Klooster Wenau is een Premonstratenzer nonnenklooster, gesticht in 1120 door de graven van Limburg. Het was één van de eerste dubbelkloosters van de in 1119 gestichte Premonstratenzerorde.
Monniken en nonnen leefden hier in een strenge arbeidsdeling, de monniken leverden dagelijks zware lichamelijke arbeid in de vorm van het rooien van bossen en het ontwateren van de zompige landerijen in de omgeving. En natuurlijk bebouwden ze de akkers. De nonnen zorgden voor de huishoudelijke werkzaamheden. In de buurt liet de Hertog van Limburg op de nabijgelegen heuvelrug de Laufenburg bouwen, om zodoende het klooster te kunnen beschermen tegen invallen van buitenaf. In 1340 vertrokken de monniken en vestigden zich in het nabijgelegen klooster Schwarzenbroich. Wenau veranderde nu in een adelijk sticht, een vrouwenklooster, onder prioraat van de abdij van Steinfeld in de Eifel en de abdij van Floreffe bij Namen. In die tijd woonden hier met name nonnen die uit de Rijnlandse adel afkomstig waren. In de loop der eeuwen werd het klooster meermaals verwoest en geplunderd. In 1561 brandde het grootste deel van het klooster af, het leger van Lodewijk XIV plunderde het klooster en in 1755 veroorzaakte een aardbeving zware schade. In 1802 werd het door de Fransen opgeheven en de landerijen en gebouwen werden hierbij onteigent en verkocht. Toen twee jaar later de gemeente Wenau ontstond, veranderde de voormalige kloosterkerk in parochiekerk Sint- Catherina. Het kloostercomplex ligt binnen een, ten dele nog bestaande, muur uit breuksteen. De oorspronkelijke kleine, romaanse zaalkerk werd later tot een drieschepige, gotische basilika vergroot, gebouwd uit rode Rursandstein. Interieur in barokstijl met vele kunstschatten. In de kerk zijn nog de romaanse koorbanken van de nonnen te zien. Verder een koorhek uit het begin van de 18e eeuw. Het orgel (1746) wordt aan de Akense architect Johann Gottfried Couven (1701- 1763) toegeschreven, het wordt gesierd door het wapen van Elisabeth von Wymar, overste van het klooster in deze periode. Het hoofdaltaar is ook een ontwerp van Couven. De kansel stamt uit 1766. Ook een houten kruisiginggroep uit de 13e eeuw is zeer bijzonder, het is de enige van die aard in het Rijnland.
De omliggende kloostergebouwen stammen uit de 15e- 18e eeuw. De St. Katharinakerk is tegenwoordig parochiekerk van het kleine dorpje Hamich. Het klooster verwierf al deze rijkdom door haar aandeel in de messingindustrie in het Wehebachtal. De rijkdom weerspiegelt zich in het rijke kerkinterieur en de fraaie grafstenen in de kerk. Daarnaast schonken de Hertogen van Limburg, met name Heinrich II en Heinrich III (1167-1221), vele goederen en geld aan het klooster. Van Heinrich III stamt bijvoorbeeld nog het relikwie van St. Pancratius, dat zich nog steeds in Wenau bevindt.
LAUFENBURG WENAU.
Kasteel Laufenburg is een hoogteburcht in de gemeente Langerwehe in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Het kasteel is gelegen in de bossen van de noordelijke Eifel ten oosten van Wenau op een hoogte van 217 meter boven NN. Nabij het kasteel bevinden zich enkele weilanden in het verder beboste gebied. Het kasteel was de vesting van de heren van Laufenburg. Zij stammenden af van het geslacht van Limburg. De naam van het kasteel is vermoedelijk afgeleid van oude naam Löwenburg die nog te zien is in het wapenschild van de eerste eigenaren. Dat waren de graven van Herzogenrath. Zij bouwden in 1250 het kasteel en was de meest oostelijke versterking van de graven van Limburg tegen de graven van Jülich en Kurköln.
Aan het eind van de 17e eeuw werd het kasteel verwoest door de Fransen met gevechten onder Lodewijk XIV. Het kasteel werd een ruïne, maar werd in 1895 weer gerestaureerd. Het gebouw bestaat uit een donjon met een ringmuur die gebouwd is op een smalle bergtop. Oorspronkelijk was de donjon vijf verdiepingen en 27 meter hoog. Het stamde uit de 14e en 15e eeuw. De ringmuur is tien meter hoog en heeft nog een grote toren en drie hoektorens overgehouden. Thans is het kasteel in gebruik als restaurant.
KASTEEL MERODE LANGERWEHE.
Kasteel Merode behoort tot één van de mooiste kastelen in de “Vlaamse renaissance”-stijl in het Rijnland. Het kasteel wordt nog daadwerkelijk bewoond door de familie de Merode. Het kasteel is in de 12e eeuw gebouwd door de familie Merode in de Roer-vallei aan de noordkant van de Eiffel. Het uit de Middeleeuwen daterende fort, waarvan de fundamenten uit de 15e eeuw nog zijn te zien, heeft in de loop der eeuwen een transformatie ondergaan en iedere generatie heeft er zijn eigen stempel op gedrukt. In de 17e en 18e eeuw en aan het einde van de 19e eeuw vonden belangrijke aanpassingen plaats. Aan het einde van de 19e eeuw raakte het kasteel in verval, omdat de Merodes naar Frankrijk waren getrokken, totdat Henri de Merode, de markies van Westerloo, prins van Rubempré en van Grimbergen, Staatsminister van België en Senaatsvoorzitter, in Dülmen in het huwelijk trad met prinses Nathalie de Croÿ en het verval van het oude Rijnlandse kasteel van de Merodes een halt toeriep en het volledig restaureerde.
Helaas moest zijn zoon Charles toezien hoe alle restauratiewerkzaamheden werden vernietigd tijdens de bombardementen van 1944. In 1946 besloot hij om zelf de restauratie ter hand te nemen en in 1980 trokken zijn adoptiekleinzoon, prins Charles-Louis, en zijn echtgenoot, de gravin Clotilde d’Oultremont in een volledig gerenoveerd gebouw, zij het zonder moderne gemakken. Vanaf dat moment hebben zij zich, samen met hun vijf kinderen, vol passie ingezet voor de wederopbouw van dit monumentale erfgoed. Tussen 1980 en 1995 vonden er grote renovatiewerkzaamheden aan het interieur plaats in Schloss Merode. Maar het noodlot bleef de familie achtervolgen: op 19 juni 2000 raast een hevige brand door het kasteel, waarbij het dak in vlammen opging en de plafonds en houten vloeren van boven tot onder werden vernietigd… Dit feit had ieder ander mens ontmoedigd, maar de prins weigerde om de “laatste Merode in Merode” zijn. Tussen 2001 en 2011 zijn de werkzaamheden onvermoeibaar voortgezet, met de hulp van talrijke gepassioneerde, vaak anonieme, weldoeners, die zich op de een of andere wijze verbonden voelden met het erfgoed. Dat dit een zaak is van ons allen, is de les die wij hieruit kunnen trekken.
25E MARCHE D'HIVER. / LES MARCHEURS DE L'AMITIE L'ARDENNE. / MARCHE-LES-DAMES. 15/12/2013
25E MARCHE D’HIVER.
LES MARCHEURS DE L’AMITIE L’ANDENNE.
MARCHE-LES-DAMES.
Marche-les-Dames ligt aan de linkeroever van de Maas, en men vindt er de mooiste klimrotsen uit de omgeving. Door deze unieke omgeving waar zowel water, bos als rots zich in één decor verenigd hebben. Marche-les-Dames kreeg vooral bekendheid door de tragische dood van de Belgische koning Albert I, die hier graag kwam klimmen, en op 17 februari 1934 bij een ongeval van de rotsen stortte, en ter plaatse overleed.
De naam Marche-les-Dames verwijst naar een voormalige cisterciënzerinnenabdij, de abdij Notre-Dame du Vivier, die op deze plaats gesticht werd in het begin van de 12e eeuw door de echtgenoten van Naamse kruisvaarders die samen met Godfried van Bouillon waren vertrokken. Naar verluidt bleven de dames wier man niet terugkeerde, definitief in het klooster. We vertrekken met de wandeling aan de kasteelhoeve “ferme Warthet”. De kasteelhoeve is gelegen aan de ingang van een plaats genaamd "Bayet." Het omvat de boerderij, de kapel en de oude begraafplaats. De bouw van het kasteel dateert uit de Maas Renaissance (17-18 e eeuw), zoals blijkt uit de stijl van het gebouw.
De context van de tijd betekent dat hij eerst een defensieve rol gehad. Als bewijs, de torens met schietgaten en gracht. We wandelen het dorp uit en wandelen het ”Foret de Marche-les-Dames”. Weer verder en we komen in Gelbresse. De kerk Notre-Dame de la Nativité ligt op de heuvel daar is ook de controlepost. Dan langs een prachtige boerderij en dan weer het Bois de Marche les Dames. Een prachtige wandeling door de mooie natuur brengt ons naar Marche-Les-Dames. En dan komt de kasteelhoeve terug in zicht. Nog even en we komen terug aan ons vertrek.
We nemen de tijd om even de kasteelhoeve te bekijken spijtig dat het zo onderkomen is maar blijkbaar gaan ze restauraties uitvoeren, de kapel is al eens gerestaureerd maar is nog in slechte toestand er staan wel prachtige grafstenen van de adellijke familie. Nog even en we komen op onze eind bestemming.
SINT-PIETERSBERG - TUSSEN JEKER EN MAAS. / KANNE 14/12/2013.
Sint-Pietersberg, tussen Jeker en Maas
KANNE.
Er is hard gewerkt op de Sint-Pietersberg de voorbije jaren en dat kan je nu overal zien. Om dit prachtige maar kwetsbare gebied nieuwe kansen te geven sloegen zes gemeenten en zeven verenigingen op de grens van Nederland,
Vlaanderen en Wallonië enkele jaren geleden de handen in elkaar. Samen startten zij in 2002 het Europese project “Sint-Pietersberg, tussen Jeker en Maas” met meer dan 30 projecten voor een totaalbedrag van 2,5 miljoen Euro. Sommige projecten waren kleiner, andere heel groot, zoals het Jekerpark in Maastricht, de veerboot tussen Eijsden en Lanaye. Of het nieuwe fietspad ‘La Haute Froidmont’ dat de Jeker- en de Maasvallei verbindt tussen Bassenge, Oupeye en Visé.
In de 3 regio’s werden landschappen hersteld en musea heringericht. In 2005 werden 120 km wandelroutes en 80 km fietsparcours bewegwijzerd en ingericht. De laatste werken zijn voor dit jaar gepland, waarna dit ambitieuze project succesvol afgerond wordt. Voor de bewegwijzering werden er in totaal bijna 700 houten paaltjes in de grond geplaatst met daarop 2000 bordjes voor de symbolen. De uniforme bewegwijzering voor het hele gebied is uniek en grensverleggend. Ondanks de verschillende regels en wetten, is het gelukt om een goede uniforme bewegwijzering te vinden die aanvaardbaar is voor de regio’s.
Om deze wandelwegen optimaal te houden worden ze regelmatig gecontroleerd worden, dit gebeurt door de “Ambassadeurs” en om hun te belonen voor hun inzet worden ze een paar keer per jaar samengebracht om van gedachten te wisselen en samen iets te doen, dit keer is het een bezoek aan de mergelgrotten in Kanne. Maar niet deze welke voor iedereen toegankelijk zijn, maar de grotten die beschermt.
