was wel heere hij moest naar vergaderingen en anders de schoenmaker tot laat in de nagt we waren jong en samen we werkten uit al ons kragt en mogten niet uit gaan we moesten sparen om iedereen te kunnen betalen wat waren wij gelukkig als ons oudste zoon mogt gaan werken Clara
*Honderd land= een Kortrijkse landmaat.
Honderd land = 100 roeden ; een roede = 2,97 meter
en den oppermeester schoolmeester zaten daar samen en ze zegden wij maken een kiezerslijst met drie werknemers drie middenstanders drie boeren en gij moet op de lijste mijn man had een grote familie die moesten stemmen en ze hadden dat al berekend zoo zegt mijn man ze zitten daar alzoo met tweeen te zeggen en ik heb ja gezegd maar ik heb er spijt van morgend vroeg moet gij naar die mensen gaan zeggen dat ik mij geen politiek aantrek, ik was gehoorzaam en ik ging maar ze zegden trek gij u daar niet van aan (tis met u man dat wij moeten vooruit komen, er waren dagen tussen en vergaderingen en bijeenkomsten nu de nagt dat de lijsten moesten gereed zijn hij kwam thuis ik hen tog mijn naam op de lijst gezet en ik sta op de kop enfin er kwam stemming en woila hij was gekozen met meerderheid van stemmen en hij was wedheer nu oudstrijders kregen overal de voorkeur als ze een plaats vragden, er waren al verschillende die werk hadden aan de bruggen van de vaart of iets aan de ijzerweg of statie ik zegde nu en dan waarom vraagt gij ook
Nu we leven en we hadden moed na lijden komt verblijden, mijn man wierd op zijn beurt naar huis gezonden de tijd kwam voor hem gelijk voor de andere hij kwam bij mij ook in ’t huis van mijn moeder er waren geen huizen te huur en alzoo woonden wij samen, na maanden vond mijn man werk vermakingen aan de vaart later in de fabriek in Roubai en in tussen was er een kindje op komst nievers geen huis er was geen sprake van schade vergoeding en zoo wierd ons huisje ook niet vermaakt, na lang bedelen mogten wij bij zijn vader gaan wonen we kregen een keuken en twee slaapkamers en een washuisje voor schotels wij woonden en werkten en waren gelukkig, na een tijd kreeg mijn man werk in de zelfde fabriek waar ik werkte hij was daar goed naar Frankrijk gaan alle dagen weg en were niet gemakkelijk, nu er kwam kiezinge op ons om een burgemeester op een dag kwam een kind van schole met een uitnodiging dat mijn man bij de schoolmeester moest gaan op een avond, wat is er nu zegde mijn man ik zegde wie weet ’t is zeker om die verkiezing geraad willen ze u burgemeester maken want de helden van oorlog hadden veel gezag, als hij terug kwam zegde hij de onderpaster
Die wisten dat de soldaten aan de ijzer nooit geen woordje konden schrijven naar hun famili en nooit van niemand een briefje of een woordje troost kregen en die vrouwen hadden een lijst gemaakt en dat kunnen laten weten naar ons soldaten aan den ijzer dat ze hun aanstelden als meter en die soldaten schreven naar die mens met zoo een naam en alzoo had mijn man Joana Stubemeier egenote van Joannes Ganseboom gekozen en alzoo schreef hij soms een briefje zij hadden een zoon Emmanuel die jongen was een jaar ouder dan mijn oudste zoontje en die mensen hebben dikwijls geschreven en mijn man moet gegeven en ze hebben veel gebeden voor het behoud van mijn man, mijn man was een wever van stiel als hij naar de oorlog ging de oorlogs meter zond hem verschillende boeken over de getouwen en het weven ze zond hem eens een geschenk van portrmone of cigaretten of eenig geld om wat tabak te koopen ze was voor mijn man een troosteres in zijn verlatenheid nu ik kende nu ook wie ze was , ik ging nu ook weder naar de fabriek gaan werken en woonde nog bij moeder mijn huis was kapot en de meubels was kapot
