Kardinaal Godfried Danneels over abbé Pierre naar aanleiding van diens overlijden
BRUSSEL (Kerknet) - In een perscommuniqué naar aanleiding van de dood van abbé Pierre heeft kardinaal Godfried Danneels de bij leven al legendarische Franse priester "een monument van barmhartigheid" genoemd. Het communiqué wordt hierna onverkort weergegeven. "In naam van de bisschoppen van België en van de katholieke gemeenschap in ons land wil ik uitdrukkelijk eer betuigen aan abbé Pierre, die deze nacht is overleden. Wij danken God voor zijn leven en gedenken hem in onze gebeden. Terecht wordt hij 'de rebel van de goedheid' genoemd. Hij was immers een monument van barmhartigheid. Boven alle religieuze en filosofische overtuigen uit herinnerde hij iedereen aan de plicht van medemenselijkheid. Meer dan een halve eeuw lang belichaamde deze priester met de onafscheidelijke baret Jezus' boodschap van liefde: 'Ik verzeker jullie, alles wat je voor een van de minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan'. Dat hij in vrede moge rusten bij de Heer en bij velen het vuur van zijn strijd voor gerechtigheid en broederlijkheid brandend moge houden. Getekend, Godfried kardinaal Danneels, aartsbisschop van Mechelen-Brussel en voorzitter van de Bisschoppenconferentie van België."
Indien wij het evangelie opnieuw ter hand nemen en gaan bedenken vanuit de vraag wat ons te doen staat lijkt het dat wij het evangelische handwerk opnieuw zullen moeten leren.
Nieuwe omstandigheden, een nieuwe situatie, nieuwe uitdagingen nodigen ons uit om althans in ons leven het evangelie meer een zaak te laten zijn van hand-werk dan van hoofd-werk, meer van praktijk ( het ten volle pratikeren) dan van theorie, meer van vaardigheid dan van bespiegeling, meer van beleven dan van belijden.
Om een idee te krijgen van wat dit evangelisch handwerk inhoudt zouden wij de evangelische werkwoorden bij elkaar kunnen lezen.
In deze lijst van evangelische werkwoorden komen dan ongetwijfeld de volgende werkwoorden voor:
Bevrijden genezen - biddende mens worden menselijkheid herstellen gemeenschap stichten geven vergeven je zelf onteigenen minste worden dienaar zijn ter beschikking stellen kinderen opnemen het hart van de arme binnengaan God beminnen mens beminnen geven waarvan je zelf moet leven doen wat je kunt ten bate staan vrede stichten gerechtigheid nastreven van destructieve krachten bevrijden enz.
De variëteit, die h
et evangelie aanbiedt, is wel zo groot dat ieder wel een werkwoord vindt dat bij hem past en dat hij of zij in zijn of haar situatie kan proberen te verwerkelijken.
Dat betekent dan ook dat allen samen een heel stuk evangelie gestalte kunnen geven in onderlinge samenwerking en aanvulling.
Deze evangelische werkwoorden zouden opnieuw het christen-bestaan kunnen programmeren voor het dagelijkse leven en voor het dagelijkse samen-leven in de situatie waarin wij bestaan.
Ieder zou naar eigen geaardheid en mogelijkheid een keuze kunnen maken uit deze evangelische grond-woorden en samen met anderen één of meer van deze evangelische werkwoorden kunnen uitwerken tot praktische programmas, tot modellen of projecten, waarin denken en werken, sturen en bijsturen, inspanning en ontspanning, situatie-verkenning en stratiegie-ontwikkeling hun plaats hebben.
Vermoedelijk zullen wij wel niet in staat zijn om al deze evangelische werkwoorden in ons leven gestalte te geven. Dat hoeft waarschijnlijk ook niet. Want indien iemand één evangelisch werkwoord tot richtsnoer neemt, wordt zijn leven en zijn levenshouding waarschijnlijk zodaning, dat alle andere werkwoorden op de een of andere wijze toch medeverwerkelijkt worden.
Zo kunnen wederom christen-gemeenten ontstaan waarin het evangelische handwerk ter plaatse en direct verwerkelijkt wordt.
Hoe de praktische verwerkelijking dient te gebeuren kan alleen ter plaatse en met allen die betrokken zijn bij het plaatselijk gebeuren overlegd en uitgewerkt worden. Vanuit dit proberen kunnen opnieuw modellen groeien en nieuwe gemeenten zich vormen als pluisjes op de wind, als zaadjes in de akker.
Het einde of in ieder geval het verbleken van bepaalde verleden modellen van christen-zijn kan de mogelijkheid openen tot een ongekend open bloeien en verwerkelijken van de boodschap van Jezus van Nazareth ten bate van mensen.
Is het 'één uur op zondag' model alleen zaligmakend???
