Zondag, 9 januari 2011.
2. Een iets meer dan warm welkom.
In Colombo, Sri Lanka, moesten we het vliegtuig anderhalf uur verlaten en ik hoopte een plekje in open lucht te vinden om toch eens even rust te hebben en mijn doppen te kunnen uitdoen. Dat was buiten de waard gerekend. De hypermoderne en sjieke luchthaven heeft niet meer al de leuke ontsnappingsgaatjes die haar vroeger zo plezant maakten. Er is hier de laatste twee decenia tijdens de burgeroorlog iets teveel ontploft. De veiligheidsvoorzieningen zijn enorm geworden.
Dus kwamen we bij t uitstappen direct vanuit de slurf in de galmende luchthaven terecht, alweer vol mensen met valiezen op wieltjes, krakende petflessen en rollende banden...
Op toiletten is ook geen rust te vinden want daar is constant watergedruis, deurengeklap en niet te vergeten de griezel-handdrogers. De stilste plek bleek nog het rookhol. Vanzelfsprekend, want iedereen zit daar krampachtig op houten banken aan zijn sigaret te trekken en heeft toch geen tijd om iets te zeggen.
Het is een sjiek rookhol geworden! Met panoramische ramen die uitkijken over de tarmac. Heel wat anders dan hun oude raamloze hol dat het gevoel gaf of we met zijn allen in een koelbox zonder verluchting zaten opgesloten. Maar in die tijd werd er wel meer gebabbeld en gelachen. In de nood kent mijn zijn vrienden, zou men kunnen zeggen.
Vandaag was ik alleszins een groot voorstander van het stilte-paffen. Eindelijk even die doppen uit. Mijn oren voelden stilaan aan of ze verkracht waren. Die dure doppen zijn weliswaar op maat gegoten maar telkens ik lach of iets zeg verschuiven ze en moet ik ze een draai geven om ze weer vast te zetten. Plezant is anders. Geef mij maar mijn zachte siliconen-denneboompjes of de roze schuimpjes van de Decathlon. Maar voor een vliegreis moesten jammergenoeg de zwaarste middelen bovengehaald worden. Het is te zeggen : binnengehaald.
Na een half uur plukte ik de sigaret uit mijn mond, wrong de doppen in mijn oren, en we konden weer helemaal terug naar de gate om te gaan aanschuiven voor de detectoren.
(Pas achteraf bedacht ik : misschien had ik stilte kunnen vinden in de luchthavenmoskee! Moet ik proberen te onthouden voor een volgende keer. Ik wil er me met alle plezier voor in een man verkleden en voorovergebogen op de grond gaan liggen. Als t maar stil is. En met die Arafat-haarband zal ik er waarschijnlijk welkom zijn.)
Onderweg in de gangen zag ik schetsen voor een nieuwe luchthaven in Hambantota, het stadje dat door de tsunami letterlijk van de kaart is geveegd. Daarnaast hing een tekening van een containerhaven die ze daar ook gaan bouwen. De containers die op het plan afgebeeld stonden waren ongeveer even groot als de autootjes, en het cruiseschip dat aangemeerd lag had de lengte van twee containers. Ik hoop dat ze die haven niet volgens deze schets gaan bouwen, anders gaan ze nog vreemd opkijken bij de eerste boot die hun madurodam gaat proberen binnen te varen.
Alhoewel we enkel even in transit geweest waren werden we toch grondig gecontroleerd. Tot en met de schoenen moesten uit. Zelfs mensen die strandslippers droegen. Nou ja, een goeie boetseerder kan waarschijnlijk wel een mooi schoentje uit Semtex kneden, en eens ge ontploft zijt hebt ge toch geen schoenen meer nodig.
