omtrent de controverse tussen kennisgericht en vaardigheidsonderwijs: wat is hier nog meer aan toe te voegen? De essentie allicht, elke methode moet ergens toe leiden wat betekent dat je dat ergens omschrijft: zonder het formuleren van doelstellingen kan je een methodiek niet evalueren. Naar de mening van deze oud-leraar moet het onderwijs, in het bijzonder het lager en het middelbaar, gericht zijn op de totaliteit van de mens in de totaliteit van het leven.
Het gaat om Zelfrealisatie in de opvatting van Carl Gustav Jung: wat in de mens in potentie aanwezig is, moet door de opvoeding worden geoptimaliseerd uiteraard gaat het dan niet om misdadige impulsen, maar om de vermogens en talenten die het waard zijn ontwikkeld te worden. Dit laatste verschuift de problematiek naar het niveau van de levensbeschouwing: er moet een grootste gemene deler worden gevonden, een gemeenschappelijkheid in het mens- en maatschappijideaal waaraan alle opvoeders kunnen meewerken. Dit mensideaal is veelzijdig. Het omvat niet alleen de homo faber of economicus, ook de homo ludens en atleticus, de homo creator en viator, religiosus en politicus dit laatste zowel in de strikte zin van bezig zijn met politiek als in de ruimere van maatschappelijke betrokkenheid. En bij al deze 'homo's' uiteraard ook en essentieel de homo sapiens sapiens voor wie het een bron van vreugde is om iets te kennen en te kunnen, en voor wie het een motivatie of minstens toch een aangename ervaring oplevert dat anderen over een onderwerp meer weten of een vaardigheid beter beheersen. De term competenties van de huidige minister van onderwijs is goed gevonden en best bruikbaar. Het onderwijs moet dus inzetten op de ontwikkeling van al deze potenties of competenties. Leerlingen moeten de kennis en de vaardigheden worden bijgebracht die zij nodig hebben om een job te kunnen vinden en correct uitvoeren, maar ook culturele en creatieve competenties, sociale en politieke, recreatieve en sportieve, religieuze of spirituele, filosofische. De opvoeding moet iets als een kompas zijn en een rugzak bij de zoektocht naar zingeving en verantwoording.
Onderwijs kan daarom nooit technisch en vrijblijvend zijn: altijd worden waarden en streefdoelen meegegeven. Een leerkracht en opvoeder is een gids die minstens moet kunnen zeggen welke wegen vruchteloos en gevaarlijk zijn en in welke richting er verder kan worden gezocht, wat het tegendeel inhoudt van indoctrinatie en hersenspoeling: een gids is niet de slavendrijver van een chain gang. Hij is bereid te zeggen dat hij het ook even niet meer weet maar op goede gronden (en op welke gronden) vermoedt en vertrouwt dat de weg vanbeschaving enhumanisering eerder de ene loop zal nemen dan de andere.
De leerlingen spellingregels bijbrengen zal in deze begeleiding allicht van pas komen, maar het is duidelijk dat in het geheel van de doelstelling de spelling maar peanuts is, gebeuzel waardoor de gedrevenheid want oprecht onderwijs is een passie - wordt opgepeuzeld indien de visie niet ruimer reikt.
Er is een kerkliedje uit de jaren 60 - de ongelovigen nemen het voor lief of vervangen het door de internationale -: wij zijn samen onderweg, allelujah, allelujah. Fundamenteler en juister kan deze ouwe jongen het niet formuleren: elk paradigma in dit syntagma is correct en op zijn plaats. Wij samen, onderweg en een frase zoals allelujah wat een juichkreet is: zonder optimisme of hoop-ondanks-alles kan men niet aan opvoeding doen. De ren van lemmingen naar de afgrond is letterlijk geen school-voorbeeld. Een opvoeder kan zoals eerder gezegd zijn twijfels uitspreken maar als hij niet gelooft in de noodzaak van zijn project is zijn plaats misschien onder de decadente kunstenaars maar niet in het onderwijs.
Een dansvoorstelling is eigenlijk niet bevredigend te registreren, noch op video noch op film. Daardoor is de dans bij uitstek een efemere kunst: zij is er en dan weer niet. Zo staat de dans symbool voor zoniet alle dan toch de meeste kunst en voor zoniet alle menselijke levens dan toch voor de meeste: wij zijn er en dan weer niet.
