Liturgie én Diaconie gaan samen. Zij zijn als een ellips met twee brandpunten
1. Internationaal Eucharistisch Congres Lourdes 1981: Jezus Christus, Brood gebroken voor een nieuwe wereld. Enkele belangrijke toespraken, Uitgave I.E. 81 Gent, p.138 140:
Consecratie en Communie. Twee sleutelwoorden van de Eucharistie. Maar zijn wij soms niet eenzijdig geweest?
Er is een dubbele consecratie. Dezelfde waarheid kunnen wij uitdrukken met een ander woord: er is een dubbele identificatie.
De Heer zegt: Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn bloed. Brood en wijn worden geconsacreerd. Het is de Heer in persoon. Hij is het zelf, wezenlijk en waarachtig.
Maar de Heer zegt ook: Ik had honger Ik was ziek Ik was naakt Zwakke mensen, arme zondaars worden geconsacreerd tot het Lichaam van Christus dat de Kerk is. Wonderbare conversio, omvorming. Het is Jezus zelf die Zijn gemeenschap opbouwt, die mensen opneemt en omvormt tot Zijn lichaam.
Dubbele consecratie; dubbele identificatie. Jezus is niet alleen tochtgenoot die met ons gaat: door de eucharistische communie komt Hij in ons, in een allerinnigste eenheid.
Waarom? Omdat hij door ons naar de mensen wil gaan. Om wat te doen? Om te doen wat Hij gedaan heeft: - om brood te breken voor hen die honger hebben; - om wijn van vreugde te schenken aan hen die het niet meer zien zitten; - om vertrapten en vernederden op te richten en hen een waardigheid van mensen en kinderen van God te geven; - om eenzamen op te nemen in een vriendenkring; - om God te leren ontdekken als een lieve Vader; - om mensen te leren ontdekken niet als rivalen en concurrenten maar als broeders; - om een wereld op te bouwen waar plaats is voor iedereen, waar geen oorlog en haat meer zijn maar enkel vrede in Jezusnaam.
Dezelfde gedachte kunnen wij nog anders uitdrukken. De oude wereld is vol communicatiestoornissen. De zonde is immers communicatiestorend. De nieuwe wereld van de open Communicatie in twee richtingen of een dubbele Communicatie als vrucht van een dubbele Consecratie en Communie.
Open communicatie met God. Deze wordt uit-gedrukt in de orante-houding (Waarom alleen de celebrant? Waarom niet alle circumstantes, alle gelovigen?).
Open communicatie met de mensen: die wordt uitgedrukt in het gebaar van de vredewens (Waarom komt deze expressie zo weinig tot uiting in onze streken?).
Hoe zinvol zijn deze twee gebaren: in eerste beweging de handen (en harten) verheffen tot God: vertikaal. Maar dit is eenzijdig wanneer wij onze handen ook niet gebruiken om elkaar de hand te reiken en de hand te geven.
Misschien zeggen sommigen laatdunkend: Dat zijn maar gebaren. Dat kunnen formaliteiten worden. Zij vergeten dat Thomas van Aquino leerde dat elk sacrament is in genere signi: het Sacrament heeft een teken-waarde en nog wel drievoudig om te verwijzen naar het verleden als een memoriaal, een gedachtenis, een herinnering, om een teken te geven in het heden waarin God werkzaam is en om een profetisch teken te zijn van een wereld waarin God alles in allen zal zijn en alle mensen de gemeenschap der heiligen vormen als een levende kroon op het levenswerk van Jezus.
In elke Eucharistie werkt een geweldig dynamisme, een dubbele beweging. Door Christus en met Hem en in Hem gaan wij naar de Vader om hem te aanbidden, te loven en te prijzen. Dat is de jubel en de vreugde die het geheim moet zijn van elke christen. Bij de Vader aangekomen draait de beweging om. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. Door ons en met ons en in ons wil Christus nu naar de mensen gaan om nu te doen voor onze tijd en onze mensen wat Hij eens gedaan heeft: mensen naar God brengen en naar elkaar. Mensen samenroepen en vergaderen, maken tot het volk van God en tot Zijn lichaam.
De Eucharistie schenkt ons vertrouwen in God als de warme golfstroom in ons leven en maakt ons verantwoordelijk voor de opbouw van een nieuwe wereld.
Het arme woordje mis, het woord van le catholicisme populaire, van de volkskatholieken, krijgt een nieuwe glans: missio, zending. De mis is niet gedaan als de priester de zegen geeft. De mis voor de wereld en in de wereld kan nu beginnen als een zuurdesem in een logge massa, als een licht in een donkere nacht, als moed om er te zijn voor anderen en als geneesmiddel van de kwalijke zuchten, de hebzucht, de eerzucht en de heerszucht. Gaat nu allen heen in vrede om te werken aan een wereld van rechtvaardigheid en vrede.
2. Liturgie und Diakonie. Das Beispiel des Leipziger Oratoriums, Andras Poschmann, Trier, in Benedikt Kranemann e.a. (red.), Die diakonale Dimension der Liturgie, Herder, Freiburg Basel Wien, 2006, p. 145 160.
Die Liturgispastoral der Oratorianer, die nicht isoliert den Gottesdienst in den Vordergrund stellte, sondern liturgisches Tun und soziales Handeln als unbedingt zusammengehörig als zwei Brennpunkt
einer Ellipse verstand, prägte die bis heute beeindruckende und Geltung beanspruchende liturgische Erneuerung der Gemeinde.145, p.
Over Die Gemeindetheologie der Ellipse, p. 152 153.
Die Verbindung von Liturgie und Diakonie ist ein entscheidendes Kriterium für eine glaubwürdige Feier der Liturgie. Die Diakonie bezeugt die in der Liturgie gefeierte Heilszuwendung Gottes. Der Gottesdienst wird in seiner Relevanz für das alltägliche Leben erfahrbar., p. 155
Paul Michal Zulehner, Wien, Ritendiakonie in B. Kranemann id.,p. 271 283.
Vielmehr führt das Eintauchen in Gott eben zum Auftauchen bein den Armen. Wer diesen Weg Gottes nicht mitgeht, wird Gott-los. Dat Typische für chritliches Leben is daher letzlich eine Spiritualität des Und, welche Gottes- und Nächstenlieb zusammenhält.,p.277
Over de Eucharistie, p. 282 283
3. Johan Van Der Vloet (red.), Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf. 35 jaar diakens in Vlaanderen, Halewijn, 2006.
