Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
In de Moeskroensestraat 15 , de “Zevenkote”, met zijn historische toponiem, lang geleden stonden hier 7 krotwoningen met een gezamenlijke buitendeur. De hoeve werd i 1898 opnieuw opgetrokken, na afbraak van de bestaande, die wel dichter tegen de weg stond. De hofstede was vroeger in de volksmond bekent onder de naam “Boerke Bonte”, hij leverde regelmatig aan particulieren in Moeskroen.
In 1920 kwam Georges Vanhoutte uit Anzegem op de hoeve, die was toen 4ha groot. Tijdens den Tweede Wereldoorlog namelijk in 1945 staken de Duitsers de loods in brand met fosforgranaten, omdat Georges een weerstander was. De balk, met de ingekerfde bouwdatum werd aan dokter A. Debeurme uit Marke geschonken, met de vermelding 1898. Ook hier is het vooruitzicht positief dank zij de gunstige gewestplanligging, en de jonge uitbaters.
Moeskroensestraat 24, de “Hoeve Ghequiere” de naam hier verwijst naar de huidige uitbaters. Het is een gesloten vierkantshoeve met open ingang, de oudste vermelding 1756. In 1945 werden de gebouwen aanzienlijk beschadigd door een neventreffer van een V1; ook hier is de toekomst van de hoeve verzekert, de gunstige gewestplanligging en de jonge uitbater.
In de Schreiboomstraat nr. 68, in de volksmond werd deze hoeve vaak als “ La Ferme Brou” benoemd, de familie bewoonde de hoeve tot het begin van de 20st eeuw. Nu draagt ze de naam “Te Brou”.
In 1756 was Frans Hoornaert de uitbater. In de 19de eeuw werd de familie Brou de nieuwe eigenaar en uitbater. Deze Franstalige vrijgezellen schonken in 1910 hun hoeve aan het armgoed te Kortrijk.
Rond die tijd verdween er een hoeve op de Rodenburg te Marke en werd Karel Vandewoestijne de nieuwe uitbater. In 1979 werd Christine de uitbaatster samen met haar man Michel. Gezien het gunstige gewestplanligging blijft het niettemin verzekerd voor de toekomst.
Verdonck Hendrik: werd geboren op 21 september 1861, hij was de zoon van
Hippolijt en Rosalia Warrot, en neef van Frederik Verdonck, wijlen pastoor van Beernem.
Hij werd priester gewijd te Brugge op 27 december 1887.
Hulpaalmoezenier van den “Aviso” (schoolschip van de staat tot bewaking der visserijen.) op 1 september 1888.
Onderpastoor te Spiere op 27 december 1904
Pastoor te Kooigem op 17 april 1914, hij werd er geïnstalleerd op 24 mei 1914
Aan zijn geliefde parochianen ontrukt, op 16 maart 1915.
Samen met E.H. Vande Ghinste, beiden brouwerszoons uit Rollegem. Zij woonden er een straat verschil in hun leven, liggen nu zij aan zij voor de noordwestgevel van hun kerk begraven.
Brabant Prudent Geboren op 19 augustus 1843, zoon van Pieter, Joseph, overleden op 28 april 1847. Catharina Van Overschelde, overleden, 5 oktober 1848.
Daar hun ouders vroeg overleden, werden hij en zijn broeder August, groot gebracht op Walle, ze brachten de eerste schooljaren door te Marke en later naar het college van Kortrijk.
Priester gewijd te Brugge, extra Tempo, 7 november 1869, acht dagen vòòr dat de bisschop naar het concilie van het Vaticaan vertrok.
Onderpastoor, en bewaker te Dixmuide
Pastoor te Sint-Jan bij Ieper.
Pastoor te Pollinhove, alwaar ontslag en overlijd te Overleden op St. Rochus te Kortrijk op 3 september 1912, begraven op het St. Jans kerkhof.
In de hoevedreef 12 is de hoeve “Dadecotboghaert” gelegen, een historische naam voor een gesloten U-vorm omwalde hoeve tot 1970. De date met de oudste gegevens, leesbaar in op een metalen plaat boven de voordeur tot de jaren zeventig. (1799) deze hoeve dateert zeker van de 17de eeuw gezien de hoeve verlaten was in 1629. De hoevestructuur bleef ongewijzigd tot 1964, toen men het pootgebouw afbrak. In 1970 werd de wal volledig gedempt. Deze wal had een dubbele functie, namelijk bescherming en ontwatering. Deze hoeve staat immers in de alluviale vlakte van de Fabrieksbeek.