Het één uur-op-zondag model
De aandacht die besteed wordt aan het teruglopende kerkbezoek op zondag en de angstige bezorgdheid die geuit wordt bij het constateren van het voortdurende achteruitgaan van het zondagsmisbezoek en daar boven op is het zo dat van het opdragen van een zondagsmis door een man die zeven missen moet doen, weinig intensiteit uitgaat (zie De Standaard van vrijdag 19 januari ll.) wijzen in ieder geval op het feit dat het uur-op-zondag model van christen-zijn en kerkelijk meeleven nog steeds hoog genoteerd staat en voor velen hét model van christen-zijn is.
Het feit dat aan dit uur-op-zondag model praktisch alle bestaanvoorwaarden en activiteiten van de kerken verbonden zijn het bij elkaar brengen van mensen en gezinnen, de vorming, bezieling en bemoediging van de gelovigen, de financiële ondersteuning van de kerken wijst er op dat dit uur-op-zondag model een basismodel van christen-zijn is.
Wij zouden ons echter af kunnen vragen of dit uur-op-zondag model wel hét model van christen-zijn en van het kerkelijke meeleven en betrokken voelen, moet zijn.
Wordt in de aandacht en de bezorgdheid voor de feitelijke ontwikkeling niet al te zeer uitgegaan van de keuze en de vooronderstelling dat dit rituele en liturgische uur hét model van christen-zijn en hét model van evangelie-beleven moet zijn?
We zijn zo gewend om het christen-zijn en het evangelie-beleven te bedenken binnen een ritueel kader en binnen een liturgisch model dat het ons ternauwernood mogelijk is om andere modellen waar te nemen en serieus te bedenken en als voor onze tijd tenminste gelijkwaardige gestalten van christen-zijn te zien en te waarderen.
Een grote inspanning wordt geleverd om de ritueel-liturgische gestalte van christen-zijn aan te passen, te vernieuwen, te herbouwen en aantrekkelijk te maken. Grote inspanningen worden gedaan om daarvoor nog celibataire priesterkandidaten voor te vinden.
Maar afgezien van het feit dat al deze inspanningen maar zeer ten dele het uur-op-zondag in zijn functie en betekenis herstellen, is het zeer de vraag of deze inspanning de problemen oplost.
Misschien moeten wij zelfs zeggen dat deze inspanningen de problemen eerder bedekt.
Het immers de vraag of inderdaad een ritueel-liturgisch model van christen-zijn in onze tijd hét model van christen-zijn moet en kan zijn.
Het is ook de vraag of dit liturgische-ritueel model al deze aandacht en energie opeisende inspanning om bij de tijd te geraken waard is.
Het lijkt ook mogelijk dat het verdampen van het uur-op-zondag model veel eer en veel meer een uitnodiging is om nieuwe varianten van christen-zijn te zoeken, te vinden en te verwerkelijken, varianten die, getoetst aan de boodschap van Jezus van Nazaret, als minstens gelijkwaardig aan dit liturgisch-ritueel model gewaardeerd kunnen worden.
Mogen wij ons afvragen... Zouden wij ons niet mogen afvragen of het met-de-mond-geloofbelijden niet vaak een vlucht is voor het met-de-hand-geloof beleven, of het mislukken van het geloof-beleven ons niet doet vluchten in het geloof-belijden en of mensen die zich zo intens bezig houden met het formuleren van de geloofsbelijdenis wel iets bijdragen aan de zoveel dringender opgave van het omschrijven van het geloofs- beleven in onze dagen?
Uit de 'Naakte Mens', De Standaard van vrijdag 19 januari 2007,p. 6 - 7=
"Met de hulp van de sterren en Boeddha"
"Religie is voor mij het werkelijk kunnen voelen dat je deel uitmaakt van een groter geheel. Daar ben ik bewust mee bezig. Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat ik mijn reliegieuze kant meer ga ontwikkelen. Ik vind het jammer dat religie in het verdomhoekje is geraakt omdat mensen het oneens zijn met bepaalde visies van bepaalde godsdiensten. Een men kan pas gelukkig zijn als ook met zijn reliegieuze kant -wat die ook moge zijn - rekening wordt gehouden. Ik ben katholiek opgevoed, onze parochie was een heel actieve gemeenschap. Ik ben er nog altijd dankbaar voor dat ik dat heb mogen meemaken. Nu ga ik niet meer naar de zondagsmis. Ik heb dat ritueel niet meer nodig om het religieuze een plaats te geven in mijn leven. Voor mij zijn de teksten van het boeddhisme en het taoïsme momenteel een grote bron van inspiratie. Lao Tse zegt: "Wie een ander kent is wijs, wie zichzelf kent, is verlicht." Dat is een bijzonder actuele uitspraak."
Het is niet dat het christendom mij niet meer inspireert, mar van een zondagsmis opgedragen door een man die zeven missen moet doen, gat weinig intensiteit uit. Het is trouwens niet menselijk. En precies die intensiteit is essentieel om mensen te kunnen aanspreken. Maar het is niet aan mij om de kerk goede raad te geven.
