Deze jongen is een van de goedgelovigen geweest die de oproep van Yves Leterme in De Standaard om ideeën op te sturen over de samenlevingsproblemen heeft beantwoord. In de illusie dat de minister-president het oprecht meende. Bij het aantreden van zijn Vlaamse regering vroeg Leterme dat al zijn ministers 'de rit tot het einde zouden uitdoen'. De voorbije maanden houdt hij Vlaanderen en de rest van België in spanning: doet hij het of doet hij het niet. Daar komt nu bovenop dat hij en de andere bonzen van zijn partij hebben beslist om minister van welzijn, Inge Vervotte, uit te spelen als joker bij de federale verkiezingen in de provincie Antwerpen. Het smoesje wordt door Bart Brinckman in De Standaard terecht een ouderwetse jezuïetenstreek genoemd: Vervotte zou moeten wegen op de komende communautaire onderhandelingen terwijl iedereen weet dat deze gewezen syndicaliste zich nooit eerder met communautaire stammentwisten heeft bezig gehouden. Met minister Vervotte heb ik een aantal keren kunnen corresponderen wat mijn indruk bevestigde dat zij ernstig met haar vak bezig was. Nu laat zij haar departement in de steek om zich te laten misbruiken als pion op het partijpolitieke schaakbord. Tegen de tijd dat haar opvolger of opvolgster zich heeft ingewerkt zijn de wachtlijsten nog wat langer geworden en zit de termijn van de huidige Vlaamse regering er ongeveer op. Isdit een voorbeeld van 'goed bestuur voor de mensen'? Sommige politici slagen met grootste onderscheiding in het ondermijnen van hun eigen geloofwaardigheid.
Ik heb zo'n vermoeden dat Roger Blanpain ooit een verstokte roker is geweest, hij vertoont alleszins het typische gedrag van de zeloot, de bekeerling: die wil met wortel en tak uitroeien wat hij eerder zelf heeft bedreven of beleden.
Noem dit het Saulussyndroom: de christenvervolger die van zijn paard werd gebliksemd en zich ontpopte tot de vurigste soldaat van Christus. Blanpain denkt zelfs aan een kliklijn voor kinderen om hun rokende ouders aan te geven.
De methode verraadt de gedachte die erachter zit. Sommige mensen lijken heimwee te hebben naar de goeie ouwe tijd van de collaboratie: zonder een Stasi of GEstapo kunnen ze niet leven.
Wie zal de volgende zijn: iemand die met veel moeite een dieet heeft gevolgd en daarom het frieten bakken thuis wil verbieden?
Mijn mooiste jeugdherinneringen hebben te maken met een pijprokende grootvader. En op zondag de kaarters met hun sigaren en cigarillo's.
Wij, de kinderen, hadden er geen last van omdat we voortdurend bezig waren, in en uit liepen, spelend of vader helpend in de tuin. Waarom de ouders niet bestraffen die hun kinderen uren voor een computer of een tv-toestel laten zitten? Ik beklaag nu al de kinderen die vanwege gezondheidsfundamentalisten als Blanpain nooit zulke ervaringen van gezelligheid zullen meemaken.
Aanvankelijk had ik behoorlijk wat sympathie voor Abou Jahjah: eindelijk een trotse, weerbare moslim die met argumenten van zich af kon bijten.
Geleidelijk aan vertroebelde dat beeld: de strijdbare intellectueel werd meer strijder dan intellectueel.
In het Humo-interview zegt hij dat iedereen die zijn cultuur niet kan aanvaarden een racist is, maar een duidelijke omschrijving van die cultuur geeft hij niet. Hij noemt zichzelf eerder 'een culturele moslim' dan een koranvolgeling, maar hoe staat hij precies tegenover de sharia, tegenover de scheiding tussen kerk en staat?
In verband met het Palestijnse conflict stelt hij een onmogelijke eis: het is intussen praktisch onuitvoerbaar geworden om alle Palestijnse vluchtelingen terug te laten keren naar een toekomstig Palestina, tenzij je de meeste Joden van het grondgebied zou verdrijven. De wereldgemeenschap kan en zal dit nooit aanvaarden. Abou Jahjah zingt de lof van Libanon: kan een land dat jaren geteisterd is door burgeroorlog voor Europa een modelstaat zijn?