Dank zij onze mede ambassadeur John van Schaik, die de grotten onderzoek en verkent krijgen we toestemming om dit bijzonder fenomeen te bezoeken en vooral deskundige uitleg te krijgen. We wandelen onder de grond met verschillende mooie plekjes en ook de tekeningen die door de eeuwen heen in de grot achtergelaten zijn. Gewoon een wereld apart. Na de wandeling nog samen een natje en droogje in een lokale eetcafé om de prachtige dag af te sluiten.
De wandeling noemt Greenspot Grootloon maar de wandeling vertrekt in Borgloon achter het stadshuis. Het huidige Borgloon overkoepelt dertien deelkernen. Is 5111 ha groot en telt ruim 10000 inwoners. Op 19 juli 1985 verwierf Borgloon opnieuw de titel stad.
Zowat een millennium geleden werd dit plekje omwille van zijn strategische heuvelsite door de graven van Loon uitverkoren om de hoofdplaats van hun graafschap – het graafschap Loon is immers de historische voorloper van de huidige provincie Limburg – te worden. Borgloon heeft alle ingrediënten voor een geslaagde wandelomgeving. De glooiende contactzone tussen Droog- en Vochtig – Haspengouw bloeide mettertijd open tot de boomgaard van Vlaanderen. Maar het Loonse landschap heeft veel meer in petto dan geherwaardeerde hoogstamboomgaarden, landschapsbepalende laagstamaanplantingen en uitgestrekte aardbeienvelden.
Er zijn immers ook de ecologisch waardevolle beekdalen, de koepelbosjes, de graften, de holle wegen en de panorama‘s. In dit natuurrijk decor situeren zich bovendien tientallen historische gebouwen en monumenten, kerken, kastelen, kwadraathoeven, kapellen en hier en daar nog een vleugje vakwerkbouw, de versteende getuigen van een bloeiend cultuurhistorisch en agrarisch verleden. We wandelen vandaag in een van de mooiste Greenspots van Borgloon, de weilanden en boomgaarden zijn een deel van deze wandeling. Als we even het centrum verlaten hebben en de steenweg oversteken en dan even achterom kijken hebben we een prachtig zicht op Borgloon centrum met de kerk en de burggracht. En als we even verder kijken richting Gotem zien we boven op de heuvel het kasteel van de Hulsberg liggen. Kasteel Hulsberg werd in 1882 gebouwd op een heuvel waarvan de top 108m boven de zeespiegel uitsteekt. Omwille van deze heuvelsite is het kasteel een opvallend oriëntatiepunt in het landschap.
We vervolgen onze wandelweg om wat verder aan de “cros weide” te komen op Bollenberg. In het Vlaams natuurreservaat De Bollenberg kan je genieten van typisch Haspengouws landschap. Tijdens een wandeling doorkruis je hoogstamboomgaarden, open graslanden en zonrijke hellingen met bronnen, poeltjes en bossen. Het stadje Borgloon en het prachtige Haspengouwse landschap zorgen voor een geslaagde natuuruitstap. Hier wandelen we nu een eind op de Romeinse heerweg waar we een prachtig zicht hebben op Grootloon.
Met zijn De Sint-Servatiuskerk waarvan de onderbouw van de kerktoren en het schip nog resten zijn van de romaanse kerk uit de 12e eeuw. De bovenbouw van de toren dateert uit 1616 en die van het schip uit de 18e eeuw. Er staan hier ook nog verschillende vierkantshoeven, waaronder de Servaeshoeve.
We wandelen nu terug naar de Bollenberg om langs de IJzeren kerk te gaan. Het Vlaamse kunstenaarsduo Gijs Van Vaerenbergh heeft een doorkijkkerk ontworpen voor het landschap van Borgloon.
De kerk is tien meter hoog en bestaat uit honderd op elkaar gestapelde lagen stalen platen. De constructie van de kerk weegt liefst dertig ton. Afhankelijk van het perspectief van de toeschouwer is de kerk doorzichtig of massief. Het project heeft als titel ‘Reading between the Lines’, wat volgens de kunstenaars aangeeft dat de toeschouwer de lijnen van de kerk moet ‘lezen’ om de vorm van het bouwwerk te kunnen zien. We wandelen nu verder en steken steenweg weer over en klimmen zo terug naar ons vertrekpunt. Een pracht van een wandeling.
MARCHE POPULAIRE IVV TRANSFONTALIERE DANS LE VALLEE DE LA SURE. / GUSTI. / LANGSUR. 09/12/2013.
MARCHE POLULAIRE IVV TRANSFRONTALIERE DANS LE VALLEE DE LA SURE.
IVV. WANDERN GRENZENLOS IN SAUERTAL.
GRENZUEBERSCHREITENDE TOURISTIK INITIATIVE GUSTI.
LANGSUR. D.
We wandelen vandaag op de grens tussen Duitsland en Luxemburg. Het vertrek is in Langsur Duitsland. We volgen de rivier de Sauer als we op duits grondgebied zijn en de La Sure op Luxemburgs grondgebied.
Natuurlijk is het dezelfde rivier. De grens van beide landen loop midden in de rivier. Langsur ligt in een grote bocht van de Sauer. Een mooi stadje aan de rivier. We wandelen langs de rivier met prachtige beelden en ook grote wijnvelden. Het is mooi om zo te wandelen en voortdurend andere zichten. Zo komen we in Mesenich een wijndorp aan de oever van de rivier, hoe mooi kan het zijn hier in de wijnstreek. In de derde eeuw zouden de Romeinen de wijnbouw in de Moezelstreek hebben geintroduceerd. Keizer Probus (276 – 282 NC) zou de eerste wijnstok hebben geplant.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat er al aan het einde van de eerste eeuw wijnbouw was. Zeker is dat vóór de tiende eeuw al sprake was van Wijnbouw in Mesenich. Van de Romeinen komen we nog een getuige tegen. We wandelen het dorpje binnen en komen verschillende wijnboeren tegen, de wijnbouw moet hier toch wel bijzonder zijn te zien aan de mooie grote wijnhoven. We verlaten Mesenich en weer een heel eind langs de rivier.
En zo komen we in Metzdorf. Hier is de controlepost en wat verder steken we de rivier over en gaan we Luxemburg binnen. Als we de brug over zijn komen we aan een stokerij en dan weer verder. Langs de ruïne van de watermolen en verder langs de rivier, hier hebben we een mooi zicht op de overkant waar we ervoor gewandeld hebben. Nu wandelen we langs de wijngaarden en zo komen we aan de brug die we terug over moeten steken om in Duitsland te komen. Hier wat verder eindigt onze wandeling.
We rijden na de wandeling naar TRIER. Waar de kerstmarkt is.
Trier: Oudste stad in Duitsland De oudste stad van Duitsland,
Trier is gelegen in een verwijding van het Moezeldal omringd door de heuvels van de Eifel en de Hünsruck. Trier trekt jaarlijks veel bezoekers en niet alleen vanwege de vele intact gebleven bouwwerken uit de Romeinse tijd maar ook om vele andere beschermende monumenten, vroeg christelijke heiligdommen en kunstschatten uit de klassieke oudheid.
Vele monumenten staan op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het aanbod van kunst en cultuur is enorm in Trier. Naast alle historische bezienswaardigheden heeft de stad nog meer te bieden. Trier heeft namelijk meerdere gezichten. Ook al is de stad meer dan 2000 jaar oud, met zijn hogeschool en universiteit is een levendige en leefbare plaats waar veel jongeren wonen. Een indrukwekkende geschiedenis gaat hier hand en hand met een eigentijds heden. Een groot en gezellig winkelaanbod is er voor de schoppers. Tussendoor of na afloop is het goed toeven in één van de vele cafés, bistro’s en lunchrooms die Trier rijk is.
In de avond en nacht zijn er dan ook nog trendy clubs met een aanbod van moderne muziek en andere vormen van entertainment. Natuurlijk is de invloed van de Moezelwijnen ook in Trier merkbaar. Naast proeflokalen en wijnkelders kent de stad veel goede restaurants waar de regionale wijnen in combinatie met culinaire hoogstandjes geschonken worden. Het is duidelijk dat Trier voor jong en oud van alles te bieden heeft. De geschiedenis van Trier begint officieel in 16 voor Christus. In dat jaar vallen de Romeinen het land binnen wat tot dan toe onder Keltische heerschappij was en stichtten een nederzetting met als naam Augusta Treverorum, het vroege Trier.
Meedogenloos vernietigde de Romeinen de hoogontwikkelde Keltische cultuur en vestigen zich op meer plaatsen die later zouden uitgroeien tot steden met als namen, Confluentes (Koblenz), Bonna (Bonn), en Colonia Agrippina (Keulen). De Romeinen demonstreerden hun onbetwiste macht door het maken van nooit eerder geziene bouwwerken al: thermen, badhuizen, amfitheaters, villa’s, markten en straten. De naam Trier zoals de stad later zal worden genoemd is afgeleid van de Keltische stam die hier woonde, de Treveri. Deze Kelten hadden zich in het gebied gevestigd rond 400 voor Christus. Een legende zegt dat de stad nog veel ouder moet zijn. Op de gevel van het Rotes Haus op de Markt staat in het Latijns het volgende opschrift “Voordat Rome gesticht werd bestond Trier al 1300 jaar”, maar of dit waar is. De ligging van Trier verklaart voor een deel haar belangrijke status. Het lag op een kruispunt van belangrijke verbindingswegen naar steden als Parijs en Keulen. Voor de aanvoer van goederen en legers aan de Rijn werd Trier zo een onmiskenbare schakel.
Trier ontwikkelde zich in 100 jaar van kleine garnizoensplaats tot een druk handelscentrum. Als handelsstad kwam het tot grote bloei wat rijkdom met zich meebracht. De stad groeide snel, er werd een brug over de Moezel gebouwd net als een amfitheater een renbaan en een forum. De rol van Trier als Romeins bestuurlijk centrum van het grote gebied tussen Rijn en tot aan de Atlantische oceaan werd ook na de verwoesting en inneming in het jaar 275 door Germanen en Franken door gezet. Dit gebeurde na de herovering van de stad door Keizer Diocletianus. Trier werd uitgeroepen tot hoofdstad westelijke deel van het grote Romeinse rijk en gold als grootste stad ten noorden van de Alpen.
Bouwwerken uit die tijd zijn de stadspoort Porta Nigra, de Basilica, badcomplex de Kaiserthermen, de Römerbrucke over de Moezel, Barbarathermen. In de 4e eeuw werd de stad de residentie voor 6 Romeinse keizers waaronder keizer Constantijn de Grote. Een versterking van de stad volgde door deze te ommuren. De Porta Nigra werd een onderdeel van het verdedigingswerk en werd opgenomen in de muur om de stad. Trier werd het tweede Rome genoemd. Gezien de vele bouwwerken uit die tijd die er vandaag de dag nog zijn is deze benaming niet onterecht. De dreiging van de Germaanse volkeren bleef en werd groter . In 475 viel de stad in handen van de Franken en werd grotendeels verwoest. Het Romeinse rijk kwam ten val en de stad hoorde nu bij Lotharingen wat onderdeel was van het grote Frankische rijk, het latere Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie.
Porta Nigra. Herkenningsteken van Trier.
