Wat Jef Lambrecht vertelt over de nieuwsdienst bij de VRT stemt wonderwel overeen met wat ikenkele dagen eerder met vrienden zat te bespreken, en bespreken is een eufemisme voor ons echte taalgebruik.
Heeft het te maken met het feit dat we tot dezelfde generatie behoren: een generatie die student was in een tijd dat sensibiliseren nog als een opdracht werd ervaren en niet als een scheldwoord?
Inons eigen beroepsmilieu, het onderwijs, hebben we eveneens moeten vaststellen dat de geëngageerde leerkrachten zij die meer deden dan het doorgeven van steeds dezelfde leerstof en het aanleren van door het leerplan opgelegde vaardigheden gemakkelijkheidshalve kunnen worden aangeduid als post-68ers zonder daarom te hebben deelgenomen aan de contestatie of aan de verdwazing van kleinlinks.
Wat de journalistiek betreft gaat het mijns inziens om de fundamentele vraag of een journalist(e) kan aanvaarden dat hij of zij een volksopvoeder behoort te zijn, hoe bekakt dat woord ook mag over komen. Zoals Lambrecht terecht opmerkt is in toenemende mate de tendens ontstaan om het nieuws te zien als koopwaar wat impliceert dat men de weg opgaat van de minste weerstand: maak het vooral licht verteerbaar. Vaak heb je de indruk dat de tv-zenders (met uitzondering van een aantal sterke programmas op Canvas) de modale Vlaming beschouwen als een randdebiel die zich niet langer dan 5 minuten op één onderwerp kan concentreren.
Dagelijks bekijk ik na het journaal op Eén ook dat op La Une en ik kan alleen maar vaststellen dat de RTBF heel wat ruimer en diepgaander informeert, al wordt ditdoor de VRT wel ten dele gecompenseerd door Terzake op Canvas.En naast het journaal merk je de teleurgang van een programma als De Zevende Dag: is dit nog een duidingprogramma of entertainment? Ooit wou je hiervoor thuis blijven op zondagvoormiddag, de laatste tijdweet je niet wat eerst gedaan om aan die ergernis en stompzinnigheid te ontsnappen.
Als leraar heb ik ondervonden dat je een groep ofwel op een hoger niveau kan brengen door ze intellectueel en creatief uit te dagen ofwel nog gemakzuchtiger en dommer kan maken doorde populaire kwast te willen uithangen al is het wel merkwaardig dat juist leerkrachten die nog eisen stellen het meest worden gerespecteerd als ze tenminste er al hun enthousiasme en wat humor tegenaan gooien.
Ik deel volkomen de mening van Lambrecht dat verdomming leidt tot anti-politieke houdingen en ontvankelijkheid voor de simplismen van de extremisten. In die zin hebben alle opvoeders ook die van de media een democratische verantwoordelijkheid: inhoudelijke keuzes kan men niet verwachten als men het kiespubliek geen inhoud meegeeft.
De VRT heeft maar één excuus: decommerciële zenders zijn nog vele malen erger, maar die werken dan ook niet met het geld van de belastingbetaler.
Wellicht ben ik een cultuurpessimist maar ik zie zowel in ons onderwijs als in de media een tendens naar meer en meer gemakzucht en oppervlakkigheid. De gevolgen zijn naar mijn aanvoelen niet te overschatten: niet enkel het politiek bewustzijn zal erdoor worden aangetast, maar ook het vermogen om te participeren aan de cultuurin de ruimste zin van dit woord: alles wat te maken heeft met een bijzondere kennis en kunde. Ik vrees zelfs voor een devaluatie van onze diplomas.
Het arme Vlaanderen van pater Stracke was arm van inkomen, het Vlaanderen (en Europa want men kan landen opsommen waar het er nog idioter aan toegaat) van de toekomst dreigtpover en bekrompen van geest te worden. Het minste wat je er in alle nuchterheid over kan zeggen is dat het onvoldoende benutten van de moderne media neerkomt op een gemiste kans.
Ooit zei de Nederlandse cabarettier Wim Kan: Wie de sport niet beoefent, die moet zich niet bemoeien met de regels.Hiermee zinspeelde hij op de veroordeling van contraceptiva door de kerk van Rome.
