Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Weet gij hoe die bruggen gemaakt zijn! ’t Is juist gelijk eene reke zaagschragen, al neven malkander gezet; daar twee balken met schenen over gesmeten, en roef, erover! Alles kraakt en wikkelt; ‘t Is een vreezelijk dingen om zien, vooral als ’t gebeurt dat men te midden eene brugge van twee of drie honderd voeten langde, stil moet staan omdat de beweginge van de brugge te groot is.
’t Was reeds sedert vier dagen dat we dapper vooruit gingen. Morgen zeide men ons, zullen we tot san Francisco toekomen: vreugdig om dat nieuws kroopen wij ’s avonds omhooge in ons bedde, ’t is immers geheel in den top van de voituren dat die bedden zijn. Maar eilaas, wij waren der nevens. Omtrent 1 ure ’s nachts wierden de machinisten geware dat er eene bende koeien langs de bane op de berg liepen; om die vreesachtige dieren te doen van het convoi wegvluchten, schuifelende zij gedurig; inderdaad zij liepen langs alle kanten verbaasd weg, ja zij kwamen over den ijzerweg naar de Humbolt rivier toe, en alzoo gebeurde ’t dat er twee, die ook vluchten wilden, hunne pooten door een brugsken schooten en van het convoi in stukken gereden werden.
Gemakkelijk is het om verstaan dat het convoi van de schenen liep, nochtans, niemand en was verongelukt! Maar wat gedaan? Wij stonden daar nu, op eenen groten afstand van twee statien, met meer als 150 reizigers! Luistert: Eene tafel wierd uit eenen wagon genomen en in de weede geplaatst, terwijl een van de conucteurs eenen draad van den telegraaf losmaakte. Instumenten wierden bijgebracht en welhaast speelde de telegraaf juist gelijk in de steden. Men kondigde ons ongeluk aan in de naaste statien; twee machinen kwamen op, met volk en werktuigen, en om 9 uren ’s morgens was alles effen.
In de “Gazette van Kortrijk” lezen we het volgende: “In 1873 werd hij door de bisschop, Mgr Segers, naar de Westkust van het eiland gezonden, om daar een nieuwe missie te stichten. Daar was hij de enige blanke in dat ongastvrije oord, waar de woeste inboorlingen mensen eten, en leven van Roof en zeeschuimerij.
Te Hesquiat richtte de heldhaftige priester, gans alleen, doch niet zonder de grootste moeite, een missie in.
Gedurende het eerste jaar zijner bijzonder lastige zending, braken de pokken uit, en de hoofdman der wilden verloor door de smetziekte zijn vrouw, zijn dochter, zijn zuster en haar familie. Gelovende dat de blanke de oorzaak was der plaag , loste hij twee vuurschoten op de heldhaftige missionaris, waardoor de hand verbrijzelt werd en hij erg in de rug werd gewond.Hij werd gered en herstelde in Victoria.
Eerst 11 dagen later kwam een dokter hem verzorgen. De moedige priester genas tegen alle verwachtingen in. Later heeft hij nog meer dan een aanslag op zijn leven doorstaan, doch hij ontkwam al die gevaren zonder letsel. Langzamerhand gevoelden de wilden de verzachtende invloed der christelijke leer, en op dit ogenblik zijn er te Hesquiat geen heidenen meer.
Toen Z.H. Aartsbisschop Orth zijn waardigheid neerlegde, werd de E.H. Brabant bestuurder van het diocees te Victoria. Nu drie jaar later(1876) werd hij opgevolgd door Mgr. Macdonald.
Priester Brabant was zelf bisschop geworden, doch over vele jaren dodelijk gewond, bleef hij zulke letsels bewaren, dat ze zijn leven lang een waar afsteeksel zouden geweest zijn voor zo een verheven waardigheid. Mgr. Brabant trok zich wegens ziekelijkheid terug in het Sint-Jozefsgesticht, waar hij in juli zacht in de Heer is ontslapen. Hij Overleden er op 4 juli 1912
Mei 1908, een Belg Aartsbisschop in de Verengde Staten. De Eerwaarde pater August Brabant, afkomstig van Kortrijk.(Rollegem word niet vernoemd) volgt Mgr. Orth op, die uit hoofde van ziekte, zijn bisschoppelijk ambt heeft moeten verlaten als aartsbisschop van Victoria. Sedert lange jaren reeds, wijdde de ijverige missionaris zich toe aan de voortplanting van het geloof tussen de Roodhuiden der westkust van Noord-Amerika, waar hij zeer geacht werd.