Daar in Alphonse Borros, Gezonden tot authenticiteit. Diakens als garanten van een doorleefd geloof, p. 79 98.
p. 86 87: Op het domein van de liturgie, zullen zij niet de kerkelijke vergadering voorzitten maar zullen zij er toe bijdragen dat de verzamelde christenen zo goed mogelijk aan de eucharistie kunnen deelnemen om zo hun leven tot offer te maken dat God behaagt. Het mag ons niet verwonderen dat zij hier een zekere rol vervullen in het oproepen tot gebed van de gelovigen. In het aanbrengen van wat nodig is voor de eucharistie: brood en wijn, de vrucht van de aarde het werk van de mensen (lat. Fructum terrae et operis manuum hominum), herinneren de diakens er door deze gaven aan dat de Kerk de anderen nodig heeft. God aanvaardt inderdaad onze mensheid; meer nog hij deelt in ons mens-zijn om ons in zijn goddelijk leven op te nemen. Heel concreet nog herinneren de diakens in de eucharistie de gemeenschap er aan dat er geen eucharistie is zonder voetwassing. ( Hier verwijst naar E. Van Waelderen, in Wakers en voortrekkers in een dioconale Kerk, in Collationes 22 (1992), p. 344.). Zo is dit in de diaconie van de liturgie hun wijze van waken, met de bisschop, over de evangelische authenticiteit van de christelijke eredienst.
p. 88: Wat de diaconie van de inzet (voor onze broeders en zutsters) betreft: deze komt in eerste instantie aan de bisschop toe. De bisschop wordt volgens de traditie de vader der armen genoemd. De diakens zullen op zulke wijze dit werk doen dat dit in al zijn waarde verwijst naar Christus. Zij hebben niet enkel te maken met werken van liefdadigheid: de solidariteit met de armen is niet het eigene van christenen. Het is een morele plicht die aan elke mens wordt gesteld. Diakens hebben de taak om te getuigen dat de christelijke liefde voortkomt uit de gave van Christus aan de mensen die Hij liefheeft. Deze liefde van Christus voor ons vanwege de Vader verruimt onze liefde, onze solidariteit met de anderen, onze bezorgdheid voor mensen die in nood zijn. Elke mens wordt een broeder of een zuster, bemind door God. Waken over de apostoliciteit van de diaconie in de liefdewerken betekent getuigen van de Christus Dienaar die zijn leven geeft voor zijn vrienden (vgl. Jo 15, 13 15).
p. 89: Hun bijdrage tot het apostolische ambt bestaat hierin dat de eucharistie waar Christus zijn Kerk laat delen in zijn paasmysterie, in waarheid wordt gevierd. Dit is zeker een plicht van alle gelovigen maar de diakens en op de eerste plaats de bisschop en bijgevolg geheel het presbyterium hebben de opdracht om hierover te waken.
In id. Kristiaan Depoortere, Typologie van het permanente diaconaat: een kleurenpalet, p. 129 147.
p. 133: de gewijde diaken is de garant, de waarborg voor de dienstbaarheid van de Kerk. Hij wordt als het ware een scrupule, een steentje in de schoenen van de Kerk, dat bij iedere stap prikt en zegt: en de armsten?. Ietwat gewaagd: een diaken handelt sterker: leeft in persona Christi cordis: Hij be-har-tigt in Christusnaam en met zijn kracht de zaak van de armen en roept ieder systeem in de Kerk telkens weer tot de orde, tot de orde van het verloren schaap.
4. Twee fotos genomen in Cité St. Pierre te Lourdes, gesticht door Jean Rodhain, een van de eerste promotors van het diaconaat in Frankrijk. Opnieuw de und, de en, de ellips met twee brandpunt van liturgie en diaconie.
FRANKRIJK IN ROUW NA OVERLIJDEN VAN MONUMENT VAN DE BARMHARTIGHEID
'Men lijdt meer onder de wereldproblemen, als men niet langer in staat is zelf vooraan te staan in de strijd' - Abbé Pierre
BRUSSEL (Kerknet) - Abbé Pierre, de bij leven al legendarische priester die in de jaren 1950 de Emmanuelgemeenschappen stichtte, is vanmorgen vroeg in het ziekenhuis van Val de Grâce in Parijs overleden. Abbé Pierre, Henri Grouès met zijn echte naam, werd op 14 januari in het ziekenhuis opgenomen. Hij stierf aan de gevolgen van een longinfectie. Hij werd 94 jaar. Met het overlijden verdwijnt een 'monument van de barmhartigheid' en meteen een van de populairste inwoners van Frankrijk. Sommigen plaatsen hem op gelijke voet met Moeder Theresa, waarvoor het proces voor de zaligverklaring nog binnen een periode van vijf jaar werd opgestart. Dat het bij Abbé Pierre zo'n vaart zal nemen is, wellicht wegens zijn uitgesproken visie en standpunten, bijzonder twijfelachtig. Zo stelde hij in zijn onlangs verschenen boek 'Mon Dieu . pourquoi?' (Mijn God . waarom?) het verplichte priestercelibaat in vraag. In 1996 zorgde hij even voor opschudding door zijn steun voor de marxis tische filosoof Roger Garaudy, die de Holocaust in twijfel trok. Maar al snel daarna groeide hij opnieuw uit tot populairste Fransman. Helemaal onverwacht komt zijn overlijden niet. Onlangs nog moest hij verstek geven voor de viering van de 50ste verjaardag van Emmaus, omdat hij sukkelde met de gezondheid en te zwak was voor de verplaatsing. Abbé Pierre zal vooral herinnerd worden omdat hij armen en zwakken een stem gaf en bleef strijden tegen het schandaal van de armoede.
Verzet
Henri Grouès, zoals zijn echte naam luidt, werd in 1912 in Lyon geboren. Zijn levensavontuur begon toen hij als negenjarige een bezoek bracht aan het klooster van Crest (Drôme). In 1930 werd hij lid van de kapucijnenorde en later rooms-katholiek priester. In de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het verzet. Uit die tijd stamt ook zijn schuilnaam. Na de oorlog ontving Abbé Pierre het verzetskruis als blijk van waardering voor zijn moed en werd hij parlementslid voor de M.A.P., een partij van katholieken en christen-democraten. In 1949 stichtte hij de Emmausgemeenschap. Die omschreef hij later als een klein beekje, dat steeds groter werd. Intussen zijn er ongeveer 400 Emmausgroepen in 40 landen. Echt beroemd, ook buiten de landsgrenzen, werd hij als pleitbezorger van dak- en thuislozen. Op 1 februari 1954 lanceerde hij op Radio Luxemburg zijn eerste dramatische oproep tegen de armoede, nadat een baby op straat was doodgevroren. Later stichtte hij verschillende op vanghuizen voor daklozen en bleef hij 'woordvoerder van de stemlozen'. Zijn 'Fondation Abbé Pierre' biedt momenteel onderdak aan zo'n 13.000 mensen. Mee door zijn inzet zijn alle Franse gemeenten met meer dan 3.500 inwoners verplicht 20 procent sociale woningen te bouwen. De voorbije jaren pleitte hij er vooral voor dat arm en rijk zouden delen, ook op wereldvlak.