4t Was 21 november 1918 dus we staan te kijken ik bagten de wagen en er springt een soldaat van een kaison die zere reed, een sprong en jij neemt mij in zijn beide armen , ’t was mijn man, op de vlugt om 9 ’s morgens, wij hadden in het zelfde dorp geslapen, hij al de eene kant van het dorp en ik al een andere kant , alle soldaten reden in een draf weg ik zegde is dat u overheid ja zegt mijn man ik zegde vraag verlof ik zoude geen krijgen zegde hij , ik zegde ga seffens bij u soldaten gij zult ze niet meer terug vinden, ik ga een eind mede met u en mijn famili zegt hij wanneer zult gij ’t huis geraken alzoo sukkelen ik ga hulder helpen en hij bleef bij ons tot den 23 november 1918, als wij in melden kwamen kwamen ‘snoens om 12 uur mijn man zegde dezen avond zult u in ons huis zijn, ik ben nu gerust ik moet weg misschien weder gaan schieten en al dat hij gaan kon was hij weder weg, en den zelfden avond was ik ’ t huis, in mijne moeders huis, en ’t mijne die ik gehuurd had lag plat te gronde met al ons meubels kapot, en mijn man moest gaan en gaan en sukkelen om zijn soldaten terug te vinden hij was 6 dagen afwezig hij moest bij zijn overste en hij legde zijn Boeke open hij nooit gestraft geweest ’t is goed zegde hij
Mijn man is thans nog moeten in Duitsland blijven aan de Rijn en hij moest wagten tot 30 Juli 1919 hadde hij nog 1 dag weggebleven hij was juist 5 jaar weg als soldat. Als hij Lotte hij had nummer 19 hij heeft Total 8 jaar soldat geweest, dus als hij mij ontmoet had op de vlugt alsdan heeft hij nog maanden moeten bij zijn leger blijven en ik bleef bij mijn moeder als ik eenige dagen ’t huis was kreeg ik van een vrouw uit Holland een briefje en op die brief stond geschreven, zoud gij mij geen nieuws willen laten weten over uwen man of hij nog in leven is?Men zegt hier dat er zovele soldaten gesneuveld zijn in dit offensief laat mij a u beliefd iets weten, ik dagt waarom is deez vrouw zo bekommerd in mijn man? Nu ik schreef terug naar die vrouw uit Holland dat ik mijn man ontmoet had en dat hij God dank in goede gezondheid was en dat hij nog soldat was bij de bezetting in Duitsland ik schreef thans een brieff naarmijn man en vertelde hem over het schrijven van die vrouw. Hij schreef mij een brief en zegde dat het eene was, die hij gekozen had om oorlog meter te zijn van hem, er waren goede vrouwen
We konden n,iet meer weg we gingen opzoek naar slaaping ’t ging niet gemakkelijk dog mijn oude moeder kreeg een bed en ik en mijn jongens kregen een bondel stroo van een boer en we mogten in een arm huisje in de grond de grond slapen als het klaar kwam me gingen weder bij ons wagens en we reden verder we waren maar juist eenige minuten op weg een smal kalseide de kalseide om naar Aalst te rijden , de troepen kwamen van Aalst een gans regement met al hun wapens er komt een overheid bij ons wagens allen in de gragt reiden om die soldaten te laten passeren ik zegde ewel me kunnen hier staan tot avond , ze zijn rare mensen van duitsen mogten we tog voort rijden. Opeens komt er een soldat te peerde bij mij, hij zegde bekent gij mij niet ik ben Reintjes van Outrijve ik werkte bij u in de fabriek als ik naar de oorlog mogt kent gij mij niet, ik zegde ’t is met die helm of toup op u hoofd? Ik zegde zijn er geen soldaten bij die ik ken ja zegt hij een Vandenbulcke, ik zegde ’t is zeker Henrie een kozijn van mijn man ’t is een van de klas van 14 ik zal hem niet kennen hij zal zooveel veranderd zijn ja zegt die soldat hij zegt die soldat stel het goed, ik zegde tegen mijn kennissen goed kijk goed kijken er zijn soldaten op het land er zijn er agter ons en er zijn er op de kalseide goed kijken
Dus er was vreugde er was gezongen muziek spelen er was zooveel plezier en ik zegde voor mij begint de oorlog voor goed alles is voorbij is mijn man gevallen? ? Leeft hij en elk zegde morgen om 3 uur staan wij op en gaan naar huis, ik zegde we moeten wagten naar mijn broeder we moeten weten hoe het in het dorp is neen we gaan naar huis, hebben wij een huis is het niet in gruis , we gaan al te zamen in de fabriek is ze nog geheel ewel in ’t klooster , betstaat het nog , in de kerk bestaat het nog vroeg ik als aan, laat ons wagten zegde ik , nu alle male op laden pakken maken en vooruit naar Grimbergen, mij kindjes op die kortewagen geladen zoo koud geijseld, als ik bij de boer kwam hij zegde dat ventje zal niet overleven hij is bijna versteven en zo mager zoo teeder enfin we gingen, er waren nu geen soldaten mede die zegden die mensen moeten hier binnen me stonden alleen, we zien als maar soldaten, soldaten van wat volk zeide gij vroeg ik eerste saseur tweede ssaeur , geen derde sarseurs waarom vraagt gij dat zegde er een omdat mijn man soldat is,, soldat is soldat neemt een ander soldat, dus ik werd bespot
