262 BA-TIST JUBEL CANTATE
Onze eerste en voorlopig enige belleman was wijlen Jos Lettens. Zijn nonkel Jef was dichter en wij beheren de rechten van zijn poëzie. Bij gebrek aan uitgever publiceren wij zijn werk in deze rubriek.
- ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan der fanfare Concordia 1876 - 1926
te Meysse Uitgevoerd op zondag 30 mei 1926. Woorden van Jef Lettens Muziek van August De Boeck
Knapen
Hoe zonnig breekt de dageraad Door t mistig oosten heen. Hoe kleurrijk in zijn feestgewaad Zo rijk is er niet één. O neen, o neen Zo rijk is er niet één O neen.
Meisjes
De nacht verdwijnt. De dag verschijnt In volle majesteit en praal, En bij de eerste zonnestraal, Die machtig En prachtig Heel t aardrijk omsluit, Klinkt jeugdig En vreugdig Der voglen gefluit.
Knapen en meisjes. Alsof in het lover, Een lieflijk getover Een feestdag bereidt Aan Gode gewijd.
Mannen en vrouwen. Wijl in ons dorpje heel gewis Het heden grote feestdag is : Zie, man en vrouw elk is te been, Wat wemelt al dat volk doorheen; De gulle blijheid op t gelaat Van iedereen te lezen staat.
Vrouwen
Waarom vandaag Siert elk zo graag zijn woon ?
En waarom is natuur in pracht En zingt het voglenheir zo zacht en schoon ?
Mannen Waarom toch al die feestelijkheid, Die ongedwongen vrolijkheid van t volk ? Wie zegt ons wat er gaande is, Wie is van die geheimenis de tolk ?
Meisjes en knapen O zeg ons wat het wezen kan O zeg ons gauw wat is t ?
De dichter Men viert de feestdag van een man, De feestdag van Ba-tist.
Meisjes
We kennen wel Ba-tist Wij kennen wel de brave man, Die zo gemoedlijk wezen kan, Die zo beminnelijk en fris Met ons, - ondanks zijn jaren is.
Knapen Hij die nochtans, zo streng en stuur Met ons kan zijn wanneer het uur Slaat, aan de kunst gewijd. Die wil en wat hij wil bewerkt Op kunstgebied alleen gesterkt door fijngevoeligheid.
Mannen en vrouwen. O ja, Ba-tist, de goede maat, Die zwakken steeds ter zijde staat, Die onrecht niet gedoogt, En door zijn lustig, leutig lied, De last verlicht , die t leven biedt, En ieders heil beoogt.
Koor Doch waarom is zo algemeen de vreugd ? En waarom is nu iedereen verheugd ? Is het om zijn minlijkheid. Of om zijn kunstgevoeligheid, Zijn nooit volprezen zedigheid, Of zijn lustige gezelligheid ?
De dichter Zij die nu vijftig jaar geleden, Hebben met hem, de strijd gestreden, Al zijn de meesten menig jaar Reeds dood en weg, hun geest is daar. Zij maken u nu heden kond Zij zeggen hoe het toen bestond, En dan begrijpt, verstaat ge wel Waarom dit feest, nu toch zo fel het volk ontroert.
Mannen en vrouwen ( van vroeger) Nog heerste dwang en slavernij, Geen mens kon zeggen : ik ben vrij, Geen enkel man, die zijn gedacht Vrijuit kon spreken of hij bracht Zijn nering in gevaar. Want broodroof en vervolging scheen Zeer dagelijks en algemeen ; Verdrukking en onwetendheid Het grote teken van de tijd. Droef was het lot en zwaar.
Dan vond men mannen in de nood Die zwoeren : dan nog liever dood Dan eeuwig, eeuwig slaaf te zijn ! Geen armoe geeft er groter pijn Dan geestes slavernij. Zij maakten samen het verbond Dat aan t brutaal geweld weerstond, Zich aan geen overmacht verpand, En in die warme vriendschapsband Ontstond ons maatschappij.
De dichter.(op de wijs van Klokke Roeland) En heel beslist Nam toen Ba-tist Op zich, de leiding van die braven. Hij was de tolk Van t lijdend volk. Hij met zijn grote geestesgaven Bracht heil en troost Bij vrouw en kroost En stortte moed in mannenharten Die sterk en trots, Vast als een rots, Geweld en onrecht dierven tarten. Steeds vaster werd de broederband, Daar zwakken streden hand in hand.
Dan leerde hij de maatschappij, Van de muziek, de heldre tonen, En zacht en schoon In iedre woon, Klonk t vrije lied van s werkers zonen. Een zoete vree Zeeg er alree In t hart van hen die onrecht leden ; Wijl zelfbewust, Vol kalme rust, Zij voor hun idealen streden ;
Steeds nader steeg hun ziel tot God En lichter werd hun levenslot.
Allen in koor. En daarom is t nu t grote feest, Daarom juicht elkeen om het meest, Daarom is de natuur in pracht, Daarom zingt t voglenheir zo zacht En siert men straat en woon Zo schoon.(3X)
Daarom groet t volk zijn minzaamheid, Zijn nooit volprezen zedigheid, Zijn lustige gezelligheid, Zijn edle kunstgevoeligheid, Zijn onbaatzuchtigheid en vlijt.(3X)
En daarom, ja daarom, dat is t, Juicht iedereen nu heil Ba-tist, En giet men d overmacht in brons Ba-tist leeft in het hart van ons Door eeuwen heen en tijd, altijd ! (3X)
Jef Lettens
|