Als ongelovige hond zou ik mij dan ook niet moeten uitspreken over het priestertekort binnen de Roomse kerk, maar als oud-leraar van een katholieke school doe ik het toch.
Mevrouw Kiebooms van de Sint-Egidiusgemeenschap is geen onverstandige vrouw: ze weet maar al te goed waar het schoentje wringt. Al schrijft ze in het begin van haar tekst in De Morgen van 18 juni: Het alternatief is protestantisering, een evolutie die volgens mij geen heil biedt. Na zo vele jaren van oecumenische beweging kan zon uitspraak tellen.
Belangrijker is echter wat zij zegt over het verplichte celibaat dat zij in het bijzonder een probleem vindt in een tijd die seksualiteit verafgoodt.
Dit getuigt van weinig historisch besef: de celibaatsverplichting heeft altijd voor problemen gezorgd. Reeds in Van den Vos Reynaerde is er sprake van een pape met zijn wijf Julocke, een pape die door Tybaert de Kater geraakt wordt in zijn beurse zonder naad waarmede men den beiaard slaat: de satiricus die ons fameuze dierenepos heeft geschreven, beleeft duidelijk genoegen aan deze castratie.
Enkele weken geleden werd in Ierland een rapport uitgebracht over kindermisbruik binnen de katholieke kerk: het ging om tienduizenden dossiers, sommigen gewagen van misschien wel honderdduizenden slachtoffers. En dit misbruik heeft niets te maken met eigentijdse fenomenen als porno op het internet.
Kiebooms merkt zeer terecht het volgende op: Priester-zijn is nu te vaak een veroordeling tot eenzaamheid. Geen wonder dat sommigen troost zoeken in de armen van een vrouw (of een man).
De enige fout in haar opmerking is het gebruik van het woordje nu: het is altijd zo geweest.
Het meest krankzinnige aan de celibaatsverplichting is het feit dat ze alleen in de katholieke kerk voorkomt in de andere christelijke kerken en andere monotheïstische godsdiensten bestaat deze verplichting niet en niet toevallig zien we daar ook veel minder kindermisbruik -en ten tweede vinden we in de basisteksten nauwelijks een grond voor deze absurditeit. Jezus heeft zelfs nadrukkelijk gezegd: Het is beter te huwen dan te branden.
De behoefte aan seksueel genot, aan lichamelijke aanraking en tederheid is in de gezonde mens onuitroeibaar. Afgezien van de seksuele mistoestanden en misdrijven die van het celibaat het gevolg zijn, merken we zeerdikwijls dat celibataire geestelijken hun seksuele wellust inruilen voor machtswellust: de misgelopen voldoening op het ene terrein wordt gecompenseerd door een bevrediging op een ander, namelijk op dat van de machtsuitoefening en dat maakt sommige geestelijken vaak onmenselijk zoals bewezen is in de zogenaamde Magdalene-instituten in het door en door katholieke Ierland, maar ook in Vlaanderen zullen er wel voldoende mensen zijn die te maken hebben gekregen met een dictatoriale non, pater of pastoor.
Het basisargument om het celibaat te verdedigen is meestal dat het priesterschap een volledig engagement behoort te zijn en niet kan gedeeld worden met een engagement voor een eigen gezin. Dat deze redering niet opgaat wordt bewezen door Joodse rabbijnen, protestantse dominees en islamitische imams of mollahs.
Dieper nog dan dit kromdenken ligt de negatieve seksuele obsessie van de katholieke kerk die in de seksualiteit alleen het werk van de duivel kan zien: mocht men in staat zijn om de erotiek te beschouwen als een mensenrecht en als een eerbare en onmisbare bron van levensvreugde dan zou de idiotie van het celibaat onmiddellijk worden afgeschaft.
De vraag is alleen of een instituut dat autoritair wordt geleid door oude en wellicht reeds impotente mannetjes daartoe in staat is. De apostelen waren oorspronkelijk wel getrouwd (hoe ze na Jezus dood hebben verder geleefd is niet zo duidelijk zoals het evenmin duidelijk is wat de positie was van al die heilige vrouwen in hun gezelschap: er zijn alleszins geen onomstotelijke bewijzen voor hun maagdelijkheid), maar dat waren dan ook nog vitale en te oordelen naar de bruiloft van Kana -bijzonder levenslustige kerels.