Populairste Fransman
Kardinaal Jean-Pierre Ricard, de aartsbisschop van Bordeaux en voorzitter van de Franse bisschoppen, herinnert vandaag in een rouwtelegram met ontroering aan de laatste zin uit zijn 'Brief aan God' van 4 oktober 2005: "Vader, ik wacht sinds zo lang om in uw totale aanwezigheid te leven en die is, daaraan heb ik nooit getwijfeld, ondanks alles de Liefde." Kardinaal Ricard spreekt de hoop uit dat Abbé Pierre nu door God zal verwelkomd worden in de volheid van zijn liefde, waarvan hij doorheen zijn leven steeds getuigenis heeft afgelegd. Hij wijst er ook op dat Abbé Pierre, ondanks alles, bij zijn landgenoten nooit aan populariteit heeft ingeboet. Hij wijst er ook op dat zijn landgenoten dankzij hem getuigenis konden afleggen van hun edelmoedigheid, solidariteit en aandacht voor de zwaksten. En dat er ondanks de tomeloze inzet van Abbé Pierre nog steeds onzekerheid en slechte huisvesting bestaat. Daardoor blijft het werk van Emmaüs en de 'Fondation Abbé Pierre' ook in de toek omst noodzakelijk. De Franse president Chirac zei vanmorgen dat hij ''kapot'' is door het bericht over de dood van Abbé Pierre.
Monument van barmhartigheid
Ook kardinaal Godfried Danneels looft Abbé Pierre, namens de Belgische bisschoppen, als een 'Monument van barmhartigheid'. "Wij danken God voor zijn leven en gedenken hem in onze gebeden (.) Terecht wordt hij 'de rebel van de goedheid' genoemd. Hij was immers een monument van barmhartigheid." Kardinaal Danneels wijst er ook op dat hij ons steeds herinnerde aan de universele plicht tot medemenselijkheid. "Meer dan een halve eeuw lang belichaamde deze priester met de onafscheidelijke baret Jezus' boodschap van liefde: 'Ik verzeker jullie, alles wat je voor een van de minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan'. Dat hij in vrede moge rusten bij de Heer en bij velen het vuur van zijn strijd voor gerechtigheid en broederlijkheid brandend moge houden."
BRUSSEL (Kerknet) - Met een openingszitting in een nokvol Cultureel Centrum 'De Werf' - in aanwezigheid van de Gentse bisschop Luc Van Looy, kamervoorzitter Herman De Croo, baron Stijn Coninckx en burgemeester Ilse Uytersprot van Aalst - is het Daensjaar zaterdag officieel van start gegaan. De deelnemers kregen er onder meer een overzicht van de activiteiten die in de loop van dit jaar in Aalst, maar onder meer ook in Gent en in Brussel, plaatsvinden. Priester Daens blijft tot op vandaag een symbool, door zijn verdediging van de armen en minderbedeelden, die destijds zelfs leidde tot een pijnlijke confrontatie met de toenmalige bisschop, waarnaar ook Mgr. Luc Van Looy in zijn gelegenheidstoespraak verwees. Priester Adolf Daens voerde onverdroten een strijd voor een sociale en rechtvaardige samenleving en de ontplooiing van het Vlaamse volk, waarbij hij ook de confrontatie met de politieke en kerkelijke macht niet schuwde. Hij werd uiteindelijk ook parlementslid in het arro ndissement Aalst (1894-1898) en later nogmaals van het kiesarondissement Brussel (1902-1906).
Blijvende actualiteit
Op 14 juni 2007 is het precies honderd jaar geleden dat priester Adolf Daens overleed. Reden te over dus voor het Priester Daensfonds en de stad Aalst om de handen in elkaar te slaan en dit Daensjaar te organiseren. Het Daensfonds huldigt Daens omdat hij wars van elke vorm van eigenbelang en tegen de stroom en de gevestigde machten in opkwam voor een eerlijke, sociale en rechtvaardige wereld. Daarbij bleef hij zijn protest herhalen tegen de uitbuiting van de arbeiders, de mishandeling van vrouwen en het misbruik en de uitbuiting van kinderen. Toch wil het fonds zich tijdens dit jaar niet beperken tot de herinnering aan deze moedige man en zijn onophoudelijke strijd voor solidariteit en rechtvaardigheid. We moeten ons de vraag durven stellen of zijn gedachtegoed nog toekomst heeft en nagaan hoe we ook vandaag nog de profetische stem van priester Daens kunnen laten weerklinken. "Zoals bij het proces van de industrialisatie zal ook bij globalisering kritisch toezicht nodig zi jn en moeten er waar nodig correcties aangebracht worden. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat daarbij de figuur van Daens, zijn engagement, zijn gedachtegoed een bron van inspiratie kunnen zijn", aldus voorzitter Rob Librecht van het Daensfonds.
"Slaaf nog bedelaar, mag de arbeider zijn"
Rob Librecht gaf in zijn inleiding de historiek van de Daensherdenking doorheen de laatste eeuw en beklemtoonde dat het Daensjaar 2007 bestaat uit een hulde aan Daens en vooral het actief 'her-denken' en actualiseren van diens gedachtegoed. "Geïnspireerd door de pauselijke encycliek 'Rerum Novarum' was het zijn overtuiging dat iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan en structurele sociale rechtvaardigheid in de plaats moest komen van de gebruikelijke liefdadigheid. Hij ijverde voor de ontplooiing van het Vlaamse Volk. Taal en onderwijs waren daarbij belangrijke hefbomen. Vandaar zijn pleidooi voor middelbaar onderwijs dat voor iederéén toegankelijk is en in het Nederlands dient te gebeuren en voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent." Librecht onderstreepte dat Daens zijn actualiteit blijft behouden, door zijn streven naar een solidaire samenleving. "Het verhaal van Daens is het verhaal van een solidaire rechtvaardige samenleving, waarin de zwakken ste eds sterker worden en de rijken steeds meer solidair." De herinnering aan Daens draagt ook een boodschap uit aan de samenleving, inzake de democratisering van de samenleving en actief pluralisme.
Mgr. Van Looy tijdens de opening van het Daensjaar
Priester Daens moest de zaken wel forceren
Burgemeester Uytersprot herinnerde zaterdag aan de impact van priester Daens op de sociale geschiedenis van ons land. Zij huldigde Daens als gedreven altruïstische dwarsligger met 'typisch Aalsterse anarchistische trekjes', wiens strijd voor rechtvaardigheid ook een strijd voor het algemeen belang was. "Daarom wordt Daens nu ook door iedereen geacht en aanvaard." Leerlingen van het Sint-Maarteninstituut brachten een preekscène van Daens, daar waar hij de via de parabel van de verdeling van de vissen en de broden de Aalsterse mistoestanden aan de kaak stelde, waarop de gegoede burgerij prompt de kerk verliet. Andere leerlingen actualiseerden Daens' boodschap door te wijzen op het analfabetisme, de velen die onder de armoedegrens leven, de onderbetaling van de vrouw, ondermaatse huisvesting, het importeren van sociale miserie en kinderarbeid door de import van goedkoop textiel etc. Mgr. Van Looy wees erop dat het vroeger en nu vaak de Kerk geweest is die als eerste de mensen organiseerde tegen onrecht. Hij verwees ook naar het conflict van priester Daens met de toenmalige bisschop van Gent Mgr. Stillemans en onderstreepte dat Daens de zaken wel moest forceren omdat hij met diplomatie weinig bereikte. "In de veranderende wereld en globalisering komen we wel voor nieuwe, gelijkaardige uitdagingen te staan. De Kerk moet zich daarop voorbereiden en haar rol spelen." De laatste spreker was Marie Perdaens, ervaringsdeskundige betreffende armoede die nu de overheid ter zake adviseert. "14,8 % mensen bij ons leven onder de armoedegrens, waarbij ook werkende mensen. 17% van onze kinderen leven onder de armoedegrens en moeten permanent gesteund worden om gewoon de schoolse activiteiten te kunnen volgen . Het verhaal van arm en rijk is bij ons ook dat van een mentale kloof waarbij de armen een minderwaardigheidsgevoel hebben en de rijkeren vaak met tal van vooroordelen rondlopen. De eerste stap leren zetten naar cultuur, onderwijs en andere maats chappelijke domeinen, en dit in groep, is voor de armen belangrijk."
