Er zijn theoretische vraagstukken die ik eerlijk gezegd niet goed kan volgen.
Zo verklaart een senior econoom vanING Belgium in De Standaard van 4 juli dat spaarders egoïsten zijn: ze zouden beter denken aan het algemeen belang en massaal beginnen te consumeren om zo onze economie uit het slop te halen. Hij voegt eraan toe dat deze gedragswijziging niet beperkt mag blijven tot België: om echt resultaat te halen zou heel Europa eraan mee moeten doen.
Dan denk ik aan twee zaken. Ik behoor nog tot de generatie die als kind heeft leren sparen bij de ASLK: iedereen van mijn leeftijd of ouder herinnert zich het embleem met de bijenkorf als symbool van voorbeeldige spaarzaamheid. Sparen was het gedrag van een goede huisvader.
Ten tweede werd in de evaluatie van de huidige bankencrisis meer dan eens verwezen naar de voorzichtigheid van de vroegere ASLK: dat was nog een traditionelebeheerder van spaargelden die zichver hield van roekeloosheid en speculatie.
In de USA is precies het omgekeerde gebeurd: een aantal banken zijn over kop gegaan of zijn in moeilijkheden gekomen door met het oog op snelle en spectaculaire winsten risicovolle leningen te verkopen, in het bijzonder hypothecaire leningen met flexibelerentevoeten. Toen deze rentevoetenwerden verhoogd of de ontleners hun job en inkomen verloren stortte het avontuur in elkaar. Iedereen kent de gevolgen: een olievlek van toxische bankproducten verspreidde zich over heel de Westerse wereld en zorgde voor een bancaire en daarna economische crisis die meer dan eens werd vergeleken met de ellende van de jaren 1930 na de beurscrash van 1929. De hebzucht en speculatiedrift van een minderheid heeft het leven van een grote meerderheid grondig aangetast. Wie is dan de egoïst: de speculant of de huisvaderlijke spaarder?
Het is inderdaad waar dat een bedrijf maar kan bloeien en personeel aanwerven als zijn producten worden verkocht. En het is economisch stabieler wanneer er wordt geconsumeerd metgeld dat men werkelijk bezit in plaats van met ontleend geld dat men ooit zal moeten terugbetalen. In die zin en onder die voorwaarden is het uitgeven van spaargeld een goeie zaak voor onze economie. Leven op krediet is soms te vergelijken met bouwen op drijfzand.
De vraag is echter wanneer spaarders bereid zullen zijn om te spenderen: de beslissende factor is vertrouwen. Wie ervan overtuigd is dat hij of zij morgen evenveel of meer zal verdienen als vandaag, die zal probleemloos geld uitgeven. Wie redenen heeft reële of ingebeelde om te vrezen voor inkomensverlies die zal eerder geneigd zijn om spaargeld op te potten en om een reserve aan te leggen voor de benarde toekomst: dat is toch de moraal van de Krekel en de mier?
We staan dus min of meer voor een Catch 22: er moet gespendeerd worden en alleen een omzichtig consumptiepatroon is op termijn goed voor een gezonde economie. Wellicht zit de oplossing daarin: kiest men voor de korte termijn van de onmiddellijke winst of voor de langere termijn van stabiele inkomsten?
Avonturiersworden gekenmerkt door kortetermijndenken en soms behalen ze daarmee indrukwekkende successen, althans voor zichzelf. Gisteren zagen we op Canvas nog een reportage over garnaalkwekerijen in Vietnam, Thailand en Bangladesh: daar worden fortuinen verdiend door ondernemers die zich gedragen als echte gangsters. Er wordt geknoeid met voedingsadditieven, grond van arme en weerloze boeren wordt wederrechtelijk in beslag genomen, arbeiders (vaak kinderen) moeten werken als slaven. De economische groei in deze sector en in dit deel van de wereld is spectaculair maar de voordelen zijn voor een heel beperkt aantal mensen, de nadelen voor de overgrote meerderheid van de bevolking.
Dit is maffia-economie. De moreel aanvaardbare economie zal er een zijn die vrede kan nemen met minder indrukwekkende winsten en groeicijfers; en om die economie op te starten of aan de gang te houden is inderdaad de investering nodig van zorgvuldige beleggers samen met het even zorgvuldig consumptiegedrag van de klanten.
Het ouderwetse model van de goede huisvader lijkt me nog altijd de veiligste weg om onze economie en onze samenleving in haar geheel in goede banen te leiden: avonturisme loopt vrijwel altijd uit op miserie, zo niet voor de avonturier zelf dan alleszins voor wie willens nillens in het avontuur wordt meegesleurd.
pensioenen aanpassen aan stijgende levensverwachting
Onder deze titel waarschuwt VBO-voorzitter Pieter Timmermans in De Morgen van 2 juli voor de onbetaalbaarheid van onze pensioenen gezien de vergrijzing.
Enige tegenspraak is hem niet vreemd. Zo beweert hij de pensioenen niet te willen verlagen en tegelijk wil hij een leeftijdscoëfficiënt invoeren die volgens hem een temperend effect zal hebben op de pensioenuitgaven.
Vergelijkend onderzoek heeft aangetoond dat de Belgische pensioenen tot de laagste behoren in heel de EU, sommige uitkeringen liggen zelfsduidelijk onder de Europese armoedegrens.
Timmermans wil meer 55-plussers aan het werk houden en tegelijk is hij van oordeel dat aan het systeem van het brugpensioen niet geraakt kan worden omdat dit thema dermate gevoelig ligt. Is het niet zo dat de meeste werkgevers niet erg happig zijn om 55-plussers in dienst te nemen vanwege te duur en te weinig productief?
Timmermans zwijgt over de kern van de zaak: onze sociale zekerheid wordt voor ruim 70% betaald met belastingen op arbeid en zon systeem moet ooit imploderen, met of zonder toenemende vergrijzing. Een alternatieve financiering dringt zich dus op maar daarover wenst het VBO niet te praten omdat zon alternatief als te links wordt ervaren. Maatregelen als een hogere aanslag op vermogens en financiële transacties (Tobintaks), op energieverbruik en milieuvervuiling worden gezien als fantasieën van ecologisten en rode extremisten.
En voor een meer doeltreffende fiscale fraudebestrijding zal je het VBO ook nog niet zo gauw horen pleiten.
Belastingen zijn evenwel niet meer dan een middel: het doel is aan voldoende overheidsinkomsten te komen om een sociaal en ecologisch verantwoord beleid te kunnen voeren. Als een lastenverlaging efficiënter blijkt dan een lastenverhoging, dan moet daartoe worden overgegaan: in deze kwestie hebben we pragmatici nodig en geen Prinzipienreiter, geen hardliners van een of andere ideologie.