Maar ik voel heel goed aan dat mensen heel actief op zoek zijn naar inspiratie en als ze die niet vinden in de kerk, gaan ze die elders halen. Dat ik een shoppende religieus ben, vind ik geen scheldwoord."
Een tekst als een spiegel. Een spiegeltekst! Er zij veel gegadigden die er nut zouden uithalen op in te kijken!
Stel je voor, een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt , en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude wijze man, en vroegen hem om raad.
- Kom op jullie huwelijksverjaardag bij mij op bezoek, zei de wijze man, en ik zal jullie een fijn etentje voorzetten.
Op hun huwelijksverjaardag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man. Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier en een half jaar en een meisje van drie.
Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.
Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette.
De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen. Het etentje begon met een kop koffie en taart. Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op. Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde. In twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.
Toen de jong man bruisend water vroeg kreeg hij water uit de kraan, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.
Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong.
- Nu is het genoeg, riep ze uit, wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat .
Rustig keek de wijze man haar aan en deed haar weer zitten.
- Kijk, zei hij, zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar. Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit. Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was. Je had je zelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten. En toen je veel te vlug getrouwd was, heb je niet opgehouden de ander te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen. Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?
Er viel een lange stilte.
En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed aan trouwen was begonnen.
Waarom is God onzichtbaar? Hij heeft zichzelf weggegeven!
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zich heeft weggegeven!
In mijn vroeger leven, toen ik godsdienstleraar was, kreeg ik af en toe de vraag: Hoe weet u dat God bestaat? Waarom kun je Hem niet zien?
De Oude Catechismus antwoordde, dat je God niet kon zien, omdat hij geen lichaam had. Dat God geest was.
Maar je zou ook kunnen zeggen: we kunnen God niet zien, omdat Hij Zichzelf heeft weg-gegeven.
Maar hoe moet je je dat voorstellen?
Halverwege de vorige eeuw in België trad bij de missiepaters een jongen in die Pierre heette. Hij sloot al gauw vriendschap met een zekere Jean. Samen spraken ze vaak over hun ideaal: pater in de missie.
Totdat Pierre een boek leest over het Melaatseneiland.
Het boek schrijft, dat de melaatsen er waarschijnlijk eerder doodgaan aan lusteloosheid, apathie of zelfs aan honger en dorst, dan aan hun ziekte.
Pierre wordt daar zo door gegrepen, dat hij aan niets anders meer kan denken. Het melaatseneiland achtervolgt hem overal. Jean kan het zich allemaal niet zo goed indenken. Na een lange innerlijke strijd komt het voor Pierre vast te staan, dat hij de aangewezen man is om naar het melaatseneiland toe te gaan.
Hij nam afscheid van Jean. Eenmaal aangekomen op het eiland moet hij eerst zijn walging overwinnen, voor hij een melaatse aanspreekt:
Is er niemand die voor je zorgt?
- Nee!
- Zou je het fijn vinden?
- Dr is toch niemand.
- Zouden de anderen het ook fijn vinden?
- Allicht.
- Waarom ben je dan zelf niet ermee begonnen: je weet zelf hoe het zou zijn ?
- U hebt gemakkelijk praten: u bent gezond.
Pater Pierre gaat aan het werk. Het eiland moet bewoonbaar worden. Hij hakt bomen, zaagt, timmert, bouwt huisjes. Pas na een paar maanden komen de eerste helpen. Maar dan gaat het ook vlot. Het melaatseneiland wordt een menselijk eiland.
Als iedereen een dak boven zijn hoofd heeft, komt er zelfs een kerk.
Tevreden bidt pater Pierre in zijn kerk. Hij heeft wat tot stand gebracht.
Dan valt zijn oog op witte plekjes op zijn handen; en op zijn armen. Ze zitten overal. Ik heb het ook! Nee God, dat niet. Dat kan U niet van me vragen .
Drie dagen en nachten is pater Pierre in paniek. Hij wil weg. Terug naar huis.
In de derde nacht schiet het hem te binnen: Nu kunnen ze nooit meer zeggen: U hebt gemakkelijk praten, u bent gezond.
Nu begon het eigenlijke werk pas. Hij bleef.
Voortaan was hij melaatse pater van het melaatseneiland.
Na jaren was pater Jean in de gelegenheid het eiland te bezoeken.
Hij zocht zijn oude vriend Pierre, maar zag hem nergens. Hij riep op een afstand naar een melaatse: Is pater Pierre hier ergens? De melaatse begreep het meteen, en zei: Ga terug naar de kerk, en als u hem nog niet ziet, dan moet u maar roepen.
Pater Jean deed het.
U kunt zich voorstellen wat erdoor pater Jean heengegaan zal zijn, toen op zijn geroep één van de melaatsen in de kerk opstond en hem toeriep: Jean!
Waarom kan pater Jean pater Pierre niet zien?
Deze had zichzelf weggegeven, en nu zag hij er heel anders uit dan zijn oude vriend Jean dacht.
Waarom kunnen wij God niet zien?