Maar mevrouw Kiebooms kan gerust zijn: er zijn nog steeds voldoende landen waar het katholieke machtsbolwerk sterk staat en waaruit men priesters kan rekruteren om dit knelpuntberoep in te vullen.
In De Standaard van 18 juni reageren Jan Jambon en Jan Peumans van NVA op een bijdrage van professor Decoster (KUL) over het begrotingsvraagstuk van België en Vlaanderen.
Het is waar dat de Vlaamse regeringen met Dirk van Mechelen als minister van begroting een budgettaire orthodoxie aan de dag hebben gelegd. Maar tegelijk is de voorbije jaren een aantal Vlaamse uitgaven objectief en terecht gestegen: bijvoorbeeld op de departementen onderwijs, welzijn en cultuur.
De verklaring voor deze schijnbaar tegengestelde gegevens zit inderdaad in de Lambermont-akkoordenwaardoor Vlaanderen meer middelen heeft ontvangen ten nadele van de federale staat. Meer fiscale autonomie voor de gewesten is dan ook maar fair indien men tegelijk het federale niveau wil versterken. Wie van oordeel is dat de regeringen Verhofstadt hebben gefaald inzake begroting moet dan ook de eerlijkheid hebben om aan te geven op welke posten paars dan wel had moeten besparen: toch niet op onze pensioenen die nu al tot de laagste van Europa behoren?
Het plaatje van de fiscale inkomsten zou er anders uitzien mochten de belastingen geheven worden op de plaats waar men is tewerkgesteld en niet waar men woont: dan zou het Brusselse gewest wellicht het rijkste van het land zijn. En dat zou ook fair en logisch zijn want degemeenten waargewerkt wordt, dragen de zwaarste lasten inzake infrastructuur, verkeersellende en milieuhinder.
Jambon en Peumans halen met recht het voorbeeld van de ziekenhuiskosten aan die inhet Franstalig landsgedeelte onverantwoord hoger liggen als in Vlaanderen wat te maken heeft met een andere benadering van de gezondheidszorg. Responsabilisering zou aan deze scheeftrekking veel kunnen verbeteren.
De staatshervorming die er onvermijdelijk zit aan te komen en die ongetwijfeld in de richting van meer fiscale autonomie zal gaan, kan men vergelijken met de verbouwing van een huis.
Maar wie zijn huis wil laten verbouwen, die haalt er geen sloper bij. En dat is precies wat NVA wenst:hun partijprogramma is gericht ophet slopen van de Belgische federale staat.
Een discussie over de federale en regionale begrotingen zouden we daarom beter overlaten aan neutrale wetenschappers die argumenteren met onweerlegbare cijfers in de hand en niet aan politici die spreken vanuit hun partijbelang.
In de weekendeditie van De Morgen krijgt kippenkweker Koen van Mechelen een interview van 2 volle bladzijden. Samen met Jan Fabre, Wim Delvoye en Jan de Cock is hij de voorbije jaren de meest gemediatiseerde kunstenaar van Vlaanderen.
Waaraan heeft hij dit verdiend? Hij heeft het lumineuze idee gehad een 'universele kip' te gaan kweken die symbool moet staan voor de broederschap tussen alle rassen en volkeren. Als dit kunst is dan is de fruitteler die de jonagold heeft ontwikkeld, ook een kunstenaar.
Intussen werken in Vlaanderen tientallen kunstenaars die nog met eigen handen iets subliems kunnen maken, noem ze 'ambachtelijke' kunstenaars zoals Roel D'haese en Rik Poot dat waren. Zij mogen al blij zijn als een kleine galerij hun werk wil tentoonstellen.
