269 Het roosje.
Wel hem, die s morgens vroeg aanschouwt, hoe t lieve roosje fijn bedauwd, zijn tedre bloemenkelk ontvouwt, al slurpend t zonnegoud.
Wel hem, die ook bewonderen kon, hoe in de gulden middagzon het nietig knopje zich ontspon tot kleur en geurbron.
En in de late avondgloed als God en mens en schepping groet. Het schijnt te zeggen zacht en zoet : wat is Hij groot en goed.
Dan komt ons de bevindenis dat Hij vooral een wijze is die hier op aard verkoos te leven naast de roos.
Meysse, 15 augustus 1932
25-02-2013 om 09:04
geschreven door Jef De Cuyper
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
|