De Porta Nigra is het herkenningsteken van Trier. Het bouwwerk stamt uit de 2de eeuw en is de grootste bewaard gebleven vestingpoort uit de Romeinse tijd. De naam (zwarte poort) kreeg het imposante vestingswerk pas eeuwen later toen de van oorsprong gele zandsteenblokken verweerden tot de donkere kleur. In de 11e eeuw vormde de poort de kern van een vestingkerk, welke helaas in de tijd van Napoleon werd afgebroken. Alleen de westtoren bleef in zijn geheel behouden. Van de oosttoren staat alleen nog het onderste deel. Sinds 1986 is de Porta Nigra samen met andere monumenten in Trier toegevoegd aan de UNESCO werelderfgoedlijst. Andere wereldberoemde monumenten op deze lijst zijn bijvoorbeeld de abdij van Mont Saint Michel en de Keulse Dom. De Hauptmarkt van Trier behoort tot de mooiste stadspleinen van Duitsland. Een rij mooie vakwerkhuizen uit het begin van de 17e eeuw, leidt naar de Hauptmarkt in het centrum van Trier. Aan het plein staan schitterende panden in verschillende stijlen. Hauptmarkt Trier. De Grote Markt, schitterend middelpunt Op de markt bevindt het marktkreuz uit 958.
Het is een kopie, het origineel is te zien in het Museum Simeonstift. Vlakbij staat de Petrusbrunnen uit 1595. Ook hier zijn de originelen van de beelden van de vier hoofddeugden vervangen door kopieën. Vanaf de Hauptmarkt leidt een barokke poort door de rij huizen naar de Marktkirche St.-Gangolf. Die Steipe, een feest en drinkhuis van de burgerij uit de jaren 1481-1482 met spitsboogarcaden op de begane grond en het Rote Haus met voluutgevel (rode zandsteen) werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest maar daarna naar origineel weer opgebouwd. Op het Rote Haus staat een Latijnse tekst, die vertaald luidt: Eerder dan Rome bestond Trier eenduizend en driehonderd jaar. Moge het voortbestaan en zich verheugen in een eeuwige vreugde Amen.
Basilica Trier. Troonzaal van de keizer
De Basilica in Trier (omstreeks 310), is één van de grootste en meest indrukwekkende gebouwen uit het de Romeinse tijd van Trier. De vroegere troonzaal van keizer Constantijn I met zijn enorme afmetingen maakt nog steeds grote indruk. Het mactige rechthoekige gebouw zonder zuilen aan de binnenzijde is een goed voorbeeld van de grote kundigheid die de Romeinse bouwers bezaten. De Basilica in Trier is op het Pantheon in Rome na de grootste binnenruimte uit de Romeinse tijd. Van oorsprong was de troonzaal van binnen met marmer bekleed en voorzien van een verwarmde vloer, buiten kleurig gepleisterd en rondom versierd met galerijen. Na het vertrek van de Romeinen kwam de Basilika in verval en werd voor allerlei doeleinden gebruikt. De galerijen zijn verdwenen en de vele ingrepen en restauraties aan het klassieke bouwwerk hebben het beeld bepaald tot wat het nu is. Vandaag de dag doet de Basilica dienst als Evangelisch-Lutherse kerk. Sinds 1986 is de Basilica samen met andere monumenten in Trier toegevoegd aan de UNESCO werelderfgoedlijst.
Dom St-Peter Trier. Oudste bisschopskerk van Duitsland.
De Dom St-Peter is de oudste bisschopskerk in Duitsland. Waarschijnlijk werd de Dom gebouwd op de resten van een oud keizerlijk paleis uit de Romeinse tijd. Het huidige gebouw,die de Salische stijl vertegenwoordigt stamt uit de 11de eeuw. Het tegenwoordige complex is eigenlijk een dubbelkerk met de Liebfrauenkirche die er direct naast gelegen is. het geheel bestond eerder uit een indrukwekkend geheel van twee grote, naast elkaar liggende basilica's, waarvan de huidige dom en de naastgelegen tegenwoordige (gotische) Liebfrauenkirche slechts de helft vormden van het totaal. Archeologische opgravingen hebben aangetoond, dat er sprake was van een ingewikkeld gebouwencomplex met meerdere basilieken (waarschijnlijk vier) die door zalen en gangen met elkaar verbonden waren en tezamen een enorme omvang hadden.
Door de eeuwen heen werden gedeeltes van de Dom afgebroken en vervangen door nieuwere. Ook hebben de nodige verwoestingen door de Noormannen hun invloed gehad op de thans bestaande bouw. In de 16e eeuw werd een torenverhoging uitgevoerd aan de zuidwestzijde, dit om hoger te blijven dan de St.-Gangolf kerk aan de Grote Markt. Trier biedt veel, om alles te zien heeft u aan een dag niet genoeg. Simeonstift, ten westen van de poort. Vroeger (1034) klooster, thans het stadsmuseum. Paleis van de keurvorsten, barok paleis met mooie tuin, Kaiserthermen, van dit Romeinse badhuis staan nog de muren van het warme bad en de grote kelder die verwarming herbergde overeind. Amfitheather, net buiten het centrum ligt deze arena, gebouwd voor gladiatoren en dierengevechten. Rheinisches-Landesmuseum, bijzondere vondsten uit de Romeinse tijd, o.a. grafmonumenten en mozaïeken.
Een fijne dag in Duitsland en een bezoek aan Trier en de kerstmarkt.
ALDEN BIESENTOCHT. / DE DEMERSTAPPERS BILZEN. / KLEINE SPOUWEN. 08/12/2013.
ALDEN BIEZENTOCHT.
DE DEMERSTAPPERS BILZEN.
KLEINE SPOUWEN.
Alden Biesen is de naam van de vroegere landcommanderij van de Duitse Orde in Rijkhoven, Bilzen en tot 1795 de hoofdzetel van de balije Biesen. Alden Biesen is nu uitgebouwd tot een cultuurcentrum van de Vlaamse Overheid.
De architecturale uitwerking van het geheel geeft blijk van een verrassende dualiteit tussen enerzijds een middeleeuwse besloten waterburcht met krijgskundige betekenis en anderzijds geeft het geheel vorm aan een weids openliggend classicistisch opgevat kasteel. Alden Biesen is één van de grootste kasteeldomeinen in de Euregio en een begrip in het Haspengouwse kastelenlandschap. De geschiedenis van Alden Biesen start in 1220 met de schenking van een kapel met bijbehorende gronden in Biesen aan de Duitse Orde. In de 14de eeuw werd Biesen een balije met als bestuurlijke zetel de landcommanderij Alden Biesen. De ondergeschikte commanderijen bevinden zich in het hertogdom Brabant, het prinsbisdom Luik en het Duitse Rijnland.
De commanderijgebouwen verwierven hun huidige uitzicht tussen het midden van de 16de eeuw en het einde van de 18de eeuw. Tijdens de Franse Revolutie kwam Alden Biesen in privébezit. Na de fatale brand in 1971 werden de gebouwen gekocht door de Belgische staat, waarna ze schitterend gerestaureerd werden. Alden Biesen is beslist een bezoek waard, al was het alleen maar omdat dit u in andere sferen brengt. Nagenoeg het hele domein buiten, met inbegrip van de kerk en de Engelse tuin, is vrij te bezichtigen. De wandeling is bijna geheel in en rond het domein en het indrukwekkend kasteel is bijna gedurende de gehele wandeling te zien of toch gedeelten ervan. We komen dan ook he domein binnen via het Apostelhuis. De vroegere hoofdingang van Alden Biesen, het Apostelhuis, de voormalige trompetterswoning in het poortgebouw van het domein Alden Biesen is ingericht als natuureducatief centrum.
Hier wandelen we het domein op. Dan komt het kasteel en de andere gebouwen in het zicht. We wandelen over de binnenkoer en hebben een prachtig zicht op de burcht en de omgeving ook even een bezoekje brengen aan het infocentrum met een mooie tentoonstelling over Alden Biesen.
Dan verder verlaten we de burchtsite en wandelen zo verder door de prachtige natuur van Rijkhoven, komen zo in het Weerterbosje en dan komen we weer terug aan ons vertrek een mooie en aangename wandeling in en rond Alden Biesen.
40E MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES. / COEUR ET MARCHE - ENGIS. / HERMALLE-SOUS-HUY 07/12/2013.
40E MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES.
COEUR ET MARCHE – ENGIS.
HERMALLE-SOUS-HUY.
Na 40 jaar de laatste wandeling van de wandelclub van Engis, en niet alleen de laatste wandeling ook nog moeten veranderen van startplaats.
Een einde van een prachtige club met fantastische mensen. Wij starten met de wandeling in Hermalle-sous-Huy. Tegenover het kasteel vertrekt de wandeling, het is van zandsteen, kalksteen en baksteen gebouwd en heeft een hoefijzervorm rond een voorplein. Het heeft twee ronde torens op drie niveaus, en twee vierkante, en is door een slotgracht omgeven. Het eerste kasteel van Hermalle werd in de 12e eeuw gebouwd. Het was waarschijnlijk een slottoren die omgeven werd door een gracht en muren met torens. Uit die tijd rest nog één toren en de fundering van een andere.
Het kasteel word nu door verschillende families bewoond. Het kasteel met zijn slotgrachten en zijn monumentale hoeve is omgeven door elegante huizen uit de 17e en 18e eeuw - in het bijzonder het geboortehuis van architect Jean-Gille Jacob, waar schilderijen unieke in Europa te bewonderen zijn. We wandelen het dorp uit en gaan een heel eind door de prachtige natuur. Met veel heuvels en grote weilanden beboste hellingen veel afwisseling.
Dan komen we in Aux Fontaines, prachtige huizen uit lokale steen, langs het kerkhof met de grafkapel van de adellijke familie met wapenschild, weer verder komen we in Aux Houx. Hie zien we een prachtig kasteel spijtig dat we er niet langs komen, van ver een foto gemaakt en dan weer verder. Dan komen we in La Croix en Granges twee dorpjes van Engis. Weer verder door het prachtige landschap. Nog wat verder door en we komen terug in Hermalle waar onze wandeling eindigt.
Wijlre ligt fraai langs de Geul. De aanblik van het dorp wordt overheerst door de meer dan honderd jaar oude Brand Bierbrouwerij.
Ook is het stoomtreintraject van de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij een onderdeel van het dorpje. Brand Bier, de Limburgse volksdrank, wordt in Wijlre gebrouwen. Het bereidingsproces is pure vakmanschap. De bereiding kent echter vele stappen en ook de grondstoffen zoals het bronwater, zijn smaakbepalend. De aanblik van het dorp wordt al meer dan honderd jaar mede bepaald door de oude Brand Bierbrouwerij. In de glimmende koperen ketels die u vanaf de straat in de brouwerij kunt zien staan, laat men het gerstemout gisten, samen met o.a. hop, gist en water.
Vlakbij het centrum ligt bovendien de in de 17e eeuw door de heren van Wachtendonck gebouwde kasteel Wijlre, aan de Wijlreweg. De carrévormige binnenplaats met keibestrating dateert uit de 18e eeuw. De watermolen - een unieke onderslagmolen - bepaalt mede het beeld van Wijlre. Wijlre is ontstaan als nederzetting bij een waterkasteel aan de Geul, het tegenwoordige Kasteel Wijlre. De oudste vermelding is uit 1040: Hendrik III schonk toen Wijlre aan zijn nicht Ermengardis. De plaatsnaam gaat ook hier weer terug op het Latijnse 'Villare', dat 'tot een landgoed behorend' betekent, en dateert uit de Frankische tijd.
De huidige kerk werd gebouwd in 1835 onder leiding van de Akense architect Alois Klausener op de plaats van de vorige. In de tien jaar tussen 1830 en 1839, de tijd dat Limburg bij het koninkrijk België hoorde, werden er tal van kerken in Limburg herbouwd. De Wijlrese watermolen bestond al in 1275. De tegenwoordige korenmolen met dubbel onderslagrad stamt uit 1776. Het was een banmolen: de inwoners van de Heerlijkheid Wijlre waren verplicht om hun koren op deze molen te laten malen. Ook in Wijlre zoekt de Geul zijn weg, onder andere langs de watermolen Otten.
