Maandag 12 september 2011, net achter de bocht van Paraza.
12. Debiel zonder flash.
De nacht was vol muggen geweest, de dag zou vol zon worden. En we begonnen er aan met een sappige goudgele meloen. De laatste reeks sluizen van onze reis lag voor de boeg. Paul besloot nog wat fotos van mij te maken voor het vertrek.
Hij snapt de ballen van de menus van de Nikon, dus hebben we voor de ikoontjes synoniemen bedacht. De portretstand (ikoon : dame met hoed) noemen we nen hond met een hoed op. De automatische stand (een groen camera-ikoon) heet bij ons debiel. Bij het fotograferen in die automatische stand ging de flitser telkens ongewenst af. Ik zei draai hem één standje terug, en Paul keek naar het ikoon (een doorstreept flits-ikoon), en repliceerde : Aaaah, ge bedoelt debiel zonder flash! Ik lag plat vant lachen
Als eerste kwam de sluis van Jouarres waar we bij de lieve sluizenier nog wat beschilderde stenen kochten en er één van zijn eigen rollen wc-papier bovenop kregen omdat we totaal zonder zaten.
Hij verkocht ook enkele oude postkaartjes, onder andere eentje van Narbonne, waar honderden vrouwen in het begin van vorige eeuw hun was zaten te doen aan de oever van de rivier. De ene naast de andere. Destijds kunnen de rivieren ook niet erg proper geweest zijn
Al de rioleringen kwamen er in uit, de mensen wasten daar dan nog hun kleren in
En dat allemaal in deze hitte
Ik ben al dagen op zoek naar de Aude, die hier vlak naast zou lopen, en eindelijk dacht ik hem gevonden te hebben. Ik stapte van boord en trok het binnenland in waar ik meende een sluis te zien. Even vergetend dat de Aude, gesteld dat ze dan toch zou bestaan, wel aan de andere kant van het Canal zou moeten liggen. Ik kwam uit op het meer van Jouarres. Weer geen Aude dus. Er zal deze reis beslist geen ode aan de Aude geschreven worden.
Op de middag legden we aan in Homps waar een vriendelijke fransman, toen we hem de weg vroegen, ons meteen een lift gaf naar een supermarkt. Paul had plots zin gekregen in een baguette. Vandaar. Maar
tot ons groot plezier verkochten ze er gebraden kippen. We kochten de kleinste, die in vergelijking met wat wij in België gewoon zijn toch nog meer op een kleine kalkoen leek dan op een kip. Naast de winkel stond een container waar een Dienst voor Toerisme gevestigd was. Ocharme die madame, die moet zich in de zomer ook beslist een gegrilde kip voelen. We vonden er heel interessante documentatie over de route langs de Katharen-kastelen.
Terug richting kanaal wandelend kwamen we langs enkele mannen die platanen en andere bomen aan het verzagen waren. Het was dus al zover
Ze gaan er echt aan, die prachtige machtige bomen
Op het kerkhofje groeiden amandel- en olijfbomen. Paul plukte een olijf en kwam tot de constatatie dat die smaak niks maar dan ook niks met die uit ons potteke te maken heeft. Wat zou er met olijven gebeuren tussen het plukken en het in het potteke steken?...
In het enige winkeltje dat we tegenkwamen kocht ik een kado voor mijn privé kok van Oud Sluys : een ovenwant en een handdoek in de vorm van een reuzekrekel. Voor mezelf koos ik een kleine stenen krekel met als opschrift : Écoute le chant du Soleil. Net wat ik me altijd voorstel als ik de duizenden krekels in mijn eigen kop hoor zingen.
Het bezoek aan Homps had wat teveel van mijn oren gevraagd. Het leek een heel slaperig dorpje, maar de druivenoogst is bezig en er rijden enorm lawaaierige machines rond.
Voor de sluis van Homps besloten we rustig onze baguette te eten terwijl de sluiswachter zijn potje kookte. Na de maaltijd heb ik een uurtje coma-zonnen op ons dak gedaan. Ik zou de Franse gewoonte van de siësta snel gewoon kunnen worden. En ik heb weeral iets bijgeleerd. Als ik vroeger veel in de zon zat werd mijn haar steeds lichter en lichter, terug naar mijn kleuterblond. Maar grijs haar wordt dus niet terug goud. Weeral een droom die niet meer moet gedroomd worden. Voor Paul werd het veel te heet, dus besloten we de sluis door te varen zo rap ze weer open ging. Het is echt opvallend dat de meeste sluizeniers die hier wonen hier zo gelukkig zijn, en echt dol op de streek. De meesten komen van andere delen van Frankrijk en vinden het hier, met zijn 300 dagen zon per jaar, de hemel op aarde. De wind nemen ze er graag bij.