In de Kwabrugstraat nr. 218 is de hoeve “ De Commerce” gelegen, een historische naam, in de hoeve was het café “De Commerce”ondergebracht. Het was omstreeks 1900 dat in op de hoeve een café werd ondergebracht. De familie Claeys welke zich vooral in de aardappelen specialiseerden was de uitbater. In 1921 kocht een metser van beroep een zeker Lenvain uit Nederbrakel de hoeve met ongeveer 3 ha hij breide ze uit tot 11 ha. Tijdens den Tweede Wereld oorlog doken voorname Kortrijkse figuren onder op deze hoeve. Het was tijdens of juist na de oorlog dat de café activiteiten werden stopgezet. De toekomst is hier wel onzeker door de eerder ongunstig gewestplanligging, de beperkte oppervlakte en de onbrekende opvolging.
Tombroekstraat 66, “Nevele-Roosendaal” historische toponiem, de hoeve maakte deel uit van de heerlijkheid Nevele-Roosendaal. Een open U-vorm, reeds in 1601 had deze hoeve een rechthoekige wal. De toestand bleef ongewijzigd tot einde 19de eeuw. Omstreeks 1900 werd het linkerdeel langs de weg gedempt, en in de jaren vijftig werd de wal achter het woonhuis gedempt, tot in 1964 het deel achter de schuur. In 1907 werd baron de la Kethule de Ryhove de eigenaar. In 1945 werd de hoeve verkocht door de baron, sinds 1979 baat de huidige eigenaar dit verzekerd landbouwbedrijf uit, dit door zijn modern inrichting en gunstige gewestplanligging zeker een toekomst heeft.
Ter hoogte van de Tombroekstraat 112 komen we aan de “Tombroektramstatiehoeve” een gesloten hoeve met open ingang. De eerste gekende uitbater Jan Sop omstreeks 1756. In 1810 werd de hoeve om een onbekende reden praktisch volledig vernieuwd, de ankers in de zijgevel van het woonhuis bevestigen dit feit. Ook hier was de hoeve tot omstreeks 1900 omwald. Bij den aanleg van de buurtspoorweg tussen Kortrijk en Moeskroen ging een klein deel van het landbouwareaal verloren. In 1910 werd de hoeve voor een tweede maal grondig verbouwd. Het oude lemen woonhuis met strodak werd gesloopt. Den toenmalige eigenaar ging in 1982 met pensioen en de landbouwactiviteiten werden stop gezet. Een deel van de gronden werden verkocht. In 1986 kocht de huidige eigenaar en bewoner de hoeve welke enkel de woonfunctie behouden bleef. Ook hier is geen sprake meer van een landbouwbedrijf.
In de Kwabrugstraat 171 vinden we de “Kwabrughoeve”, de naam verwijst naar de naam van het gehucht. Vroeger liep de Fabrieksbeek over de weg heen en was de weg hierdoor onberijdbaar voor paard en kar. Deze hoeve een meerzijdige gesloten hoeve was reeds in 1834 bewoond door de familie Dubois. Deze hoeve die thans leeg staat, is voor de toekomst wel positief dankzij de gunstige gewestplanligging, de opvolging ontbreekt momenteel.
Hij ging wekelijks bij elke vooraanstaande Bruggelingen steevast zijn pijp gaan roken. In de hogere kringen keek men meestal misprijzend neer op het werkvolk. Hij verbood zijn priesters, om met de fiets te rijden of te jagen. Een oud-leraar van het Sint-Lodewijkscollege in Brugge vertelde dat de leraars nooit een rijkemanskind mocht straffen in het bijzijn van een volksjongen. In talrijke brieven aan directeurs van middelbare scholen legde de bisschop veel nadruk op de opvoeding tot wellevendheid en voornaamheid. Wie zich de ellendige toestand van de arbeider rond eeuwwisseling kan voorstellen, beseft dat er weinig te merken was van dit ideaal van uiterlijke wellevendheid. Integendeel : door dronken langs de straten te lopen, haalden ze alleen verachting op zich.