Die heeft zichzelf weggegeven, en nu ziet Hij er anders uit dan wij denken.
Het feest van de heilige Antonius abt te Grimminge
Op woensdag 17 januari vieren wij in de kerk van Grimminge de heilige Antonius abt. (Zie bedevaartvaantje!). Ook dit jaar is er een gebedsdienst gepland om deze grote heilige te vieren.
Er wordt door de oudste inwoners van Grimminge verteld dat vroeger, op het feest van sint Antonius abt, de kerk van Grimminge volledig bezet werd door bedevaarders. Meestal bleven zij daarna hangen in een van de talrijke herbergen die Grimminge toen rijk was. Je gelooft het niet? Vraag het maar aan de oudste inwoners!
Vandaag is er geen grote bedevaart meer en toch blijven heel wat mensen het belangrijk vinden om de heilige Antonius te herdenken. Sommigen doen daar meewarig over. Maar is het gedenken van een heilige niet een vorm van geloven in de verrijzenis. God is een God van levenden en niét van doden, ook niet van dode heiligen. Een heilige vereren betekent dat je gelooft dat hij/zij leeft bij God.
Er is echter nog een andere reden waarom het zinvol is een heilige te vieren. Een heilige is een patroon. Dat woord patroon is heerlijk dubbelzinnig: het betekent zowel een model als een voorspreker. De heilige Antonius is vandaag nog altijd een patroon, een model. Hij leert ons hoe wij in onze levensomstandigheden op enthousiaste wijze kunnen geloven. Deze heilige is een ook een voorspreker. Ook vandaag pleit hij voor ons bij God.
Toch blijven sommigen dit soort vroomheid bedenkelijk vinden. Doen zij dat terecht? Lees dan onderstaand parabeltje!
Mozes en de herder
In het leven van Mozes komt volgens een joodse volkstraditie een opmerkelijke passage voor.
Mozes ontmoet in de woestijn een herder. Hij brengt de dag samen met de herder door en helpt hem bij het melken van zijn schapen.
Aan het eind van de dag ziet hij dat de herder de beste melk die hij heeft in een houten nap giet, die hij op enige afstand op een platte steen plaatst.
Dan vraagt Mozes hem waar dat voor dient, en de herder antwoordt:
- Dat is de melk voor God.
Mozes snapt het niet en vraagt wat hij bedoelt.
De herder zegt:
- Ik neem altijd de beste melk die ik heb om die aan God te offeren.
Mozes die veel meer verstand heeft dan de herder met zijn naïeve geloof, vraagt hem:
- En drinkt God die op?
- Ja, antwoord de herder, dat doet hij.
Dan ziet Mozes zich verplicht de arme herder voor te lichten en hij legt hem uit, omdat God zuiver geest is, geen melk drinkt.
Toch is de herder er zeker van de Hij dat wel doet, en zo redetwisten zij een poosje. Het loopt hier op uit dat Mozes tegen de herder zegt dat hij zich achter de bosjes moet verbergen om te zien of God inderdaad de melk komt opdrinken.
Mozes gaat dan de woestijn in om te bidden.
De herder verbergt zich, het wordt nacht en in het maanlicht ziet de herder een klein vosje uit de woestijn komen aantippelen; het kijkt rechts, het lijkt links en gaat recht op de melk af, likt die op en verdwijnt weer in de woestijn.
De volgende morgen vindt Mozes de herder helemaal ontdaan en terneergeslagen.
- Wat is er aan de hand? vraagt hij.
De herder zegt:
- U had gelijk, God is zuiver geest en Hij heeft mijn melk niet nodig.
Mozes is verbaasd. Hij zegt:
- Je zou blij moeten zijn; je weet nu meer van God dan eerst.
- Dat wel, zegt de herder, maar het enige wat ik kon doen om mijn liefde voor Hem tot uitdrukking te brengen is mij nu ontnomen.
Mozes begrijpt wat hij zeggen wil. Hij trekt zich terug in de woestijn en bidt met aandrang. In de nacht spreekt God tot hem in een visioen:
- Mozes, je hebt verkeerd gedaan. Het is waar dat Ik zuiver geest ben. Maar toch heb Ik de melk die de herder mij offerde altijd in dank aanvaard als het bewijs van zijn liefde, maar omdat Ik als zuivere geest die melk niet nodig had, deelde Ik hem met dat kleine vosje, dat zo dol is op melk.
Wie heeft volgens jou het gelijk aan zijn kant: Mozes of God?
Over 'magda' en 'moeda'; over: 'Het zegt mij niets!'
Parabeltje van een plattelandsdiaken
Over magda? en moeda?
Of: Het zegt mij niets!