In de sluis van Homps lag een Engelse boot voor ons, een vrouw van mijn leeftijd werkte met de touwen van haar achtersteven, en ik deed het touwwerk op mijn boeg. We stonden dus tijdens het versassen gezellig te kletsen. De drie man op haar voorplecht zouden alles wel goed in het oog houden. Niet dus. Plots gilde de dikke sluiswachteres. Aan haar kreet te horen was er een probleempje. En inderdaad, de boot van de Engelsen was met zijn rubberen stootrand op de bovenkant van de sluismuur blijven liggen, de voorzijde van het schip zweefde dus boven het water. De Engelsmannen gaven een duw tegen de muur en hun boot kwam met een klap op het water terecht. Mijn compagnon de route trok er zich niks van aan. Ze reageerde heel cool met een Shit happens. Ze vertelde dat ze deze reis nog een boot had zien hangen en dat haar man vroeger met zijn kinderen ging varen en dat die hun boot eens op de wal aan een klamp hadden vastgeknoopt. Het water zakte, het kind kreeg de knoop niet los, pa stond machteloos naar boven te kijken en plots knapte de klamp met de koord van de rand. Het ophangen van boten gebeurt hier blijkbaar meer dan regelmatig. Logisch ook, als iedereen zo maar een boot kan huren zonder een zinnige uitleg te krijgen of les te moeten volgen. In mei, in de Elzas, hebben wij ook maar een minimale uitleg gekregen en we moesten onze plan maar trekken. Ben ik blij dat wij daar onze eerste vaarervaring opgedaan hebben en niet direct in dit gekkenhuis van vier boten in ovale sluizen terecht gekomen zijn.
In Pechlaurier zijn we dan eindelijk de berg gaan beklimmen om het panorama te bekijken. Hier is het heel duidelijk hoe het canal langs de natuurlijke hindernissen zoals bergen en rivieren geleid is. Het kronkelt als een dronken slang door het landschap. Op het einde van een kort recht stuk boog het zich rond het kasteel van Argens-Minervois en verdween in het landschap. Van boven konden we ook het gesukkel in de sluis zien. Een koppel dat net begonnen was en de tweede sluis van hun leven voorgeschoteld kreeg
Op zon moment twijfelt men tussen schateren en huilen van medelijden.
Met pijn in het hart namen we onze allerlaatste sluis, Argens. We lagen er heel relax in. Heel vreemd. De sluiswachter boog zich gezellig over de sluismuur om het babbeltje voort te zetten. Alweer een man die verliefd is op zijn streek.
In Roubia sloegen we onze touwen rond enkele platanen en gingen wandelen in het dorpje, cirkelvormig aangelegd rond een eeuwenoude kerk. Ook hier waren boeren druiven aan het verwerken. Maar het was er wel stil. Iedereen lijkt hier altijd te slapen achter zijn gesloten luiken. Op een caféterras zaten twee mensen, op een bank zagen we nog iemand zitten, en buiten enkele spelende kinderen zagen we geen kip.
De kerk was fascinerend. Tenminste wanneer we eindelijk iets begonnen te zien want het was er stikdonker (toch alleszins tot ik de lichtknop vond bij het buitengaan
)
In het plafond zaten kleurige glasramen ingewerkt. Iets wat ik nog nooit gezien had. Het zou een schitterend effect geven als ze niet zo vuil waren geweest. Door de kleinere, smalle brandglasramen in de wanden schilderde de zon in duizend kleurtjes een tekening op de grauwe muren. We konden zelfs tot op het hoogzaal. Geweldig om de geschilderde ramen van op zon korte afstand te kunnen fotograferen. Ge kunt er heel speciale effecten mee bereiken. Normaal kunt ge zon glas nooit van dichtbij zien, dus hier waren toch al weer mensen aan aan t peuteren en krabbelen geweest. Zonde. Letterlijk en figuurlijk.
Ik ben duidelijk lang niet meer naar de kerk geweest want de tarieven van het stoeltjesgeld hingen hier aan de muur en dat bleek ondertussen 2 euro te zijn. In mijn jeugd was dat 1 frank
Paul was vandaag duidelijk in zijn fotograaf-modus want hij pakte de Nikon en ging nog eens te keer met zijn debiel-zonder-flash-stand. En het leverde een paar heel mooie fotos van mij en Irma op. Allebei bruin. Ik van de zon, Irma van t stof.
De oude olijfmolenpers lag ver buiten het dorp, dus dat vergaten we maar, die zou toch al gesloten zijn. We waren moe en wandelden terug naar onze Olonzac om een mooie slaapplek te gaan zoeken.
We vaarden langs gouden bomen, zilveren wuivende rietpluimen over een smaragdgroen kanaal. De natuur is hier een juweelkistje.
Net achter Paraza zochten we een makkelijk stukje oever om aan te meren voor de nacht. We kozen voor 1 boom en 1 piket, en dat werd dan onze woonplaats voor deze nacht. Onze touwen waren nog niet vastgeknoopt of er kwamen al drie koppels eenden aangezwommen. Bedelend voor wat van de tafel zou vallen
Aan de ene kant hadden we uitzicht op wijnvelden en een dorpje waarvan het kerkje om het uur zachtjes klingelde, achter de andere oever lag een soort wildernis. Vanuit de volgende bocht in de rivier hoorden we heel de avond gitaren en gezang, waarschijnlijk van de boot van de Chinezen die we s namiddags hadden zien liggen. Aangezien het akoestische muziek was en geen boenke-boenke gedreun was het niet storend. Onder de volle maan verorberden we onze kip met gebakken patatjes en sla. En zagen dat het goed was.
Het fotoalbum van deze dag volgt later!
10-01-2012 om 00:00
geschreven door Laathi
|