Jan kreeg het mei-weer op zijn lijf, En sprak, t is uit met vrijen. Zeg moeder ; kreeg ik ook een wijf Niets zou me meer verblijen. Ik voel een ongewone kracht Een drang naar vreemde dingen Een lust naar zomer-weelde-pracht, En Jan begon te zingen. Hij zong het liedje van de mei Jochij, jochij, jochij. t Is mei.
En moeder zuchtte ongerust, - Zo zijn die goede vrouwen Gij hebt nog nooit een meid gekust, En spreekt ineens van trouwen. Bedenk u wel, mijn beste Jan, Doof toch die malle grillen. Geen meisje k ben er zeker van Geen meisje zou u willen. Al was het nu nog driemaal mei Jochij, jochij, jochij. t Is mei.
L.Joos is de broer van Jan Joos, koster in Meise (foto) en van Jef Joos.
Toen kwam Katrientje langs de baan En Jan-man liep ze tegen. Hij zag haar zo beteuterd aan Zij keek entwat verlegen. En geen van beide sprak een woord. Doch Jan zegt en met rede : Hij heeft het duidelijk gehoord, Het klonk als ene bede. Zij zong mij kwelt de zoete mei Jochij, jochij, jochij. t Is mei.
Geen mens weerstaat zon ogenpaar Geen sterveling kan daartegen. Geheimnisvol en wonderbaar Op aard zijn Godes wegen. Zucht moederlief en welgezind Dansen zij t naaste meie, Rond t wiegje van hun eerste kind Met luite en schalmeie. En zingen t liedje van de mei Jochij, jochij, jochij. t Is mei.