over dialect en AN
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, schreef Jan Slauerhof. Op analoge wijze kunnen heel wat Vlamingen zich uitsluitend in hun streektaal thuis voelen. Maar als ze deze instinctieve voorkeur proberen te argumenteren, vallen ze door de mand. In De Standaard van vandaag beweert de ene lezer dat het AN een omhoog gevallen dialect (is) dat per oekaze werd gedecreteerd, een andere noemt het AN een bloedarmoedige, steriele taal. Het ontgaat de laatste wellicht dat de overgrote meerderheid van onze moderne literatuur in het AN is geschreven en in vele gevallen niet getuigt van bloedarmoede of steriliteit. En een beetje kennis van de geschiedenis van onze taal leert dat de standaardtaal een conglomeraat is dat geleidelijk groeide met een duidelijke inbreng vanuit het zuiden: denk aan Marnix van Sint-Aldegonde, de gevluchte burgemeester van Antwerpen, die meehielp aan de Statenbijbel, een werk dat voor de xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> totstandkoming van het AN van groot belang is geweest. De afkeer van de particularisten voor het Nederlands is in hoofdzaak ressentiment: net als Reinaert vinden ze de druiven te groen omdat zij er niet bij kunnen of willen kunnen. Wat Yves Leterme zei over de francofonen in de Brusselse rand geldt even zeer voor de verstokte dialectsprekers: ze kunnen zich niet behoorlijk en vlot in het Nederlands bewegen omdat ze dit nooit echt hebben gewild
|