Wie spreekt over langer werken moet in overweging nemen dat de meeste gepensioneerden nu al langer werken, maar dan onbezoldigd: in de mantelzorg en allerlei vormen van vrijwilligerswerk. Hun statuut is te vergelijken met de ouders (meestal de moeders) die thuis blijven voor de opvoeding van hun kinderen en zo geen pensioenrechten opbouwen.
Het antwoord zou kunnen zijn aan iedereen die maatschappelijk relevant werk leverteen inkomen te bezorgen zodat zij allemaal kunnen bijdragen aan het sociaal stelsel.
Als men dieper op het probleem ingaat, kan men zich de vraag stellen of mensen alleen door het verrichten van loonarbeid rechten kunnen opbouwen: in een beschaafde samenleving zou je reeds recht moeten hebben op een menswaardig inkomen gewoon omdat je een mens bent, werkend of niet. En nogmaals: werken staat niet gelijk aan het verrichten van loonarbeid; er zijn bijvoorbeeld heel wat hardwerkende kunstenaars die aan hun arbeid nog minder dan een aalmoes overhouden.
De vergrijzing doet niets anders dan de noodzaak van een fundamenteel debat versnellen: wat voor samenleving willen wij en hoe gaan we die betaalbaar houden? Het zal erop aan komen dit debat te voeren zonder taboes of ideologische vooroordelen. Men kan bijvoorbeeld in overweging nemen of onze cultus van de eeuwige jeugd wel zo lovenswaardig is. Moet men in de gezondheidszorg niet eens definitief komaf maken met behandelingen die enkel getuigen van therapeutische hardnekkigheid, behandelingen die wel het leven verlengen maar geen enkele levenskwaliteit garanderen. En het grootste taboe van allemaal: mogen mensen die hun leven als afgerond ervaren, eindelijk eens de kans krijgen weliswaar na grondig overlegmet de begeleidende artsen om er op een waardige wijze een punt achter te zetten.
Niet om te bezuinigen maar vanuit een mentale hygiëne die een ander woord is voor respect.
In De Morgen van donderdag 2 juli vergelijkt arbeidsmarktdeskundige Jan Denys de rol van imam Noredin Talhaoui met die van onze priesters in de jaren 1950 toen die arbeiders probeerden te overtuigen om hun kinderen te laten verder studeren. Deze vergelijking toont twee dingen aan: Denys heeft De Zevende Dag niet gezien en weet dus niet dat de imamdaarin compleet het tegenovergestelde heeft beweerd van wat hij eerder in het veelbesproken Antwerpse atheneum had verkondigd.
En ten tweedeverzwijgt Denys de ware bedoelingen van de toenmalige Vlaamse priesters die zich vrijwel uitsluitend bekommerden om begaafde jongens en er vaak aan dachten van deze talenten priesters of missionarissen te maken. Hun optreden was niet echt ingegeven door een streven naar emancipatie.
Zelf behoor ik tot die generatie en ik ben de zoon van een fabrieksarbeider. Daarom meen ik toch in enige mate te kunnen oordelen over wat kinderen kan afremmen en omgekeerd wat kinderen kan stimuleren om op school hun best te doen.
Om te beginnen heb je ouders nodig die de schoolprestaties opvolgen enbereid zijnnaar de oudercontacten te komen die door de school worden georganiseerd. Dit vooronderstelt ook een intact gebleven ouderlijk gezag en waar dit ontbreekt moet men zich de vraag stellen waarom het is weggevallen: wellicht volgt het fenomeen uit het verlies aan prestige van een langdurig werkloze vader: zeker in een machocultuur is het prestige van de vader van doorslaggevend belang.
En ten tweede zou ieder kind thuis over een ruimte moeten kunnen beschikken die uitnodigt tot studeren. Vandaar het gegeven dat mislukkingenin het onderwijs bij alle kansarmen voorkomen, niet enkel bij allochtonen: de behuizing is meestal krap envooral kansarmen ontvluchten hun dagelijkse problemen door een hele dag het televisietoestel of de radiote laten spelen wat niet bepaald de concentratie van studerende kinderen bevordert: zij moeten al over een bijzondere wilskracht beschikken om zich te onttrekken aan het rumoer in huis.
Wat Virginia Woolf heeft geschreven over de vrouwen, geldt ook voor de schoolgaande jeugd, ze moeten zich kunnen afzonderen in a room of their own.
Om die reden hangt het succes op school in sterke mate af van sociale promotie in de ruimste zin:het heeft ook te maken met een betere huisvesting. De scholen kunnen zelf studiezalen ter beschikking stellen, maar om echtdoor te stoten naar het hoger onderwijs zal dit niet volstaan.
Geestelijke leiders kunnen een positieve invloed uitoefenen, maar als we het probleem nuchter bekijken dan zullen we vaststellen dat de remmende factoren doorgaans van materiële aard zijn en weinig te maken hebben met godsdienst of cultuur, wat al bewezen wordt door het feit dat allochtone meisjes het doorgaans beter doen dan hun broers of neven die eerder uit hun huis worden weggelokt om zich te mengen in het machogebeuren op straat.
Ten slotte is het bedenkelijk dat Denys schermt met een eigen enquête die aantoont dat 60 procent van de werknemers in Belgische bedrijven problemen hebben met het dragen van de hoofddoek op het werk. Vervang hoofddoek door donkere of zwarte huidskleur en je zal gelijkaardige resultaten bekomen maar dan wordt het overduidelijk dat je met racisme te maken hebt.
Succes op school hangt af van liefdevolle zorg en van materiële stimuli en even materiële sancties: de overheid zou bijvoorbeeld het kindergeld kunnen laten afhangen van de inspanningen die ouders leveren om de studieprestatiesvan hun kinderen te bevorderen. Mij lijkt het evident dat je de kansarmoede in zijn geheel bekijkt en geen opsplitsing maakt tussen autochtoon en allochtoon: er zijn in deze problematiek meer overeenkomsten dan verschillen.
En er zijn al voldoende objectieve problemenom ons ervan te weerhouden om van de hoofddoek een extra probleem te maken. de haan 2 jul. 09
Omdat ik zelf nog maar een jaar of tien rook en decennialang dus een passief roker ben geweest, meen ik beide kanten van het verhaal over roken op café te kunnen evalueren.
Ik herinner me de nachtelijke gesprekken met collega-wielertoeristen die tegen elkaar stonden op te scheppen over hun verovering van de Col du Galibier en andere Alpenreuzen: veel last van de tabaksrook hadden onze longen blijkbaar niet, al stonden we er uren in.
Maar goed, de wetenschap heeft het uitgezocht: er sterven jaarlijks honderden mensen aan passief roken al vraag ik me af of deze slachtoffers van de tabak wel voldoende aan sport hebben gedaan om hun longen op te frissen met buitenlucht.
Naar mijn mening wordt het tijd dat de overheid eens en voorgoed een definitieve keuze maakt: als je er zo sterk van overtuigd bent dat roken dodelijk is, dan moet je tabak op de zelfde manier behandelen als de harddrugs en een totaalverbod invoeren op de productie en de verkoop. Dit is tenminste duidelijk als signaal aan de potentiële verslaafden onder de jeugd: begin er niet aan want je maakt je schuldig aan illegaal gedrag.
