de schaatsers xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
in ouderwetse winters vroren de vijvers dicht
van de zomerverblijven
mochten de poorten en traliehekken open
we schaatsten, ontdekten
een wereld als een Verboden Stad:
paviljoentjes op hoge poten
houten bruggen gebogen
als een opgetrokken wenkbrauw,
een balustrade waar je een gele
of roze parasol bij dacht en sarongs,
kimonos als klaver en klaprozen van zijde
we zagen de vissen onder het ijs die naar ons
opkeken traagjes happend, bellen
blazend als misnoegde morsetekens
langs de oevers van brekend kreupelhout en bramen
leek de bodem betastbaar en grijpbaar kropen
bleekbruine en rozige kreeftjes
over de wirwar aan wortels
van plomp, polderkaars en waterlelie
we waren een paar weken rijk: werkvolk
uitgelaten binnen gemogen op een buitengoed
in de stilte van de winter galmden de gilletjes
kinderen die zochten naar evenwicht
en de ouderen gleden statig en trots
het ijs kraakte, knarste gelijk de tanden
van een jaloerse god: we schreven haakse
heilige namen en achten, de tekenen
van een eindige liefde bij de wijdere
van de oneindigheid
|