296 Wees goed
Van al de deugden die op aarde
Den mensch een weinigje verheft
Is er toch , ééne die in waarde
Al d andere, ver overtreft.
Het waren Christus eerste woorden
t Was heel zijn leering gansch zijn wensch
Hij sprak tot hen die hem aanhoorden.
Wees goed , voor uwen evenmensch.
Of t noodlot u ongunstig weze
Uw onderneming, gansch mislukt
Of gij ook jaren onder deze
Of gene kwaal het noodlot bukt.
Wat boozen u op aard doen lijden
Of gij met ramp en tegenspoed,
Moet kampen en aanhoudend strijden
Blijf voor uw naaste even goed.
Laat nimmer u, door weerwraak leiden,
Hoe g ook vervolgd, door nijd en haat
Van valschen laster, hebt te lijden
Of t u in eer of zaken schaadt.
Blijf kalm en rustig, moedig tevens
Of leed of smart, U t hart doorvroet
Het blijve steeds, de leus des levens
Wees immer goed, wees immer goed !
Al ziet gij wet en recht verkrachten
Of men u in het onheil stort
Het zal uw levenslot verzachten
Ofschoon gij gansch vernietigd wordt.
Eenmaal zult gij toch gelukkig wezen
Wat of gij ook verdragen moet
Zoo men steeds in uw werk kan lezen
Hij bleef voor zijnen naaste goed
|