bloeddiamant xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
dagelijks zift je woorden
en hoe weinig schittert
op het raster, hoe vaak
hoor je het gerammel van
lege kannen op een melkkar
zo troosten ze: onvermoed
loop je weer door het straatje
over het grindpad, naast
het geklepper van paarden-
hoeven op kasseien
groter rumoer bestond
toen niet, tenzij op zondag:
de donderpreek, de loeiende
steekvlam uit de muil
van duivels
buiten vloek en verdoeming
begon het veld en donkere koeien
in nevel: loeien was een woord
om mee te leven, het geluid
van roerig bloed en drogend
speeksel, soms een groet
van een mollige buurvrouw,
meestal alleen de sonore
verre hoorn van een boot:
er moest een haven zijn, om
een volgende bocht, een onder-
komen in een later jaar,
een lichaam even warm, even
veelzijdig als een woord,
de bloeddiamant op een lip,
de lange lettergrepen van
gestamel, de bevende
syllabe: o
het kortste woord en geen
ander kon zo duren
|