duivenmelkerxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
met zingende wingen
vlogen de duiven op,
de blauw geschelpte
en de koperhals
vaders ogen werden groter,
ze glansden als een edelsteen
al lag het simpel, minder edel
er was de wedijver met
moeders broer, de huzaar
die nog altijd deed alsof
hij hoog te paard zat
en met peter, de oudste kroeskop
van de familie die een druivenserre
had gebouwd van al zijn schone
prijzen op Bordeaux en Barcelona
je hoorde naar hun jongenstaal
de namen lichten op als die
van gloeiende steden in
het schermpje van de radio
vaders droom kwam uit
op stoofpot met pruimen
of peren, maar een seizoen
lang was hij zacht geweest,
zijn handen warm van
dons en veren en o de murwe
zoele geur der koten waar de vogels
koerden, de rode kegels waaraan
de kleinste veertjes kleefden
van het broed: een jong
had op je hand gezeten
alsof jijzelf een schepper was
die toezag en zei: zo is het goed
|