En wat is de democratische legitimiteit van zijn beweging in Europa: hoeveel stemmen haalde de AEL, hoeveel Belgische moslims voelen zich door hem en zijn organisatie vertegenwoordigd?Abou Jahjah probeert zichzelf te presenteren als een rationele en verzoenende geest, maar keer op keer verraden zijn uitspraken een conflictmodel, of het nu gaat om de Arabische wereld versus Israël of om de ware en valse medestanders in België: steeds spreekt hij over een wij tegen een zij terwijl hij openlijk flirt met de gewelddadigheid.
Brussel noch Antwerpen mogen een Beiroet worden, ik vrees dat deze man zijn hand overspeelt en geen meerwaarde te bieden heeft voor onze democratie.
Wat echter voor ons een aansporing zou moeten zijn om zelf de ongelijke behandeling van de Palestijnse en Israëlische regering aan te klagen: Israël gaat vrijuit voor de massamoord en grootschalige vernietiging die zijn leger in Libanon heeft aangericht, het Palestijnse volk wordt gestraft met ontbering omdat het op een democratische manier de verkeerde partij heeft gekozen. Dat hiertegen zo weinig wordt geprotesteerd - scherper geformuleerd: de laffe dubbelhartigheid van Europa -, verhoogt de kans dat iemand als Abou Jahjah toch nog wordt gezien als de woordvoerder van een rechtmatige strijd.
Met veel van wat Fleur Jurgens, auteur van Het Marokkanendrama, inDe Morgen van maandag verklaart kan ik akkoord gaan.
Minder met haar boudebewering: Er is nog nooit een causaal verband aangetoond tussen opgroeien in een kansarm gezin en terechtkomen in de criminaliteit. Al sedert de deterministen eind 19e eeuw denk aan de Italiaan Lombroso bestaan er voldoende sociologische studies die het omgekeerdevaststellen.
Het spreekt dat de deterministische visie achterhaald is: kansarmoede hoeft niet noodzakelijkerwijze tot mislukking in de maatschappij te leiden en er zijn nogal wat verwende rijkeluiskinderen die ontsporen, maar de problemen afdoen als een zaak van mentaliteit of cultuurverschillen gaat zeer kort door de bocht: trouwens die verschillen doen zich niet voor op een eiland maar wel in interactie met de sociaal-economische feiten.
Recent onderzoek wees uit dat 46 % van de nieuwe Belgen (om dit eufemisme eens te gebruiken) beneden de Europese armoedegrens leeft: voor de kinderen uit deze gezinnen is ons consumptieparadijs één grote etalage met onbereikbare luxe. In de psychologie noemt men dit: een Tantaluskwelling denk aan de hangjongeren in de Brusselse winkelcentra.
Mag ik als zoon van een fabrieksarbeider uit eigen ervaring spreken? Om te beginnen is er het elementaire niveau van huisvesting en accommodatie: om te slagen in studies heb je een eigen ruimte nodig, met rust en verwarming. Binnen het huisgezin heb je behoefte aan stimulantia: boeken, naslagwerken, internet. In het algemeen zijn er al de beperkingen door het inkomen. En buiten is er de invloed van de peer group:probeer het maar eens vol te houden als er onder je leeftijdsgenoten weinig voorbeelden te vinden zijn van schoolsucces maar omgekeerd wel van een geslaagde criminele carrière.
Fleur Jurgens heeft gelijk als ze de ouders op hun verantwoordelijkheidwil wijzen, maar dreigen met sancties heeft pas zin wanneer je als overheid en maatschappij in eer en geweten kunt zeggen dat je er alles aan gedaan hebt om deze mensen kansen te geven.
En daar schort het bij landgenoten van vreemde origine in ernstige mate aan: inburgeren zoueen begeleiding moeten omvatten, in het bijzonder van de moeders die in een voor hen volslagen vreemd milieu terecht komen. En je moet toch stekeblind zijn om niet in te zien dat langdurig werkloze vaders in een machocultuur hun natuurlijk gezag verliezen.
Jonge Marokkaanse en autochtone machos moeten op hun eigen verantwoordelijkheid worden gewezen en zonodig ernstig gesanctioneerd. Maar de overheid kan zich niet gedragen als een dolgedraaide scheidsrechter die met gele en rode kaarten staat te zwaaien, en zelf de basisregels van het spel werkgelegenheid, begeleiding en non-discriminatie - aan zijn laars lapt.