In zijn vasten brieven schreef hij: “ dat arme werkman regelmatig de ogen hemelwaarts moest wenden naar het loon dat hem te wachten staat”.
Het is pas na de eerste wereld oorlog dat hij enkele merkwaardige priesters in de arbeidersbeweging laat werken: denken we aan kanunnik Logghe. Dan pas werd het duidelijk dat hij in de lijn van paus Leo XIII ging denken. Wellicht waren de grote verwoestingen die de oorlog had meegebracht over West-Vlaanderen hier niet vreemd aan. Na den oorlog mocht hij slag op slag nieuw opgebouwde kerken inwijden en zou hij, dank zij de noeste arbeid van honderden arbeiders, de verwoeste streek als bij toverslag uit de puin zien verrijzen.
Overleden op 18 december 1931. Begraven op 24 december; De zieke jonge priester werd de bisschop die toen het langst de Brugse bisschopszetel heeft bezet. Vereerd Op 21 mei 1920 ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en van 25 bisschop, werd hij vereerd met het H. Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eerbewijs dat voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict was toegekend.
Op 7 september deelde de paus mee dat hij eigenhandig een brief zou schrijven en inderdaad hij maakte zijn belofte waar. In het Brugse archief is er geen ander voorbeeld van een eigenhandig geschreven brief van de paus. De zaak was dan snel geregeld, de school kwam er. Maar buiten deze abdijschool is Waffelaert zijn traditie trouw gebleven : geen middelbare school in handen van religieuze orden.
In alle geschiedenisboeken staat hij bekend als een van de felste bekampers van de “vervlaamsing” van zowel het katholiek middelbaar als het universitair onderwijs.
Het intellectuele niveau van een universiteit eiste dat de voertaal het Frans zou zijn. Het Nederlands achtte men hiervoor niet geschikt.
Waffelaert had schrik van de “Nederlandse cultuur” De bisschop zegt: “ Indien de Vlaamse taal bemind en bewaard moet worden en behoed tegen de zuiderse demon van Franse goddeloosheid, opdat tegelijk met de taal ook het katholiek geloof van het land en de nationale christelijke zeden behouden blijven, dan moet zij niet minder beschermd worden tegen de noordelijke demon van ketterij en rationalisme. In dien optiek kan men wellicht ook het bevel van den bisschop interpreteren om zijn priesters op de preekstoel in het “ gewestelijk plat” te laten spreken.
De bisschop zegt ook: “ de flaminganten roepen op tot ongehoorzaamheid en hypocrisie. Zijn proberen hun stelling te legitimeren door een theologische leer over het onderscheid tussen het geestelijk en het onderwijzend gezag. Het geestelijk gezag zou als dusdanig geen bevoegdheid hebben op gebied van organisatie en de inrichting
Van het onderwijs…. Welnu dit is geen theologische leer, maar een theologische dwaling”.
Het voornaamste motief voor bekamping lag in de vrees voor de verzwakking van de katholieke partij. Alles wat de eenheid van die partij kon schaden, werd door hem onverbiddelijk veroordeeld.
Reeds in de negentiende eeuw bestonden er in de West-Vlaamse colleges en seminaries belangrijke kernen van de katholieke Vlaamse beweging, denken we maar aan G. Gezelle, Verriest, enz. die de “Vlaamse tale” naar omhoog voerden, zelfs tegen de wil van en het verzet van den bisschop.
De houding van den bisschop ten aanzien van het Vlaams nationalisme was zeer scherp:” wij waarschuwen alle priesters en clerici die, wat God verhoede, openlijk of bedekt deze politiek zouden steunen, dat zij zich in een Zwaarzondige materie schuldig maken aan ongehoorzaamheid en opstandigheid tegen het wettige, zelfs kerkelijk gezag”. Deze veroordeling werd twee weken later door de bisschoppen collectief onderschreven, een zware slag voor heel wat katholieke Vlamingen.
Zoals vele kerkelijke en politieke leiders huldigde hij de opvatting dat het sociale probleem langs paternalistische en caritatieve wegen moest opgelost worden
Waffelaert die zelf uit een bescheiden gezin kwam zag het niet, was hij angstig voor het “goddeloos socialisme” kon hij geen afstand nemen van de gangbare opinies en vooroordelen van de toenmalige leidende klassen?
