negative capability
In zijn imponerend reisverhaal 'Reis naar de einden der aarde' refereert Robert D. Kaplan aan een idee dat de Engelse romanticus John Keats besprak in een van zijn schitterende brieven:
'het "negatieve vermogen", dat wil zeggen het vermogen om te leven met onzekerheden, raadsels, twijfels zonder koortsachtig te zoeken naar de feiten en oorzaken... Keats schreef dat wat een "geslaagd mens" kenmerkte zijn vermogen was om "tevreden te zijn met halve kennis" (...)'
Voor Keats was dit geen oneer: ' voor een groot dichter stelt de zin voor schoonheid al het andere in de schaduw, of beter gezegd, het maakt al het andere overbodig.'.
Dit is in tegenspraak met het bekende distichon van zijn voorganger Alexander Pope: 'beauty is truth, truth is beauty.'
Waar het mij om gaat is echter dat de meeste mensen vrij jong een gesloten geest opbouwen die later nauwelijks nog verandert. Dit gesloten denken is blijkbaar immuun voor argumenten die op het tegendeel wijzen van hun aangeleerde of zelfgekozen overtuiging.
Twijfel wordt hooguit eventjes waargenomen maar ketst af op dit pantser van fundamentele zekerheden.
De vraag is hoe zo'n pantser ontstaat: allicht door jarenlange indoctrinatie, door de afwezigheid van tegenspraak in de jeugd en de jonge volwassenheid.
Ten gronde veranderen volwassenen niet meer tenzij ze net als de Romeinse christenvervolger Saulus op zijn weg naar Damascus worden getroffen door een blikseminslag die hen van hun paard slaat en dwingt naar een andere rede te luisteren, een goddelijke of een menselijke.
Waarom zo weinig mensen hun bolwerk van zekerheden willen prijsgeven, heeft in grote mate met angst te maken, met een intellectuele of spirituele dominotheorie: 'als ik die ene zekerheid opgeef, volgen al de andere en mijn geestelijke wereld stort in als een kaartenhuisje.'
Deze hypothese verklaart waarom heel intelligente mensen kunnen blijven volharden in het verkondigen of verdedigen van een absurde theorie - althans volgens het oordeel van de logica en de nuchtere wetenschap.
Hoe leg je het anders uit dat briljante theologen en kerkelijke gezagsdragers allerlei dogma's handhaven zoals de transubstantiatie (de verandering van het brood en de wijn in het vlees en het bloed van Jezus tijdens de consecratie), de onfeilbaarheid van de paus (als hij 'ex cathedra ' spreekt), de moeder-maagdelijkheid van Maria?
Zoals moslims geloven dat de ongeletterde Mohammed exact de woorden van de goddelijke boodschapper Gabriƫl heeft gedicteerd aan zijn foutloos noterende secretarissen; en dat deze woorden voor eeuwig de onveranderlijke waarheid bevatten gezien hun goddelijke oorsprong.
Zoals Amerikaanse creationisten eisen dat aan hun kinderen (en aan alle Amerikaanse kinderen) die ene waarheid wordt geleerd over de schepping in zes dagen zowat zesduizend jaar geleden.
Toegeven dat alle paleontologische en geologische vondsten en onderzoeken voldoende bewijzen leveren dat deze visie onmogelijk waar kan zijn, is volgens de hoger genoemde dominotheorie voor dit soort mensen een brug te ver: als ze dit ene feit zouden erkennen, dan vrezen zij dat heel hun geloof aan duigen zal vallen.
Voor alle duidelijkheid: vorig jaar werd hierover op de Nederlandse tv gedebateerd en ook in Nederland zijn er zelfs wetenschappers die in dit creationisme geloven. En dan gaat het om mensen die beroepshalve hebben leren uitgaan van twijfel en onderzoek.
Hier doet zich dus een afsplitsing voor tussen een algemeen intellectueel functioneren en de meest intieme overtuiging.
Om met Camus te spreken heeft dit te maken met de behoefte aan 'verankering in het metafysische': de meeste mensen voelen zich een losgeslagen sloep als zij dat meertouw of die ankerkabel van het geloof zouden doorsnijden.
Wat zij vrezen is de meest absolute eenzaamheid, de confrontatie met het niets voorbij de dood en de schijnbare absurditeit van het bestaan.
Wie in een gesloten systeem is opgevoed moet als het ware zichzelf opnieuw uitvinden, die is zijn eigen schepper en zingever (cfr Jaap Kruithof).
En vooral heeft die niemand meer om zich achter te verschuilen: geen barmhartige god, geen duivelse verleider - hij alleen is verantwoordelijk voor zijn daden.
Dit plaatst hem tegenover de al eerder besproken 'angst voor de vrijheid' (van Dostojevski en Erich Fromm).
Liever leeft men met een leugen dan met een waarheid die zo lastig, bijna ondragelijk is: wie constant ter verantwoording kan worden geroepen - al was het maar door het eigen geweten - die heeft nog weinig rust. Behalve het inzicht dat hij niet de enige is die met een wild flakkerend kaarsvlammetje door een winderige, duistere tunnel strompelt: hoe meer van die wankele vlammetjes, hoe meer de duisternis opklaart.
|