Van in den vroegsten tijd, zoo k meen
k Heb dat in boeken al gelezen
Sprak Adam, toen hij was alleen
Dat hij t niet langer meer kon wezen
Hij had in t geheel geen tijdverdrijf
En ging daarvan zijn nood gaan klagen
Hij wou bij hem een mollig wijf
En die ging hij den schepper vragen
Hij kreeg die en hij was getweeën !
Getweeën ! Getweeën !
Getweeën ! Getweeën !
Tot Adam met Eva mee
Getweeën ! Getweeën !
In den appel beet, zoals men zei
Getweeën ! Getweeën !
En zie ! Ik lieg er ook niet om
t Is ook bij mij lijk bij u allen.
Bij oud en jong, bij recht en krom
t Zijn al wonderlijke gevallen.
Vraag aan den Turk of Baviaan
Eene van t Noord of eene van t Zuiden
Of hij alleen zou kunnen bestaan
Hij zal zeggen in korte woorden
Geen vreugd vond men op d aarde dan
Getweeën ! Getweeën !
k Ben nooit gelukkiger dan als t kan.
Getweeën ! Getweeën !
Vraagt aan de vrouw en aan den man.
Getweeën ! Getweeën !
Had het huwelijk anders waarde dan
Getweeën ! Getweeën !
Ja, zelfs een dier is niet tevree
En zou ook niet lang blijven leven
Was t niet dat zij ook zijn getweeën
Om aan elkaar vriendschap te geven.
Van de grootste tot het kleinste beest
Van olifant tot vlieg genomen
Dat verheugt zich al om ter meest
En zijn voor elkaar ingenomen
Zie maar eens duiver en duivin
Getweeën ! Getweeën !
Trekken te zaam hun nestjen in
Getweeën ! Getweeën !
Liefkozend en heel blij van zin
Getweeën ! Getweeën !
Bieden zij elkaar de zoetste min
Getweeën ! Getweeën !
En ziet nu eens een minnend paar
Hoe t voor elkaar is ingenomen
Ze hebben niets dan van malkaar
Des nachts de zoetste dromen
Des avonds gaan z een wandeling doen
Zo arm in arm de twee beminden
..
t Genot der liefde te gaan vinden
Al zuchtend gaan zij ook ik meen
Getweeën ! Getweeën !
Des avonds in de maneschijn
Getweeën ! Getweeën !
In d eenzaamheid zoo gansch alleen
Getweeën ! Getweeën !
Hoe gelukkig moet dat ook niet zijn
Getweeën ! Getweeën !