25 wij waren maar enkele uren weder op ons stroo al met eens al die mensen, zegden we gaan naar Moen terug nu ’t was zondag me zaten in de mis de priester zegt de belgen komen van Aalts de belgse soldaten de helden waar gaan ze tegen met muziek alle sosietijden natuurlijk we stonden te kijken ik zag een bende peerdevolk en ze hadden in hun handen een schaar ik zegde tegen een wat doet gij met die schaar, ewel zegt hij wij hebben een lijst van vrouwen die moeten hun haar afgesneden woorden, en ik hoorde seffens kom maar eens in dit straatje en ze sloegen gans het huis en meubels kapot en die vrouwen liepen op zolder maar het hielp niet in eenige oogenblikken was hun haar afgeknipt en haar en kamen vloog op straat ik ben alzoo in twee straten meegesleurd geweest met de massa van volk die daarnaar stonden te kijken van die mensen die hun haar afgeknipt wierden door die soldaten, ik zag t’hans andere soldaten saseurs te voet ik zegde tegen een kook van waar zijde gij van Moescroen, waar is mijn man, hij was vroeger bij de derde saseurs en nu is hij bij de kannoniers,’t is niet waar zegde hij de sasseurs was is nog sasseur dus er kwam een jongen soldat ’t huis van Vilvoorde hij kwam van de tram van Brussel de mensen namen hem vast en ze droegen hem in zijn huis binnen triomf
24 met mijn broeder gaan vragen of boer ging mede gaan met mijn broeder naar huis, wij klopten daaraan die poorte t’en drie van de morgen die boer was nu zoo ziek van de griep, hij vroeg aan mijn broeder neem mijn zoon mede hij was misschien 15 jaar draag hem goed zorg, en die boer zegde als ik kan naar huis komen mogen die kinderen en oude mensen en pakken op onze wagen geladen worden en ik moest de kortewagen voeren zonder pakken zulle, nu die mensen vertrokken naar huis en ik naar Vilvoorde. Ze gingen om ons komen de die weg waren, nu we trokken naar Schaarbeke een wandeling om te kijken wat de soldaten agter geladen hadden op de treins en wagons er was daar volk, volk ik ging ook kijken en ik zag daar een wagon met kante glazen ik dagt wat dat ze mede nemen al met eens,, een schot , wat is ik was weg zulle op de baan naar Vilvoorde Ik zegde ik ben bang in al die hutsepot we gingen terug naar Vilvoorde en s’ avonds en nog vele dagen was er ontploffing in de statie in Schaarbeke, nu we waren
23 Van Moen en Mechelen ik en mijn broeder gingen mede ’t was een lange kalsijde en soldaten en soldaten ’t was moeilijk wij te voet en langs ons altijd soldaten als wij aan de Mechesel poort kwamen ik zag daar een boer met een wagen die uit die poort kwam het was een man van ons gemeente ik zegde waar ga gij naartoe naar mijn huis de oorlog is gedaan het hangt uit gij zult het kunnen lezen den 11ste November 1918 is de wapenstilsand zegde hij gij, kunt denken wat dat was, zeere door Mechelse poort ja er hing daar een papier met de wapenstilstand seffens in de cinema zaal zatten de Moense mensen en die kinderen van mijn broeder en allen kwamen bij ons en ze zegden er is al veel volk van ons parogie weg naar ons parogie ja zegden ze seffens van waar komt gij van Vilvoorde o we gaan mede naar huis we slapen een nagt in Vilvoorde en s’ morgens vroeg met 7 mannen waren we weg op reis, ik ging mede van Vilvoorde naar Grimbergen want Vandeburi waren van een jeugd vriendinne van Liza Maroy mede gaan wonen naar Grimbergen en ik ging mede
