Om een viertal redenen bezorgt de tekst van Rik Torfs (zie De Standaard van vandaag donderdag) over onze omgang met de dood mij een onbehaaglijk gevoel.
Ten eerste is het filosofisch en wetenschappelijk erg betwistbaar om vanuit één persoonlijke ervaring te komen tot algemene conclusies. Er zijn genoeg mensen die precies het omgekeerde hebben meegemaakt als Torfs met zijn vader en die tactloze verpleegster: zij hebben een geliefd persoon ondraaglijk zien lijden vanwege een 'therapeutische hardnekkigheid' die het ziekenhuis financieel baat opleverde.
Ten tweede doet Torfs aan begripsverwarring:'therapeutische hardnekkigheid' is niet hetzelfde als de hardnekkigheid waarmee zieken zich aan het leven vastklampen. We gebruiken die term om aan te geven dat therapeuten een zinloze behandeling verder zetten vaak tegen de wil in van de patiënt of de nabestaanden die geen rekensommetjes staan te maken maar bewogen worden door medelijden en liefde.
Ten derde noemt Torfs de toplonen een detail waar je niets aan kan veranderen. Inkomensongelijkheid doet er niet toe volgens Torfs. Maar precies die inkomensongelijkheid bepaalt in grote mate de problematiek: de middelen om te vermijden dat we evolueren naar 'een geneeskunde met twee snelheden' zijn niet oneindig, er moeten keuzes worden gemaakt of men dit nu moreel verwerpelijk vindt of niet.
Concreet voorbeeld: je beschikt over één geschikt donorhart, ga je dit dan inplanten bij een 80-jarige of bij een 20-jarige patiënt? Allemaal zouden wij willen dat er voldoende ruilharten waren voor alle hartlijders, maar in de praktijk is dit niet zo. Een kostenbatenanalyse zal zeker in de toekomst met de toenemende vergrijzing en de stijging van de medische kosten nog meer voorkomen dan vandaag. Wie daar morele bezwaren tegen heeft, moet ophouden met zeuren over de te hoge belastingen (een gezeur waaraan Torfs voor zover ik mij herinner niet meedoet) en moet erkennen dat het inkomen wel degelijk meespeelt (wat Torfs lijkt te vergeten).
Ten vierde noemt Torfs de dood 'de ultieme vernedering van de mens', met wat meer ervaring of studie zou hij tot het inzicht komen dat voor heel wat mensen de dood uiteindelijk een verlossing kan zijn. Op meer dode gezichten dan Torfs vermoedt, staat niets anders te lezen dan vrede.
Het voorgaande bericht deed me denken aan een statistiek die ik enige tijd geleden zag in De Standaard of De Morgen: de meest lucratieve economische sectoren op wereldschaal zijn de wapenhandel en de drugshandel.
Wat is het verschil?
Drugs kunnen in het ergste geval de individuele levens verwoesten van mensen die daar zelf voor gekozen hebben. Wapens verwoesten de levens van miljoenen mensen die daar uitdrukkelijk niet voor kozen.
De wapenhandel is in tegenstelling tot de drugshandel voor een deel legaal en aan weinig beperkingen onderhevig, voor een ander deel net als de trafiek in verdovende en stimulerende middelen illegaal. Heel de wereld voert een 'war on drugs', van een 'war on arms' is geen sprake, zeker niet bij de landen die in de eerste strijd het hoogst van de toren kraaien.
Er zijn mijn inziens twee verslavingen die echt levensbedreigend zijn voor heel de planeet: de hebzucht en de gewelddadige gelijkhebberij.
Een goeie derde is het cynisme: uitgerekend diegenen die er voortdurend over opscheppen dat zij over een superieure beschaving of moraal beschikken, zijn de meest ongeneeslijk verslaafden aan hebzucht, fanatisme en geweld.
De wereld is zo'n schouwtoneel dat we niet kunnen zonder verdoving om niet kierewiet te worden van de aanhoudende schreeuw die uit deze wereld opstijgt.
Dit is het paradoxale: een struisvogelhouding is een leugen, maar anderzijds maakt een voortdurende confrontatie met het lijden en het onrecht ons knettergek.
Met verdoving bedoel ik dan de uitschakeling van het morele bewustzijn - in klassieke termen: de stem van het geweten - door met de eigen pietluttige zorgen bezig te zijn, door op te gaan in de verdwazing van de sport of in de nog grotere stompzinnigheid van allerlei tv-programma's, of door met oogkleppen aan zich helemaal op zijn job te storten.
Dit is een zaak van zelfbehoud en tegelijkertijd van zelfbedrog: we sluiten ons af voor problemen die zich hoe dan ook aan ons zullen opdringen.
Het doet me denken aan de priester-arbeider Frans Wuytack uit Sint-Niklaas. Die was in Venezuela opgepakt en in de gevangenis gestopt omdat hij zich te duidelijk engageerde voor de armen. Terug in Vlaanderen werd hij verwelkomd als een held. Tot hij hier hetzelfde begon te doen, onder meer door deel te nemen aan de arbeidersstrijd op de Boelwerf in Temse. Het ging zelfs zover dat de toenmalige bisschop van Gent, de beruchte van Petegem, de deken van Sint-Niklaas naar zijn oud moedertje stuurden om haar te dreigen dat zij de communie zou geweigerd worden indien haar zoon volhardde in de boosheid.