(In Zaventem waren ze deze keer veel soepeler. Geen enkele aansteker afgepakt, zelfs mijn lucifers niet of mijn mandarijntjes of mijn lege drinkfles. Misschien komen de gouden jaren nog wel terug dat ik weer mijn hardgekookte eitjes, croissantjes met hesp, tomaten en camembert kan meenemen... Want dat is nu toch al vele reisverhalen geleden dat ik kon vertellen over mijn luxueuze vliegtuigpicknicken terwijl de anderen hun plastic eieren zaten op te knoeften met plasticine broodjes)
Het vertrek werd dan nog uitgesteld doordat er drie mensen met valse documenten aan boord waren proberen te geraken... Ondertussen wist ik nog amper het verschil tussen de buitenkant en de binnenkant van mijn kop. Het werd tijd dat het gedaan was. Na nog een uurtje vliegtuigkabaal kwamen we tot mijn opluchting aan in Male waar de luchthaven nog wel voor een groot deel in open lucht is.
Nog even wat shoppen : een Malediviaanse kaart voor de gsm, extra zwem-oordoppen aan een koordje (die eerst niet voorradig waren in de apotheek, maar waar een of andere neef van de apotheker na vijf minuten toch mee achter me aan kwam gelopen. Tegen een woekerprijsje vanzelfsprekend. Er zijn nog zekerheden in het leven.)
Ondertussen lag Prems boot klaar, onze bagage werd ingeladen, nog twee andere toeristen stapten op, ik liep spontaan naar mijn favoriete plek op een speedboat. Helemaal achteraan. Ik wou me daar net als vroeger neerzetten - blik gericht op de einder - toen het me plots daagde dat dat niet meer kon. Ik moest integendeel zien zo ver mogelijk van de motoren vandaan te geraken. Ik wurmde me tussen wat dozen op een van de voorbanken, en dat bleek een goed idee want eens de boot startte was het geluid van die Boeing eigenlijk nog een pretje geweest...
De boot stampte en knotste over de golven, ik rolde me in een bolletje op de tweepersoonsbank met mijn armen boven mijn hoofd om de schokken tegen de houten boord op te vangen. Een uur en een kwartier lag ik in die verkrampte houding en ik was zo moe dat ik zelfs in slaap sukkelde. Als ze me toen over boord hadden gekieperd hadden de duikers ineens een wrak meer gehad om naar te duiken...
De reden dat ik uit mezelf wakker werd was dat de stevige Duitser langs me heen over de bagage stommelde. Bleek dat we het eiland naderden. Elke verkrampte spier kreeg een stoot adrenaline en al snel stond ook in de verte staren, op de uitkijk of ik onze vriend Prem al kon ontwaren.
De boot naderde en daar verscheen onze maat van tussen de bomen. Van ver herkenbaar, want zoals steeds de allerdonkerste van allemaal, en ook wel de stevigste.
We legden aan, ik krabbelde enthousiast als een puberale krab over al de bagage heen, sprong van boord en rende recht in zijn armen. Het was een heerlijk weerzien. Al de andere supervisors die netjes opgelijnd waren om ons te verwelkomen stonden er een beetje verweesd en verbaasd bij te kijken. Maar first things first. Over een minuutje zouden zij ook hun begroeting krijgen, zij het wel een heel stuk formeler,
maar eerst moest mijne maat zijn uitgebreide knuffel krijgen. Daar had ik al te lang naar uitgekeken.
Zonder deze oude vriend zou er helemaal geen sprake meer geweest zijn om met die hyper-acusis ooit nog op reis te gaan. Maar met Prem als manager van dit eiland weet ik dat ik van niets schrik moet hebben.
Hij stelde ons voor aan de belangrijkste mensen van het 180-koppige personeel. De supervisor van de receptie, van de spa, van nog vanalles... maar dat zal later nog eens allemaal over gedaan moeten worden want mijn kop zat vol, bomvol.
Na een drankje liet hij ons door een Indische receptioniste naar onze paalwoning brengen, zoals we gevraagd hadden, helemaal op het einde van het ovale ponton. Een huisje ver weg van alles. Met enkel zicht op volle zee. Geïsoleerder kan je hier niet wonen.