22 Ik was die dagen vergeet agtig want de vrouw van mijn broeder die in ’t jaar 1916 gestorven was in den ouderdom van 32 jaar, die vrouwe was maar twee dagen begraven in Maxemzele (Mazenzele) die vrouw was maar 32 jaar ze had 4 kinderen ik en mijn broeder hadden naar die begraving geweest van Aalst naar Maxenzeel te voet dat is niet gemakelijk en ’t is zo triestig die kleine kinderen met een stijfvader agterlaten droevig hé en alzoo waren wij in Opwijk op Allerheiligen . S’’ anderdaags s’ morgens weder op reis naar Mechtem, Wolvertem Vilvoorde ‘t was verre zulle langs kalseiden t’ was donker als we aankwamen, de wagens wierden afgeladen in een klein fabriekske ’t was donker en het regende als alles afgeladen was kwam iemand zeggen alles opladen en weg naar ‘t gildenhuis Vilvoorde, nu we geraakten daar en elk kreeg wat stroo en elk plaseerde hem in een hoek want er waren daar veel huisgezinnen al in die zaal dus ieder familie maakte een groepje, we waren daar een tijdje en op een dag ze zegden een parogiaan zegde ga gij mede die wees kinderen van u broeder zijn met de vlugters
21 wij binnen bij Rimbout en we woonden en sliepen in een schoon hovenbuur ons boeren zegden we gaan niet verder, en al die mensen die in de zelfde straat hadden van ons vlugtelingen bin genomen dus we waren er heel goed, maar de zelfden nagt kregen wij al de spaanse griep zegden ze we waren erg ziek en me kregen medecijn van een dokteur de ziekte duurde niet lang, in alle geval we waren ingeschreven in Moorsel om soep en eten te halen, dat was zeker omtrend een uur gangs om soep te halen ik en mijn broeder een ketel en ik een schorte op gevuld met brood en we moesten nu en dan ons zetten van flauwte met die griep en zoo geladen, we geroohten tog bij onze boer en de wagens stonden gereed bespannen met de peerden en wij seffens op de wagens en weder weg zulle vooruit er was gevaar voor de peerden en mans volk en alzoo vooruit naar Moorsel Baerdeghem Opwijk in de tap geslapen het luidde ’s morgens ik zegde wat is er nu te doen in de kerk ’t is Allerheiligen zegden ze en alzoo blijven wij hier nog deez dag ook
20 Edelare geslapen in t’ klooster ‘sanderdaags de 2 soldaten om 9 uur om ons naar Matter St Conelus Oorbeke Segelsem Michelbeke Geslapen Vanwaembeke op zolder ’s anderdaags om 9 uur de twee soldaten om ons naar Maria Oudenhove Erwetegem Steenhuize bij een boer in de schuure,. DenderhouttehemVandevelde kamer boven geslapen, al de vlugtelingen moesten bijeen blijven in een fabriek in Aalst die twee soldaten moesten ons tot in een fabriek in Aalst brengen
Maar wij hadden 2 boeren bij ons iedere boer 2 groote wagens mede en die wagens waren bespannen met peerden en die boeren diervan naar die fabriek in Aalst niet gaan ze waren bevreesd dat de peerden gingen gepakt zijn van het duist leger en alzoo reden wij tot buiten Alast ’t was dan goeverment gebied en wij kwamen uit Etappen gebied of kont gebied we zaten nu op ons eigen we hadden geen soldaten meer mede, we vroegen plaats bij een boer op laatste boordje van Aalst, maar de poort was gesloten en we moesten zoo vragen en vragen om op het hof te geraken de mensen waren bang van ons,, tog gerakten
19 het voor berd weg en ze namen mijn koffer en ze zetten ze op de wagen en ze zetten mijn oude moeder en nog 2 oude buurvrouwen en de oude vader van die boer en ze moesten al op koffer zitten die oude mensen kunnen niet te voetweg. En die kleine kinderen wel 15 moesten ook op die wagen en ik zelf moest bij de kinderen zitten om die kinderen te letten dat ze niet zouden afvallen Ik had een soort kanasiaire aan mijn schouder hangen en er was brood in en wat breedsel en een broodmes, en ons mede reizigers en de voetgangers met hun kortewagen kwamen nu en dan een stuk brood vragen als ze honger hadden en alzoo waren we op reis er zat niemendal in mijn koffer want ik wist niet dat ik die koffer ging kunnen mede nemen, had ik dat geweten ik ging ze vol stoppen met ons noodige kleren, maar ik kon ze niet voeren ik had mijn 2 kinderen enfin we waren op reis van Moen naar Bossuit Autrijve Slaphie Ruie Berghem geslapen in de schuur bij Deraedt om 9 uur waren de soldaten daar weder om ons , weg naar Melden Leupegem