Een monument dat al bestond in 1420 en landschappelijk en toeristisch een grote betekenis heeft. Het is een unieke molen met twee achter elkaar geplaatste raderen. De raderen van de molen zijn te bezichtigen als u de wandelroute volgt die langs de molen loopt. Overblijfselen van de historische ontwikkeling zijn terug te vinden in de vorm van bijvoorbeeld Kasteel Wijlre, een charmant , rechthoekig, ten dele nog omgracht 17e eeuws gebouw, dat met zijn U-vormige voorburcht mooi in het dal van het dorp is gelegen.
Verder ten zuiden, bij de Geul, ligt kasteel Cartils. De Heilige Gertrudiskerk uit 1835 is opgetrokken in Dorische stijl. Daar pronken een mooi 15e eeuws Madonnabeeld en een 17e eeuwse St. Gertrudis. Verder is het vanuit Wijlre mogelijk om een rit te maken per stoomtrein of historische “Schienenbus” over de befaamde Miljoenenlijn, dwars door het Heuvelland tussen Schin op Geul en Kerkrade. We wandelen langs deze prachtige gebouwen en de mooie natuur en komen zo in Ransdaal door het Ransdalerveld, met deels verharde paden en met afwisselende vergezichten over het Geuldal en de oude mijnstreek.
We wandelen verschillende keren langs de Miljoenenlijn en zien ook verschillende keren de stoomtrein passeren. Wat een prachtige wandeling hier in Wijlre.
Boven de horizon van Genk steken twee torens uit. Het zijn de schachtbokken van Winterslag. Hier namen destijds duizenden mijnwerkers de lift naar beneden, om 800 meter onder de grond naar steenkool te graven.
De mijn van Winterslag mag gerust de oudste Limburgse mijn genoemd worden, aangezien deze mijn als eerste van het Kempische bekken de productie begon. Dat was in 1917. Niet minder dan vier productieverdiepingen werden uitgebaat in de mijn van Winterslag: op 600, op 660, op 735 en tenslotte op 850 meter diepte werden er kolen gewonnen. Om de vrij lage productiviteit te verhogen werd schacht I in 1962 omgebouwd voor skips, grote metalen bakken in plaats van liftkooien met verdiepingen, geïnstalleerd zodat de wagentjes met steenkool niet telkens naar boven moesten om te worden uitgekipt en daarna terug naar beneden. Vanaf nu konden 15 ton steenkool in één keer worden bovengehaald. Het jaarproductierecord werd bereikt in 1967 met 1 635 514 ton naar boven gehaalde steenkool. Toen de mijn in 1988 na 71 jaar productie dichtging, waren niet minder dan 66 593 000 ton kolen gedolven. Qua tewerkstelling bereikte Winterslag zijn hoogtepunt in 1953 met 6 250 mijnwerkers. Op 1 april 1988 werd de allerlaatste steenkoolwagen in Winterslag naar bovengehaald. Het was meteen de sluiting van de laatste Genkse mijn, na Zwartberg en Waterschei.
Een opmerkelijk detail is dat een nieuw productierecord van Winterslag werd bereikt in de weken voor 4 december 1987, vier maanden voor de definitieve sluiting. Nog een laatste maal hadden de mijnwerkers van Winterslag willen bewijzen hoe goed ze waren in hun job. Vandaag is “De mijnsite van Winterslag” belangrijk industrieel erfgoed dat moeiteloos kan concurreren met buitenlandse industriële sites. Als bezoeker raak je meteen in de ban van de monumentaliteit van de gebouwen, van de krachtige architectuur en van het resterende unieke interieur.
Wij verlaten de mijnsite om een wandeling te maken door de tuinwijken . Om de mijnwerkers een woning te geven werd het concept van de tuinwijken bedacht. Geïnspireerd door de toen populaire Engelse tuinwijken, werden cités aangelegd dichtbij de mijnzetels en in een groene omgeving. Deze bleven ook na de mijn bewoond en ademen nog steeds een bijzondere charme uit. De Cité van Winterslag werd in 1912 ontworpen door de Brusselse architect Adrien Blomme (1878-1940). Hij werd ingehuurd door mijndirecteur Evence Coppée die comfortabele en hygiënische woningen wilde voor zijn arbeiders, bedienden en ingenieurs. De duidelijke hiërarchie in de mijn moest ook weerspiegeld worden in de huizen.
Architect Blomme legde de wijk aan naar het voorbeeld van de Engelse tuinwijken met veel open ruimte en groen om het grauwe karakter van de industrie te verdoezelen. De mijn voorzag in alle behoeften en richtte ook de openbare voorzieningen op, zoals scholen, de kerk, het ziekenhuis enzovoort. Blomme verdeelde de wijk van Winterslag in een oostelijk en westelijk gedeelte. In het oosten huizen de ingenieurs, bedienden en geschoolde arbeiders, in het westen – verder van de mijnzetel – de arbeiders. De tuinwijk van Winterslag werd in verschillende fases opgebouwd: Vlak voor de Eerste Wereldoorlog schoten de eerste woningen van de Cité I van Winterslag uit de grond. Voor hun tijd boden ze veel en moderne luxe. Cité II werd hoofdzakelijk tussen 1922 en 1926 aangelegd en de bouw van Cité III wordt aangevat in 1930 maar wordt slechts heel gedeeltelijk gerealiseerd. Cite IV, die tussen 1947 en 1950 werd gebouwd is de zogenaamde Kolenslagcité om de vele, veelal Italiaanse migrantenfamilies te huisvesten.
Wij wandelen door de tuinwijken en langs de mijnkathedralen, de school en andere gebouwen die door de mijnen opgericht zijn, na een tijdje komen we aan de grote open vlakte begroeid met heide, wat prachtige beelden oplevert. Wij wandelen door dit natuurgebied gewoon prachtig. Dan komen we aan De terril van Winterslag, deze is momenteel niet vrij toegankelijk voor bezoekers en wandelaars. De voormalige terril van Winterslag krijgt een nieuwe vorm en wordt bezaaid met een lage begroeiing. Hoogte op de top van de terril: 163 meter.
De mijnbouw in Winterslag had heel wat gevolgen voor mens en milieu. Enorme hoeveelheden afval kwamen vrij tijdens het delven en sorteren van de delfstoffen. Zo ontstonden de bergen van mijnsteen (terrils), slibbekkens en vliegas. Bij het delven van steenkool kwam er enorm veel mijnsteen bovengronds. Elke 100 kg ruwe kool die naar de oppervlakte gehaald werd, bevatte 47,5% stenen. Nog even en wij zijn terug aan de mijngebouwen.
Wij wandelen tussen de gerestaureerde gebouwen en kunnen ons een idee geven van wat hier allemaal te zien was. Na we onze wandelboekjes hebben laten afstempelen bezoeken we nog even de gebouwen van binnen. Gebouwen opgetrokken uit bak- en natuursteen, op een breukstenen sokkel. Gevels in neotraditionale en neoclassicistische stijl, met gebruik van de voor deze stijlen typische ornamenten. Blikvangers op deze site zijn de directie- en kaderburelen (1914-1918) en de prestigieuze badzalen in neo-Vlaamse renaissancestijl met bijhorende lampenzaal. De zuidelijke badzaal - op de hoek met de Noordlaan- is pas in de jaren 1930 bijgebouwd.
Opvallend is de onafgewerkte klokkentoren tussen beide badzalen. Schachttorens opgetrokken volgens het bok-type, met liftkoker (boven mijnschacht) tussen beide bokspieren, en twee boksderdebenen. Schachtbok II (hoogte 45 meter) rust in betonnen schoenen. Per schachttoren een ophaalgebouw 1914 en 1916, waarvan dit van schacht II nog grotendeels in originele toestand bewaard bleef. Tussen beide ophaalgebouwen: compressoren- en ventilatorengebouw (1918).
Ontvangstgebouw schacht II, opgetrokken vanaf 1916-17, nog grotendeels in originele toestand, alhoewel verzakt door mijnschade. Hier kunnen we binnen een kijkje gaan nemen, wij nemen ruim de tijd om hier eens rond te kijken.
30E MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE. / LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE. / HANNUT 24/11/2013.
30E MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE.
LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE.
HANNUT.
Een wandeling in Hannuit is een beetje wandelen in een streek van de taalgrens. Hannuit is een stadje met wat winkels en verschillende dorpen die samen het dorp uitmaken. We wandelen het centrum uit en komen langs het oorlogsmonument met een kanon.
We wandelen verder en komen zo aan het oude kerkhof, midden staat een prachtige kapel en de oude grafstenen zijn in groepjes samen gezet. Voor de rest hebben ze er een mooi wandelpark van gemaakt met rustbanken. Een mooie groene plek met respect voor de overledenen.
Wat verder komen we aan een huis met boven de ramen prachtige taferelen in tegels. Dan verder langs de kiosk en Hannuit centrum. Weer verder en we verlaten Hannuit en komen in Bertree. We wandelen nu langs Ravel Ligne 127. Spoorlijn 127 was een Belgische spoorlijn die Landen verbond met Statte (bij Hoei). De lijn was van 1875 tot 1963 in gebruik en 33,6 km lang. Op 22 november 1875 werd de lijn geopend door de spoorwegmaatschappij "Hesbaye-Condroz", geëxploiteerd door de Belgische Staatsspoorwegen, die de spoorlijn in 1900 overnamen.
Omwille van het strategische belang van de spoorlijn zijn de rails tussen Landen en Moha blijven liggen, tot ze in 1992 werden opgebroken. De aanwezige bedding werd gebruikt voor een ondergrondse hoogspanningsleiding tussen Tihange en Avernas voor de voeding van HSL 2 tussen Leuven en Ans. Daarna werd bovenop deze bedding een RAVeL fiets- en wandelpad aangelegd. We wandelen er een heel eind over en komen in Avernas-Le-Bauduin. We komen zo in het dorpje en langs een prachtige hoeve uit 1741. Wat verder een kasteelhoeve en wat verder een klooster. Prachtige gebouwen.
Nog een eindje verder terug Hannuit binnen en we komen langs het kasteel Snyers. Zo komen we terug aan ons vertrek en eindig een mooie wandeling.
WINTERTOCHT. / DE ROMMELAAR. / HOESELT-SCHALKHOVEN. 27/11/2013.
WINTERTOCHT.
DE ROMMELAAR.
HOESELT-SCHALKHOVEN.
Het is niet omdat je niet veel tegenkomt op een wandeling dat het drop of stad waar je wandelt geen interessante geschiedenis heeft. Vandaag in Schalkhoven een wandeling door de prachtige natuur, of moet ik zeggen door de grote plantage laagstam die in herfstkleuren staan wat een prachtige zichten oplevert.
Een stukje geschiedenis over Schalkhoven:
De kleinste deelgemeente van Hoeselt ressorteerde als kwartkapel onder de succursale kerk van Hoeselt. Na de Franse Revolutie werd Schalkhoven een onafhankelijke parochie, waarvan ook Sint-Huibrechts-Hern en Romershoven afhingen. Ridder Camille de Borman liet rond 1865 opgravingen uitvoeren op de Homberg en het Steenveld, in de onmiddellijke omgeving van het kasteel van Schalkhoven. Men stootte er op talrijke Romeinse overblijfselen van een villa en een begraafplaats. Samen met het aangrenzende Sint-Huibrechts-Hern vormde Schalkhoven één heerlijkheid, die als Loons leen in 1256 toebehoorde aan de Heer van Diepenbeek. Vanaf de 13de eeuw bezat het geslacht van Hamal of van Elderen de heerlijke rechten. De schepenbank van de heerlijkheid oordeelde naar Loons recht en moest haar lering halen bij het hooggerechtshof van Vliermaal. Het maatschappelijke leven in Schalkhoven werd tot ver in de twintigste eeuw volledig beheerst door het kasteel van Schalkhoven en zijn bewoners. De gemeente werd in 1977 bij Hoeselt gevoegd.