Hij aarzelt daarom niet de klerikale bezetting uit te breiden in steden en gemeenten waar de industrialisering gestalte krijgt en ipso facto ook de arbeidsbeweging steeds beter gestructureerd geraakt.(24/12/1999)
Hij publiceerde de nieuwe catechismus (geldig tot 1946) in 1903
Overleden op 18 december 1931.
Begraven op 24 december;
Hij werd vereerd op 21 mei 1920 met het H.Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eer bewijs ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en 25 jaar bisschop. Het werd voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict.
Hij vermelde gaarne op zijn geschriften zijn titel als “Doctor in godgeleerdheid” Zo kon je het terug vinden bij de aangifte van het overlijden van zijn vader, dat hij dit aangaf als zijnde zijn beroep. Hij was toen professor aan het grootseminarie.
Hij ontving weinig priesters en nog minder leken. Priesters moesten volgens hem veel tijd besteden aan bezinning en studie. De priesters waren niet te spreken over de driejaarlijkse examen in het seminarie van Brugge. Die “martelingen” werden door Mgr. De Smedt afgeschaft.
Te Loppem richtte Mgr. Van Caloen, een monnik van Maredsous, maar sinds 1896 als priester werkzaam in Brazilië, een nieuwe benedictijnenabdij op. Deze werd tot 1903 financieel gesteund vanuit Brazilië, de politieke evolutie maakte dit naderhand onmogelijk. Er moesten dus andere bronnen gevonden worden.
Te Maredsous was er indien tijd een abdijschool, waar kinderen van de gegoede burgerij uit heel Vlaamse land middelbare studies volgden. Om het mogelijk te maken financieel geholpen te worden, moest men toelating vragen aan de bisschop, maar gezien de traditie:” geen middelbare scholen in handen van religieuzen” verzette Waffelaert zich hier tegen hardnekkig. Men trok naar de paus Pius X (1903-1914) op 19 april 1910, met de hoofdreden dat de abdij de finaciele inbreng nodig had om toekomstige missionarissen te kunnen vormen. Op 20 april 1910 kwam een brief met het verzoek aan de abdij van Loppem de toelating te geven er een “Kleine school “ op te richtten. Waffelaert antwoordde op 13 mei 1940 – gezien de traditie- liever geen uitzondering, maar- en zo eindigde hij als de paus blijft aandringen dat hij er zich zou bij neerleggen.
“ De Beenhouwerij” gelegen in de Tombroekstraat 14, was er tot in 1929 een slagerij aanwezig. Reeds van 1788 is deze boerderij bekent onder de naam “d’hof van de Bourgerie”. Eind 19de eeuw kwam een veehandelaar op de hoeve; In het huidig woonhuis was er naast een beenhouwerij ook een herberg tot 1929. De hoeve een U-vorm, heeft een onzeker toekomst door de ongunstige gewestplanligging.
Op het einde van de Einde Munkendoornstraat 67 bevind zich “Herpoels Hoeve” welke de naam verwijst naar de eigen familienaam. Het is een nieuwe inplanting sinds 1922. Het was Valère Herpoel die de eerste uitbater werd. Oorspronkelijk was de structuur een lang geveltype, woonhuis, stallen en schuur waren in een gebouw ondergebracht. Momenteel heeft de hoeve een L-vorm door de bouw van het wagenhuis. In 1989 werd de hoeve verkocht en door deze verkoop betekende dit het einde van dit landbouwbedrijf. Het land werd verkocht, zodat enkel de woonfunctie behouden blijft.
Ter hoogte van de Candeléstraat nr. 35 komt men op “Goed te Tremaars”. Het was omstreeks de eeuwwisseling dat hier veel zwervers, in de volksmond trémaars genaamd, een handje kwamen helpen bij het werk. De gesloten vierkantshoeve staat reeds bekend vanaf 1756. Polydore Carette, de uitbater rond de eeuwwisseling had een kleine steenbakkerij langs de Tombroekstraat. De zoon van Polydore, Maurice sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn tweede zoon Prudent welke een winkeltje had in Dadizele, alwaar hij ook woonachtig was, kwam dan op de hoeve terecht. Het was tussen de twee wereldoorlogen dat tal van zwervers op de hoeve kwamen werken in ruil voor voedsel en onderdak. Vanaf 1921 was Prudent gemeenteraadslid, en werd ook schepen van openbare werken. Prudent moest omwille van zijn uitstaande pachten de hoeve verkopen om deze te kunnen betalen. Hij bleef wel nog 14 jaar mee inwonen op het goed welke hij verkocht had.