18 De 16de Oktober 1918 kwamen twee duitse soldaten om 9 uur s’ morgens en ze zegden ge moet hier weg er mag hier niemand blijven, waar zijn die mans personen ze moeten allen mede gaan met vrouw en kinders, maar het mansvolkwas weg Ze waren benauwd dat ze gingen naar Duitsland gaan er waren geburen die mij zelve zegden ga niet mede met de soldaten ik zegde ik heb liefst te gehoorzamen aan de soldaten ik weet niet wat hier moet gebeuren en alzoo ik en mijn 2 kinderen oude moeder en zuster gingen voort, mijn oudste broeder die nevens ons woonde vlugte al zijn meubels weg en als de soldten zegde’t is negen uur mijn broeder was weg en zijn vrouwe was nog in huis en ze wilde ook in de rigting van haar man die soldat zijde allen moeten mede met ons we zijn het gekommandeert en alzoo was die vrouw en vijf kinderen mede met ons, zonder haar man eenige minuten van ons huis was een boerenhof er stonden daar twee wagens geladen met eten en meubels van die boer, die twee soldaten deden van een wagen
17 we mogten niets bijons hebben niets s’morgens op 5 uur notte sap met alve snee droog brood, t’twaalf s’noens een assiet soep s’avonds 5 uur choerapen met met krokus en dit was ons eten slapen op een zak van 1 man ik dagt dat er steen in zatten ik had een schoonzuster die meid was in Kortrijk ik heb haar eerst gaan zeggen dat ik naar ’t gevang ging en ze bezorgde mij brood vlees chocolat ik had beter eten dan t’ huis, maar ik kon daar niet rusten, men zegde als aan we zullen nog moeten vlugten en ik dagt moesten zijn nu vlugten waar zal moeder zuster en kinderen zijn, nu de zes dagen waren weg en wij weg uit Kortrijk zu zeere naar huis t’ was gelijk loopen dat we deden, nu de mensenzegden die in t’ kot gezeten hebben zullen stem regt hebben , en waarschijnlijk de vrouwen hadden vroger geen stem regt en ’t hans wel, nu we werken en verzugten en verlangden als aan voort , Nu we waren weder op reis met ons zessen vrouwen , met chicorijpoier en als we t’huis kwamen negen uur van den avond mijn moeder en zuster zegde gij moogt naar de plaatse gaan agter ons rantsoen, voor dertien fr per man 13 f per man wat gebeurd er nu, ik heb nu geen goeste twintig minuten verre 13 f per man zoovele geld, ik ga niet s’anderdag om 3 uur s’morgens vlugten.
16 neen mijnheer, we hebben niets mede we gingen nog maar juist gaan vragen agter kolen hij reed weg naar het dorp wij mogten agter hem naar zijn burau agter ons kaart het liep daar al vol met duiske soldaten we kregen ons kaart terug enkele dagen nadien kregen we een brief van de champetter wat hebt gij nu gedaan zegt hij; ik en mijn schoonzuster vertrokken te voete naar het groot gevang naarKortrijk het groot gevang selle 7 trek ze maar binnen voor 6 dagen ieder ik en sus we zatten er met 4 mensen in we mogten betalen 20 mark, ieder er stond daar een duitse soldat 20 mark betalen zegt hij tegen mij ik zegde ik heb geen geld wat doet doet u man hij is aan tfront en ik heb 2 kinderen gij hebt peerden zwijnen koeien ik zegde ik heb niets mijn schoonzuster zegde ik heb geen geld we mosten op de koer gaan zitten van ’t stadhuis totda al de processen afgewezen waren we trokken dan wel met 10 mensen 2en2 en 2soldaten aldoor percelle straatje weg naar t’gevang ik zegde mijn man zoude mij nu moeten zien gaan gevang is weg er is geen meer in kortrijk.
15En die duits schreef ons op voor smokkelaars ik weende ik zegde mijn man is aan het front ik heb twee kleine kinderen een oude moeder en een zuster er is niets aan te doen ik moet mijn pligt doen peisde dat hij dat zegde ik was bang dat ik een maand ging moeten in ‘tkot zitten ik dierf niet meer smokkelen, die kamerat van mij ging als aan voort ze heeft niemand meer gezien van duist Nu ik had een tijd te voren al gepakt geweest voor smokkelen, er waren geen kolen we kregen nu en dan wat hout de boomen wierden uitgedaan op de progie en dat wierd verdielt en verkogt aan de mensen van on progie ik moest altijd mede om ons rantsoen en nu opeens mijn broeder zegt mijn schoonzuster heeft bij ons geweest er zijn daar kolen te krijgen maar wij mogten van ons progie niet gaan en die schoonzuster woonde nu een maal op een andere progie mijn broeder zegde als ik gepakt ben ik zal in duitsland gesteken zijn ik zegde ik wil gaan als u vrouw mede ga want als ik gepakt ben, ik zoude niet geern alleen zijn bij die soldaten, we gingen ik en mijn schoonzuster dat was misschien twintig minuten dat wij op die ander gemeente gegaan waren een Duits soldat u kaart ge zijt smokkelaars !!