Een belangrijk gebouw dat we krijgen te zien is het kasteel; spijtig dat ik geen foto heb, is verscholen tussen het groen, maar heeft ook een lange geschiedenis.
Kasteel van Schalkhoven
Het oorspronkelijk waterkasteel werd in 1588 gebouwd door Rijkaard van Elderen. Rond 1770 werd het verbouwd en ingericht in classisistische stijl. De grote achterliggende kasteelhoeve, in Maaslandse renaissance, is deels uit de 16de eeuw, maar werd in de 18de eeuw sterk verbouwd
Onze wandeling door Schalkhoven word zo toch een fijne en leerrijke wandeling.
41E MARCHE DES BRUYERES. / LES BRUYERES EN MARCHE. JUPILLE. / GRIVEGNEE. 23/11/2013.
41E MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE. JUPILLE.
GRIVEGNEE.
Vandaag een wandeling in Grivegnee, een deelgemeente van Luik. We wandelen door het dorp langs de kerk ne dan weer een eind verder. We komen nu aan de logementen van de vroegere kazerne, fortifications genoemd.
Dan wandelen we “Parc des Oblats” en het “park de la Chartreuse”, waar de ruïnes van de kazerne staan. Het fort van de Chartreuse werd in 1817 gebouwd. Het totale terrein beslaat een oppervlakte van ruim 30 hectare. Er konden 3000 soldaten worden ondergebracht die er, om mij, onbekende reden nooit gelegerd zijn geweest. Het fort van Chartreuse deed tijdens de eerste wereldoorlog dienst als gevangenis van de Duitse bezetter. Van de door de Duitsers gevangen genomen Belgen werden er 49 gefusileerd. Zij werden op het terrein begraven en bij de ingang van het fort staat een gedenkplaat met namen. In de periode tussen de eerste en tweede wereldoorlog werd Chartreuse door de Belgen gebruikt als kazerne en waren er 2000 man gelegerd.
Tevens werd er een groot gangenstelsel onder het fort aangebracht en werd het fort uitgebreid door de bouw van nieuwe gebouwen rond 1930. Tijdens de tweede wereldoorlog namen de Duitsers het fort in gebruik als kazerne, en tevens werden er delen als gevangenis voor krijgsgevangenen gebruikt. Na de bevrijding in 1944-1945 gebruikten de Amerikanen Chartreuse om er het 28e US Army General Hospital onder te brengen. Daarna deed Chartreuse dienst als kazerne waar ook de bekende schrijver Hugo Claus zijn 6 weken durende opleiding van zijn dienstplicht vervult. Begin jaren tachtig verlaten diverse bataljons Chartreuse om elders ondergebracht te worden en sinds 1982 is het fort helemaal verlaten. De natuur heeft grote delen geheel teruggenomen, grote bomen groeien op de vensterbanken en op de zoldervloer door het dak.
In februari 2006 wordt een deel van het fort gesloopt en in andere gebouwen is brand geweest. Vandaag is het een gedeelte park waar nog vele delen en stukken van het fort staan. Er is ook een ereboog voor de soldaten die gesneuveld zijn. Het is wel de moeite om een rondgang door “het park de la Chartreuse “te maken. We verlaten het park en komen zo in een ander park met dieren, eenden, ganzen op vijvers, geitjes en zo. Mooi om even te pauzeren.
Weer verder en dan komen we terug aan ons vertrekpunt. Het was een wandeling met veel langs huizen en straten, maar hebben toch weer iets nieuws ontdekt het Fort van Chartreuse. Was de eerste keer dat ik hoorde over het fort van Chartreuse en het was een ontdekking. Zo word de wandeling toch weer iets mooier en leerrijker.
MIDWEEKWANDELTOCHT. / WSV. DE VELDLOPERS. / GULPEN. 20/11/2013.
MIDWEEKWANDELTOCHT.
WSV. DE VELDLOPERS.
GULPEN.
Gulpen-Wittem kent vier beschermde dorpsgezichten: Helle, Höfke, Terziet-Kuttingen en Plaat-Diependal.
Een beschermd dorpsgezicht is een waarde die gegeven wordt aan een gebouw of een groep gebouwen die door hun schoonheid in relatie met hun omgeving zodanig belangrijk zijn dat ze een beschermde status hebben gekregen. Maar net zo beeldbepalend zijn de vele historische gebouwen, van kastelen en kloosters tot molens en vakwerkboerderijen. De gemeente Gulpen-Wittem, ook wel het mooiste stukje Nederland genoemd, vormt het kloppend hart van het Limburgse heuvelland. Het reliëfrijke landschap met bossen, weilanden en boomgaarden geven het geheel een groen karakter.
Langs wegen en paden, tegen huizen of midden in het landschap, overal staan ze. Hoe vaak zijn we al langs een wegkruis gelopen zonder dat we het eigenlijk gezien hebben? En als we het al gezien hebben, weten we dan wel waarom dat wegkruis daar staat? Zoveel verschillende dingen te zien in deze streek. We verlaten het centrum en komen langs de Pannenkoekenmolen. De uit 1712 daterende watermolen beschikt over het grootste middenslag waterrad van Nederland. De oorspronkelijke papiermolen werd in 1853 omgebouwd tot graanmolen. De waterkracht van het riviertje de Gulp zorgt, via de waterstuw met vistrap, voor de aandrijving van o.a. de vier koppels molenstenen, randapparatuur en het opwekken van groene stroom. We wandelen wat verder en wandelen langs de laan die naar het Kasteel Neubourg is idyllisch gelegen in het dal van het riviertje de Gulp. Het kasteel is omgeven door bospercelen, fruitboomgaarden en weilanden. Kasteel Neubourg bestaat uit een hoofdgebouw en twee voorburchten, een aan noordzijde en een aan westzijde.
Een lindendreef met toegangsbrug over de kasteelgracht leidt naar de imposante toegangspoort van de noordelijke voorburcht die wordt geflankeerd door twee slanke torens. Dit deel wordt ook wel aangeduid als 'eerste bouwhoeve'. De westelijke voorburcht heeft een eigen toegangspoort en is eigenlijk een boerderij, meestal 'tweede bouwhoeve' genoemd. De restauratie is volop aan de gang en stilaan komt dit prachtige kasteel in zijn oude glorie terug. Wij wandelen verder door de weilanden en komen zo langs een groot vakwerkhuis en dan komen we in Euverem en ligt in een fraai landschap, het pand Euverem 10, een fraaie vakwerkboerderij, is een rijksmonument. Stroomafwaarts aan de Gulp, ten noordoosten van Euverem, ligt het Kasteel Neubourg en de Neubourger Molen. Midden in Euverem zijn de resten te zien van een groot tramviaduct (het Gulpdalviaduct) van de normaalsporige stoomtramlijn van de tramlijn Maastricht-Vaals die tot de dertiger jaren van de 20e eeuw Maastricht en Vaals via Gulpen met elkaar verbond. Het huis met nummer 24 is gebouwd op het fundament van het bruggenhoofd.
Dan een heel eind door de prachtige natuur met prachtige vergezichten over het landschap. Dan komen we in Scheulder hier veel grote hoeven in mergelblokken en vakwerk wat prachtige gebouwen. We wandelen door het dorp en klimmen dan weer op naar Gulpen via de Heeselweg waar we aan een hoeve komen die door de Duitsers is gebombardeerd, hier een kruis ter herinnering van de gedode bewoners nu komt Gulpen in zicht en niet veel later zijn we in Gulpen langs het monument voor de Joodse gemeenschap.
Het van beton gemaakte monument is een teken van nagedachtenis aan de joodse gemeenschapen de oorlogsslachtoffers. Volgens de kunstenaar symboliseert het een onderbroken levenslijn of -ritme. De eenvoud maakt concentratie op het gebeurde mogelijk. De gegoten tekst in het Hebreeuws betekent: ‘Hou zoveel van je naaste als van jezelf. Ik ben de eeuwige’(afkomstig van Liviticus). Daarmee vormt het monument ook een waarschuwing voor de toekomst; een waarschuwing tegen alle vormen van discriminatie. Dit monument werd op 4 mei 1989 onthuld. Nu dalen we af tot aan Café Paddock waar deze mooie wandeling eindigt.
39E MARCHE INT. DU PLATEAU. / LES PIQUANTS. / HERVE 17/11/2013.
39E MARCHE INT. DU PLATEAU.
LES PIQUANTS.
HERVE.
Het Land van Herve: een charmant tafereel.
Het « Land van Herve » ?
Dat is het dan: een veelvoud van dorpjes die ingebed liggen in dit gedeelte van Luik dat zich uitstrekt tussen de Maas en de Vesder. de 19de eeuw is ongetwijfeld de grote eeuw voor het Plateau van Herve.
In de schaduw van de fruitboomgaarden die op de weilanden worden aangeplant, ontstaan de stroop- en ciderfabrieken. Dit is het begin van de voedingsnijverheid die ten nadele van de traditionele industrie, een faam krijgt die het Land van Herve en Aubel verheft tot een streek van kwaliteit. Het Plateau van Herve is altijd een uitgelezen plaatsje voor traditie en folklore. We kunnen niet voorbij gaan aan de oude broederschappen van openbare bescherming zoals de « Broederschap van Sint-Hubertus » in Aubel, die haast vijf eeuwen oud is, of aan de gastronomische broederschappen zoals de Broederschap van Herve, de Heerlijkheid van Remoudou of nog de Broederschap van lev’gos. De « Cavalcade » van Herve, die meer dan een eeuw oud is, is een meesterstukje van Waalse folklore.
En dan zijn er nog de spijkerbomen, de beurzen, markten, legendes,… Ja zeker, deze regio vloeit over van schatten uit het verleden, schatten die nog heel levendig zijn. Een wandeling hier vormt dus een constante verrijking, want afgezien van de typische huizen ontdekken we hier ook kerken, kapellen, oude kruisbeelden, en tal van monumenten verspreid in het wallenlandschap. De vele waterlopen die in zilveren draden langs de hellingen van de heuvels naar beneden slingeren en hun weg door de valleien banen, een vruchtbare regio met boomvegetatie, een ontelbaar aantal kastelen en typische hoeven, charmante dorpen die tegen de hellingen aanleunen of verborgen liggen in de valleien, …dat is het land dat men in België algemeen het “Plateau van Herve” noemt. De wandeling is bijzonder doordat we alle pracht van de streek tegen komen.
Al vlug verlaten we Herve en lopen een heel eind langs “Ligne 38” is de oude spoorlijn die het Land van Herve doorkruist en die ooit Chênée met Plombières verbond. Nu is ze geïntegreerd in het RAVeL net en voorbehouden aan wandelaars. De bedding behield haar oorspronkelijke sintelbekleding, die soepel aanvoelt voor schoenen. ontdekt u een streek met een grote verscheidenheid aan landschappen, een gulle plantengroei en oude gebouwen die getuigen van het verleden. Met als vertrekpunt het oude station van Herve, dat werd omgetoverd in VVV-kantoor en eetcafé, brengt Lijn 38 ons naar José.
Dit dorpje met een grote oude herenboerderij uit de 17de eeuw en de tegenover gelegen Saint-Antoine l’Ermite kerk met vierkante toren zonde spits. Wat verder wandelen we Soumagne binnen. Even door het dorp en dan wandelen we terug richting Herve, langs “Ferme de José” en dan Herve zelf waar een mooie en aangename wandeling eindigt.
22E BRUGES BY NIGHT. / DE FRISSE STAPPERS. / BRUGGE. 16/11/2013.