Sedert de opofferende werking van E.H Brabant is de Westkust zeer veranderd. Er is nu geregelde stoomvaartverbinding en zelfs spoorweg. En de Benedictijnen oogsten nu te Hesquiat en Clayoquot de eerste vruchten van het zaad met zoveel bezwaren uitgestrooid door de Rollegemse zending den E.H Brabant.
Hij was de eerste priester die permanent verbleef aan de westkust van Vancouver Island sinds het vertrek van de Spanjaarden in de late jaren 1700. Brabant kwam aan als 29 jarige katholieke priester aan boord van de achtentwintig- ton schoener Surprise, en hij zei de bediener te worden van “ de armste kerk van het christendom op Hesquiat, aan het noordelijke uiteinde van de Clayoquot Sound, over een vier uur durende boottocht vanuit Tofino. Zoals reed hoger beschreven werd hij niet lang na zijn aankomst getroffen in zijn rechter hand, door hagel uit het geweer van “Chief Matlahaw”.Terwijl zijn wonden werden verzorgd in een kreek, beschoot “Chief Matlahaw” hem nogmaals , deze keer kreeg hij de hagel in zijn rug en schouder. E.H. Brabant werd gered door een Britse oorlogsman HMS Rocket. De priester werd overgebracht naar Victoria alwaar hij herstelde. De reden van dit voorval was te wijten aan het feit dat“Chief Matlahaw” dacht dat de priester de oorzaak was van het uitpreken van de vreselijke ziekte “de pokken” . Na zijn herstel kwam de priester terug, hij steeg in zijn reputatie, hij sprak de plaatselijke taal welke hij had aan geleerd, hij deed er de mis, leerde ze het Onze Vaderen verzette zich hardnekkig tegen Nuu-chah-nulth sjamanen. Doch ze verweten hem voor de afwezigheid van voedsel. Ze lachten om de leer, waar in zij hen onderrichte. Met het kruisteken kon hij niets aanvangen, hij was geen blanke man, nog indiaans, hij was voor hen en “Chigha” de duivel.
Zoals reeds eerder gezegd een schoon boerendorp aan de rand van de stad, met namen die klinken als bellen, we lopen ze even af
In de Walleweg vinden we twee hofsteden; het “Hof van Odo” en “Goed Te Castaigneboom” Walleweg 101 is een historische naam, de hoeve ligt aan de rand van de gronden van het leen. Geen enkele andere hoeve hoorde tot dit leen. Het is een gesloten vierkant hoeve. De oudste vermelding is 1744. Hier is de landbouw nog voor lang verzekert.
In de Munkendoornstraat, aan de knok vonden we op het nr. 125 “Rollegemknock” een gesloten boerderijtje met een toegang langs de straat, op deze ogenblik heeft het alleen nog een woonfunctie.
In die zelfde straat “t langhof” bij het nr. 180 ook op vandaag niets anders dan een privaat woning, eens de tros van een landbouwer. Het was een van de weinige langsgeveltypes in de Kortrijkse regio.
Bij het nr. 222 staan we bij “Brouckaertshof” een open vierkantshoeve, de oudste gegevens 19de eeuw ook hier is geen landbouw meer sinds 1979, het is een privéwoning.
Bij het nr. 135 staan we bij het “Goed te Imbrecht” ook hier is enkel de woonfunctie behouden. Oudste vermelding 1771. De naam verwijst hier naar de uitbaterfamilie, welke in de eerste helft van de 20st eeuw de hoeve bewoonden.
“Goed te Schoore” bij het nr. 240 met de oudste vermelding 1767, met de naam die verwijst naar de uitbaterfamilie Schoore, het bedrijf was gespecialiseerd in nijverheidsgewassen, met andere woorden
Hij stond bekend als een vlasboerke. Ook hier is het verleden tijd, het is alleen nog een woonfunctie.
