noten bij Keats
De vorige tekst over het gesloten denken is minstens op drie punten onvolledig.
1. De intellectuele verstarring doet zich niet alleen voor bij godsdiensten, er is ook de politiek-ideologische verstarring: denk aan de leden van het vroegere Amada, nu PVDA, die nog altijd dwepen met Stalin en/of Mao en aan de rechtse extremisten die trouw blijven aan Hitler en zijn trawanten.
Jean-Luc Dehaene werd door zijn partijgenoten met de rug aangekeken toen hij in Humo verklaarde dat hij net zo goed een socialist had kunnen worden.
Het gaat in essentie om een verlangen naar identiteit: een mens wil iets zijn en wie in zichzelf geen houvast vindt, moet dit ontlenen aan een overgeleverde identiteit.
2. Het vasthouden aan de veiligheid van uitgestippelde wegen heeft minder te maken met IQ dan met een openheid en souplesse van geest: je hebt geen universitair diploma nodig om tot het inzicht te komen dat het verhaal van je opvoeders niet klopt.
3. Het grote gevaar van het gesloten denken is naast zijn gewelddadige of dictatoriale ontsporingen, zijn mogelijke implosie gevolgd door cynisme of nihilisme. In dat geval verwerpt men de overgeleverde waarheid en vervangt ze door een bodemloos ongeloof. Het verderfelijke van gesloten denksystemen bestaat erin dat men aan de volgelingen een façade van uniformiteit opdringt waarachter zich de mesthoop van extreme onverschilligheid bevindt.
Dit zie je bijvoorbeeld in het katholiek onderwijs zowel bij oudere leerlingen als bij leerkrachten: zij worden door het systeem gedwongen uiterlijk aan allerlei normen te voldoen en zij ervaren de holte, de leugenachtigheid van het systeem. Maar zij zijn niet in staat daar een andere waarde tegenover te stellen: zij nemen een attitude aan van schamperheid, spot en materialistische zelfzucht. Het enige wat hen nog bezighoudt is de verdwazing van de sport en de genietingen van reizen en restaurants.
Het geloof heeft het onmiskenbare voordeel dat het kan inspireren tot engagement, tot samenwerking aan de opbouw van een menselijker wereld; het cynisme keert zich af van elk engagement vanuit een valse superioriteit: 'zie die dwazen eens bezig,' schampert de cynicus. Of de vaak gehoorde vraag: 'Ga jij het veranderen soms?'
Dit is de schijnsuperioriteit van de ruïne: ze getuigt van een beschaving die in puin ligt. Een vaste eigenschap van ruïnes is hun onbewoonbaarheid.
|