Schetsen uit Boedapest deel 3
Museum voor Schone Kunsten
aan het Heldenplein: een bronzen
pissertje van Georges Minne,
de Verloren Zoon van Constantin Meunier
in marmer we zeggen al iets luider:
we are from Belgium
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
***
étterem Koh-i-Noor
a) conversation piece
then we were on the ground
he said I was part of his phantasy
went on till half past three
people who work for him
in Wall Street call him a monstre
no emotions you know
what could I add to his
conversation?
o dear, everybody in this restaurant
is listening to my sex life
b)
buiten omstrengelt een Pakistani
een Hongaarse tiener (een levend
bas-reliëf van een Hindoetempel)
binnen schenkt men geen wijn
inchAllah
***
monument Attila József
a)
bij Donau en parlement
een man van brons, jas met grote
knopen in het gras, hoed over knie,
knokige hand als een vogelklauw
grijpt niet meer, gebogen hoofd
op pezige nek: hoort hij de trein,
de trein, de laatste die voorbij
gaat, over hem heen gaat?
b)
van glimmend brons twee versregels
in zijn handschrift: kalligrafie
van een stem die sprak
namens de sprakelozen
***
gedenkteken voor 600 000
op de kade aan de kant
van Pest: honderden schoenen
in alle maten, lege voetsporen
vóór de kogel en de plons
de Donau, zegt de geschiedenis,
waaierde uit als een lint
van versleten rode zijde
***
onze ober, een Roemeense
Oscar Wilde, golvende haarlok, ronde
kin, keurt twee flessen af: een geur
van kurk die ons ontging zijn fooi
is volgens het boekje van Oscar Wilde
***
zeven dagen flaneren in regen,
sluiers van grauwte Mehr Licht,
riep Goethe op zijn sterfbed
wij willen een ander licht desnoods
gedaanten die opdoemen uit slierten
van mist en liefst een zwarte tak
of gekrulde reling afgebiesd met
sneeuw; lange zwarte jassen op
de Duna Corso, dames in rijglaarsjes
en moffen, heren met wandelstok, ivoren
knop maar niet die regen en
regen die niet valt
|