“Het Domein” bij het nr. 274, hier gaat het om eer recente hoeve, de oudste vermelding dateert van 1936, hier is de voornaamste bezigheid kippen en zoogkoeien.
We verlaten de Munkendoornstraat en trekken naar de Kannestraat.
Eenige maanden later verliet Mijnheer Brabant huis en thuis, broeder, zuster en maagschap, om Gods willen, en trok henen naar het land dat God hem toogen zou, op zoek naar honderdvoudige belooningen van ’t Evangelie, en naar ’t eeuwigdurende rijk des Hemels. Hij ging te schepe binnen An,twerpen, den 28 oost 1869, wezende zijn patroondag, en was, in het afreizen tot aan Vlissinghe vergezeld door zijnen Heer Broeder; Heer Julius van de Ghinste, zijne rechtzweer, subdiakensedert 31 juli laatstleden; de Heeren Arthur Croquison en broeder Schelstraete en Alphons Ghyoot, studenten ter Hoogeschool te Leuven.
Bij zijn aanlanden in America schreef hij eenen langen brief, waarvan de voornaamste uitreksels luiden als volgt:
“Vertrokken uit Belgenland, 29 Augusti, ben ik eindelijk, 18 october, in Victoria toegekomen.
Dijsendag, omtrent 8 uren ’s morgens, verlieten wij Detroit en kwamen,’s avonds om 7 uren, in Chikago toe; des anderndags,’s avonds om 9 uren1/4, verlieten wij die schone stad, en om 4 uren ’s morgens reeden we over de Mississipi. Meer als twee dagen enzagen wij bijkans niets anders als weeden en effenen grond. ’t Is eene woonderbaar schoone streke, die maar de werkzame hand van den landbouwer af en wacht om rijke vruchten voort te brengen. ’t Was daar, aan den kant van een kleen water, dat wij de eerste indianen of wilden zagen. Hoe stonden zij te kijken naar het convoi.
’t Was tusschen 10 en 10 uren ’s avonds als wij in de nabijheid van Omaha kwamen. Nooit in mijn leven en heb ik zulken avond gehad! Voor alleer wij in de stad of beter het dorp Omaha traden moesten wij de Missouri overvaren. Wij trokken dan allen uit het convoi en naar de boot, tien minuten verre, logement in de stad gaan zoeken. Het regende en bliksemde, gelijk ik het nooit rond Kortrijk geweten hebbe, en het was helledonker!
Iedereen trachtte in een voiture te springen, zoodanig dat er geene plaatse meer en was als wanneer wij het ook meenden te doen. Wij trokken dan te voete naar de stoomboot, wij waren nat en ’t was al! Maar over de riviere was het wat anders! Wij waren nog eene kleene halve ure van Omaha; het regende slagwater, het donderde van langs om meer, en wij zagen geen vijf voet vooruit:wij moesten erdoor en wij en kenden den weg niet, en ’t en was niemand om ons te geleiden. Nu, wij deden wat wij konden, om het licht der voituren te volgen, maar ’t was eene state ten minsten zoo slecht als de vuilste staten rond Kortrijk, en wij slierden van den eene kant naar den anderen. Welhaast maakte ik mijn bedde, wij lachtten gelijk zotten en wij zweeten dat wij
Leekten. Mijne moet hernemende, riep ik tot de andere; Vogt mij na, komt! Ik had een reiszak op mijn schouderen en mijnen hoed onder mijnen arm, haastig gingen we vooruit, toen ik al met eens, slibberende, onderste boven in eene dijk van misschien 15 voeten diep rolde. Daar lag ik nu, en ‘k weet niet hoe het kwam, ik kon er bijna niet uit, zoodanig van het lachen.
Nooit en heb ik zulken geestigen avond gehad, maar ook nooit zulken schrikkelijken. Als wij ’s anderendags van Omaha vertrokken, ’t was om bijkans drie dagen in het convoi te zitten, zonder staan, of ’t en zij om voedsel te nemen. Op 25 september waren we reeds over Cheyenne; aldaar zagen wij het ijs op het water; de sneeuw lag op den grond, en ’t was bitter koud; wij trokken onze winterkleêren aan en de stoven wierden ontsteken in het convoi. Geen wonder dat het koud was, wij waren immers meer als 8000 voeten boven de vlakte van de zee. We waren op den berg geklommen zonder het vele te merken.