22E BRUGES BY NIGHT.
DE FRISSE STAPPERS.
BRUGGE
Zaterdag organiseert wandelclub De Frisse Stappers uit Brugge reeds voor de 23ste maal hun Bruges by Night. Een romantische avondlijke wandeling langsheen de verlichte Brugse monumenten en historische schatkamers van het Venetië van het Noorden.
De wandeling maakt deel uit van de Vierkunststeden wandeltrofee, een criterium tussen wandelclubs met Brugge, Gent, Oudenaarde en tenslotte Kortrijk als uitvalsbasis. We verkennen het nachtelijke Brugge, de wandeling kreeg het thema pleinen en fonteinen met zich mee. Onder meer de Brugse Vesten, ’t Stil Ende, het Jan van Eyckplein, de Markt, de Dijver en de Burg worden aangedaan. De Paardenfontein nabij het idyllische Minnewater en de fontein met beeldengroep op ’t zand staan in de kijker. Onze wandeling komt eerst langs het OLvrouw ziekenhuis welk een prachtig oud gebouw is zeer mooi in de avondzon. Dan steken we de weg over en gaan de “Buiten Boeverievest” op een prachtige groene wandellaan, met een watergracht. Mooi is het. Na een eindje over de vest gewandeld te hebben komen we aan de “Smedenpoort” en blijven de vest verder volgen.
Buiten Boeverievest
De meeste Brugse 'vesten' die de naam 'Buiten' dragen, bevinden zich buiten die historische stad. De Buiten Boeverievest is in zekere mate een uitzondering, ook al ligt ze aan de periferie van de stad, buiten de gracht, in een zone die rondom de stad de paallanden genoemd werd, een soort bufferzone die onder het Ancien Régime tot de jurisdictie van de stad Brugge behoorde. Er bestond binnen de vestingen een Boeverievest, die op het einde van de 19de eeuw de nieuwe naam Hendrik Consciencelaan kreeg.
Vijftig meter verder lag, aan de overkant van de gracht, een wandelweg, die sinds de jaren 1850 afgesneden was van het er achter gelegen Sint-Michiels, door de spoorwegberm. De Buiten Boeverievest maakt aldus deel uit van de historische stad. De Buiten Boeverievest loopt van de Boeveriepoort naar de Singel.
De Smedenpoort.
De Smedenpoort is een van de vier overgebleven stadspoorten van Brugge. De eerste poort dateert van 1297-99, maar werd in 1367-68 herbouwd door de meester-metselaars Jan Slabbaert en Mathias Saghen. Later werd ze nog enkele keren verbouwd. Kenmerkend aan deze poort is dat ze, net als de Ezelpoort, volledig omringd is door water. Aan de Smedenpoort hangt een bronzen schedel ter nagedachtenis van een gebeurtenis uit 1691. In dat jaar bracht de Brugse zeeman Jacob Wyndekens een samenzwering aan het licht.
Een zekere François van der Straeten, een Eeklonaar, had afgesproken met een kleine groep Franse soldaten om hen 's nachts de stad via de Smedenpoort binnen te smokkelen. Zij zouden zich verbergen in barakken die zich nabij het Waterhuis bevonden. In alle vroegte zouden zij dan de poortwachters overmeesteren, de poort openen en vrij spel geven aan een groot Frans leger dat zich in hinderlaag in het Tillegembos bevond. Diezelfde dag nog, de 26ste juni van het jaar 1691, werd de verrader François van der Straeten opgehangen, daarna zijn hoofd afgehakt en dat hoofd werd op een ijzeren pin op de Smedenpoort gezet. Ondertussen werd de schedel vervangen door een bronzen exemplaar.
We wandelen nu verder en komen aan de kleine huisjes aan de rand van de stad. Hier woonden de ambachtslui van de stad blijkt uit de stratennamen “Smede en Hauwerstraat”. We komen nu meer in het centrum en de huizen worden groter en uitbundiger. We kunnen hier de prachtige Markt met zijn prachtige gebouwen.
Markt
De Grote Markt, officieel "Markt", is een marktplein in Brugge. De Markt bevindt zich in het hartje van de binnenstad en heeft een oppervlakte van ongeveer 1 ha. Aan de zuidkant van het plein staat een van de bekendste monumenten van de stad, het 12de-eeuwse belfort (Halletoren). Er staat een kerstmarkt met ijspiste. De halle is een burgerlijk gebouw in baksteen in vroeggotische stijl die gedomineerd wordt door het 83 meter hoge belfort-klokkentoren. Een belfort was typisch voor Vlaamse steden in de middeleeuwen. Het was een symbool van vrijheid, rijkdom en stedelijke macht. De privileges en de stadskas werden erin bewaard.
De noordkant van de Markt wordt gekenmerkt door de typische huizen met trapgevels. De oostkant van de Markt wordt nu gedomineerd door het Provinciaal Hof. Het Provinciaal Hof, in witte steen en afgewerkt in 1892, is de zetel van de West-Vlaamse provincieraad, met vooral een officiële en representatieve functie. Het wordt soms ook gebruikt voor exposities. Rechts ervan staat het postgebouw, in rode baksteen en afgewerkt in 1891. Het grijze gebouw links van het Provinciaal Hof werd later gebouwd, met een voorgevel in arduin en een traptoren die doet denken aan die van de Poortersloge. Rechts onder de toren is er een galerij met banken, die op de eerste verdieping overgaat in een loggia. Het gebouw was bedoeld als residentie voor de gouverneur, maar is nooit in die functie gebruikt geweest. Nu zijn er verschillende openbare besturen in ondergebracht. Bij graafwerken in 1910 voor de bouw van dit gebouw op de hoek van de Philipstockstraat en de Markt werden pilaren van de Waterhalle gevonden, waarvan er nu twee in het Arentshof staan.
De Westkant met de kenmerkende verschillende gevelversieringen (een slak, bloem, kat, haring, klok, ...) die verwijzen naar de naam van het huis of de vroegere functie. Belangrijk zijn de twee huizen aan beide kanten van de Sint-Amandsstraat: het huis Bouchoute, links ervan, met een schermgevel uit de 15e eeuw, is het oudste huis op de Markt. De achthoekige windwijzer werd in 1682 door het stadsbestuur aan de gevel geplaatst voor de handels- en zeelui. Bovenop het huis staat een gouden bol, daar geplaatst in 1837 om te helpen de exacte tijd in Brugge te bepalen.
In de eerste helft van de 19e eeuw hadden niet alle steden hetzelfde uur. In het midden van het plein staat het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck, de twee lokale volkshelden die in 1302 een grote rol speelden in het Vlaamse verzet tegen de Franse koning, met de Guldensporenslag tot gevolg. De vier hoekbeeldjes stellen Brugge, Ieper, Gent en Kortrijk voor.
De Markt is zo bijzonder dat we ruim de tijd nemen om alles te bekijken. Een prachtige gebouw is zeker de “Basiliek van het H. Bloed”.
Basiliek van het Heilig Bloed
Beneden ligt de Sint-Basiliuskapel (1139-1149), de enige volledig bewaarde Romaanse kerk van West-Vlaanderen, gewijd aan de Heilige Basilius. Dit was de huiskapel van de graven van Vlaanderen, meer bepaald van Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen die het Heilig Bloed naar Brugge zou hebben gebracht.
De Basiliuskapel werd de onderbouw van de gotische bovenkapel, de Heilig Bloedkapel, waar de relikwie wordt bewaard van het Heilig Bloed. Ook de Heilig Bloedkapel was oorspronkelijk Romaans, maar werd in de 15e eeuw in gotische stijl gerenoveerd. Tijdens de Franse Revolutie werd de bovenkapel grotendeels verwoest en in 1819-1839 opnieuw opgebouwd. Ze is thans een pronkstuk van neogotische aankleding. De beide kapellen werden in 1923 tot basiliek verheven.
We wandelen nu van de Markt en vervolgen onze tocht. We komen aan een bijzonder museum” Het Fritmuseum” wat verder komen we aan de “Augustijnenrei” hier ook weer mooie huizen en zichten over dit stadsgedeelte.
We volgen de “Spiegellei” en steken de brug over en wandelen dan op de “Spinolarei” we wandelen verder en de duisternis begin in te vallen en nu wordt het nog schilderachtiger in Brugge. Dan komen we aan de vesten met de molens.
Brugge heeft een rijke molenhistorie. Op het stadsplan van Popp (1865) zijn nog 21 molens te zien: 12 standaardmolens en 9 stenen molens. Aangezien de stad van plan was de molenwallen te nivelleren om er "wandelingen" aan te leggen, werden de molens opgekocht en afgebroken. In 1894 moest de laatste stenen oliemolen "De Engel" (1781 - 1894) eraan geloven. Die stond op de Smedenvest, bij de Greinschuurstraat. In 1903 werd de "Bonne Chiere" door een orkaan omvergeworpen en een deel belandde in het kanaal. De vrees bestond dat op de vestingen geen enkele molen meer zou overblijven. Maar dan de reactie van "La Patrie" en "De Vrienden van Brugge". Die wilden het molenlandschap op de Kruisvest voor het nageslacht bewaren. De molenwal van de oude "Bonne Chiere" werd aangekocht om de molen uit Olsene te kunnen herbouwen (1906). In 1914 kocht men de "Sint-Janshuismolen" aan; in 1970 volgde "De Nieuwe Papegaai" uit Beveren-aan-de-IJzer. En als laatste kwam de "Koeleweimolen" erbij.
Nu staan er weer vier prachtige molens te pronken op de Kruisvest.
Nu wandelen we weer een eindje de stad in, langs de Groenerei en de Predikherenrei waar prachtige huizen staan. In het avondlicht ziet dit er prachtig uit de leien en de brugjes erover gewoon prachtig.
Dan komen we aan de vismijn hier controle en rustpost. Nu wandelen we langs de grote vijvers “Dijver” hier is het prachtig alles baat in het licht. Wat verder komen langs Groeningemuseum. Dan komen we aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Wat verder langs het “Godshuis Hertsberge 1683” wat verder een godshuis uit 1713. Dan komen we aan “Het Grote Begijnhof”
Het Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde is het enige nog bewaarde begijnhof in de stad Brugge. Er zijn geen begijnen meer, maar sinds 1927 woont er een kloostergemeenschap van benedictinessen, gesticht door kanunnik Hoornaert. In dat jaar werden de huizen aan de westzijde ook omgevormd en uitgebouwd tot het Monasterium De Wijngaard, een priorij van benedictijnse parochiezusters. Het complex omvat een gotische begijnhofkerk en een dertigtal witgeschilderde huizen uit de late 16e, 17e en 18e eeuw. Deze huizen zijn praktisch allemaal rond een centraal hof gebouwd. De voornaamste toegang met poort is te bereiken via de driebogige stenen brug, de Wijngaardbrug. In een nis is het beeld te zien van de heilige Elisabeth van Hongarije, patrones van vele begijnhoven. De Wijngaard is ook aan de Heilige Alexius gewijd.
De toegangspoort is gebouwd in 1776 door meestermetselaar Hendrik Bultynck. Het eerste begijnhuisje naast de toegang is als museum ingericht en er zijn onder andere schilderijen, 17e-eeuws en 18e-eeuws meubilair en kantwerk te bezichtigen. Een tweede poort verleent toegang via de Sasbrug aan het Sashuis.
Dan weer verder en door het Minnewaterpark en het Minnewater. Wat verder komen we langs het Sashuis. We wandelen een heel eind rond het Minnewater en komen zo aan de “Poertoren” Oude munitie-opslagplaats bij de brug over het Minnewater. Nog even en we komen terug aan ons vertrek. Een prachtige wandeling om en in Brugge.