Het recente fraudeschandaal omtrent de villa van prins Laurent toont nog maar eens aan dat een koningshuis een fossiel is dat thuishoort in het Ancien Régime en niet in een moderne democratie. Het wordt in stand gehouden door wat de psychologie noemt regressie: de massa weigert volwassen te worden en hangt vast aan of keert terug naar het infantiele stadium dat het leven niet aankan zonder een moeder- of vaderfiguur. Het zelfde psychologische proces verklaart de blijvende populariteit van het pausdom, vooral in minder ontwikkelde landen maar ook bij ons. Tot je verrassing hoorde je indertijd een vrouw van 35-40 op een pauselijke encycliek die de anti-conceptiva verbood, reageren met: nu weten tenminste waaraan ons te houden.
Het gaat steeds om hetzelfde: de angst voor de vrijheid omdat die verantwoordelijkheid impliceert. De vrije volwassen mens moet zelf zijn morele keuzes verantwoorden en kan zich niet verschuilen achter een gezagsargument. Vrijheid in de morele zin van het woord is voor velen geen geschenk maar een last die zij niet wensen of vermogen te dragen.
'kennis is macht' of 'macht is kennis'? Wat maakt iemand tot een deskundige? Onderwijsdeskundige André Mottart bewijst in DS van zaterdag dat je moet kunnen praten als een door god gezonden profeet met een pauselijke onfeilbaarheid; je opponenten blameren versterkt je eigen narcisme. Zijn uitspraken punt voor punt weerleggen zou een artikel opleveren van verscheidene bladzijden. Een poging dan maar om het korter te houden, in de volgorde van het artikel kennis is macht waarvan de titel beter zou worden omgedraaid: macht is kennis.
Mottart stelt dat wij professionele taalgebruikers zelf voortdurend woorden en gegevens opzoeken. Dit klopt maar als we dit voor elke bewering of expressie moeten doen dan hebben we een halve dag nodig om één pagina te schrijven, met andere woorden: onze parate taalkennis moet zo omvangrijk mogelijk te zijn om tot een efficiënt taalgebruik te komen, zowel wat de spelling betreft als wat de juistheid van onze beweringen aangaat.
Volgens dit orakel hangen protesterende leerkrachten vast aan hun canon van kennis de dingen waarmee zij opgegroeid zijn en onderwezen gekregen hebben. Deze kennis moet in perspectief geplaatst worden door het gebruik van het internet: het internet is de nieuwe openbaring, de koran en de bijbel tegelijk. Ten eerste: surfen en downloaden kunnen de leerlingen beter dan de meeste leerkrachten. Ten tweede: hoe kun je de informatie via het internet evalueren als je geen ijkpunt hebt, geen eigen basiskennis, hoe ga je de teksten van het internet begrijpen als je de terminologie niet begrijpt noch het referentiekader? Kortom: het kennisprobleem door verwijzen naar de moderne media is niets anders dan het probleem verschuiven. De enige winst bestaat erin dat leerlingen dit misschien leuker vinden omdat zij nu eenmaal houden van de moderne technologie, maar zonder begeleiding levert deze werkwijze geen deugdelijke resultaten op.
Mottart beweert dat jongeren nu veel liever schrijven als vroeger, ze smsen, ze mailen. Hij ontkent dat het afkortingentaaltje van sms en chatten een schadelijke invloed zou hebben op de taalbeheersing, wat nochtans iedereen kan vaststellen in zijn eigen correspondentie met mensen die vaak bezig zijn met deze communicatievormen.
Mottart geeft het voorbeeld van zijn eigen zoon die de avond vóor hij een opdracht moest indienen nog gauw even het archief van DS downloadde en zo een pak documentatie afleverde waar hij geen enkel ander aandeel in had dan dit downloaden zelf. Deze werkwijze noemt Mottart: Fantastisch toch? Als er nu één gewoonte is waar we de leerlingen altijd voor gewaarschuwd hebben dan is het wel dit wachten tot de laatste dag om aan een taak te beginnen en een leerkracht die vrede neemt met een pak internetgegevens zonder enige verwerking is een gemakzuchtige idioot.
