rookverbod 2 of 3?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
zeker, we koesteren dit leven, er is geen ander
tenzij dat lichtverteerbaar nabestaan
in een voetnoot, het hardere van blauwsteen,
groeven onleesbaar onder algen en mos
we reizen door de kosmos zoals vroeger
van dorp naar dorp, lichten schedels op
gelijk het deksel van een mosselpot,
komen over alle grenzen nergens thuis
behalve ooit in moeder aarde
haar bevende schoot
we hebben de wereld verlicht, het laatste
duister opgeruimd tenzij dat ene: het keert
uit oude tijden in nieuwe kleden weer, ondanks
de brandstapel voor de grot, het luide kloppen
op borst en trommel
er is die blijvende zwaartekracht, de zuigende
muil van het monster: gewapend met speren
van titanium staan we weerloos, spartelen
in de nacht als meikevers op hun rug
hoogtevrees is diep verlangen naar de diepte,
je voeten schrap zetten aan de rand, verliefd
op de sprong, een suizen aan je slapen, en plat
gaan liggen op je buik tot de bodem kantelt,
de meikever fladdert naar zijn doosje
koester je bloed, koester je vlees, koester
al wat vast en vloeibaar bij dit leven hoort:
koester de boeken, ze nemen je mee in een
ruimteschip, een woord van glas en titanium,
vertroetel je dromen, zij reizen het verst
leer tot je een ons weegt, leer over ons, lees
de hoge boodschap van een toren:
ook niet-rokers gaan op in rook
|