Tijdens onze studies aan de normaalschool (opleidingsinstituut voor onderwijzer) werden wij elke week uitgenodigd om naar klassieke muziek te luisteren. Uitgenodigd zeg ik, het was meer van moeten! Voor mij was klassieke muziek kattengejank. Ik ben niet alleen weinig muzikaal begaafd, maar ik had ook nooit de kans gekregen om klassieke muziek te leren beluisteren en waarderen. Vandaag ben ik nog altijd dankbaar dat ik toen verplicht werd om die muziek te leren kennen en waarderen. Dankbaar om de inwijding! Had die docent ons toen niet verplicht, dan was vandaag voor mij klassieke muziek nog altijd kattegejank! En wat zou ik veel gemist hebben!
Maar er is meer: ik durfde voor die inwijding in de muziek ook beweren dat het mij niets zegde. Zo sprekende maakte ik mezelf tot maatstaf van de dingen. Ik heb later geleerd dat zon uitspraak niet getuigt van wijsheid. Als iemand beweert: Het zegt mij niets, dan is dit niet het laatste woord. De zin (de waarde, de betekenis) wordt ons immers niet in de schoot geworpen als een voldragen vrucht die vanzelf gerijpt is. De zin moet gecultiveerd worden. Wij moeten er iets voor doen en veel voor over hebben. Wij hebben inwijding nodig!
Daarom vandaag dit parabeltje over: Het zegt mij niets!
In de Vaticaanse musea te Rome zag ik een troep Amerikaanse toeristen in recordtempo door de Sixtijnse kapel ijlen en voortstormen door de Stanze van Raffaël. Noch Michelangelo, noch Raffaël zegden hun iets; ze spraken hen niet aan!
Tot mijn grote verbazing kwam die stormende horde plots tot stilstand en begon heftig te discussiëren en te gesticuleren. Klaarblijkelijk hadden zij nu iets gevonden dat hen wél aansprak. Ik voegde me bij de groep om getuige te zijn van het wonder dat Amerikaanse toeristen blijven stilstaan in een museum, en dat zij hun volle aandacht vestigen op een (kunst)voorwerp.
Wat trok hen hier onweerstaanbaar aan?... Een grote porfieren badkuip uit één stuk. De professor in de oudheidkunde, met wie ik vroeger een rondgang gemaakt had door de musea, had me toen smalend gezegd:
- Laten we hier vlug doorlopen, want dit is een product uit de vervalperiode van het Romeinse rijk, iets voor parvenus en nieuwe rijken; het is hoogstens een curiosum, doch van generlei kunstwaarde.
Dat protserig stuk hield die Amerikanen in de ban en bewerkte iets dat noch Michelangelo, noch Raffaël had kunnen bewerken.
Welke was nu de vraag die hen bezighield?...
- Er is geen afvoerbuis aan deze badkuip. Dat is niet erg praktisch noch comfortabel. Hoe zouden ze die kuip leeggemaakt hebben?
Op kunstgebied moet men een leeghoofd zijn om zo gefascineerd te worden door de leegte van een badkuip.
Voor wie is zulk optreden beschamend? Voor Michelangelo en Raffaël?...
Neen, hun grootheid wordt niet verminderd omdat oppervlakkige mensen hen niet naar waarde weten te schatten en geen zin hebben voor grote kunst. Het is bedenkelijk voor de Amerikaanse toeristen, want het wijst op een groot gemis aan zin voor echte kunst. Wél hadden zij zin voor comfort en praktische snufjes.
Uit dit voorbeeld moge blijken dat een uitspraak als Het zegt mij niets; ik heb er geen zin in, geen goesting voor een uitspraak kan zijn over de innerlijke leegte en banaliteit van degene die het zegt.
Mag ik even stout zijn? Als ik iemand hoor beweren:
De mis zegt mij niets!, zegt die uitspraak veel over de eucharistie of over degene die deze uitspraak in de mond neemt? Misschien moet ik nog ingewijd worden in de eucharistie?! Misschien heb ik een gids nodig om de betekenis en de waarde van eucharistie te ontdekken?!
SCHERPENHEUVEL (Kerknet) - Op woensdag 17 januari 2007 is er in het onthaalcentrum 'De Pelgrim' in Scherpenheuvel een gespreksavond rond 'De lange weg naar thuis, detentie, sociale uitsluiting en reïntegratie' met Jan Vanherp. Wie staat er naast jou aan de kassa in de supermarkt? Wie zit er naast jou op de trein? Wie zit er naast jou in de kerk? Zou het kunnen dat het een ex-gedetineerde is? Elke dag keren mensen terug in de samenleving, na soms jaren in de gevangenis te hebben doorgebracht. Het is voor iedereen goed dat dit op de meest positieve manier kan gebeuren zodat het slachtoffer, maatschappij en dader er beter van worden. Mensen in de gevangenis opsluiten is een zaak, ze terugbrengen in de maatschappij is een ander. Detentie en reïntegratie met veel aandacht voor herstel is vaak een heel langdurig proces met veel vallen en opstaan, waar er nood is aan reisgenoten. Is er kans op sensibilisatie, opvang en appel op verantwoordelijkheid? Hoe i s het leven in de gevangenis en welke mogelijkheden zijn er om de detentie nuttig en zinvol in te vullen. De gespreksavond start om 20 uur. Het einde is voorzien om 22 uur. Bijdrage: 5 euro.