Deze hoeve is verzekerd door de gunstige gewestplanning , jonge uitbaters en het grote landbouwareaal.
Op het nr. 34 in de Candeléstraat is het “Goed te Tombroek” een der oudste hoeven van Rollegem. Isabelle Denijs was in 1502 de eigenares van de meerzijdige gesloten hoeve met name Tombroeck welke volledig omwald was. In 1834 had de hoeve de naam “Ferme Herbau” verwijzende naar de toenmalige uitbater en eigenaar. In 1914 werd de schuurdoor brand vernield. Op het ogenblik van de brand kwam de wind vanuit een slechte hoek. Gelukkig las de toenmalige onderpastoor Bettenhof enkele psalmen uit den bijbel zodat de windrichting veranderde. Het is een feit dat een deel van de hoeve gevrijwaard kon worden. In 1916 viel er een granaat in op de hoeve. In één van de kamers werd hierdoor een gat in de muur geslagen. Gelukkig bleef het kind welke er lag ongedeerd. Ter nagedachtenis van dit “kleine wonder” werd een nis met een O.L.Vrouw in de muur ingericht. Het moet rond de jaren 1918/20 geweest zijn dat de omwalling verdween, een klein stuk langs achter is blijven bestaan.
De toekomst van het bedrijf is positief, de grote oppervlakte van ongeveer 42 ha, en jonge uitbaters. Ze zijn gespecialiseerd in scharrelkippen, gekend voor de “Rollies” eieren.
Josephus Gustave Waffelaert: Hij werd geboren op 27 augustus 1847, geboren als zoon van een douanebrigadier.
Gedoopt door onderpastoor Vanseveren op28 augustus.
Hij werd priester gewijd in 1870.
Onderpastoor te Blankenberge in 1871
Vier jaar later beslist hij als een echte “Studax”, om naar de universiteit van Leuven te gaan studeren en word Doktor in de Godheid te Leuven.
In 1866 was hij de primus aan het college van Ieper.
Professor in het Groot Seminarie te Brugge in 1880
Groot Vicaris van Mgr. Facit en van Mgr. Debrabandere in 1884, deze laatste welke in zijn armen is gestorven, hij werd plots onwel op een communiefeest voor minder behoede kinderen.
Die hij als XXII Bisschop van Brugge opvolgt. Als Bisschop benoemd op 28 juni 1895. Gezalfd op 25 juli 1895. spreuk koos hij Duc nos quo tendimus (Leid ons naar het doel dat we beogen) een citaat uit de metten van het feest Sacramentsdag. De spreuk verraadt zijn voorkeur voor de mystiek en voor de idee dat de christen uiteindelijk een pelgrim is. Deze laatste evangelische boodschap werd gesymboliseerd door drie schelpen op zijn wapenschild. Sinds de bedevaarten naar de Compostella waren schelpen de tekenen van reizigers en pelgrims.
Hij koestert de zelfde denkbeelden als zijn voorganger. Zo wordt hij een intieme vriend van Charles Woeste, de Brusselse leider van de Katholieke Partij die de strijd heeft aangebonden tegen priester Daens, die van de ontvoogding van de arbeider zijn levensdoel heeft gemaakt.
In Brugge komt hij zelfs zo in aanvaring met priester Florimond Fonteyne, een riant op het Daensisme op gang brengt. De eigenlijke veroordeling vanuit Rome op 27 februari 1905 is meer dan duidelijk gebaseerd op een brief van Waffelaert op 30 januari 1905. Ze waren volgens hem weerspannig en zaaiden tweedracht onder de gelovigen. Op 8 mei 1900 zal priester Fonteyne overigs gesuspendeerd worden door hem.
Hoewel vier jaar voor zijn priesterwijding de encycliek Rerum Novarum als is verschenen, blijft hij zich hardnekkig verzetten tegen de syndicalisering als oplossing voor het arbeidsvraagstuk.