Alle tussenoplossingenzoals een verbod in gesloten ruimtes binnenkort ook in privéwoningen in aanwezigheid van kinderen? zijn halfslachtig en hypocriet: de overheid gedraagt zich tegelijk als een drugtrafikant die gigantische sommenincasseert aan taksen, en tegelijk als een moralist die zijn gezicht van fatsoensrakker probeert te redden door het opleggen van allerlei pestmaatregelen die de rokers stigmatiseren als maatschappelijk onverantwoordelijke om niet te zeggen misdadige individuen.
Wees eindelijk eens consequent en verbied de consumptie van giftige stoffen.
Al zal ik met weemoed terugdenken aan mijn pijprokende grootvader die voor mij symbool staat voor de gezelligheid in huis: de rook zal om onze hoofden verdwenen zijn, maar ook de atmosfeer, vrees ik. Een klinisch zuivere lucht is al te helder, om het leven door te komen heb je wel eens behoefte aan een troebel beeld. Zoals betegelde muren ongetwijfeld de meest hygiënische zijn maar niet de meestsfeerscheppende: niemand van ons gaat in de badkamer wonen.
De wereld die de gezondheidfreaks willen tot stand brengen zou in weerwil van alle medische argumenten wel eens heel kaal en killig kunnen zijn: zouden we niet beter ook na elke handdruk onze handen wassen en bij elk gesprek een mondmaskertje dragen? Ik vraag me in alle ernst af of de fysieke gezondheidsobsessie wel zo gezond is voor ons psychisch leven: mensen met smetvrees zijn niet echt de aangenaamste in de omgang, zelfs niet voor zichzelf.
het geheim wapen van de moslima Bart De Wever inDe Standaard van 30 juni
Het opiniestuk van Bart De Wever over het hoofddoekenverbod heeft als voordeel dat hetcommentatoren die zichzelf links of progressief noemen uitdaagt tot bezinning over hun standpunten. Maar zijn argumentatie is nogal bedenkelijk, net als de titel van zijn tekst.
De Weverwijst er voor de zoveelste keer op dat het katholicisme in Vlaanderen anders minder verdraagzaam wordt benaderd als de islam zoals tot uiting kwam toen kardinaal Danneels zijn mening gaf over de euthanasie van Hugo Claus.
Het verschil zit hem in de relevantie: het oordeel van de kardinaal kan van beslissende invloed zijn op wat er gebeurt in de Caritasziekenhuizen en die domineren de gezondheidszorg in ons land. Bovendien is het zo dat links en progressief Vlaanderen fel heeft geprotesteerd toen de Antwerpse imam Noredin Taouil het creationisme verdedigde: het is dus niet zo dat men aan de imam toestaat wat men aan de pastoor verbiedt.
De Wever verwijst naar het hoofddoekenverbod in Turkije waarhet grondwettelijk hof eenbeslissing van het parlement om de hoofddoek toe te laten heeft herroepen ondanks het feit dat 80% van de parlementsleden pro had gestemd: is deze flagrante ontkenning van een parlementaire meerderheid een voorbeeld om na te volgen?
Bovendien chargeert De Wever voortdurend: hij verwart de hoofddoek met het volledig bedekken van het lichaam in alles verhullende zwarte gewaden: ik zie op die Antwerpse school geen zwarte gewaden. Enmet zijn stelling dat in onze cultuur de mannen zich moeten beheersen en de vrouwen zich niet moeten bedekken, vergeet hij de protesten die er 30 jaar geleden waren tegen het toelaten van de monokini. Trouwens, in andere opiniestukken heeft De Wever al meer dan eens gefulmineerd tegen de zedeloosheid en het verlies van normen en waarden van onze tijd. Je mag een beetje consequent zijn.
Bij de discussie over de hoofddoek moeten we een gemeenschappelijk doel in het oog houden: de emancipatie van alle burgers en in het bijzonder van moslimas. Daarna kan je gaan discussiëren over de methode om dat doel te bereiken en dat is naar mijn mening geen verbod dat dreigt neer te komen op uitsluiting. Emancipatie is een proces van geleidelijkheid zo is het ook verlopen in onze eigen geschiedenis en wordt gestimuleerd door onderwijs en sociale promotie via de arbeid. Het komt er dus op aan om de moslimas zolang mogelijk in contact te houden met onze opvattingen die in de scholen en via ontmoetingen op de werkvloer worden doorgegeven.Tegelijk dient men de strijd aan te binden met de waretegenstanders en dat zijn de imams en mannen diehet autonome beslissingsrecht van de vrouwen onderdrukken. Daarom moeten we zelf imams opleiden en stoppen met het importeren van een reactionair gedachtegoed uit landen zonder democratie en zonder godsdienstvrijheid. De islam is maar aanvaardbaar als het een Europese islam zal zijn met respect voor de verworvenheden van de Verlichting en het humanisme. Dat is ons streefdoel en de weg daartoe gaat niet via het belasten van moslimmeisjes en vrouwen met een contraproductief verbod.
Dirk Verhofstadt schrijft in De Morgen van 29 juni: Iedereen heeft het recht te dragen wat hij of zij wil. Maar op de scholen, die een oord van emancipatie behoren te zijn, acht hij een hoofddoekenverbod volkomen legitiem.
De verbodsbepaling heeft de schijn van de redelijkheid en de neutraliteit mee: alle opzichtige symbolen worden immers geviseerd. Maar in de praktijk is het verbod wel degelijk discriminerend omdat alleen de hoofddoek in aanmerking komt.
Het Joodse keppeltje levert geen problemen op omdat orthodoxe Joden hun eigen scholen hebben en later ook in eigen milieu blijven werken. Het kruisje van de christenen is nooit opzichtig geweest omdat het meestal onder de bovenkledij wordt gedragen.
Al deze symbolen staan voor een repressieve moraal. Het kruis is een executiepaal die de cultus van het lijden vertegenwoordigt wat onder meer tot uiting komt in het kerkelijk verzet tegen de legalisering van euthanasie, een moraal die massaal wordt doorgegeven in alle katholieke scholen met of zonder symbolen.
Waar vrijzinnige denkers het moeilijk mee blijven hebben is het inzicht dat vrijheid ook impliceert dat men zich vrijwillig kan onderwerpen. Vrijwillige onderwerping klinkt paradoxaal, het komt over als een contradictio in terminis maar als we er nuchter over nadenken dan betekent elke monogame relatie dat de partners afstand doen van hun seksuele vrijheid: zo uitzonderlijk is de zelfgekozen onvrijheid dus niet.
De onderwerping aan een repressieve moraal vinden de voorstanders van de zelfbeschikking ontluisterend, maar je kan er daar waar er problemen ontstaan - alleen tegen in gaan via opvoeding door systematisch te wijzen op andere keuzemogelijkheden.