Eeuwfeest
Het Daensjaar moet het brede publiek duidelijk maken dat de boodschap van de priester actueel blijft in een geglobaliseerde wereld en een samenleving waar economische belangen steeds vaker de bovenhand halen en het individu steeds meer aangewezen lijkt op zichzelf. Die boodschap wordt dit jaar uitgedragen in tal van activiteiten waaronder tentoonstellingen, inclusief de vernieuwde Daensmodule, een Daenscantate, toneelvoorstellingen, eucharistievieringen (onder meer op 10 juni 2007 in de Sint-Martinuskerk in Aalst), een herdenking in het Vlaams Parlement (op 13 oktober 2007) en een wandelzoektocht in de sporen van priester Daens. Het Priester Daensfonds organiseert in de loop van het jaar ook drie bezinningsdagen, waarin het gedachtegoed van de priester en de actuele betekenis daarvan centraal staan. De eerste bezinningsdag, met bisschoppelijk vicaris Luc De Geest, heeft plaats op 3 maart 2007 vanaf 9 uur in het Sint-Jozefscollege in Aalst. De dag wordt afgesloten met e en eucharistieviering met als voorganger de bisschop van Gent. Daarna volgen nog bezinningsdagen op 12 mei 2007 in Gent en het Vlaams Parlement in Brussel op 13 oktober 2007, telkens vanaf 9 uur. Ook de 11 juli-herdenking in Aalst zal dit jaar volledig in het teken staan van priester Adolf Daens. Het Daensjaar wordt op zaterdag 15 december afgesloten met een slotzitting in het Cultureel Centrum 'De Werf' in Aalst, waarbij in een videomontage wordt teruggeblikt op de hoogtepunten van het voorbije Daensjaar.
Kardinaal Godfried Danneels over abbé Pierre naar aanleiding van diens overlijden
BRUSSEL (Kerknet) - In een perscommuniqué naar aanleiding van de dood van abbé Pierre heeft kardinaal Godfried Danneels de bij leven al legendarische Franse priester "een monument van barmhartigheid" genoemd. Het communiqué wordt hierna onverkort weergegeven. "In naam van de bisschoppen van België en van de katholieke gemeenschap in ons land wil ik uitdrukkelijk eer betuigen aan abbé Pierre, die deze nacht is overleden. Wij danken God voor zijn leven en gedenken hem in onze gebeden. Terecht wordt hij 'de rebel van de goedheid' genoemd. Hij was immers een monument van barmhartigheid. Boven alle religieuze en filosofische overtuigen uit herinnerde hij iedereen aan de plicht van medemenselijkheid. Meer dan een halve eeuw lang belichaamde deze priester met de onafscheidelijke baret Jezus' boodschap van liefde: 'Ik verzeker jullie, alles wat je voor een van de minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan'. Dat hij in vrede moge rusten bij de Heer en bij velen het vuur van zijn strijd voor gerechtigheid en broederlijkheid brandend moge houden. Getekend, Godfried kardinaal Danneels, aartsbisschop van Mechelen-Brussel en voorzitter van de Bisschoppenconferentie van België."
Indien wij het evangelie opnieuw ter hand nemen en gaan bedenken vanuit de vraag wat ons te doen staat lijkt het dat wij het evangelische handwerk opnieuw zullen moeten leren.
Nieuwe omstandigheden, een nieuwe situatie, nieuwe uitdagingen nodigen ons uit om althans in ons leven het evangelie meer een zaak te laten zijn van hand-werk dan van hoofd-werk, meer van praktijk ( het ten volle pratikeren) dan van theorie, meer van vaardigheid dan van bespiegeling, meer van beleven dan van belijden.
Om een idee te krijgen van wat dit evangelisch handwerk inhoudt zouden wij de evangelische werkwoorden bij elkaar kunnen lezen.
In deze lijst van evangelische werkwoorden komen dan ongetwijfeld de volgende werkwoorden voor:
Bevrijden genezen - biddende mens worden menselijkheid herstellen gemeenschap stichten geven vergeven je zelf onteigenen minste worden dienaar zijn ter beschikking stellen kinderen opnemen het hart van de arme binnengaan God beminnen mens beminnen geven waarvan je zelf moet leven doen wat je kunt ten bate staan vrede stichten gerechtigheid nastreven van destructieve krachten bevrijden enz.
De variëteit, die h
et evangelie aanbiedt, is wel zo groot dat ieder wel een werkwoord vindt dat bij hem past en dat hij of zij in zijn of haar situatie kan proberen te verwerkelijken.
Dat betekent dan ook dat allen samen een heel stuk evangelie gestalte kunnen geven in onderlinge samenwerking en aanvulling.
Deze evangelische werkwoorden zouden opnieuw het christen-bestaan kunnen programmeren voor het dagelijkse leven en voor het dagelijkse samen-leven in de situatie waarin wij bestaan.
Ieder zou naar eigen geaardheid en mogelijkheid een keuze kunnen maken uit deze evangelische grond-woorden en samen met anderen één of meer van deze evangelische werkwoorden kunnen uitwerken tot praktische programmas, tot modellen of projecten, waarin denken en werken, sturen en bijsturen, inspanning en ontspanning, situatie-verkenning en stratiegie-ontwikkeling hun plaats hebben.
Vermoedelijk zullen wij wel niet in staat zijn om al deze evangelische werkwoorden in ons leven gestalte te geven. Dat hoeft waarschijnlijk ook niet. Want indien iemand één evangelisch werkwoord tot richtsnoer neemt, wordt zijn leven en zijn levenshouding waarschijnlijk zodaning, dat alle andere werkwoorden op de een of andere wijze toch medeverwerkelijkt worden.
Zo kunnen wederom christen-gemeenten ontstaan waarin het evangelische handwerk ter plaatse en direct verwerkelijkt wordt.
Hoe de praktische verwerkelijking dient te gebeuren kan alleen ter plaatse en met allen die betrokken zijn bij het plaatselijk gebeuren overlegd en uitgewerkt worden. Vanuit dit proberen kunnen opnieuw modellen groeien en nieuwe gemeenten zich vormen als pluisjes op de wind, als zaadjes in de akker.
Het einde of in ieder geval het verbleken van bepaalde verleden modellen van christen-zijn kan de mogelijkheid openen tot een ongekend open bloeien en verwerkelijken van de boodschap van Jezus van Nazareth ten bate van mensen.