HERFSTWANDELTOCHT. / WSV. DE HEIKNEUTERS. / GENK-BOKRIJK 11/11/2013
HERFST IN BOKRIJK.
WSV. DE HEIKNEUTERS.
GENK-BOKRIJK.
We vertrekken met onze wandeling tegenover het Provinciaal Domein Bokrijk, is overwegend bekend om zijn openluchtmuseum, arboretum en openluchtspeeltuin. Het domein is 550 ha groot.
Een stukje geschiedenis: Graaf Arnold IV van Loon en Chiny verkocht op 9 maart 1252 een woud gelegen tussen Genk, Zonhoven en Hasselt aan de vrouwenabdij van Herkenrode te Kuringen bij Hasselt. Dit woud wordt 'Buscurake' of Buksenrake ('buk' = beuk, 'rake' = een strook grond) genoemd, een plaatsnaam die nadien over 'Bouchreyck' evolueerde tot Bokrijk. De cisterciënzerzusters bouwden er een abdijhoeve, lieten vijvers uitgraven en plantten er bomen.
De abdij verhuurde haar grangiae (hoeve) aan 'halfwinnen' (= pachters die werkten voor de helft van de opbrengst). In 1447 werd Bokrijk een gewone pachthoeve. Het domein bleef eeuwenlang in het bezit van de abdij totdat de Franse revolutionairen de abdij in 1797 ophieven en het goed op 22 april van hetzelfde jaar verkochten aan een inwoner van Maastricht. Vanaf deze periode werden de gebouwen verwaarloosd en tot 1890 waren er vele eigenaars. De familie Maris-Vanhese liet in 1890 het vervallen woongedeelte afbreken, maar spaarde de bijgebouwen.
Ze bouwden op de plaats van de vroegere woning een neoclassicistisch kasteel, dat ze echter niet konden voltooien. Ze verkochten in 1896 het kasteel en het domein aan graaf de Meeus, die het voltooide. De graaf baatte op het domein tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een ijzerwinning uit. Tijdens de oorlog verkocht hij het domein en het kasteel aan een Joodse familie uit Duitsland. In 1919 legde de Belgische staat beslag op het domein en verkocht het aan de S.V. Middenkredietkas van de Belgische Boerenbond in 1928. Bokrijk werd ingericht als modellandbouwuitbating. Deze modellandbouwuitbating mislukte door de crisis en het faillissement van de Boerenbond. Op 21 maart 1938 werd Bokrijk door de provincie Limburg verworven.
De grote promotor voor deze aankoop was de toenmalige Provinciegouverneur Hubert Verwilghen. Reeds lang koesterde hij het idee om een cultuur- en natuurproject met elkaar te verbinden. De visie van gouverneur Verwilghen kreeg pas jaren later concrete invulling. Op 6 oktober 1953 besloot de Bestendige Deputatie van de Provincie Limburg, onder dynamische impuls van Gouverneur Louis Roppe, in Bokrijk een openluchtmuseum op te richten. Oorspronkelijk wilde deze voormalige gouverneur van de provincie Limburg met dit openluchtmuseum verhinderen dat gebouwen met culturele of historische waarde zouden verdwijnen. Met de naoorlogse industriële versnelling en de toenemende welvaart in de "fifties" dreigde het Vlaamse woonlandschap op korte tijd verloren te gaan. Dr. Jozef Weyns werd aangesteld als coördinator van dit project en als eerste conservator van het Openluchtmuseum.
Het Provinciaal Domein Bokrijk is momenteel 550 hectare groot en ligt te midden van uitgestrekte bos- en natuurgebieden. Het domein is het meeste bekend omwille van zijn Openluchtmuseum. Dit is slechts één onderdeel van een groter recreatief geheel. Op het domein werden ook een speeltuin, een arboretum en een geuren- en kleurentuin aangelegd. Het Openluchtmuseum van Bokrijk werd op 12 april 1958 officieel geopend. Een honderdveertigtal authentieke gebouwen vormen de kern van de erfgoedcollectie. Naast deze gebouwen bestaat de collectie verder uit gereedschappen en alledaagse gebruiksvoorwerpen. In het totaal omvat dit 30 000 stukken kwetsbaar erfgoed en getuigen van het dagelijkse leven van de 17e eeuw tot 1950. Het Openluchtmuseum werkt naar een interactieve en dynamische ontsluiting van haar erfgoedcollectie.
Wij wandelen door het domein langs de tuinen en ook langs het openluchtmuseum.
Het Openluchtmuseum telt 140 authentieke historische gebouwen. De kleinere constructies zoals bakovens of rennen voor pluimvee worden hier niet meegerekend. Hoewel het oudste gebouw van 1507 dateert, bestaat de collectie hoofdzakelijk uit bouwwerken van de late 17e tot einde 19e eeuw. De nadruk ligt in het bijzonder op landbouwhoven en -schuren. Daarnaast zijn ook dagelijks belangrijke gebouwen voor het dorpsleven (smid, school, kerk, herberg en handwerkersgebouwen) in de collectie opgenomen.
De wandeling is volledig in en rond dit prachtige domein.
43E MARCHE DE L'ARMISTICE. / CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE. / BLEGNY. 10/11/2013
43E MARCHE DE L’ARMISTICE.
CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE.
BLEGNY.
Het huidige Blegny koestert de herinneringen aan de mijnbouw, die het Luikse bekken meer dan een eeuw lang heeft gedomineerd. Op het grondgebied van dit stadje bevindt zich namelijk het toeristische complex dat is ontstaan door de reconversie van de oude kolenmijn van Argenteau Trembleur.
Op de wandeling krijgen we van op verschillende plekken een zicht op de mijngebouwen, maar deze streek is veel meer dan dat, het heuvelachtige plateau van het “Land van Herve” is in de eerste plaats een zuivelstreek, de kaas van Herve is alom bekend. Maar ook de fruitteelt is van belang, denk maar aan de Stroop van Aubel en de kleinere stroopstokkers uit de streek. Maar ook de prachtige gebouwen die we op de wandeling tegenkomen, wat een prachtige streek na we het dorp verlaten hebben komen we aan een stenen kruis, de tekst is niet meer zo goed leesbaar maar het jaartal nog wel -1762- hierna wandelen we langs weilanden en stukje bos en worden getrakteerd op prachtige vergezichten en ook een zicht op de mijn, weer een eind verder wandelen we een smalle straat in die doodloopt in het “domeine des pres fleuris”.
Wij weer verder weilanden en bossen en weer prachtige panorama’s over dit majestueuze landschap. Weer langs een paar oude huizen en een boerderij met jaartal 1750. Meer dan 250 jaar geschiedenis heeft deze boerderij meegemaakt kom ze maar vertellen wat ze in die vele jaren gezien heeft en meegemaakt. We blijven wandelen door het landschap klimmen, dalen, klimmen en dalen wat een pracht van een parkoers.
Dan komen we in Mortier, hier is een event met paarden en ruiters, we nemen ruim de tijd om de mooie dieren te bekijken en dan is er controle en rustpost. Na de controle komen we in Mortier centrum. Mooi is het hier wel en even later verlaten we het dorpje en kiezen weer om tussen de weilanden en koeien te lopen, prachtig.
We blijven genieten van de omgeving en zonder dat je het beseft zijn we terug aan ons vertrek. Wat een prachtige wandeling een dikke proficiat voor de club.
1E MARCHE DE L'ENTRE MEUSE ET SAMBRE. / WALLONIA-NAMUR. CLUB DE MARCHE. / WEPION. 09/11/2013
1E MARCHE DE L’ENTRE MEUSE ET SAMBRE.
WALLONIA-NAMUR. CLUB DE MARCHE.
WEPION.
Wepion is bekend voor zijn watersportfaciliteiten op de Maas, de ruïne van een 17e-eeuws karmelietessenklooster de Marlange. Lodewijk XIV verbleef hier tijdens het beleg van Namen; in de tijd van de Franse Revolutie werd het verwoest.
Hogerop de oevers is de grond zeer geschikt voor de teelt van aardbeien, de beroemde fraises de Wépion. Er is ook een Musée de la fraise (aardbeienmuseum). Wij vertrekken met onze wandeling in het centrum aan de kerk “Notre-Dame de l'Assomption” en dan door de straten van het dorpje, we komen langs en mooi gebouw van de waterleiding, word niet veel meer gezien gebouwd in 1938. Dan weer verder tot we het dorp verlaten en klimmen hogerop de oevers waar de grond zeer geschikt voor de teelt van aardbeien, we wandelen langs de plastieken tunnels waar ze onder gekweekt worden.
Dan weer verder en weer worden we verrast door de mooie huizen in de lokale steen, gewoon steeds weer mooi. Dan een heel eind door de weilanden met prachtige zichten op de hoge rotsen aan de Maas. Ook vele mooie vergezichten hebben we hier, wat een prachtig landschap. Beneden in de vallei zien we een glimp van het kasteel van Dave. Straks komen we er langs. Ook hier weer prachtige vergezichten op het dorpje Dave en omgeving, prachtige bossen rond het kasteel.
We wandelen nu door het “Bois des Collets” het golvend landschap bied ons mooie zichten en maakt het wandelen hier zo aangenaam de afwisseling van het dalen en stijgen geeft alles een ander gevoel van vrijheid. Wat verder wandelen we Wepion weer binnen en dalen af naar de Maas. Nu volgen we de oever van de Maas en komen tegenover het kasteel van Dave. Het bestaat uit een aantal van de oudste gebouwen aan de zijde van de spoorlijn Namen-Dinant, en het 18de-eeuwse kasteel direct aan de Maas. Het is omringd door een park van 7 ha in Engelse stijl, met een aantal zeldzame boomsoorten. De grote bossen aan de westelijke kant van de spoorweg behoren tot het domein en worden om hun hout geëxploiteerd.
Dan even verder en we zien het dorpje Dave-sur-Meuse. Dave ligt tegenover het grootste eiland van België, L'île de Dave. De oude dorpskern en de twee kastelen liggen aan de rivier; de rest van het dorp bestaat uit een verspreide bebouwing in de vallei die dwars op de Maas uitkomt. Dwars door de vallei stroomt een beek, de Dave, ook wel de Ruiseau des Chevreuils [Reeënbeek] genoemd. Het landschap is rijk aan paadjes en heggen en ter weerszijden van de vallei liggen uitgestrekte bossen. De Rochers de Néviau, de wand van kalksteen verheft zich pal aan de Maas 60 meter hoog.
Nu wandelen we weer verder en komen zo terug in het centrum en komen langs “Villa des Saules” uit 1910 een pracht gebouw in natuursteen, dan nog even klimmen door de smalle straten van Wepion om zo terug op ons vertrek te komen. Een mooie en aangename wandeling.
Een wandelvakantie aan de Moezel is altijd een fijne tijd, we beginnen met een bezoek aan BURG ARRAS.
Burg Arras ligt aan de bekoorlijke Middenmoezel aan het dorpje Alf, en biedt ons een fantastisch uitzicht over het landschap. Deze burcht werd eerst vermeld in de geschriften rond 1105,het ging om de inwijding van de kapel.
Nochtans werd het grondgebied (en van hier ook de naam "arrha") reeds gebruikt rond 350 nadat men hier een vierkante verdedigingspost opzette tegen de invasie van de Franken door de Keizer Magnentius. De toren werd vervolmaakt in 950 en hiermee behoort de burcht tot een van de oudste vestigingen van de moezel. Dankzij de goede banden met bisdom Trier was de burcht ook een thuis aan een van de machtigste ridderorden van de Moezel. Een bezoek aan de burg en het museum is een prachtig begin voor ons verblijf aan de Moezel. Na Burg Arras naar ZELL/MOSEL
Zell staat in de Moezel-regio met name bekend om de 'Zeller Schwarze Katz' (de 'Zeller zwarte kat'), de naam van de lokale Moezelwijn.