BRUSSEL (Kerknet) - In de reeks 'Cahiers voor Praktische Theologie' is onlangs verschenen 'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen' (Halewijn, Antwerpen, 2006), onder redactie van Johan Van Der Vloet en Roger Vandebroeck. Het is het verslagboek van de studiedag over het permanente diaconaat, die op 16 mei 2006 in Antwerpen plaats vond. De publicatie wil een aanzet vormen om in alle geledingen van de Vlaamse kerk verder na te denken over het diaconaat.
Lange geschiedenis
Mgr. Luc Van Looy, de bisschop van Gent, onderstreept in de inleiding van het boek dat het belangrijk is de rol en de betekenis van de diaken in de kerk van vandaag goed te begrijpen. Dat diaconaat is een dienst aan de mensheid vanuit een evangelische bewogenheid, dat door de kerk bevestigd wordt en haar juiste dimensie krijgt door de wijding die aan de diaken wordt toegediend. Daarbij is de band tussen de verantwoordelijkheid voor de eucharistie - die onderscheiden is van deze van de priester - en dienst (diaconie) aan de naaste essentieel.
Johan Van Der Vloet wijst erop dat het diaconaat in Van Dale nog steeds omschreven wordt als een overgangswijding. Dat wijst er ook op dat het permanente diaconaat, hoewel het goed is ingeburgerd, toch een relatief recent ambt is. De oorsprong daarvan gaat echter terug tot de vroegste Kerk. "Diakens waren in de eerste eeuwen van het christendom heel belangrijk. Ze stonden in voor het grootste deel van het werk in de gemeente, terwi jl de priesters voor de liturgie zorgden. Diakans waren betrokken bij verkondiging van het evangelie, de opbouw en leiding van de gemeente en de sociale en caritatieve diensten. Ze waren medewerker van de bisschop en vaak ook verantwoordelijk voor het tijdelijke." Gedurende bepaalde tijden was de aartsdiaken zelfs opvolger van de bisschop en enkele pausen werden als diaken bisschop gewijd, waaronder Leo de Grote en Gregorius de Grote (allebei in de 6de eeuw). Dat de diaken naar de achtergrond verdween, is te wijten aan de 'concurrentie' tussen de priester en de diaken, waardoor dit laatste ambt steeds verder werd uitgehold.
Vaticanum II
Eerherstel kwam er pas tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, dat ook het ambt van 'permanent diaken' in het leven riep. De toevoeging 'permanent' maakt duidelijk dat de wijding geen onderdeel is van de latere priesterwijding, al worden alle priesters natuurlijk (tot nog toe!) eerst diaken gewijd. Vlaanderen telt momenteel een 300-tal diakens, waarvan de meeste 'vrijwilligers' zijn die daarnaast ook een gewone job hebben. Van Der Vloet betreurt dat het diakenambt zowel buiten als binnen de kerkelijke kringen nog te weinig gekend is. Onduidelijk is voor velen ook wat de diaken op pastoraal en liturgisch gebied mag doen. Bovendien wordt de diaken nog steeds in functie van de priester gedefinieerd.
Verder groeien
Het boek 'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen' bevat de teksten van het congres in Leuven, aangevuld met een geschiedenis van het permanente diaconaat in Vlaanderen. Kerkhistoricus Marcel Gielis beschrijft hoe het permanente diaconaat in Vlaanderen na Vaticanum II aanvankelijk aarzelend werd ingevoerd. Pas in 1970 werd in Vlaanderen de eerste diaken gewijd. Marcel Gielis heeft ook aandacht voor de rol die de Duitse theoloog en huidige paus Joseph Ratzinger speelde bij de herinvoering van het diaconaat. Gielis pleit er overigens voor dat ook vrouwen diaken kunnen worden en diakens tot kardinaal kunnen gecreëerd worden.
Paul De Haes heeft aandacht voor de eerste diakens, hun vorming en het ontstaan van de Interdiocesane Commissie voor het Permanent Diaconaat in Vlaanderen.
De Weense pastoraaltheoloog Paul Michael Zulehner beschrijft hoe het diaconaat in het Duitse taalgebied ervaren wordt. Hij maakt het onderscheid tussen drie types v an diaken: de samaritaan, de profeet en de leviet. Hij wijst erop dat het ambt nog jong is en nog verder moet groeien.
Vicaris-generaal Alphonse Borras van het bisdom Luik brengt enkele theologische accenten aan vanuit de Franstalige wereld en pleit voor een emancipatie van het diaconaat ten aanzien van het priesterambt. Ook hij stelt vast dat dit diaconaat nog steeds te sterk in functie van het priesterambt geïnterpreteerd wordt.