Is het 'één uur op zondag' model alleen zaligmakend???
Het één uur-op-zondag model
De aandacht die besteed wordt aan het teruglopende kerkbezoek op zondag en de angstige bezorgdheid die geuit wordt bij het constateren van het voortdurende achteruitgaan van het zondagsmisbezoek en daar boven op is het zo dat van het opdragen van een zondagsmis door een man die zeven missen moet doen, weinig intensiteit uitgaat (zie De Standaard van vrijdag 19 januari ll.) wijzen in ieder geval op het feit dat het uur-op-zondag model van christen-zijn en kerkelijk meeleven nog steeds hoog genoteerd staat en voor velen hét model van christen-zijn is.
Het feit dat aan dit uur-op-zondag model praktisch alle bestaanvoorwaarden en activiteiten van de kerken verbonden zijn het bij elkaar brengen van mensen en gezinnen, de vorming, bezieling en bemoediging van de gelovigen, de financiële ondersteuning van de kerken wijst er op dat dit uur-op-zondag model een basismodel van christen-zijn is.
Wij zouden ons echter af kunnen vragen of dit uur-op-zondag model wel hét model van christen-zijn en van het kerkelijke meeleven en betrokken voelen, moet zijn.
Wordt in de aandacht en de bezorgdheid voor de feitelijke ontwikkeling niet al te zeer uitgegaan van de keuze en de vooronderstelling dat dit rituele en liturgische uur hét model van christen-zijn en hét model van evangelie-beleven moet zijn?
We zijn zo gewend om het christen-zijn en het evangelie-beleven te bedenken binnen een ritueel kader en binnen een liturgisch model dat het ons ternauwernood mogelijk is om andere modellen waar te nemen en serieus te bedenken en als voor onze tijd tenminste gelijkwaardige gestalten van christen-zijn te zien en te waarderen.
Een grote inspanning wordt geleverd om de ritueel-liturgische gestalte van christen-zijn aan te passen, te vernieuwen, te herbouwen en aantrekkelijk te maken. Grote inspanningen worden gedaan om daarvoor nog celibataire priesterkandidaten voor te vinden.
Maar afgezien van het feit dat al deze inspanningen maar zeer ten dele het uur-op-zondag in zijn functie en betekenis herstellen, is het zeer de vraag of deze inspanning de problemen oplost.
Misschien moeten wij zelfs zeggen dat deze inspanningen de problemen eerder bedekt.
Het immers de vraag of inderdaad een ritueel-liturgisch model van christen-zijn in onze tijd hét model van christen-zijn moet en kan zijn.
Het is ook de vraag of dit liturgische-ritueel model al deze aandacht en energie opeisende inspanning om bij de tijd te geraken waard is.
Het lijkt ook mogelijk dat het verdampen van het uur-op-zondag model veel eer en veel meer een uitnodiging is om nieuwe varianten van christen-zijn te zoeken, te vinden en te verwerkelijken, varianten die, getoetst aan de boodschap van Jezus van Nazaret, als minstens gelijkwaardig aan dit liturgisch-ritueel model gewaardeerd kunnen worden.
Mogen wij ons afvragen... Zouden wij ons niet mogen afvragen of het met-de-mond-geloofbelijden niet vaak een vlucht is voor het met-de-hand-geloof beleven, of het mislukken van het geloof-beleven ons niet doet vluchten in het geloof-belijden en of mensen die zich zo intens bezig houden met het formuleren van de geloofsbelijdenis wel iets bijdragen aan de zoveel dringender opgave van het omschrijven van het geloofs- beleven in onze dagen?
Uit de 'Naakte Mens', De Standaard van vrijdag 19 januari 2007,p. 6 - 7=
"Met de hulp van de sterren en Boeddha"
"Religie is voor mij het werkelijk kunnen voelen dat je deel uitmaakt van een groter geheel. Daar ben ik bewust mee bezig. Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat ik mijn reliegieuze kant meer ga ontwikkelen. Ik vind het jammer dat religie in het verdomhoekje is geraakt omdat mensen het oneens zijn met bepaalde visies van bepaalde godsdiensten. Een men kan pas gelukkig zijn als ook met zijn reliegieuze kant -wat die ook moge zijn - rekening wordt gehouden. Ik ben katholiek opgevoed, onze parochie was een heel actieve gemeenschap. Ik ben er nog altijd dankbaar voor dat ik dat heb mogen meemaken. Nu ga ik niet meer naar de zondagsmis. Ik heb dat ritueel niet meer nodig om het religieuze een plaats te geven in mijn leven. Voor mij zijn de teksten van het boeddhisme en het taoïsme momenteel een grote bron van inspiratie. Lao Tse zegt: "Wie een ander kent is wijs, wie zichzelf kent, is verlicht." Dat is een bijzonder actuele uitspraak."
Het is niet dat het christendom mij niet meer inspireert, mar van een zondagsmis opgedragen door een man die zeven missen moet doen, gat weinig intensiteit uit. Het is trouwens niet menselijk. En precies die intensiteit is essentieel om mensen te kunnen aanspreken. Maar het is niet aan mij om de kerk goede raad te geven.
Maar ik voel heel goed aan dat mensen heel actief op zoek zijn naar inspiratie en als ze die niet vinden in de kerk, gaan ze die elders halen. Dat ik een shoppende religieus ben, vind ik geen scheldwoord."
Een tekst als een spiegel. Een spiegeltekst! Er zij veel gegadigden die er nut zouden uithalen op in te kijken!
Stel je voor, een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt , en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude wijze man, en vroegen hem om raad.
- Kom op jullie huwelijksverjaardag bij mij op bezoek, zei de wijze man, en ik zal jullie een fijn etentje voorzetten.
Op hun huwelijksverjaardag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man. Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier en een half jaar en een meisje van drie.
Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.
Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette.
De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen. Het etentje begon met een kop koffie en taart. Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op. Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde. In twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.
Toen de jong man bruisend water vroeg kreeg hij water uit de kraan, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.
Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong.
- Nu is het genoeg, riep ze uit, wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat .
Rustig keek de wijze man haar aan en deed haar weer zitten.
- Kijk, zei hij, zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar. Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit. Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was. Je had je zelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten. En toen je veel te vlug getrouwd was, heb je niet opgehouden de ander te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen. Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?
Er viel een lange stilte.
En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed aan trouwen was begonnen.
Waarom is God onzichtbaar? Hij heeft zichzelf weggegeven!
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zich heeft weggegeven!
In mijn vroeger leven, toen ik godsdienstleraar was, kreeg ik af en toe de vraag: Hoe weet u dat God bestaat? Waarom kun je Hem niet zien?
De Oude Catechismus antwoordde, dat je God niet kon zien, omdat hij geen lichaam had. Dat God geest was.
Maar je zou ook kunnen zeggen: we kunnen God niet zien, omdat Hij Zichzelf heeft weg-gegeven.
Maar hoe moet je je dat voorstellen?