Daarom is het van essentieel belang dat moslimas en vooral mannelijke moslims letterlijk bij de les worden gehouden: segregatie in de vorm van eigen moslimscholen zou de integratie extra bemoeilijken.
Als men spreekt van onderdrukking moet men degenen die onderdrukken en dat zijn vrijwel altijd mannen en ook fanatieke vrouwen aanpakken en niet de slachtoffers van de onderdrukking die anders verscheurd worden door een dubbele druk: de verplichting om een kledingstuk te dragen en het verbod om het te dragen.
Het verbod is mijns inziens een gemakkelijkheidoplossing: het ontslaat de opvoeders van hun taak om te blijven argumenteren en overtuigen. Scholen moeten jongeren voorbereiden op hun functioneren in de samenleving zoals die is: veelkleurig en pluralistisch. Dat bereik je niet doorde verscheidenheid op school te verbieden. Wel door er te blijven op hameren dat iedereen het recht heeft om keuzes te maken en omgekeerd dat elke dwang uit den boze is.
Dit is een lastige opgave waar je dagelijks mee bezig moet zijn, maar met het oog op de emancipatie lijkt het me de enige mogelijkheid. Een verbod is van dezelfde orde als een gebod: in beide gevallen wordt de eigen vrije wil onderdrukt.
50 jaar geleden moesten Vlaamse vrouwen hun hoofd bedekken om naar de kerk en soms zelfs naar de markt te gaan: daaraan is een einde gekomen door een spontane ontvoogding en niet door een verbod. Waarom zouden onze moslims niet een gelijkaardige evolutie kunnen doormaken?
Daarom lijkt het mij veel verstandiger om meer in te zetten op de opleiding van eigen Belgische of Europese imams en te stoppen met het importeren van een reactionair gedachtegoed. Al blijf ik het discriminerend vinden dat men deze problemen alleen ziet in de islamwereld en niet bij de andere godsdienstbelevingen (en bij de kleinburgerlijke goede zeden) die even repressief zijn, voor alle aanhangers maar in het bijzonder voor de vrouw.
Dirk Verhofstadt gaat uit van een juiste doelstelling: de emancipatie van het individu. Maar een geëmancipeerde mens is niet alleen iemand die niet onderdrukt wil worden, hij of zij is ook in staat om anderen vrij te laten in hun keuzes. Afgezien van een aantal perversies zoals de seksuele verminking en andere mishandelingen die worden vergoelijkt met godsdienstige argumentenmaar strafbare feiten zijn dient men daarom de onvrijheid te bekampen met opvoeding: dat zal tijd vragen, maar het is de enige weg die echt kan leiden tot een innerlijke bevrijding. Met de nadruk op innerlijk: de verschijnselen aan de buitenkant zoals de hoofddoek zijn bijkomstigheden. Moslimmannen dragen geen hoofddoek maar hun oordeelsvermogen is minstens zo onvrij als dat van bedekte moslimas. Vergelijk het met onze katholieke priesters: een geestelijke in clergy is daarom nog niet ruimdenkender als een pastoor in soutane, de ruimdenkendheid zit in het hoofd en in het hart en niet in een opgesmukte façade. En nogmaals: je kan mensen niet tot vrijheid verplichten je kan ze daartoe aansporen, maar meer ook niet.
Wat vooral in het oog springt bij de figuur van Michael Jackson is het scherpe contrast tussen uiterlijk succes hij heeft een paar records gevestigd in de platenverkoop die niet zo gauw of misschien wel nooit zullen gebroken worden en de innerlijke mislukking de vrede en het gelukzijn niet af te lezen uit zijn levensloop.
Het doet denken aan het volksverhaal over Faust die zijn ziel aan de duivel verkocht om een aantal leuke dingen te beleven: de duivel staat dan symbool voor de zelfdestructieve kracht.
Misschien kan je het thema open trekken naar Prometheus en Christus die een zware prijs hebben betaald voor het realiseren van hun doel: het vuur of de verlossing brengen naar de mensen.
Een natuurlijke streving kan dus een vorm van zelfvernietiging of van zelfkwelling worden.
De vraag is of de hang naar succes wel een natuurlijke streving is. Zijn wij mensen genetisch gepredisponeerd om naar applaus en goedkeuring te haken?
Ik denk dat het eerder gaat om een aangeleerd gedrag, misschien zelfs een geconditioneerde reflex. Immers, van bij onze eerste activiteiten worden we onthaald op applaus: wanneer we lang geslapen hebben, wanneer we een ferme drol hebben geproduceerd en wanneer we ons papje hebben naar binnen gewerkt. Later ontvangen we toejuichingen als we onze eerste stapjes zetten en zo gaat het verder tot de schoolresultaten etc etc
Kortom, we worden er reeds als babysaan gewend dat we bij natuurlijke verrichtingen zoals het eten en zich ontlasten kunnen rekenen op bijval als die verrichtingen passen in het verwachtingspatroon van de volwassenen. Een natuurlijke daad wordt een prestatie. En wellicht zorgen deze eerste ervaringen ervoor dat we heel ons leven blijven streven naar allerlei vormen van bevestiging en dat we lijden aan een prestatiedwang.
We willen goed bevonden worden, knap van lichaam of intellect, braaf of deugdzaam etc
Goedkeuring is een soort drug geworden. Het belang wordt duidelijk gemaakt door een aantal spreekwoorden en gezegden zoals everybody loves a winner, nothing succeeds like success en omgekeerd: no one knows you when you are down and out.
Iets moois maken bevredigt niet helemaal als er niemand is om het op te merken.
Toch zijn er stemmen die het tegendeel beweren zoals het devies van Willem van Oranje:
il faut point despoir pour entreprendre ni de réussite pour persévérer. We kunnen ook deugd beleven aan de activiteit zelve: een col beklimmen op de fiets kan plezant zijn ook als niemand toekijkt, in het aanleggen en onderhouden van een bloemperk kan men zichzelf verliezen ook als geen enkel familielid of geen enkele buur er iets over zegt. Maar je vreugde wordt wel verhoogd als die bijval er komt en de vreugde dus wordt gedeeld. Het spreekwoord zegt: gedeelde vreugd is dubbele vreugd en gedeelde smart is halve smart.
In Max Havelaar van Multatuli staat misschien wel de mooiste omschrijving van een echtgenote: de vrouw die mijn zorgen deelt en mijn vreugden groter maakt.
Zoals met alles gaat het in essentie wellicht om het onderscheid tussen de normale genieting en de verslaving,het verschil tussen de spontane behoefte en de dwangmatige.
Succes is een na te streven goed als het de beste krachten in ons mobiliseert zonder onze gezondheid te schaden, noch fysiek noch mentaal. Wanneer het echter een obsessie is geworden dan komt het verlangen naar succes neer op een zelfkwelling: het zal nooit genoeg zijn, het applaus van 1000 mensen zal doen verlangen naar het applaus van 1 miljoen.
