De wind buldert in mijn oor over de dochter die ik verloor of fluistert zacht van het meisje waar ik tevergeefs zolang op heb gewacht de wind mijn kille vrind hij kent het verhaal van mijn kind.
Kleffe mistslierten plakken tegen mijn bril en zitten zelfs in mijn hoofd omvatten teder de pijn zodat het enigzins verdoofd tastend zoek ik mijn weg struikelend over steen en heg maar aan het einde ben jij zo ver af en toch zo dichtbij.
De donder rolt langs de dreigende lucht jaagt vlinders en vogels op de vlucht een felle bliksemflits verlicht de wond die jou heengaan sloeg en terstond vermengen dikke regendruppels zich met tranen gehuild met geluidloze mond.
Je bent mijn prinsesje klein mijn meisje dat niet mocht zijn zul jij mij herkennen straks daarboven dat wil ik zo graag geloven eindelijk in jouw blauwe ogen kijken jou mijn liefde laten blijken.
Opeens was je weer zo dichtbij maar de dokter had alleen een papiertje met wat aantekeningen voor mij waar ik stiekem op had gehoopt, een fotootje, was er niet tot mijn groot verdriet.