Wij hadden en haast niets anders als bergen en rotsen van Sumnutberg tot aan de Californien. Ik weet wel dat het op een zondagmorgen was dat wij naar een plaatse, Primontery genoemd, opreeden. Een tweede stoomsleper nam de helft van onzen trein, en in 20 minuten tijds waren we meer als drie duist voet hoog gevoerd! ’t Bijna ongeloovelijk, niet waar? Toen wij aan de Nevadabergen kwamen, hadden wij de schrikkelijkste Tooneelen. Duikers van twintig minuten lang, door de hardste rotsen geboord, en valleien van drie honderd voeten diepe, waarover een krakend brugsken lag!
Brabant August: Geboren op 23 oktober 1845, broeder van Prudent. Zijn oudstgekende voorzaat op Rollegem is Pieter Joseph Brabant, geboorte van Leers, over Herseeuw. Getrouwd met Maria Lezy, ook van Leers. Bij het kopen van zijn hagepoorterschap van Kortrijk, noemen ze hem op 3 juli 1742 “ Pierre Joseph De Brabant, fils de Noël, né à Lers, maintenant à Rolleghem”
Van Brabant –Lezy komen rekewijs: 1° Antone Brabant, man van Maria malfait.
2° Frans brabant, man van Chatharina Herbau.
3° Pieter Joseph Brabant, man van Chatharina Van Overschelde.
4° Maria Ludovica, leopold, coleta, Polydoor, Prudens, en August, allen ongetrouwd.
Priester gewijd te Mechelen op 19 december 1868.
In Antwerpen ingescheept naar Amerika op 28 augustus 1869, aangekomen in Victoria op 18 oktober 1869
Missionaris in Amerika: bestuurt er een tijd het bisdom waaraan hij toebehoorde. (Victoria Brits Columbia)
Wat Meneer August was als priester vernemen we vanuit “Rond den Heerd” 1870, blz. 316, evenals uit het opstel van E.H. Vander Heyde, The American College Bulletin. Louvain, 1912-13-14.
Menheer Augustinus Brabant, een deftige en ijvervolle missionaris, van wien Vlaanderen eere zal halen, ist ’t hopen werd in 1845, te Rollegem geboren, van een christelijk en welstelende ouders, welke hij nooit gekend heeft. Hij werd opgevoed door zijn nonkel. Zijn vader immers, Pieter Joseph Brabant, stierf te Rollegem, den 28 april 1847, en zijn moeder, Katheline van Overschelde, ’t volgende jaar, den 5 oktober, achterlatende Polydor en Ludovica Brabant, alle beê jong overleden te Kortrijk. Coleta, Heer August voorzeid, en den eerweerdigen Heere Prudens Brabant, surveillant in de kostschole te Dixmude, en priester gewijd te Brugge den 7 november 1869. Dit was acht dagen voor dat onze eerweerdigste Bisschop naar ’t Concillie van Roomen toog.
Heer August deed zijne eerste scholen bij Meester Felix Benoot, te Marke, en zijne latijnsche scholen in ’t collegie van sint Amand, te Kortrijk. Hij was te enden zijne Rhetorica den 10 oost 1865, en trad, korts nadien, in het Americaansch semenari, te Leuven, onder Monsignore De Neve.
Tot priester verheven binnen Mechelen den 19 december 1868, zoo zong hij ’s anderdaags, ten 10 uren zijne eerste Messe in Sint Rochus, te Kortrijk, zijne aangenomen prochie, hebbende voor Diaken Heer Camil Maes, inboorling en student van Kortrijk, en nu eensgelijks Missionaris in America, en tot Subdiaken Heer Prudens voorzeid. Heer Pastor Eduard Verraes droeg de cappe en stond Index Den volgende Zondag zong August eene solemnele Messe van dankbaarheid in ’t Collegie, alwaar hij studeerde, present zijne leermeesters, en talrijke medegezellen van vroeger date, die allen zeer in den Heere verheugden over het onmeetbaar geluk dat hun kind en broeder,dezer dagen , was te beurte gevallen.Hij was de 1ste priester die permanent verbleef aan de Westkust van Vancouver Island (Canada) Hier stichte hij de 1ste Europese religieuze missie. Van 1875 tot 1908 werkte hij in Hesquiat( een van de wildste kustgebieden)
Vander Meersch Modest: Geboren op 19 april 1813, was de broer van Pieter August.