Er stond een fijne fruitmand klaar zodat we niet genoodzaakt waren naar het restaurant te gaan. We konden lekker op ons terrasje tot rust komen. Het enige dat we misten was de zon. Hier scheen ze wel (in Colombo niet, daar regende het en was het amper 22°), maar ons terras lag noordwest gericht... We zouden hooguit van een uurtje avondzon kunnen genieten. En zoals wij, na deze ellendige winter, naar zon verlangden was dat toch wat karig.
Aan een huisje enkele graden meer naar het oosten gericht stond de hotel-engineer toe te kijken hoe zijn werkvolk aan het schilderen was. We vroegen hem of er misschien aan de zonzijde nog een huisje vrij was. Hij belde naar Prem en die kwam onmiddellijk naar ons toe. Hij zou ons het pas geschilderde huisje kunnen geven vanaf overmorgen, want eerst kwam de supervisor van de hotelgroep er 1 nacht overnachten. Dat vond ik geweldig! Dit huisje lag even geïsoleerd maar wel naar de zonnekant gericht. Prem, die zoals alle Sri Lankanen, niet erg op de zon gesteld is, vroeg ons of we het dan niet te warm zouden hebben, zou schaduw op het terras niet lekker koel zijn? Nee, na deze winter hebben Belgen écht geen heimwee naar schaduw noch koelte. Toen we vertelden dat we net 30 dagen sneeuw achter de rug hadden, begreep hij er al iets meer van.
Hij troonde ons mee naar het restaurant om ons daar aan de verantwoordeljken voor te stellen. Donald, de food and beverage manager werd tot 7 maal bij hem geroepen om toch maar zeker te zijn dat er goed voor ons gezorgd zou worden. Dat er telkens een tafeltje voor ons op een rustige plek buiten zou gezet worden, dat er geen gekletter in mijn buurt mocht gebeuren, dat er steeds vers kokosnotensap voor me zou zijn (mijn lievelingsdrank), maar dan wel geserveerd in glazen en niet in de noot zelf zodat de andere gasten niets zouden merken, er kwam geen eind aan... Keer op keer verzon hij weer iets nieuws waarvan hij wist dat ik hield. Ik kon hem niet stoppen of ik had hem zijn gsm moeten afpakken.
Toen kwam de barman aan de beurt en die werd ook geïnstrueerd dat wij zijn persoonlijke VIPs waren en dat wij recht hadden op alles wat we maar wilden, wij moesten nog all-inner dan all-in behandeld worden. Ik geneerde me dood. Plots bedacht hij dat er s avonds een orkestje aan het zwembad speelde! Die ging hij onmiddellijk elimineren want daar zou ik beslist niet tegen kunnen. Met hand en tand heb ik hem dan uitgelegd dat hij dat zeker niet mocht doen, dat hij aan zijn andere klanten moest denken, en dat ik echtig en techtig wel tegen stille muziek kon. Zo kon ik de muzikanten redden. Hij nam natuurlijk wel onmiddellijk zijn gsm om de order te geven dat ons tafeltje aan de andere zijde van het restaurant zou gezet worden, zo ver mogelijk van de muzikanten vandaan. Ik bleef maar vragen om te stoppen, dat ik me heus wel zou redden, en dat zoals per mail en telefoon al was afgesproken, als het echt niet zou gaan om met mijn gekke kop in het restaurant te eten, ik zelf mijn bordje wel zou vullen aan het buffet en mijn eigen eten in mijn eigen huisje zou opeten. Waarop hij de gevleugelde woorden sprak : No!! The whole hotel will be adjusted to your needs Lily! Ik kon me plots heel goed indenken hoe Lady Diana zich ooit moet gevoeld hebben.
Terug in ons huisje was de rust me heel welkom, maar toch moest ik nog diezelfde dag proberen hoe zwemmen zou klinken. Het water in de lagune is haast rimpeloos en klotst niet, er was ook niemand anders in zee. Heel rustig heb ik 20 verrukkelijke minuten in de het lauwe water gezwommen. Het ging!!! Mijn kop onderwater steken dierf ik nog niet. Van die mogelijke executie wou ik nog een dag uitstel. Na die zwaar belastende reis had ik geen slecht nieuws kunnen verdragen. Ik was trouwens al blij genoeg dat ik nog kon zwemmen! Zelfs mijn zwem-oordopjes uit Male had ik niet hoeven te dragen! En toen brak ook hier, letterlijk en figuurlijk, de zon door.