Zeller-zwarte-kat is het merkteken van de gemeente. In het dorp staat een beeld van een zwarte kat, bij de gelijknamige Zeller-zwarte-kat-bron, die dateert uit 1935. Overal in het dorp tref je afbeeldingen aan van een zwarte kat, op flessen tot glazen en stickers. Tijdens het 'Weinfest', in de laatste week van juni, luidt het motto: 'Proost op de Zeller zwarte kat' en wordt een reusachtige pop van een zwarte kat op een wagen door het dorp gereden. De sage wil dat een zwarte kat blazend op één van drie wijnvaten sprong, toen wijnkooplieden uit Aken een keuze moesten maken uit een vat. Uiteindelijke kozen de kooplieden voor het vat dat de zwarte kat verdedigde.
Een wandeling door de stad en bekijken van de prachtige gebouwen is een hele mooie ervaring, en met een glaasje 'Zeller Schwarze Katz' voor afsluiting van ons bezoek.
Nu op weg naar ons vakantieverblijf in LIESENICH.
We verblijven in een klein vakantie huis dat vroeger het bijenhuis was een klein maar gezellig huisje, we verkennen het dorpje en zo eindigt dag 1.
De wandeling vind het hele parkoers door het bos, we kunnen genieten van de omgeving en de vele paddenstoelen die we krijgen te zien.
Veel meer is er niet te vertellen van de wandeling. Na de wandeling een bezoek aan EHRENBURG in BRODENBACH.
Luchtkuuroord Brodenbach ligt in een bocht van de Moezel in een bosrijke omgeving aan de monding van de Broden en de Ehrbach. De twee zijdalen voeren schone gezonde lucht aan waardoor Brodenbach een officieel Duits luchtkuuroord is.
Het dorp met zijn mooie vakwerkhuizen dient vaak als uitvalsbasis voor wandelingen door het Ehrbachtal en Brodenbachtal. Vanuit het dal van de Ehrbach komt men uit bij een kloof, de Ehrbachklamm. Hier is de indrukwekkende ruïne van de in de 12e eeuw gebouwde burcht te zien op een rots van ca. 150 meter hoogte. Door een stenen trap te beklimmen komt u in de burchtvoorhof met stallen en Rampenturm. Vanaf hier leidt een spiraalvormige weg en een rotstrap naar de poort van de Oberburg, het oudste deel van de burchtruïne waar vroeger de burchtheren woonden.
Dit gedeelte is voorzien van twee ronde torens die door een dubbele muur met elkaar worden verbonden. Vanaf de toegankelijke toren is bij helder weer van een prachtig uitzicht te genieten over de Eifel en Hunsrück. Vandaag is er een burgfeest en we kunnen mee feesten en een bezoek aan de indrukwekkende burg.
We verlaten Brodenbach en nemen de weg naar COCHEM
Cochem is een uitgesproken toeristenstadje. Naast natuurlijk de bekende wijn domineert de wereldberoemde Reichsburg die hoog boven de stad reeds van ver te zien is.
De geschiedenis van Cochem stamt, net als vele andere Moezelstadjes uit de tijd van de Kelten en de Romeinen. Voor het eerst wordt het bestaan van het stadje in 886 genoemd in een document van het abdij van Prüm, nabij Bitburg. Cochem kreeg in 1332 stadsrechten. De beroemde burcht werd rond 1020 gebouwd. De burcht kwam in 1294 onder het gezag van de bisschop van Trier en deze liet het tot een sterke vesting uitbouwen. In deze tijd kreeg de stad eveneens muren en poorten. Om tol te kunnen heffen kon de Moezel met een ketting worden afgesloten. Wie erlangs wilde varen moest dus eerst betalen. In 1689 werd de burcht net als bijna geheel Cochem verwoest door Franse legertroepen. Een steile weg brengt ons naar de Reichsburg.
Boven is er het museum en we kunnen u genieten van een adembenemend uitzicht over de Moezel. Spijtig voor ons is de burg gesloten, maar eens boven hebben we prachtige zichten over het landschap en omdat het al donker begint te worden is het er nog mooier.
We genieten van de prachtige zichten en daarna dalen we terug af naar de beneden stad en dan op weg naar Liesenach.
Tegen over het dorp Neef ligt een andere wijndorp, Sankt Aldegrund. Twee kleinere dorpen temidden van wijnhellingen en boomgaarden.
Al in de Romeinse tijd bestond het dorp Sankt Aldegund. In 1953 werden nog bij de ingang van het Walmedertal waardevolle vondsten gedaan in een graf. Het dorp is vernoemd naar een Frankische heilige. De oude Pfarrkirche is een bergkapel uit de 12e eeuw ter ere van haar gebouwd. Het is gelegen boven het dorp tussen de wijnranken, gebouwd van natuursteen en één van de oudste kapellen in het Moezelgebied. Een nieuwe kerk werd in gotische stijl in het dorp gebouwd. Het wijndorp bezit mooie vakwerkhuizen. Vele daarvan stammen uit de 17e en 18e eeuw. De voordeuren van die huizen zijn vaak van mooi houtsnijwerk voorzien. Een prachtige wandeling in en rond de wijnbergen en de hellingen rond het dorp.
Het is prachtig om te wandelen in deze mooie omgeving. Ook wanneer we terug zijn in het stadje bezoeken we de oude wijnkelders.
Na ons bezoek varen we naar BULLAY/MOSEL.
Bullay, Bijzondere brug en de Marienburg
Tegen over het dorp Alf ligt het iets kleinere Bullay. De 2 dorpen zijn met elkaar verbonden door een bijzondere brug. Het spoor en de autoweg liggen namelijk boven elkaar. Ook voor Bullay is de wijnbouw erg belangrijk. Een bekende wijn die er gemaakt wordt is de Bullayer Brautrock.
De omgeving van het dorp is zeer geschikt om te wandelen. Zeer de moeite waard zijn ook wandelingen naar de Marienberg met daarop de Marienburg en de Prinzenkopf. Op de Prinzenkopf is een uitzichttoren te beklimmen waarvan af men een prachtig uitzicht heeft. De Marienburg was oorspronkelijk een burcht maar werd in 1127 omgebouwd tot klooster. In 1650 werd het verwoest door Franse troepen. Rond 1700 werd het in barokstijl opgeknapt waarna het dienst deed als kerk.
Om en nabij 1800 werd het wederom door Franse troepen vernield. Na het vertrek van de Franse bezetters kwam het weer in Duitse handen en vond er herbouw plaats. Vandaag de dag heeft het de functie van jeugdvormingscentrum en is er een restaurant gevestigd. Een prachtige dag met prachtige wandelingen.
Vandaag een wandeling in Liesenich en de wandeling passeert aan ons vakantiehuisje, maar we nemen de officiële startplaats midden in het dorp. Aan de oude school en dan wandelen we langs de huizen het veld in. Al vlug zijn we tussen de weilanden en bossen aan wandelen, wat mooi, maar wel heel afwisselend dan weer een klim en dan weer dalen zo de hele wandeling.
Dan komen we in de Flaumbachdal. We volgen een heel eind de Flaumbach. Dan komen we langs de eerste molen op onze wandeling, een prachtig zicht op de vakwerkmolen. Na een heel eind komen we dan weer terug in de bewoonde wereld en richting dorp.
We wandelen terug naar het centrum waar we een smakelijke maaltijd gebruiken. Zo hebben we een fijne dag in Liesenich. Onze gastheer komt ons vragen om een bezoekje te brengen aan zijn kleine museum met de dorpsgeschiedenis van Liesenich.
De vriendelijke man laat ons in een van de bijgebouwen het museum zien en wat een verrassende ontdekking ondanks het klein is zijn er toch bijzondere dingen te zien, oude foto’s, oude werktuigen en natuurlijk de verhalen die hij verteld met een eigen gestookte snaps. Gezellig is het wel en we komen veel te weten over de geschiedenis van het dorp en van zijn familie. Zo eindig voor ons weer een mooie dag in Liesenich.
Onze vakantie loop te einde en op onze terugweg stoppen we nog op een paar mooie plekken. Onze eerste stop is BIELSTEIN.
Beilstein Pronkstuk aan de Untermosel Beilstein wordt bepaald door zijn middeleeuwse stadsbeeld. De dichte bebouwing heeft een natuurlijke oorzaak: Beilstein ligt in een keteldal met steile wijnhellingen, bekroond door de ruïne van de Burg Metternich. Zijn vijfhoekige burchttoren dateert uit de 12e eeuw. Hoog boven op de St.Josephs Kegel ligt de Barokke, in de 17e eeuw op gotische fundamenten gebouwde drieschepige Hallenkirche der Unbeschuhten Karmeliter. De kerk heeft nog een volledig behouden gebleven interieur met beschilderde wanden. De klim naar boven gaat via een steile trap van meer dan 100 treden.
Boven kijken we uit over de schilderachtige mini-stad met vakwerkhuizen die dicht tegen elkaar aan staan in kronkelige straatjes. De plaats aan de voet van de kloosterberg en de burchtruïne is het summum van Moezelromantiek. Het piepkleine stadje heeft daarom al talrijke keren als filmdecor gediend en wordt ook wel het Doornroosje van de Moezel genoemd. Enkele bijzondere bezienswaardigheden zijn het vroegere Zollhaus (1634) gelegen aan de oever van de Moezel. In de dorpskern aan het kleine gezellige marktplein het Zehnhaus (1577) met het wapen van Metternich, het Rathaus en het Amtshaus, dat met een barokportaal versierd is. De romantische opvatting dat hier de tijd stil gestaan heeft klopt helemaal. De Burg Metternich, in 1268 was het adellijke geslacht Von Braunshorn eigenaar van het kasteel, als leenheren van het aartsbisdom Keulen. Door Lisa von Braunshorn kwam het kasteel in bezit van de familie van haar echtgenoot, Kuno von Winnenberg. In 1371 kwam het kasteel onder het soeverein gezag van het keurvorstendom Palts. In 1637 werd de familie Von Metternich eigenaar van het kasteel. Het werd in 1689 door de Fransen verwoest. De laatste bekende eigenaar was de Oostenrijkse kanselier Metternich. Vervolgens wisselde het kasteel meerdere keren van eigenaar. Spijtig dat we vandaag hem niet kunnen bezoeken. Na ons bezoek rijden we verder naar MESENICH.
Hier ook weer mooie vakwerkhuizen in het oude stadsgedeelte en mooie wijnbergen we nemen ruim de tijd om het stadje te bezoeken. Ook even de prachtige kerk bezoeken en de prachtige omgeving. Na Mesenich rijden we naar EDIGER
In een aantrekkelijk rivierenlandschap, omgeven door bergen, wijngaarden, weiden en bossen ligt het schilderachtige dorp Ediger-Eller. Een attractief vakantiedorp, midden in het hart van het Calmont gebied. Een rondleiding door het historische centrum van Ediger-Eller, maakt indruk op ons: imposante voormalige kloosters, adellijke binnenplaatsen, prachtige vakwerkhuizen, twee historische kerken alsmede een gedeeltelijke intact gebleven stadsmuur getuigen van een grote historische betekenis.
Prachtige sacrale kunstvoorwerpen, figuren, waardevolle schilderijen of het wereldberoemde steenreliëf "Christus in der Kelter" maken dat ook de kunstliefhebber Ediger-Eller graag bezoekt. Enkele vakwerkhuizen staan op de monumentenlijst. Wij hebben genoten van de prachtige omgeving, de steden en de vele monumenten. Een leerrijke en aangename vakantie in een van de mooiste streken.