Halverwege de vorige eeuw in België trad bij de missiepaters een jongen in die Pierre heette. Hij sloot al gauw vriendschap met een zekere Jean. Samen spraken ze vaak over hun ideaal: pater in de missie.
Totdat Pierre een boek leest over het Melaatseneiland.
Het boek schrijft, dat de melaatsen er waarschijnlijk eerder doodgaan aan lusteloosheid, apathie of zelfs aan honger en dorst, dan aan hun ziekte.
Pierre wordt daar zo door gegrepen, dat hij aan niets anders meer kan denken. Het melaatseneiland achtervolgt hem overal. Jean kan het zich allemaal niet zo goed indenken. Na een lange innerlijke strijd komt het voor Pierre vast te staan, dat hij de aangewezen man is om naar het melaatseneiland toe te gaan.
Hij nam afscheid van Jean. Eenmaal aangekomen op het eiland moet hij eerst zijn walging overwinnen, voor hij een melaatse aanspreekt:
Is er niemand die voor je zorgt?
- Nee!
- Zou je het fijn vinden?
- Dr is toch niemand.
- Zouden de anderen het ook fijn vinden?
- Allicht.
- Waarom ben je dan zelf niet ermee begonnen: je weet zelf hoe het zou zijn ?
- U hebt gemakkelijk praten: u bent gezond.
Pater Pierre gaat aan het werk. Het eiland moet bewoonbaar worden. Hij hakt bomen, zaagt, timmert, bouwt huisjes. Pas na een paar maanden komen de eerste helpen. Maar dan gaat het ook vlot. Het melaatseneiland wordt een menselijk eiland.
Als iedereen een dak boven zijn hoofd heeft, komt er zelfs een kerk.
Tevreden bidt pater Pierre in zijn kerk. Hij heeft wat tot stand gebracht.
Dan valt zijn oog op witte plekjes op zijn handen; en op zijn armen. Ze zitten overal. Ik heb het ook! Nee God, dat niet. Dat kan U niet van me vragen .
Drie dagen en nachten is pater Pierre in paniek. Hij wil weg. Terug naar huis.
In de derde nacht schiet het hem te binnen: Nu kunnen ze nooit meer zeggen: U hebt gemakkelijk praten, u bent gezond.
Nu begon het eigenlijke werk pas. Hij bleef.
Voortaan was hij melaatse pater van het melaatseneiland.
Na jaren was pater Jean in de gelegenheid het eiland te bezoeken.
Hij zocht zijn oude vriend Pierre, maar zag hem nergens. Hij riep op een afstand naar een melaatse: Is pater Pierre hier ergens? De melaatse begreep het meteen, en zei: Ga terug naar de kerk, en als u hem nog niet ziet, dan moet u maar roepen.
Pater Jean deed het.
U kunt zich voorstellen wat erdoor pater Jean heengegaan zal zijn, toen op zijn geroep één van de melaatsen in de kerk opstond en hem toeriep: Jean!
Waarom kan pater Jean pater Pierre niet zien?
Deze had zichzelf weggegeven, en nu zag hij er heel anders uit dan zijn oude vriend Jean dacht.
Waarom kunnen wij God niet zien?
Die heeft zichzelf weggegeven, en nu ziet Hij er anders uit dan wij denken.
Het feest van de heilige Antonius abt te Grimminge
Op woensdag 17 januari vieren wij in de kerk van Grimminge de heilige Antonius abt. (Zie bedevaartvaantje!). Ook dit jaar is er een gebedsdienst gepland om deze grote heilige te vieren.
Er wordt door de oudste inwoners van Grimminge verteld dat vroeger, op het feest van sint Antonius abt, de kerk van Grimminge volledig bezet werd door bedevaarders. Meestal bleven zij daarna hangen in een van de talrijke herbergen die Grimminge toen rijk was. Je gelooft het niet? Vraag het maar aan de oudste inwoners!
Vandaag is er geen grote bedevaart meer en toch blijven heel wat mensen het belangrijk vinden om de heilige Antonius te herdenken. Sommigen doen daar meewarig over. Maar is het gedenken van een heilige niet een vorm van geloven in de verrijzenis. God is een God van levenden en niét van doden, ook niet van dode heiligen. Een heilige vereren betekent dat je gelooft dat hij/zij leeft bij God.
Er is echter nog een andere reden waarom het zinvol is een heilige te vieren. Een heilige is een patroon. Dat woord patroon is heerlijk dubbelzinnig: het betekent zowel een model als een voorspreker. De heilige Antonius is vandaag nog altijd een patroon, een model. Hij leert ons hoe wij in onze levensomstandigheden op enthousiaste wijze kunnen geloven. Deze heilige is een ook een voorspreker. Ook vandaag pleit hij voor ons bij God.
Toch blijven sommigen dit soort vroomheid bedenkelijk vinden. Doen zij dat terecht? Lees dan onderstaand parabeltje!
Mozes en de herder
In het leven van Mozes komt volgens een joodse volkstraditie een opmerkelijke passage voor.
Mozes ontmoet in de woestijn een herder. Hij brengt de dag samen met de herder door en helpt hem bij het melken van zijn schapen.
Aan het eind van de dag ziet hij dat de herder de beste melk die hij heeft in een houten nap giet, die hij op enige afstand op een platte steen plaatst.
Dan vraagt Mozes hem waar dat voor dient, en de herder antwoordt:
- Dat is de melk voor God.
Mozes snapt het niet en vraagt wat hij bedoelt.
De herder zegt:
- Ik neem altijd de beste melk die ik heb om die aan God te offeren.
Mozes die veel meer verstand heeft dan de herder met zijn naïeve geloof, vraagt hem:
- En drinkt God die op?
- Ja, antwoord de herder, dat doet hij.
Dan ziet Mozes zich verplicht de arme herder voor te lichten en hij legt hem uit, omdat God zuiver geest is, geen melk drinkt.
Toch is de herder er zeker van de Hij dat wel doet, en zo redetwisten zij een poosje. Het loopt hier op uit dat Mozes tegen de herder zegt dat hij zich achter de bosjes moet verbergen om te zien of God inderdaad de melk komt opdrinken.
Mozes gaat dan de woestijn in om te bidden.
De herder verbergt zich, het wordt nacht en in het maanlicht ziet de herder een klein vosje uit de woestijn komen aantippelen; het kijkt rechts, het lijkt links en gaat recht op de melk af, likt die op en verdwijnt weer in de woestijn.
De volgende morgen vindt Mozes de herder helemaal ontdaan en terneergeslagen.
- Wat is er aan de hand? vraagt hij.
De herder zegt:
- U had gelijk, God is zuiver geest en Hij heeft mijn melk niet nodig.
Mozes is verbaasd. Hij zegt:
- Je zou blij moeten zijn; je weet nu meer van God dan eerst.
- Dat wel, zegt de herder, maar het enige wat ik kon doen om mijn liefde voor Hem tot uitdrukking te brengen is mij nu ontnomen.