Donald zorgde s avonds voor een tafeltje op het ponton, zodat we niet onder het dak van het zwembadrestaurant zaten, maar wel dichtbij genoeg om er naar het buffet ons eten te gaan halen. De tafels waren van glas en dat was erg pijnlijk, elk kommetje dat werd neergezet sneed door mijn kop, tot overmaat van ramp begonnen de muzikanten op dat moment ook nog aan hun set. Sommige tonen van de synthesizer schoten als pijlen door mijn kop. Hier zou met doppen gegeten worden. Op het stille eiland klonk mijn kauwen weer als met een bulldozer in een mijngang werken. Nee, dit was het niet.
Prem kwam nogmaals checken of we OK waren, ik knikte met alle overtuiging die ik nog in mijn lijf had : ja, jaa, jaaa!!!, maar hij zag me natuurlijk met mijn dopjes in zitten... Heel resoluut besloot hij het orkest morgen weg te sturen. Met alle overredingskracht in mijn uitgeputte kop hield ik hem van dat idee af. Ik maakte hem wijs dat ik momenteel alleen wat last had van de naweeën van de vlucht en dat ik best tegen muziek tegen kon, dat morgen alles heel anders zou zijn.
Hij bleef er op staan dat ik toch zeker al mijn wensen kenbaar zou maken en dus besloot ik hem er toch nog een te geven waar hij me echt heel veel plezier mee zou doen : een ligbedje op mijn terras (in plaats van de twee rieten stoeltjes) zodat ik thuis wat buiten zou kunnen liggen als alles me wat te druk was geworden. Dat ging in orde komen! Vanzelfsprekend! Maar... het moest wel top-secret gebeuren! Niemand anders mocht het zien, want anders gingen de andere toeristen dat ook vragen. Hij ging dat bij nacht en ontij laten regelen. Ik vroeg hem er alleszins mee te wachten tot we overmorgen in ons zonnehuis zitten want ik wil niet dat ze die supergeheime operatie twee keer moeten doen. Dat vond hij best OK. Oef! Ik mag er niet aan
denken dat ze deze nacht nog met een ligbed zouden komen aanslepen... Hoe goed bedoeld ook.
De lieve Donald kwam na het eten ook nog even vragen hoe het ging en hij beloofde ook al om heel goed voor ons te zorgen want hij is Prem enorm toegenegen.
De arme man was deze ochtend net terug van Sri Lanka gekomen, waar hij gisteren zijn 90-jarige mama had moeten gaan begraven. Zijn eerlijke, openhartige verhaal nestelde zich direct in mijn hart. Hij heeft hier als manager van twee restaurants en twee bars een wel heel belangrijke functie, dus vandaag was hij al terug op post.
Na al die jaren ken ik de Sri Lankaanse ziel al wel een beetje en wist hem toch een beetje te troosten en moed te geven. Mijn visie van het poezenmandje onder mijn hart is evengoed toe te passen op overleden mensen. De band tussen Donald en mij was op enkele minuten tijd gesmeed. Nog voor we terug naar onze paalhut vertrokken hadden we mekaar al een stevige knuffel gegeven.
Het zou hier duidelijk warm worden. Op alle mogelijke manieren.
Maar gaat het warm genoeg zijn om mijn hoofd koel te houden?...
Doodmoe kroop ik rond middernacht in bed, maar was veel te gelukkig om te slapen. Het duurde geen half uur of ik dwaalde hier helemaal alleen onder de stille nachthemel rond. Ik legde me neer op de houten vlonder - water onder me, de eeuwigheid boven me - en alles leek stil te staan. Zelfs mijn kop.
Morgen het vervolg!
20-01-2011 om 00:00
geschreven door Laathi
|