Diaken Roger Vandebroeck geeft toelichting bij de studie die hij met zijn echtgenote Lucie Bernaerts maakte van de Vlaamse diakens. Vlaamse diakens beleven hun ambt polyvalent en staan zowel in de liturgie, de diaconie als de verkondiging.
De Vlaamse pastoraaltheoloog Kristiaan Depoortere pleit tot slot voor een koppeling van roeping en zending. Hij ziet de diaken als garant voor de dienstbaarheid van de kerk.
'Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf, 35 jaar diakens in Vlaanderen', Johan Van Der Vloet en Roger Vandebroeck (re d.), uitgegeven in de reeks 'Cahiers voor Praktische Theologie', Halewijn, Antwerpen, 2006, 147 p.
Peter Gralier op zoek naar de kosmische spiritualiteit van Einstein
BRUSSEL (Kerknet) - De natuurkundige Albert Einstein is voor eeuwig verbonden met de beroemde formule 'E = mc²'. Maar Einstein, die op 14 maart 1879 geboren werd en op 18 april 1955 overleed, was veel meer dan de ontdekker van die formule en leverde belangrijke bijdragen tot verschillende takken van de natuurkunde. Tegelijk dacht hij na over de maatschappelijke problemen van die tijd en aarzelde niet daarover klaar en duidelijk stelling te nemen.
De zoektocht naar kennis van de briljante wetenschapper was intens verbonden met een kosmische spiritualiteit - een spiritualiteit die zowel op wetenschappelijke kennis als verwondering gebaseerd is. Cera gaf Peter Gralier de opdracht om zich te verdiepen in die wereld van Einstein en zijn inspiratiebronnen. Dat resulteerde in de vlot leesbare Horizont-publicatie: 'De marmeren glimlach van de kosmos. Albert Einstein en zijn kosmische religiositeit', die de lezer meevoert naar de wereld van Einstein, zijn bekendste wetenschappe lijke ontdekkingen en vooral naar zijn spiritualiteit.
Nederigheid en ontzag Peter Gralier geeft toe dat die kosmische religiositeit van Einstein wellicht een beetje elitair is. "Einsteins religiositeit is geen groepsreligiositeit. Ze is verbonden met het contact met een kosmos die de sociale conventies volledig overstijgt." Zijn religiositeit was niet gericht op een geloofspraktijk, maar ze stond wel open voor die dialoog met anderen. Zijn religiositeit was ook sterk esthetisch, omdat ze verbonden was met de aanraking door een sublieme schoonheid van de werkelijkheid en een kosmos die onze wensen en verlangens ver achter zich laat. Het is een religiositeit ook die gekenmerkt is door nederigheid en ontzag. Einstein aarzelde niet het woord God te gebruiken en was de overtuiging toegedaan dat God niet met dobbelstenen speelt. Einstein: "Iedereen die serieus betrokken is bij de wetenschap raakt ervan overtuigd dat in de wetten van de natuur een geest zichtbaar is - een geest die duidelijk superieur is aan de m ens." Hij vond het zelfs vreemd dat er, gezien de harmonie in het heelal, nog mensen zijn die beweren dat er geen God is. "Einstein was religieus. Maar de God van Einstein is niet persoonlijk. Als hij het woord God gebruikt verwijst hij naar de rationaliteit en de harmonie die de kosmos aan ons openbaart (...) Einstein liet zich niet inlijven door de atheïsten, maar ook niet door de drie grote monotheïstische godsdiensten."
Peter Gralier, 'De marmeren glimlach van de kosmos. Albert Einstein en zijn kosmische religiositeit', in de reeks 'Horizonten', Cera, Leuven, 2006, 68 p.
Hilde Kiemoom, voorzitster Sint Egidiusgemeenschap
in De Standaard van 30 december 2006
"Soms maak ik mij toch ongerust over de Vlaming. Hebben wij niet een te gesloten visie op identiteit? De manier waarop wij soms over België en de Franstaligen spreken, vind ik ronduit beschamend. En dan zwijg ik nog over de manier waarop we over Nederlanders spreken. Nee, we moeten ons echt bezinnen over de vrag hoe wij ons Vlaming-zijn zien." p.34
'Ook in het negatieve gaat vaak hoop verscholen' BRUSSEL (Kerknet) - De 28-jarige theologe Annemie Dillen kreeg eind november de jaarlijkse 'Frans Van Cauwelaertprijs' voor haar doctoraatsproefschrift met als titel 'Het gezin: à-Dieu? Naar een contextuele ethiek, theologie en (godsdienst)pedagogiek van gezinnen vandaag'. Dillen, onder meer auteur van het boek 'Geloof in het gezin? Ethiek, opvoeding en gezinnen vandaag' is verbonden aan de onderzoekseenheid Theologische Ethiek en het Centrum voor Vredesethiek aan de KU Leuven. "Het was niet vanzelfsprekend mijn onderzoek in te dienen", zegt Dillen. De jonge Vlaamse onderzoekster had het voordeel dat haar werk zich ook op de rand van de filosofie, de psychologie, de sociologie en vooral de pedagogie bewoog. Ze ziet in de toekenning van de prijs, die jaarlijks wordt toegekend aan jonge onderzoekers ter bevordering van het wetenschappelijke onderzoek in Vlaanderen, ook een erkenning van het wetenschappelijke gehalte van de theologie. "Frans Van Cauwelaert zou wellicht zelf blij geweest zijn met de toekenning van de prijs, werd mij bij de uitreiking gezegd." "Ik heb gemerkt dat mensen zich door mijn onderzoek gesteund voelen. Ik heb ernaar gestreefd een antwoord te vinden op de spanning tussen de hoge idealen enerzijds en de realiteit anderzijds. Ik wijs er op hoe in het negatieve vaak hoop verscholen gaat. Ik probeer aan te geven dat er ook in nieuw samengestelde gezinnen goede dingen gebeuren. Er zijn ook kiemen van hoop (.) Ik heb ook onderzocht hoe we onze idealen verwoorden. Ik spreek niet alleen over het mooie, maar vestig ook de aandacht op de ambiguïteit. Zo gaan we er algemeen vanuit dat gezinnen een veilige haven zijn, maar ik geef aan dat dit niet altijd het geval is. We moeten ook onrecht durven te benoemen, denk aan het huiselijke geweld. Daarin kunnen we als kerk mensen nabij zijn een aangeven hoe ze hoop kunnen vinden."