Veel onderwijs is saai omdat de kennis die erin aan bod komt, ontdaan is van alles wat spannend en relevant is, gaat de visionair verder. Het onderwijs moet dus net als de rest van de consumptiemaatschappij vooral kicks verschaffen, het moet spannend zijn en relevant noemt Mottart alles wat aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. Zouden we dan de leerplannen maar niet beter laten schrijven door een leerlingenraad? Moet ook het onderwijs beheerst worden door de waan van de dag, door modeverschijnselen? Uiteraard dient een leerkracht erover te waken dat hij of zij niet totaal vervreemd geraakt van wat de jongeren bezig houdt, maar zijn de klassieke motieven van literatuur en kunst dan opeens versleten: de liefde, dedood en het afscheid nemen, de eenzaamheid en de beleving van de schoonheid in de natuur, de romantische symbiose tussen mens en natuur?
Vondel en Gezelle hoeven niet meer: wat bewijst Mottart met deze dwaasheid meer dan zijn eigen onvermogen om deze figuren en hun werk boeiend te presenteren? Vondels Geusevesper kan een voltreffer zijn als je de leerlingen uitlegt dat het gaat om protest tegen onrecht, dan dragen zij dit gedicht met passie voor en schrijven met enthousiasme een eigen pamflet. En als er één dichter is die er nog altijd vlot in gaat, van wie zij nog steeds met plezier een gedicht van buiten leren en voordragen dan is het toch wel Gezelle, op voorwaarde dat je hen zelf een gedicht laat uitkiezen en hun voordracht coacht zoals een dramaturg zijn acteurs begeleidt. En de traditie sluit de moderniteit niet uit: het is zoals in zovele andere kwesties een verhaal van én én, niet van ofwel ofwel. Plaats een eigentijds dichter tegenover een klassieke en laat de leerlingen zelf het verschil aanwijzen en evalueren waarom zij een voorkeur hebben voor het ene dan wel voor het andere.
Het is toch evident dat spreekoefeningen gaan over zelf gekozen onderwerpen, niet alleen de traditionele 'presentatie' maar zeker ook het debat. Concreet: een discussie over de taktiek van de Rode Duivels lijkt een banaliteit voor op de speelplaats, maar als men dit akkefietje gebruikt als aanloop naar een filosofisch debat over schoonheid en nuttigheid, dan krijgt het banale een verrassende diepgang. Ronduit beledigend wordt Mottart, die volgens De Standaard meeschrijft aan de eindtermen Nederlands, als hij het heeft over onzekere en betweterige leerkrachten, hun hang naar comfort want: Vaardigheidsonderwijs is zeer arbeidsintensief. Met andere woorden: wie op inhoud is gericht dat is een luierik. Kan een deskundige gortiger zijn in zijn arrogantie?
Ten slotte heeft hij het over het elitaire concept van retorica en een literaire canon? Wat is er zo elitair aan Gezelle, ooit en voor vele Vlamingen nog steeds de volksdichter bij uitstek?
Is Multatuli elitair, L.P. Boon, Van den Vos Reynaerde? Men kan deze onderwerpen elitair maken door de keuze van zijn voorbeelden, maar didactisch talent bestaat er juist in dat men aanvoelt wat de eigen leerlingen aankunnen en wat te hoog gegrepen is en ieder van de klassiek genoemde auteurs heeft zowel moeilijke als toegankelijke teksten geschreven.
Wat is voor de leerlingen leuker dan zon ouderwets verhaal als dat over de vos, of over Karel en Elegast na spelen, bij voorkeur in een daarvoor geschikte ruimte - ook dit is een frustratie bij creatieve leerkrachten: op hoeveel scholen is er voldoende accommodatie om aan expressie te doen zonder de andere collegas te storen?
Mottart waarschuwt ervoor dat de tegenstanders van de vernieuwing op de duur niemand meer zullen overhouden in de klas. Te vrezen valt dat met profeten en visionairen als Mottart het onderwijs geen leerkrachten meer zal overhouden die nog inhoudelijk en creatief bezig zijn. De huidige controverse heeft de intensiteit van een crisismoment in de etymologische betekenis van het woord crisis: we staan voor een tweesprong en het beleid moet zich grondig bezinnen welke kant het op wil gaan, de zelfverblinding van de nieuwlichters of de omzichtigheid van de ervaring die niet per se afkerig staat tegenover vernieuwing maar wel tegenover elke ingreep die regelrecht ingaat tegen hun eigen uit jarenlange ervaring opgebouwde inzichten en methodes.