Hij slaat zijn vaste vuisten warm en spant van elke toon de worp. Hij weet zich diep aan handen arm in d hoogste kamer van ons dorp.
Maar als zijn lied naar d aarde sneeuwt en smelt in t zoelen van de wind, en menig heimwee opengeeuwt zoals een vers ontwakend kind...
Ik lag met open ogen in het gras en heb mijn moeheid met zijn rust omzoomd. Tussen mijn hart en het gebroken glas der klokken heb ik blij van God gedroomd. Herman Boon pr. °23.5.1930 - +5.5.2005