De wens om bevestigd te worden in zijn eigenheid is een normale menselijke behoefte om het even ofze afkomstig is uit onze genetica of uit onze opvoeding. Maar een evenwichtige persoonlijkheid wordt niet verontrust wanneer de bevestiging even uitblijft: men doet door omdat men zelf plezier beleeft in zijn activiteiten of omdat men deze bezigheden noodzakelijk vindt, en de bijval zal wel komen olie drijft boven, leert ons een ander spreekwoord.
Wat kunnen we hieruit nu concluderen voor de opvoeding: doen we er goed aan om kinderen steeds toe te juichen als ze evidente zaken hebben verricht? Iedere ouder vindt het eigen kind uitzonderlijk. Toch dient men te vermijden dat men van deze uitzonderlijkheid een norm of verwachting maakt. Op de duur zal ieder kind opgroeien met het besef dat het helemaal niet zo uitzonderlijk is, de meeste van ons zijn heel gewoontjes en gewoon doen is al gek genoeg. Om zelfkwelling te voorkomen zou men dus beter leren relativeren: niet ieder kind hoeft een topper te zijn anders keert de natuurlijke piramide om en wordt de top de basis en de brede basis de top. Hugo Claus heeft het in een van zijn laatste interviews ontnuchterend gezegd: over 350 jaar ben ik wellicht volledig vergeten.
Tegen zon perspectief dient men de eigen verwezenlijkingen af te meten. Zoals Multatuli in een van zijn Ideën schrijft: vanaf de maan gezien zijn we allemaal even groot.
Stipjes dus, zandkorrels in de woestijn, waterdruppels in de oceaan. Geen enkel succes kan ons behoeden tegen het verdwijnen: we kennen de namen van faraos maar niet hun intieme dromen en aan het feit dat wij hun namen nog kennen beleven zijzelf geen enkel plezier.
Kinderen hebben aanmoediging nodig en geen aanbidding, en het is de plicht van de ouders om rekening te houden met de specifieke begaafdheid van het kind al zegt alweer een spreekwoord dat iedere uil wil dat zijn jong een arend is.
Succes geeft een kick, maar iedere kick doet verlangennaar een nog sterkere tenzij men leert te aanvaarden dat het leven uit meer bestaat dan alleen maar piekervaringen. En misschien is de kick die het meest bevrediging schenkt de allereenvoudigste: het simpele gebaar van goedheid en tederheid. Met Miss Universe neuken zal wel een geweldige kick opleveren maar of de ervaring ook garant staat voor een subliem genot, wens ik te betwijfelen: het kan maar zeker is het niet.
Consternatie in het mediawereldje: zangeres en tv-presentatrice Yasmine heeft een einde aan haar leven gemaakt. En weer valt het op hoeveel vrienden BVs hebben wanneer ze plotseling sterven, ook Karel van Miert bleek na zijn dood opeens iedereens intieme vriend.
Is het dan niet raar dat al deze intieme vrienden hun droefheid uiten door te zeggen dat de 37-jarige zich van het leven heeft beroofd?
Diefstal is een misdrijf, als hommage ga je toch niet zeggen dat je betreurde dode een misdadiger was?
Reeds ongeveer 45 jaren denk ik na over het fenomeen zelfdoding. Ik ben tot het inzicht gekomen dat alle redenen om voor het leven te kiezen tegelijk argumenten kunnen zijn om eruit te stappen. Liefde en succes worden ervaren als zingevers maar de angst om ze te verliezen of de psychische druk van ze te beleven, kan een aansporing zijn om aan deze angst of druk een einde te maken. Ik verwijs hier nadrukkelijk naar de schitterende film van Patrice Leconte Le mari de la coiffeuse (1990) waarin een vrouw zich verdrinkt omdat ze vreest dat de passie in haar relatie zal verdwijnen. En er is het voorbeeld van IanCurtis, de zanger van punkgroep Joy Division die zich verhing juist op het moment dat zijn groep werd uitgenodigd voor een tournee door de USA,wat hun grote doorbraak zou hebben betekend. Het is een complex fenomeen te vergelijken met de angst om te winnen in het tennis en misschien zelfs met de faalangst in bed.
Daarom lijkt het me een ijdele bezigheid om als commentator van op een afstand te gaan peilen naar de beweegredenen van een zelfdoding: die zijn hooguit interessant voor psychologen of sociologen en voor de beleidsmensen die aan preventie willen doen voor zover het gaat om vermijdbare oorzaken.
Eveneens viel het op dat de collegas vande nieuwsdienst er scrupuleus over waakten om toch maar niet het gekozen middel te vernoemen. En even gewetensvol werd een noodnummer meegegeven voor kijkers die zelf in moeilijkheden zouden verkeren.
Om copy cats te vermijden is deze keuze te verantwoorden. Al vind ik het raar dat van een kleuter diegestorven is door aan de methadon van zijn stiefvader te zitten, wel dit detail wordt meegegeven: er werd zelfs een heel item over gemaakt met tips om dit soort incidenten te vermijden.
Alweer wordt bewezen dat de zelfgekozen dood een groot taboe blijft in een samenleving die dweept met de eeuwige jeugd: iedereen moet 100 worden en liefst met de conditie van een 50-jarige.
Het grootste bezwaar tegen taboes is echter dat de openbaarheid en de bespreekbaarheid erdoor worden aangetast. Een intieme vriendin van Yasmine getuigde in het VRT-journaal dat ze de zangereseen heel weekend in huis had genomen en zich niet had verwacht aan zon afloop. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel is de beslissing genomen in een vlaag van ontmoediging of diep verdriet, ofwelsluimerde het besluit reeds en kon het niet worden uitgesproken uit schaamte, uit vrees voor onbegrip of afkeuring.
Bespreekbaarheidzal onmogelijkblijven wanneertegenover de zelfdoding een houding van verkramping blijft domineren. Ik geef toe dat het onderwerp allesbehalve gemakkelijk ligt: de dood, zeker die van een geliefde, is nooit een banaal feit. Je praat er niet over alsof je samen de catalogus doorneemt van een reisbureau en aan vergelijkend onderzoek doet: voor of tegen het leven, en via welke weg of met welk vervoersmiddel.
Maar voorkomen impliceert dat je iets ziet aankomen en dat kan enkel met een open blik: wie de ogen sluit of afwendt die ziet niets aankomen.
Als dichter en taalkundige kan ik daarom niet anders dan blijven hameren op een correct taalgebruik: schrap uitdrukkingen als zich van het leven beroven of zelfmoord plegen.
Dit zijn vormen van verbale agressie: ze stigmatiseren en versterken het taboe.
Vriendschap zou moeten inhouden dat men zich in vertrouwen over alles kan uitspreken, al schrijft Louis Paul Boon ergens in zijn Kapellekensbaan: Beken nooit aan een ander wat ge zelfs voor uzelf moet verborgen houden.