Op zich kan men daar relativerend over doen en zeggen dat het om een zoveelste vervolg gaat op 'De lof der Zotheid' van Erasmus. Maar aan plastische kunst hangt ook een prijskaartje, in de eerste plaats voor de makers: of zij zich al dan niet economisch kunnen handhaven heeft met hun inkomen te maken en dit inkomen wordt sterk bepaald door naambekendheid. De media beslissen dus in grote mate over de leefbaarheid van de plastische kunstenaar en in feite van elke kunstenaar die van zijn kunst probeert te leven.
Mag men dan niet verwachten dat media die zich beroemen op een kwaliteitsniveau, een onderscheid maken tussen de oppervlakkige sensatie en de spektakelwaarde van een aantal 'charlatans' en intrinsiek hoogstaande kunstvormen gekenmerkt door authenticiteit, vakmanschap en diepgang?
Na de 'kakmachine' een 'superkip': wat we zelf doen, doen we beter.
Karel van de Woestijne in De Standaard der Letteren
Aan je jonge jaren hou je een aantal favorieten of idolen over van wie je zegt: hier moeten ze afblijven.
In de sport is dat voor mij Rik van Looy; in de poëzie onder meer Karel van de Woestijne.
Vandaag verschijnt in De Standaard een interview met Hans Vandevoorde die over mijn 'leermeester' een doctoraat heeft gemaakt en nu meent dat hij het licht of alleszins een nieuw licht heeft gezien.
Hij bestaat het om een toonbeeld van decadent symbolisme
'een vitalist' te noemen.
Vitalisme staat voor levenskracht, optimisme, energie. Om die reden wordt de term gebruikt voor Hendrik Marsman en Wies Moens.
Van de Woestijne was een zinnelijke, aardse mens dat zeker maar getuigt zijn werk van hoger genoemde eigenschappen?
Het zeer terecht om zijn veelzeggende eenvoud door Vandevoorde geprezen gedicht 'Gij draagt een schoone vlechte haar' uit 'De gulden schaduw' van 1910 bevat in het midden regels als:
' Het is een trage dag voor-waar
van weiflen en van weenen.
Het is een lengende avond van
mis-troosten en mis-prijzen.'
In de bundel 'Het berg-meer' uit 1928 - dus helemaal aan het einde van zijn leven - staan 2 uitgesproken erotische gedichten:
'Zouden we geen glaasken mogen drinken' en 'De meiskens uit de taveernen'.
Maar de kernregels luiden: '
Wij hebben walg om ons te troosten'
en '
We ontwaken aan hare zijde
met den houten mond van de spijt'.
Is dit vitalisme?
Vandevoorde noemt de dichter 'overbewust', maar waarin verschilt de inhoud van deze term van het decadentisme en fin de siècle-levensgevoel die Karel van de Woestijne traditioneel worden toegeschreven?
'Overbewust' betekent in de psychologie dat men gebukt gaat onder het gewicht van de reflectie, onder zwaarmoedige tobberij - in het geval van KvdW zonder twijfel een erfenis van zijn vader die liever pater was geworden en zich vaak dagenlang opsloot.
Toen hij in Sint-Martens-Latem verbleef met zijn broer Gustave, de beroemde schilder, en andere kunstenaars zoals Valerius de Saedeleer, trok hun gezelschap geregeld naar café 'bij Maebe's' - dat nog altijd bestaat geloof ik, alleszins het gebouw - en op een van hun nachtelijke terugtochten viel Karel in een gracht en bleef daar liggen. Zijn broer kreeg te horen: 'Laat me liggen, ik heb geen zin meer.' Ook al zijn het de woorden van een zatterik, de grondtoon van levensmoeheid spreekt uit tal van zijn verzen. Nu zijn er wel meer 'vitalisten' die zich van kant hebben gemaakt - denk aan Hemingway en andere die 'kort en hartstochtelijk' wensten te leven.
De doodsdrift en de levensdrift zijn sterker verwant dan men meestal aanneemt en het ene kan plots omslaan in het andere.
Maar bij Van de Woestijne gaat het om een constante somberheid, een zwaar op de hand zijn, een soort gebrek aan talent voor het dagelijks leven en vooral voor lichtvoetigheid en vrolijkheid.
