patatten in de pelxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- lezend in Anton Coolens Dorp aan de Rivier
na het rooien walmde een bittere
wierook van loof, de boer gaf toe
aan een gewoonterecht: sloebers
en hun zonen hakten in de lege
akker, haalden onder verdorde
kluiten hun goudklompjes op:
de gele of rozige vruchten
die ontsnapten aan de mand
jutebalen kregen bulten, hingen
te klotsen over fietsbuis of schouder
dan kwamen de jongsten, groeven
een kuil, zochten fijne twijgen
en staken ze aan een halve eeuw
geleden en nog slaat de rookpluim
in je gezicht: de pijnprik die je moest
betalen voor het jaarlijks festijn
de knollen lagen zwart geblakerd
in de as, sisten soms als worsten
op een rooster vingernagels
met rouwbanden maakten ze open
plukten de hete verpakking
van een hemelse gave
proef het zachte, zoetige, wat
verbrokkelend vlees, het zerpe van
verbranding, de geur van zand
en geduldig smeulen zie doorheen
de deemstering de gloed in ogen,
de stille glans om de mond van
jongens, meisjes: ze zaten genodigd
aan een tafel van weelde, gehurkt
in het veld, een ver geloei uit de weiden,
een hond die aansloeg, de gedurige
populieren hun goedkeurend geruis
|