Het begint dus met zelfkennis en het herkennen van de suïcidale impulsen in zichzelf: wie bang is om in deze ultieme spiegel te kijken zal er nog meer voor schromen om het sombere spiegelbeeld ter sprake te brengen, zeker als men daarmee de gevoelens van een geliefde zou kunnen kwetsen. Ik zie het niet meer zitten kan de eerste stap zijn naar deskundige hulp. En wie de levensmoeheid kan zien als moeheid los van om het even welk moreel oordeel - zal gemakkelijker over het onderwerp praten. Preventie begint bij deze openheid en niet bij het wegmoffelen in de beschimmelde atmosfeer van het taboe.
Het verwondert mij dat antropoloog Rik Pinxten in De Morgen van 26 juni zo weinig empathie vertoont tegenover de godsdienstbeleving.
Hij kan het niet aanvaarden dat gelovigen hun godsdienst belangrijker vinden dan de wetgeving. Nochtans is het zo dat ondanks de legalisering van abortus en euthanasie heel wat gelovigen die ingrepen voor zichzelf niet toestaan en er evenmin aan wensen mee te werken.
Dat is geen probleem zolang zijhun opvattingen niet opdringen aan de andersdenkenden.
Deze druk komt ook in beeld bij het hoofddoekendebat maar als je daartegen in wil gaan moet je de onderdrukkers aanpakken en niet degenen die eventueel onderdrukt worden.
Pinxten stelt de essentiële vraag: Vinden wij het normaal dat jongeren al vanaf hun zesde geïndoctrineerd worden (...)?
Dit geldt voor elke vorm van indoctrinatie, ook voor de katholieke en voor de rabiaat vrijzinnige: het gaat bij indoctrinatie altijd om gesloten systemen waarin geen tegenstem of twijfel wordt toegelaten. En precies deze veelstemmigheid zou in het onderwijs moeten worden aangeboden ook in het katholieke onderwijs.
Pinxten gaat voorbij aan de kern van de zaak: wat is doel en wat is middel?
In zijn Idee over het divertissement merkt de filosoof Pascal op dat beide wel eens worden verwisseld zodat het middel een doel is geworden.
De doelstelling moet zijn tot een pluralistische en verdraagzame samenleving te komen.
Gedragscodes en kledijvoorschriften kunnen daartoe een middel zijn maar ze zijn nooit een doel op zich. Ik stel gewoon vast dat het hoofddoekenverbod contraproductief werkt wat bewezen wordt door de oproep van de Antwerpse imam om desnoods het onderwijs te verlaten.
Bij mijn weten is deze fanaticus nooit eerder in dit atheneum aanwezig geweest: hetverbod zorgt ervoor dat hij het spontane protest kan recupereren voor een heel wat gevaarlijker betoog.
Ik ben een overtuigd atheïst en worstel telkens weer met de vraag of mijn toegeeflijkheid ten opzichte van de hoofddoek geen verraad aan de principes van de Verlichting betekent.
Ik denk het niet omdat vrijheideveneens impliceert dat een individu zich mag onderwerpen aan godsdienstige regels, hoe bizar deze houding voor mijzelf ook mag zijn.
Tolerantie en opvoeden daartoe betekent leren omgaan met het verschil: dit bereik je niet door de verschillen weg te moffelen met een verbod. Zoals je evenmin de ene dwang opheft door een andere in te voeren.
De sterkste krachten in het integratieproces zijn het onderwijs en de tewerkstelling: doe er dan ook alles aan om jonge mensen binnen deze systemen te houden, vermijd de uitsluiting.
Een hoofddoek of een kledingcode in het algemeen - is te futiel om daarvoor de grote doelstelling te ondermijnen: het gaat om medeburgerschap en participatie aan een maatschappij die voortdurend in verandering is. Een verbodsbepaling heeft meestal als gevolg dat houdingen worden verhard en verstarren of zelfs terugkeren in de tijd wat het tegendeel is van een evolutie naar meeremancipatie en ruimdenkendheid. Wat in de hoofden zit is belangrijk, niet de haartooi of het hoofddeksel: op het denken heb je geen impact meer als je mensen uitsluit en terugjaagt naar een Igelstellung, een oninneembare burcht van fanatisme.
De geschiedenis bulkt van de bewijzen: godsdienstigfanatisme is altijd en overal een zwam die woekert in de duistere sfeer van de onderdrukking.
Van ASO en de Franse staatssecretaris voor de Sport mag Tom Boonen niet deelnemen aan de Tour omdatzijn imago niet strookt met dat van deze hoogmis van de wielrennerij.
Wat is het imago dan van de Tour? Net als bij andere topsportfestijnen staat het geld centraal
en daarom moet er zoveel mogelijk spektakel zijn want dat verhoogt de kijkcijfers en brengt meer reclame-inkomsten op. De Tour is heel wat minder bekommerd om de gezondheid en de veiligheid van de renners al moet ik toegeven dat inzake onveilige parkoersen de Giro nog erger is. Kortom, de Tour en ASO zelf is niets anders dan big business en dat heeft niets te maken met een hooggestemde moraal.
In het algemeen kan men zich de vraag stellen of om het even welk imago wel ietsvan doen kan hebben met moraliteit: imago is altijd een buitenkant en moraal slaat op de binnenkant van een mens. Een politicus kan een voorbeeldig imago hebben maar in de praktijk zo corrupt zijn als de pest.
En wanneer heeft men een schadelijk imago:geldt deze kwalificatie ook voor atleten die hun vrouw bedriegen of hun kinderen geregeld een klap verkopen. Zijn de geldbedragen die omgaan in de topsport in het bijzonder in het topvoetbal en het topwielrennen - bevorderlijk voor het imago? Om nog te zwijgen over de Formule 1:is het wel fatsoenlijk dat daar zogenaamde pitspoezen bij horen, schaars gekledeschoonheden die een en al seksuele bereidwilligheid uitstralen?
Steeds heeft men het over de voorbeeldfunctie:is die ook van toepassing op graatmagere mannequins die jonge meisjes eetstoornissen kunnen bezorgen? En wat te zeggen van popsterren en filmvedetten die zich te buiten gaan aan allerlei drugs of er graag een liederlijke levenswandel op na houden: is hun imago van libertijns gedrag geen voer voor al de sensatieblaadjes die zonder hun escapades en excentriciteiten geen reden van bestaan zouden hebben. Anders gezegd: het getuigt van een onaanvaardbare willekeur om aan de ene beroepscategorie wel fatsoensnormen op te leggen en de andere juistsympathiek te vinden omdat zij dezelfde fatsoensnormen overtreden.
Van atleten worden sportieve prestaties verwacht,in een faire competitie dus zonder het gebruik van onbetwistbaar prestatievervalsende middeltjes maar zij hoeven geentoonbeelden te zijn van morele deugdzaamheid.