Nieuw onderzoek behoort nieuwe accenten te leggen, ongetwijfeld, maar als men de essentie gaat vervalsen en een door en door zwaarmoedige, voor uitbundigheid ongeschikte dichter 'vitalistisch' gaat noemen, dan zet men de lezers op het verkeerde been. Trouwens, waarom zou decadentisme opeens niet meer modern en actueel zijn? Als Kurt Cobain, Amy Whitehouse en andere decadente sterren/sterretjes de geesten van oud en jong blijven beroeren, waarom dan niet een dichter van Europees niveau?
Kan men van om het even welk gevoel ooit zeggen dat het uit de mode is: of de emotie nu rozig dan wel zwart uitvalt, het blijft des mensen.
Bij De Standaard van donderdag 17 januari zit een luxueuze folder met als ondertitel 'De jacht op de truffel'. Het is reclame van Landrover. We zien mooie foto's van een jeep die zoeft langs een moerassig landschap, door een bos gehuld in ochtendnevel: de natuur moet je exploreren in een Landrover. De associatie is duidelijk: truffels zijn net als kaviaar delicatessen weggelegd voor de succesrijken onder ons. Geen probleem: we gunnen de happy few hun culinaire exclusiviteiten. Lastiger om te aanvaarden is het oneigenlijk gebruik van terreinwagens als statussymbool. Waarom dulden we SUV's en 4x4's in onze agglomeraties? Als roken gebrandmerkt wordt als anti-sociaal gedrag en meer en meer geweerd wordt uit het openbaar leven, moet dit dan niet ook gelden voor sterk vervuilende wagens? Een recent bericht leert ons dat steeds meer longkankers optreden bij niet-rokers en patiënten zonder een voorgeschiedenis van passief roken: de oorzaken moeten in het milieu worden gezocht. Is in het verkeer de vrijheid en luxe van de enkeling dan geen aanslag op de vrijheid en gezondheid van een meerderheid? De verkopers en bezitters van Landrover (de prijs gaat van 31 500 euro tot 99 500 euro) zullen deze vragen wegwuiven als uitingen van afgunst. Dat is de gemakkelijkste taktiek: lage motieven toeschrijven aan een tegenstander. Er zijn de objectieve feiten: de keuze voor een vervuilende wagen die niet aan een noodzaak beantwoordt, is een daad van agressie. (En dan heb ik het nog niet over de rijstijl van de meeste chauffeurs - niet allemaal - van een 4x4.) Als de sigaret mag verboden worden in de horeca, dan mag de terreinwagen verboden worden in onze binnensteden en dorpskernen. Lucht is lucht en longen zijn longen, om het even in welke ruimte men zich bevindt. Of moeten we alweer vaststellen dat de commercie voorrang heeft op de 'schone' principes?
Vaak wordt de pers de vierde macht genoemd in een democratie. Wat dit in concreto kan betekenen, werd maandag even voor middernacht gedemonstreerd door de Britse documentaire over de kinderen van een opvangtehuis in het Bulgaarse Mogilino.
Volgens de aankondiging op de tv-bladzijden van De Standaard werden de directrice en haar assistent achteraf geschorst door de Bulgaarse regering.
We zagen beelden die ongewild deden denken aan de Naziconcentratiekampen, de resultaten van de 'behandeling' waren in elk geval dezelfde: kinderen stierven door ontbering, de overlevenden zien er uit als skeletten.
Een cynische bevlieging zei in mijn hoofd: dan waren die gaskamers met hun vrijwel onmiddellijke dood nog heel humaan.
Mochten het ganzen zijn geweest dan stond Gaia nu al op straat om luidkeels te protesteren tegen de manier waarop deze kinderen werden gevoed.
Waren deze directrice en haar personeel monsters te vergelijken met de kampbeulen?
Het monsterlijke in heel dit schandaal is de onverschilligheid: het maakte deze vrouwen (op 1 uitzondering na) en hun superieuren geen ene moer uit wat het lijden van hun slachtoffertjes inhield.
De documentaire bevestigt mijn overtuiging dat het kwade meestal niet gebeurt omdat er zoveel kwaadaardige mensen rondlopen. De verdorvenheid kan haar slag slaan omdat zoveel meer mensen wegkijken of onbewogen toeschouwers blijven.
