uit Van Toen en Thuis
ga maar, laat maar xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
het schone ga je voorbij: de roze
waterlelies die drijven op omheinde
vijvers, het paarse van kattenstaart
en monnikskap, een reeds gele
treurwilg in de vroege zomer
alsof zijn eiland van amper
een zakdoek een nachtlampje
is van art nouveau
ga voorbij, vermijd de dazen,
de damp van methaan alsof
de duivel hier al zijn winden
laat, zijn vele magen ledigt
volg de vlucht van een libel
in het laatste schijnsel
beluister het misdienaarsklokje
van de waterhoen en ga
voorbij, laat dit landschap zijn
vrede van gonzende horzels, wolk
van muggen boven de sloot
met het schone ga je om zoals
de schuwe dieren van het veld,
s avonds wanneer de stilte
neerdaalt, het leven aanvangt
van de grote ogen, het versnelde
hart, het schichtige, snuiven en trillen
van haartjes aan oor en snuit
sluit je verbazing af, schuif dit boek
terzijde: spaar de verhalen van licht
en ritseling, de geheimen van haag
en weide, de zegels van ruis en nevel
hun lening aan de bomen, ontvang ze
met de rente van de droom
|