In het concrete geval van de cokesnuivende Boonen moeten we objectief vaststellen dat het gaat om een wetsovertreding cocaïne is immers een bij wet verboden drug maar de overtreding kwam enkel aan het licht omdat deze particuliere gebruiker, de sportvedette, systematisch wordt gecontroleerd wat niet gebeurt met al de andere gebruikers.
Dit is een schending van het gelijkheidsbeginsel uit onze grondwet: normen en opsporingsmethodes moeten voor iedereen gelden en op een gelijkaardige manier worden afgedwongen. Atleten zijn ook burgers die dezelfde rechten hebben als iedere andere burger.
Op mijn school had ik het imago van een anarchist en onaangepaste dichter, de brave collegas gingenervan uit dat ik wel een druggebruiker zou zijn. Tegelijk schepten zij graag op over hun drankgebruik onder meer tijdens het personeelsfeest dat steeds eindigde met whisky en cognac waarna ze halfdronken achter het stuur van hun wagen kropen. Toch hadden zij het imago van fatsoenlijke burgers en ik dat van een decadente marginaal al geef ik toe dat ik zelf met dit imago heb gespeeld: deze pose beviel mij wel omdat ik erraar maar waar meer pedagogische vrijheid door kreeg.
Besluit: een imago zegt niets overhet morele gehalte van een persoon en elke volwassene heeft een voorbeeldfunctie ongeacht het beroep dat men uitoefent. Een sportvedette hoeft geen pater Damiaan te zijn.
Kan het lot nog ironischer zijn: je tuiniert en kweekt fruit om je geestelijk evenwicht te bewaren en dan verlies je op een ladder je fysieke evenwicht en breekt je nek.
Mocht de scène beschreven staan in een boek van Reve of Brusselmans, we zouden spreken van een cynische grap.
Voortaan is het dus gedaan met al die schitterende televisiemomenten die zich telkens voltrokken wanneer Karel van Miert nog eens werd geïnterviewd.
Als geen ander bezat hij de gave van de verontwaardigingdie hij bovendien lucide kon verwoorden. Van Miert was een levende remedie tegen de anti-politiek: wanneer hij aan het woord was mocht je beseffen dat het ergens over ging en dat er nog altijd politici zijn die hun vak zeg maar: roeping - ernstig nemen.
Van Miert was een oprechte anti-militarist en alweer de ironie van het lot wou dat sommigen binnen zijn eigen partij zich schuldig maakten aan louche deals met een wapenleverancier.
Zijn verontwaardiging deed hemhet partijbestuur verlaten met slaande deuren: een kaakslag waarvan de vingerafdrukken nooit helemaal zouden genezen.
Wat van Miert ook ondernam hij deed het met verve en overgave. Ik ging niet altijd akkoord met zijn verdediging van de vrije concurrentie binnen Europa, naar mijn mening stelde hij zich in deze kwestie wat te dogmatisch op: ikvroeg me vaak af hoe hij het competitiemodel dacht te verzoenen met een sociaal Europa. Maar aan zijn eerlijkheid en moed kon je niet twijfelen: hij wou de consumenten beschermen en ging daarin tot het uiterste, ook als hij daarvoor de strijd moest aanbinden met concerns en multinationals die er niet aan gewend zijn om zoveel weerstanden te ontmoeten.
Metvan Miert verdwijnt een monument uit de socialistische beweging dat nooit een monument wou zijn: hij bleef liever een eenvoudige boerenzoon die niet zo eenvoudig was boeiende mensen zijn altijd wat dubbelzinnig.
Ongeloof is een kanjer van een cliché om op een doodsbericht te reageren, maar in dit geval vind ik geen beter woord.
waarom de boerka wel en de hoofddoek niet verbieden
Twee berichten in dezelfde krant: in Frankrijk wil hyperpresident Sarkozy de boerka weren uit het openbaar leven, en in Antwerpen wil een concentratieschool, een GO-atheneum, vanaf volgend schooljaar de hoofddoek verbieden.
De boerka is om drie redenen onaanvaardbaar: de identificatie van de draagster wordt onmogelijk, er ontstaat een barrière voor een normaal contact en het kledingstuk symboliseert een negatieve seksuele obsessie - de verplichting gaat er immers van uit dat elk vrouwelijk lichaamsdeel de seksuele lust van de mannen kan opwekken en die lust ishet werk van de Satan. Samengevat: de boerka is bedacht door een zieke geest.
De hoofddoek daarentegen is van dezelfde orde als de peiges (pijpenkrullen) en het keppeltje van orthodoxe joden of het christelijk crucifix: het verschil zit in het feit dat de hoofddoek duidelijker zichtbaar als de christelijke symbolen. Een verbod op godsdienstige symbolen kan neutraal worden geformuleerd maar is in de praktijk discriminerend: christenen worden niet gecontroleerd op het dragen van eenonder de kledij verborgen medaillon of kruisje, naast de hoofddoek kan men echter niet kijken.
De vrijzinnige professor Vermeersch heeft reeds geargumenteerd dat hij zich jarenlang heeft ingespannen om kruisbeelden uit de rechtszaal te laten verwijderen en daarom wil hij consequent zijn en ook de hoofddoek laten verdwijnen uit openbare functies. Het onderscheid zit in het feit dat een rechter macht heeft en daarom absoluut neutraal dient te zijn al zit die neutraliteit meer tussen de oren dan op het hoofd terwijl een loketbediende geen macht heeft en gemakkelijk te controleren is op haar behoorlijk functioneren.
De scholen kunnen een kledingcode opleggen voor zover die code noodzakelijk is voor hetnormale verloop van de lessen: kledingstukken kunnen dus geweigerd worden wanneer die de veiligheid in gevaar brengen (bij het bedienen van machines in het technisch onderwijs) ofonhygiënisch zijn (bij zwemlessen bijvoorbeeld). Maar eenalgemeen verbod op de hoofddoek treft de moslimas dubbel: zij kunnen door de vertegenwoordigers van hun godsdienst (een imam, een vader of oudere broer) onder druk gezet worden om het kledingstuk te dragen terwijl ze omgekeerd door eenzich neutraal noemende instantie juist het verbod krijgen om dat tedoen. Wat moeten ze dan kiezen, in geen van beide gevallen zijn zij vrij. Religieus geïnspireerde dwang moet worden bestreden bij diegenen die de dwang uitoefenen en dat zijn meestal mannen en niet bij de eventuele slachtoffers en dat zijn in deze context altijd vrouwen of meisjes.
Er is een belangrijke reden om de hoofddoek niet te verbieden: het komt erop aan om moslimas zolang mogelijk bij de les te houden, daar hangt hun integratie in onze samenleving in grote mate van af. Hoe meer moslimas in onze scholen of op onze arbeidsmarkt hoe beter voor de integratie, niet enkel van de vrouw in kwestie zelf maar ook van haar toekomstig gezin. Een hoofddoekverbod kan daarentegen leiden tot verharding van de standpunten, tot meer godsdienstig fanatisme dus.