Maar Frans begon met agit-proptheater, fel politiek theater dus, samen met de andere roemruchte arbeidersleider, Karel Heirbout. Ik zag ze in Hamme, in het jeugdhuis Het Klokhuis optreden met hun sociale sketch 'De Barst': vlijmscherm anti-kapitalistisch maar achteraf zaten beide mannen aan de toog moppen te tappen, met een bevallige vriendin dan nog wel. Daar gaat het om: je ogen niet sluiten maar plezier blijven maken. Tenslotte is geen enkele uitgebuite of mishandelde mens geholpen met onze depressiviteit. Het is een variant op de 'Mythe van Sisyphus' van Albert Camus: de steen de berg oprollen in de wetenschap dat die jou vlakbij de top toch ontglipt, maar de berg weer afdalen met een glimlach. 'We moeten ons voorstellen dat Sisyphus gelukkig is,' schreef Camus.
Naar je geweten luisteren en handelen is ook een vorm van verslaving.
In De Standaard van dinsdag verschenen enkele lezersbrieven over doping in de wielersport en twee artikelen over het gebruik van pepmiddelen door studenten.
Er is om te beginnen het verschil in woordenschat: pep klinkt nog altijd iets vriendelijker als doping terwijl het toch om hetzelfde gaat; onder meer amfetamines zijn regelrechte en zelfs gevaarlijke doping.
Zou het niet zinvol zijn het Antwerpse onderzoek uit te breiden naar alle sectoren die stressgevoelig zijn en periodiek of constant uiterst arbeidsintensief?
Hoe vaak worden geneesmiddelen als anti-depressiva en kalmeermiddelen niet gebruikt op een oneigenlijke manier: niet om een ziekte te bestrijden maar om mee te kunnen draaien in de mallemolen van de prestatiecultus.
De zogenaamde Olympische idealen: 'hoger, verder, sneller' domineren niet alleen de sport (gaande van amateurs tot professionals) maar heel onze maatschappij.
Laten we toch eens eerlijk zijn: zondag hebben wij wielerliefhebbers ons weer zitten vergapen aan het spektakel van een koninginnerit in de Giro en die kick willen wij niet missen: heroïsche prestaties in een schitterend decor.
De morele vragen: is dit wel medisch verantwoord etc worden tijdens de kickervaring naar de achtergrond verdrongen.
Vergelijk het met onze houding als consument: hoeveel klanten liggen er wakker van dat hun dure merkkledij ergens gemaakt wordt door mensen die worden uitgebuit, eventueel door kinderen?
Het is al te gemakkelijk een groep als zondebok aan de schandpaal te nagelen en te vergeten dat men zelf medeverantwoordelijk is: door onze sensatiezucht als het om uitzonderlijke prestaties gaat en door ons blinde consumentisme in het algemeen. De heisa over het dopinggebruik veroorzaakt een valse tweedeling: wij, de zuiveren, tegenover de corrupte atleten. Met wat meer zelfkritiek zouden we inzien dat dit zelfbedrog is en een leugen van Olympische omvang.
(Dit is de zoveelste mail die door De Standaard is geweigerd. In het bijzonder over de dopinghysterie vindt men weinig relativerende teksten in de media - behalve in Humo dan - en dit kan bij de lezers de indruk wekken dat deze teksten niet bestaan, een vorm van manipulatie dus. Zelden worden sport- en andere dokters aan het woord gelaten die medische begeleiding en doping op een nuchtere, wetenschappelijke manier benaderen. Wat de dopingdominees van de media verkiezen is de bevestiging van hun eigen hypocrisie. Je hoort ze gillen 'nog meer van dat' bij elke opmerkelijke prestatie zoals vorige zondag in de Giro, maar als een renner nog maar wordt verdacht van doping dan willen ze hem onder de modder stampen en vermorzelen. Zo gedragen verwende kinderen zich: ze vertrappelen in hun driftbuien het speelgoed waarom ze eerder hebben gezeurd.)
Het boek is sedert vrijdag in huis en het ziet er fraai uit, als drukwerk alleszins. Zopas is hier een fotograaf van Gazet vanAntwerpen geweest, gelukkig heeft hij mijn versleten pantoffels buiten beeld gelaten: de dichter als pantoffelheld is geen gezicht en als zijn grote tenen erdoor steken wordt het helemaal een karikatuur. Een interview zal verschijnen in de regionale editie van Het Nieuwsblad/Het Volk (editie Waasland neem ik aan). Komende vrijdag is dus de officiële voorstelling in Hamme: in extremis zijn er medewerkers bij gekomen, het lokale Davidsfonds , de fotoclub Imago en de vzw Durmevrienden die materiaal leveren voor de projectie van natuurfoto's uit de streek van Durme en Schelde. Er zijn bijzonder mooie beelden bij. De bijgevoegde foto is van persfotograaf Peter Maenhoudt uit Gistel. (Nu heb ik toch al 1 lezer)
Dat de kleinhandel zijn overgebleven voorraad sigaretten zonder schrikbeelden niet meer mag verkopen, onderstreept het fanatisme van de gezondheidsfundamentalisten. Dit is het ergste schrikbeeld: intellectuele verkramping. Eén idee overheerst, alle andere reflecties doven uit. De redelijkheid verdwijnt als men nog slechts één reden heeft.