Ook hij liet een boekje drukken bij Casterman Doornik. “Notice sur le Tiers-orde de Saint François, par M.l’Abbé Vander Mersch, directeur des Pénitentes, dites Sœurs-Grises, à Werviq, 16 bl.18°
Directeur van Wervik en missionaris van het bisdom voor heiligenzending.
Pastoor te Woesten, alwaar hij komt te overlijden op 17 juni 1882.
Een van onze voorgangers was niemand minder dan Kamiel Vallez, een thuiswever, pijpenroker, liefst in een stenen pijp, ik kan het weten, ‘k heb er nog spijt van dat ik ze niet allen heb bij gehouden, welke uit de grond zijn boven gehaald. Maar vooral was hij een verwoed vogelvanger. Op het menu gaf hij de voorkeur aan spreeuwen. Ze waren zeer lekker om te eten. Vanuit de achter venster had hij een verzicht op den open kouter, tot aan de “Plaatse molen” of den molen van Vandemeersch nu den molenkouter.
Toen was er nog geen sprake van een hotel zoals nu, toen dat den eenarm, de “gazette bedeler” er kwam, stond daar een klein kotje voor wat “logting” matreaal er in te plaatsen. Nu noemt men dat een tuinhuis. De man had dat naar zijn behoefte niet van doen en met enkele honderd franken minder pacht werd het kotje afgebroken en vervangen door een varkenskwekerij, wat later zou het een kolenhandelaar zijn, en nog later wat het nu is “hotel”. De doening waar ik over spreek was een tweewoonst, heel waarschijnlijk gebouw na den brand die gewoed had in de kerk zo een paar honderd jaar terug. In het huis zelf ligt een balk uit 1761, met een houtsculptuur de “ Franse lelie” .
Nu staan er aan de overzijde evens woningen, tot nu toe kunnen we nog de zon zien daar er nog een stuk niet bebouwd is, maar van den berg is er allang geen sprake meer.
Weet, nog lang voor ik daar kwam wonen noemde deze straat de Marksestraat. Dit begon vanaf de straete naar Tombroek, naar de Oude Aalbeeksestraat, deze straat in langs de gebouwen naar Walotex, vervolgens langs den “schreiboom” nu “Renards Capelle” zo naar den café den “Smokkelpot”. Dat was het uiterste punt van Rollegem, ook genaamd den “Lergberghboom”
Die zelfde straat, een aardeweg, is dan een betonweg geworden tot aan de Aalbeeksestraat. En nog later tot aan de “Schreiboomstraat. De wegel die nu nog verder loopt is er een overblijfsel van.
Het klooster had de keuze gemaakt om een school voor mindervalide te bouwen, dan kwam er de meisjesschool en laatst de jongensschool, of minstens een gemengde school van jongens en meisjes.
De straat vanaf de Schepenhuisstraat was de Capelleweg, en deze liep langs de vroeger café “De Krielenier” en den kloef langs de beenhouwerij Vandevenne tot aan de Marksestraat.
Een grote uitbreiding van residentiële woningen op ons dorpsgebied, begrensd door de Rollegemseweg, Rollegemknokstraat tot aan den Segersweg. De gemeente was opgehouden te bestaan, het was voortaan nog een deelgemeente van Kortrijk. In 1947 was het inwonersaantal 2529, in 1974 iets voor de fusie 2545. In 1970 was er 2 ha bos.
Op 30 juni 1976 waren er 215 arbeiders en bedienden, waarvan 51 in twee confectiebedrijven en 44 in een school voor bijzonder lager onderwijs. 71% van de beroepsbevolking was werkzaam buiten de entiteit Kortrijk, Moeskroen, Zwevegem, wat tot de beginjaren zestig was de pendelarbeid naar Frankrijk eveneens van belang.