Mozes begrijpt wat hij zeggen wil. Hij trekt zich terug in de woestijn en bidt met aandrang. In de nacht spreekt God tot hem in een visioen:
- Mozes, je hebt verkeerd gedaan. Het is waar dat Ik zuiver geest ben. Maar toch heb Ik de melk die de herder mij offerde altijd in dank aanvaard als het bewijs van zijn liefde, maar omdat Ik als zuivere geest die melk niet nodig had, deelde Ik hem met dat kleine vosje, dat zo dol is op melk.
Wie heeft volgens jou het gelijk aan zijn kant: Mozes of God?
Over 'magda' en 'moeda'; over: 'Het zegt mij niets!'
Parabeltje van een plattelandsdiaken
Over magda? en moeda?
Of: Het zegt mij niets!
Tijdens onze studies aan de normaalschool (opleidingsinstituut voor onderwijzer) werden wij elke week uitgenodigd om naar klassieke muziek te luisteren. Uitgenodigd zeg ik, het was meer van moeten! Voor mij was klassieke muziek kattengejank. Ik ben niet alleen weinig muzikaal begaafd, maar ik had ook nooit de kans gekregen om klassieke muziek te leren beluisteren en waarderen. Vandaag ben ik nog altijd dankbaar dat ik toen verplicht werd om die muziek te leren kennen en waarderen. Dankbaar om de inwijding! Had die docent ons toen niet verplicht, dan was vandaag voor mij klassieke muziek nog altijd kattegejank! En wat zou ik veel gemist hebben!
Maar er is meer: ik durfde voor die inwijding in de muziek ook beweren dat het mij niets zegde. Zo sprekende maakte ik mezelf tot maatstaf van de dingen. Ik heb later geleerd dat zon uitspraak niet getuigt van wijsheid. Als iemand beweert: Het zegt mij niets, dan is dit niet het laatste woord. De zin (de waarde, de betekenis) wordt ons immers niet in de schoot geworpen als een voldragen vrucht die vanzelf gerijpt is. De zin moet gecultiveerd worden. Wij moeten er iets voor doen en veel voor over hebben. Wij hebben inwijding nodig!
Daarom vandaag dit parabeltje over: Het zegt mij niets!
In de Vaticaanse musea te Rome zag ik een troep Amerikaanse toeristen in recordtempo door de Sixtijnse kapel ijlen en voortstormen door de Stanze van Raffaël. Noch Michelangelo, noch Raffaël zegden hun iets; ze spraken hen niet aan!
Tot mijn grote verbazing kwam die stormende horde plots tot stilstand en begon heftig te discussiëren en te gesticuleren. Klaarblijkelijk hadden zij nu iets gevonden dat hen wél aansprak. Ik voegde me bij de groep om getuige te zijn van het wonder dat Amerikaanse toeristen blijven stilstaan in een museum, en dat zij hun volle aandacht vestigen op een (kunst)voorwerp.
Wat trok hen hier onweerstaanbaar aan?... Een grote porfieren badkuip uit één stuk. De professor in de oudheidkunde, met wie ik vroeger een rondgang gemaakt had door de musea, had me toen smalend gezegd:
- Laten we hier vlug doorlopen, want dit is een product uit de vervalperiode van het Romeinse rijk, iets voor parvenus en nieuwe rijken; het is hoogstens een curiosum, doch van generlei kunstwaarde.
Dat protserig stuk hield die Amerikanen in de ban en bewerkte iets dat noch Michelangelo, noch Raffaël had kunnen bewerken.
Welke was nu de vraag die hen bezighield?...
- Er is geen afvoerbuis aan deze badkuip. Dat is niet erg praktisch noch comfortabel. Hoe zouden ze die kuip leeggemaakt hebben?
Op kunstgebied moet men een leeghoofd zijn om zo gefascineerd te worden door de leegte van een badkuip.
Voor wie is zulk optreden beschamend? Voor Michelangelo en Raffaël?...
Neen, hun grootheid wordt niet verminderd omdat oppervlakkige mensen hen niet naar waarde weten te schatten en geen zin hebben voor grote kunst. Het is bedenkelijk voor de Amerikaanse toeristen, want het wijst op een groot gemis aan zin voor echte kunst. Wél hadden zij zin voor comfort en praktische snufjes.
Uit dit voorbeeld moge blijken dat een uitspraak als Het zegt mij niets; ik heb er geen zin in, geen goesting voor een uitspraak kan zijn over de innerlijke leegte en banaliteit van degene die het zegt.
Mag ik even stout zijn? Als ik iemand hoor beweren:
De mis zegt mij niets!, zegt die uitspraak veel over de eucharistie of over degene die deze uitspraak in de mond neemt? Misschien moet ik nog ingewijd worden in de eucharistie?! Misschien heb ik een gids nodig om de betekenis en de waarde van eucharistie te ontdekken?!
SCHERPENHEUVEL (Kerknet) - Op woensdag 17 januari 2007 is er in het onthaalcentrum 'De Pelgrim' in Scherpenheuvel een gespreksavond rond 'De lange weg naar thuis, detentie, sociale uitsluiting en reïntegratie' met Jan Vanherp. Wie staat er naast jou aan de kassa in de supermarkt? Wie zit er naast jou op de trein? Wie zit er naast jou in de kerk? Zou het kunnen dat het een ex-gedetineerde is? Elke dag keren mensen terug in de samenleving, na soms jaren in de gevangenis te hebben doorgebracht. Het is voor iedereen goed dat dit op de meest positieve manier kan gebeuren zodat het slachtoffer, maatschappij en dader er beter van worden. Mensen in de gevangenis opsluiten is een zaak, ze terugbrengen in de maatschappij is een ander. Detentie en reïntegratie met veel aandacht voor herstel is vaak een heel langdurig proces met veel vallen en opstaan, waar er nood is aan reisgenoten. Is er kans op sensibilisatie, opvang en appel op verantwoordelijkheid? Hoe i s het leven in de gevangenis en welke mogelijkheden zijn er om de detentie nuttig en zinvol in te vullen. De gespreksavond start om 20 uur. Het einde is voorzien om 22 uur. Bijdrage: 5 euro.
BRUSSEL (Kerknet) - In de reeks 'Cahiers voor Praktische Theologie' is onlangs verschenen 'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen' (Halewijn, Antwerpen, 2006), onder redactie van Johan Van Der Vloet en Roger Vandebroeck. Het is het verslagboek van de studiedag over het permanente diaconaat, die op 16 mei 2006 in Antwerpen plaats vond. De publicatie wil een aanzet vormen om in alle geledingen van de Vlaamse kerk verder na te denken over het diaconaat.
Lange geschiedenis
Mgr. Luc Van Looy, de bisschop van Gent, onderstreept in de inleiding van het boek dat het belangrijk is de rol en de betekenis van de diaken in de kerk van vandaag goed te begrijpen. Dat diaconaat is een dienst aan de mensheid vanuit een evangelische bewogenheid, dat door de kerk bevestigd wordt en haar juiste dimensie krijgt door de wijding die aan de diaken wordt toegediend. Daarbij is de band tussen de verantwoordelijkheid voor de eucharistie - die onderscheiden is van deze van de priester - en dienst (diaconie) aan de naaste essentieel.
