uit Van Toen en Thuis
marjaas pastroelxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
kaarten, Mottebol heeft er nooit een kop
voor gehad al barst zijn kop van de beelden
van grote mensen met zware vuisten
die als simpele kinderen op de slagmat speelden
er was dat terrasje naast de Schelde:
een betonnen kantje met gebroken rand
waar moeder hem tegen haar dijen knelde
want het water wies tot op een hand
breder was haar vrede op zondag
met peter en de sjampetter -
eerst betaalde moeder het gelag:
zij hield met thee en zoetigheden
haar zure tetter in bedwang
ze kwam pas los na afloop met vaders zang
en fricandon, gestoofde pruimen:
je zag een vlieg die door het sap kroop
en een indiaantje dansen met plastic pluimen
er waren de avonden van horen zeggen
dat vader weg bleef, de achterdeur open:
zoveel bomen stonden in het krijt om nog meer
uit te leggen en hij verloor geen stuiver,
was zijn verweer, al te gare en al tÂ’ hope
zelf heeft Mottebol in een bus gezeten
naar Menen of Moeskroen, een veld in
de Walen en zijn ploegmaat bij Vigor
heeft in zijn oor gebeten, want zijn
gedachten bleven dwalen naar een save,
een flater, een prinsesje:
hoe mocht ze heten?
hij heeft het wegzwevend nooit geweten
dat pijkezot of koeketien onder zijn neus
werd bloot gelegd, dat iedereen zat
vals te spelen en onder ons gezegd:
het kon hem ook geen kloten schelen
|