in nomine patris etxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
namens wie kan je spreken
kind van spinner en huisvrouw
bloedverwant van behoedzame doden
niemand zo roekeloos toch
als wie overleeft?
ruik aan je vingers:
niet eens een restje inkt
of zweet, fouilleer je poriƫn,
zoek een gelijkenis, een teken
van vloek of zegen
lever, longen doen haast geluidloos
hun dagelijks werk, alleen een koord
rondom de hartspier trekt strakker
aan alsof een zak wordt dicht gesnoerd
waarin men een dier zal verdrinken:
het spartelt, klauwt naar de benauwenis
spreek namens benauwden opgetekend
in een verregend schrift: al wie brood
heeft gesneden, het mes gericht
op de buik; al wie hakte, schilde
de vrucht van eigen of gehuurde tuin
monden waar geen ronkend woord
in aardde, een sussende toon dat wel:
toen de slaap uitbleef als een bezopen
koetsier en koorts een tekening
toverde in de nerven van een linnenkast
namens gelijken kan je spreken
vanachter je gevel van burgerman:
spreek, vervreemde, over bewoners
van een rijtjeshuis, ze stonden
bij een kruidenier in het krijt
en bij de grote slager daarboven
het dier klauwt naar zijn benauwenis,
voelt een koord zich spannen, weerom
neerliggen in een streep
|