Johan Van Der Vloet wijst erop dat het diaconaat in Van Dale nog steeds omschreven wordt als een overgangswijding. Dat wijst er ook op dat het permanente diaconaat, hoewel het goed is ingeburgerd, toch een relatief recent ambt is. De oorsprong daarvan gaat echter terug tot de vroegste Kerk. "Diakens waren in de eerste eeuwen van het christendom heel belangrijk. Ze stonden in voor het grootste deel van het werk in de gemeente, terwi jl de priesters voor de liturgie zorgden. Diakans waren betrokken bij verkondiging van het evangelie, de opbouw en leiding van de gemeente en de sociale en caritatieve diensten. Ze waren medewerker van de bisschop en vaak ook verantwoordelijk voor het tijdelijke." Gedurende bepaalde tijden was de aartsdiaken zelfs opvolger van de bisschop en enkele pausen werden als diaken bisschop gewijd, waaronder Leo de Grote en Gregorius de Grote (allebei in de 6de eeuw). Dat de diaken naar de achtergrond verdween, is te wijten aan de 'concurrentie' tussen de priester en de diaken, waardoor dit laatste ambt steeds verder werd uitgehold.
Vaticanum II
Eerherstel kwam er pas tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, dat ook het ambt van 'permanent diaken' in het leven riep. De toevoeging 'permanent' maakt duidelijk dat de wijding geen onderdeel is van de latere priesterwijding, al worden alle priesters natuurlijk (tot nog toe!) eerst diaken gewijd. Vlaanderen telt momenteel een 300-tal diakens, waarvan de meeste 'vrijwilligers' zijn die daarnaast ook een gewone job hebben. Van Der Vloet betreurt dat het diakenambt zowel buiten als binnen de kerkelijke kringen nog te weinig gekend is. Onduidelijk is voor velen ook wat de diaken op pastoraal en liturgisch gebied mag doen. Bovendien wordt de diaken nog steeds in functie van de priester gedefinieerd.
Verder groeien
Het boek 'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen' bevat de teksten van het congres in Leuven, aangevuld met een geschiedenis van het permanente diaconaat in Vlaanderen. Kerkhistoricus Marcel Gielis beschrijft hoe het permanente diaconaat in Vlaanderen na Vaticanum II aanvankelijk aarzelend werd ingevoerd. Pas in 1970 werd in Vlaanderen de eerste diaken gewijd. Marcel Gielis heeft ook aandacht voor de rol die de Duitse theoloog en huidige paus Joseph Ratzinger speelde bij de herinvoering van het diaconaat. Gielis pleit er overigens voor dat ook vrouwen diaken kunnen worden en diakens tot kardinaal kunnen gecreëerd worden.
Paul De Haes heeft aandacht voor de eerste diakens, hun vorming en het ontstaan van de Interdiocesane Commissie voor het Permanent Diaconaat in Vlaanderen.
De Weense pastoraaltheoloog Paul Michael Zulehner beschrijft hoe het diaconaat in het Duitse taalgebied ervaren wordt. Hij maakt het onderscheid tussen drie types v an diaken: de samaritaan, de profeet en de leviet. Hij wijst erop dat het ambt nog jong is en nog verder moet groeien.
Vicaris-generaal Alphonse Borras van het bisdom Luik brengt enkele theologische accenten aan vanuit de Franstalige wereld en pleit voor een emancipatie van het diaconaat ten aanzien van het priesterambt. Ook hij stelt vast dat dit diaconaat nog steeds te sterk in functie van het priesterambt geïnterpreteerd wordt.
Diaken Roger Vandebroeck geeft toelichting bij de studie die hij met zijn echtgenote Lucie Bernaerts maakte van de Vlaamse diakens. Vlaamse diakens beleven hun ambt polyvalent en staan zowel in de liturgie, de diaconie als de verkondiging.
De Vlaamse pastoraaltheoloog Kristiaan Depoortere pleit tot slot voor een koppeling van roeping en zending. Hij ziet de diaken als garant voor de dienstbaarheid van de kerk.
'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen', Johan Van Der Vloet en Roger Vandebroeck (re d.), uitgegeven in de reeks 'Cahiers voor Praktische Theologie', Halewijn, Antwerpen, 2006, 147 p.
Peter Gralier op zoek naar de kosmische spiritualiteit van Einstein
BRUSSEL (Kerknet) - De natuurkundige Albert Einstein is voor eeuwig verbonden met de beroemde formule 'E = mc²'. Maar Einstein, die op 14 maart 1879 geboren werd en op 18 april 1955 overleed, was veel meer dan de ontdekker van die formule en leverde belangrijke bijdragen tot verschillende takken van de natuurkunde. Tegelijk dacht hij na over de maatschappelijke problemen van die tijd en aarzelde niet daarover klaar en duidelijk stelling te nemen.
De zoektocht naar kennis van de briljante wetenschapper was intens verbonden met een kosmische spiritualiteit - een spiritualiteit die zowel op wetenschappelijke kennis als verwondering gebaseerd is. Cera gaf Peter Gralier de opdracht om zich te verdiepen in die wereld van Einstein en zijn inspiratiebronnen. Dat resulteerde in de vlot leesbare Horizont-publicatie: 'De marmeren glimlach van de kosmos. Albert Einstein en zijn kosmische religiositeit', die de lezer meevoert naar de wereld van Einstein, zijn bekendste wetenschappe lijke ontdekkingen en vooral naar zijn spiritualiteit.
Nederigheid en ontzag Peter Gralier geeft toe dat die kosmische religiositeit van Einstein wellicht een beetje elitair is. "Einsteins religiositeit is geen groepsreligiositeit. Ze is verbonden met het contact met een kosmos die de sociale conventies volledig overstijgt." Zijn religiositeit was niet gericht op een geloofspraktijk, maar ze stond wel open voor die dialoog met anderen. Zijn religiositeit was ook sterk esthetisch, omdat ze verbonden was met de aanraking door een sublieme schoonheid van de werkelijkheid en een kosmos die onze wensen en verlangens ver achter zich laat. Het is een religiositeit ook die gekenmerkt is door nederigheid en ontzag. Einstein aarzelde niet het woord God te gebruiken en was de overtuiging toegedaan dat God niet met dobbelstenen speelt. Einstein: "Iedereen die serieus betrokken is bij de wetenschap raakt ervan overtuigd dat in de wetten van de natuur een geest zichtbaar is - een geest die duidelijk superieur is aan de m ens." Hij vond het zelfs vreemd dat er, gezien de harmonie in het heelal, nog mensen zijn die beweren dat er geen God is. "Einstein was religieus. Maar de God van Einstein is niet persoonlijk. Als hij het woord God gebruikt verwijst hij naar de rationaliteit en de harmonie die de kosmos aan ons openbaart (...) Einstein liet zich niet inlijven door de atheïsten, maar ook niet door de drie grote monotheïstische godsdiensten."
Peter Gralier, 'De marmeren glimlach van de kosmos. Albert Einstein en zijn kosmische religiositeit', in de reeks 'Horizonten', Cera, Leuven, 2006, 68 p.