Ik pleit met andere woorden voor redelijkheid en doeltreffendheid: men moet voor ogen houden wat men wenst te bereiken op langere termijn. Wie moslims en moslimas tot volwaardige medeburgers wil zien evolueren moet hen de kans bieden op hun eigenheid en tegelijk hen in contact brengen met onze pluralistische waarden: dit kan alleen als zij worden opgevoed in onze scholen en ook in overheidsfuncties mogen werken.
Men dient zich af te vragen wat werkelijk hindert: de boerka iszonder enige twijfel een hindernis, de hoofddoek niet. Tenzij men zich ook stoort aan Joodse keppeltjesen aan de witte boord van een pastoor, maar in dat geval is men zelf een fanaticus.
In De Standaard van maandag 22 juni probeert woordvoerster Katrien Janssens het beleid van haar dienst te verdedigen. Ze hanteert daarbij een bijzonder dubieus uitgangspunt als ze beweert dat in de vluchtelingencentra geen vluchtelingen zitten maar illegalen: wordt een vluchteling opeens iemand anders als hij of zij een ander etiket krijgt opgekleefd?
Niettemin heb ik begrip voor de gewetensnood van de mensen die administratieve beslissingen moeten nemen: voor ngos en iedereen die zijn humanisme of evangelisch christendom ernstig neemt zal het nooit goed genoeg zijn.
De waarheid is dat het vluchtelingenprobleem nooit bevredigend zal worden opgelost of zelfs maar verminderd indien de oorzaken niet worden aangepakt: de onveiligheid in de wereld en de schrijnende tegenstellingen tussen rijk en arm, niet enkel tussen de geïndustrialiseerde wereld en de ontwikkelingslanden maar ook binnen die Derde Wereldlanden zelf. De oplossing zal afhangen van politieke beslissingen en de wereldleiders vertonen tot op de dag van vandaag een schandelijke onverschilligheid voor de problematiek.
Het Wereld Sociaal Forum dat in 2001 in het Braziliaanse Porto Alegre samen kwam, als tegenhanger van de G20 die het liefst in mondaine kuuroorden samenkomt, heeft reeds voorgesteld om iedere bewoner van onze planeet een minimuminkomen te bezorgen. Er wordt op aarde voldoende rijkdom gecreëerd om deze ingreep mogelijk te maken, alleen ontbreekt de wil.
Enkele dagen geleden kregen we te lezen en te horen dat het aantal hongerlijders geschat wordt op 1 miljard terwijl onze planeet best in staat is om iedereen te voeden. Het probleem zit telkens in de distributie van het voedselen van de welvaart.
Onze Europese landbouw leeft van subsidies en maakt door dumpingde landbouw in de Derde Wereld onrendabel, Amerika doet hetzelfde. De vissers van Afrika halen geen leefbare vangsten binnen omdat de vissersvloten van Japan en andere rijke landen de visgronden leegroven. Wij kopen allerlei producten onder meer kledij tegen een spotprijs omdat de arbeiders ergens aan de andere kant van de wereld er schandalig laag voor worden betaald. De prijzenpolitiek van de WTO (wereldhandelorganisatie) is systematisch in het nadeel van de boeren en arbeiders uit de arme landen. Kortom, de heersende economische wereldorde is in wezengeen orde maar een complete chaos inzake efficiëntie en rechtvaardigheid.
We kunnen niet verwachten dat elke inwoner van de getroffen landen lijdzaam in zijn ellende blijft zitten: de meest dynamische elementen zullen altijd trachten aan hun miserie te ontkomen dat hebben wij Vlamingen in het verleden ook gedaan. Het is daarom in ons eigen belang dat zij in hun land van oorsprong kansen krijgen om een menswaardig bestaan op te bouwen.Op termijn moet de doelstelling zijn het asielrecht overbodig te maken door het te vervangen door een recht op een leefbaar inkomenin een veilig land.
In De Morgen van maandag 22 juni klaagt een lezer meer dan terecht over zijn veel te laag pensioen. De verdoken armoede in ons land is een regelrechte schande.
Bart De Wever heeft succes met zijn opmerking dat België de hoogste belastingen heft, de grootste overheidsschuld heeft en de laagste pensioenen uitbetaalt. Voor De Wever is het duidelijk: België is een geld verslindende moloch die maar best zo gauw mogelijk verdwijnt. MaarDe Wever doet niet meer dan het benoemen van de symptomen: wanneer zal eens een objectieve analyse worden gemaakt van het ontstaan van de Belgische overheidsschuld?
Wellicht heeft het onder meer te maken met les grands travaux inutiles, de nutteloze openbare werken die Douglas De Coninck heeft aangeklaagd in de reportages voor zijnGrote Blunderboek.
In de jaren 1970 werd gedemonstreerd tegen de aankoop van F 16-vliegtuigen: hoeveel kapitaal heeft ons land al nodeloos uitgegeven als Natobondgenoot tot meerdere glorie van de Amerikaanse oorlogsindustrie? Een Europese defensie zoals voorgesteld door Guy Verhofstadt zou veel economischer kunnen zijn indien iedere land zich mag specialiseren in de opdrachten waar men goed in is zodat het overlappen van investeringen verdwijnt.
En dan is er de dure en vaak weinig efficiënte bureaucratie in ons land: het afslanken van het overheidsapparaat moet kunnen zonder taboes maar eveneens zonder een anti-etatistisch, anti-Belgicistisch fanatisme. Zoals Obama in de VS heeft gezegd gaatde discussie niet over meer of minder overheid maar over een doeltreffender, intelligenter overheidsapparaat.
Al meer dan eens is erop gewezen dat de arbeid in ons land te duur is omdat die veel te zwaar wordt belast. Nochtansnemen de sociale noden onder meer door de vergrijzing alleen maar toe: de globale belastinginkomsten kunnen dus moeilijk worden verminderd, weldringt zich een verschuiving op van belastingen op arbeid naar andere bronnen van inkomsten zoals het hoger taxeren van kapitaaltransacties (Tobintaks), vermogens, energie en milieuschade.
Het uitgangspunt is dubbel: de sterkste schouders dienen de zwaarste lasten te dragen en het meest schadelijke moet het strengst worden belast. In elk geval behoort de strijd tegen de zichtbare en verdoken armoede een absolute prioriteit te zijn voor een regering waarin humanisten en christenen zetelen.
En voor ons, burgers van een welvarend land, zouhet gegeven dat er in onze buurt, in ons dorp ofonze stad mensen wonen die elke maand moeten vechten om te overleven, een onverdraaglijkegedachte moeten zijn. Een verzorgingsstaat is die naam slechts waardig wanneer zij zorg draagt voor de zwaksten onder ons en daarop moeten wij onze volksvertegenwoordigers en ministers aanspreken.