Dit was zo met Hitler en Stalin, begin de jaren 1990 in Bosnië, in 1994 in Rwanda, dit is al meer dan 10 jaren zo in Oost-Congo. Het geldt voor Darfour en vul zelf maar de namen aan.
Kon Dutroux uitgroeien tot het monster dat hij geworden is zonder dit wegkijken, deze onverschilligheid van onze engelbewaarders van gerecht en politie en hun controlerende politici?
En wat is onze houding?
Dostojefski schreef: 'We zijn schuldig aan alles jegens allen.' Dit schuldbesef is een variant op het christelijke zondebesef dat de overgevoelige schrijver heeft gecultiveerd, en het is zonder meer verpletterend en dus onleefbaar.
Beter leefbaar en werkbaar is het concept van medeverantwoordelijkheid: we dragen niet alle verantwoordelijkheid op onze schouders maar toch ons deeltje - de ene keer al wat groter dan een andere keer.
In het geval van dit Bulgaarse opvangtehuis gaat het om feiten binnen de EU, kortom binnen ons eigen democratisch systeem.
Onze eigen politici hebben hier direct of indirect iets over te zeggen en wij als vrije burgers kunnen hen aansporen om iets te ondernemen.
De journaliste en haar collega's van het zo vaak imponerende Channel 4 hebben hun plicht gedaan en meer dan hun plicht: we zagen een engagement, een nauwelijks onder controle gehouden woede en droefheid zoals je die enkel van heiligen verwacht.
Blijkbaar kan deze wereld niet zonder dit soort pioniers: individuen die met enige helfdhaftigheid vooroplopen, niet met de bajonet, maar met de kracht van het woord of het beeld.
En dat beeld ontploft dan even voor middernacht als een handgranaat in je huiskamer.
Je hebt een inslaapmiddel nodig om de nacht in te glijden, een warm lichaam aan je zijde.
Warmte, daar gaat het om: onverschilligheid is de ijstijd van de ziel.
Nogmaals verwijs ik naar het korte dialoogje uit een schoolagenda van het katholiek onderwijs:
'Oosterse leerling: Meester, hoe komt het dat het kwade altijd wint in deze wereld?
Oosterse wijze: Omdat de goeden zo weinig doen.'
Men hoeft geen Atlascomplex te hebben of navolger van Christus te zijn om 'iets' te doen: alleen de onverschillige kijkt onbewogen toe en onderneemt helemaal niets, wat alleszins minder is dan het geringste gebaar van medeleven.
'Wat gij aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, hebt gij aan mijzelf gedaan,' zei een groot profeet. Hij schreef in het zand. Hebben wind en water zijn woorden uitgewist?
Wie in het gekissebis in De Morgen tussen Greta D'hondt en Bruno Tobback de waarheid weergeeft is niet te achterhalen: er bestaat geen notule die bewijst dat Tobback zou gezegd hebben dat iedereen tot zijn 70ste zal moeten werken.
Wat daarentegen wel controleerbaar op papier staat, is deze uitspraak van Tobback in het ledenblad van het ACOD, de bevriende vakbond:
'De meeste gepensioneerden beschikken nog over te veel energie om de hele dag in hun zetel te blijven zitten.'
Hieruit kon je niet anders dan twee conclusies trekken.
Volgens de krasse veertiger heeft men pas recht op een pensioen als men tot niets anders meer in staat is dan de hele dag in een zetel zitten.
Ten tweede heeft de zoon van de Leuvense keizer geen weet van het vrijwilligerswerk dat door zovele gepensioneerden wordt verricht: in de mantelzorg, in sport- en cultuurverenigingen, in sociale organisaties etc
De jonge Tobback lijkt me een typische vertegenwoordiger van een generatie die een Blitzcarrière heeft gemaakt en er dan maar vanuit gaat dat iedereen even veel kansen krijgt en van de natuur even veel heeft mee gekregen.
Hij hanteert een LSP (Leading Success People)-beeld van de medemens, vergelijkbaar met 'de hardwerkende Vlaming' van Bart Somers.
Hoe dit concept te verzoenen is met de socialistische solidariteit, daar is om met Karel de Gucht te spreken mijn verstand te klein voor.