Nieuw samengestelde gezinnen zijn erg kwetsbaar
Annemie Dillen vestigt er de aandacht op dat mensen in niet-traditionele gezinssituaties vaak kwetsbaar zijn. Voor de samenleving ligt daar een verantwoordelijkheid. We mogen bv. alleenstaanden met kinderen niet laten vallen en moeten als samenleving onze verantwoordelijkheid opnemen. "Het promoten van het huwelijksgezin is een goede zaak. Maar daarmee bereiken we niet de mensen die in andere gezinssituaties leven. We moeten inzetten op hoe we deze ouders kunnen ondersteunen en gezinnen vaker samenbrengen, zodat ze elkaar ook onderling kunnen steunen. Hier is ongetwijfeld een rol voor de kerk weggelegd. We mogen bij deze gezinnen zeker niet de indruk wekken dat ze niet meer welkom zijn, omdat hun gezinssituatie afwijkend is." De jonge theologe wijst erop dat doopsel, huwelijk en andere belangrijke levensmomenten een kans bieden om gezinnen in het dagelijkse gezinsleven en in de opvoedingssituatie nabij te zijn en met hen op weg te gaan. "Het is belangrijk gezinnen same n te brengen. We moeten hen helpen uit hun vier muren te treden. Als relaties tussen gezinnen en anderen buiten het gezin worden bevorderd, helpen we de kans op onrecht en geweld te verkleinen. We kunnen ook sneller opmerken wanneer het mis dreigt te gaan."
Gezin niet altijd een veilige haven
"Cijfers geven aan dat er meer geweld is in de gezinnen. Dat is volgens specialisten niet alleen het gevolg van het feit dat mensen dit sneller melden. Het geweld in de gezinnen neemt toe." Dat vormde onder meer de achtergrond voor het succesvolle colloquium 'Wanneer liefde toeslaat' aan de KU Leuven. Ongeveer 80 procent van de gevallen van kindermishandeling heeft plaats binnen een gezinscontext. Bijna de helft van de moorden wordt in familiale sfeer gepleegd. 1 op de 5 vrouwen krijgt ooit te maken met partnergeweld. "Vanuit christelijk perspectief bestaat er veel literatuur rond geweld en conflict, maar zijn er nauwelijks publicaties over geweld in het gezin. Gezinnen worden gemakkelijk met huiselijkheid en veiligheid geassocieerd. In ons land werd pas in 1997 in het strafwetboek ingevoerd dat bij slagen en verwondingen het feit dat deze toegebracht zijn aan een partner of ex-partner een verzwarende omstandigheid is. Het is erg belangrijk dat we het bestaan van huiselijk geweld erkennen. De verruwing in de samenleving mag geen excuus vormen om het traditionele gezin als wondermiddel naar voren te schuiven. In elk gezin, van elke rang en stand, kan onrecht of geweld voorkomen." Tegelijk onderstreept Annemie Dillen dat we in alle negativiteit toch ook hoopvolle perspectieven moeten blijven zien. Maatschappelijk stellen we een grote vraag vast naar verbondenheid en het nemen van verantwoordelijkheid voor elkaar. Dillen verwijst naar de website www.samenhuizen.be, met heel wat zoekertjes van gewone mensen die met anderen willen samenwonen. "Heel wat gezinnen willen samenwonen. In landen als Scandinavië zijn 6 à 8 wooneenheden de trend." Dat heeft natuurlijk ook financiële oorzaken. "Maar dat is zeker niet de enige reden", zegt Annemie Dillen. 'Mensen kiezen vandaag vrijer en losser, maar ze trekken toch nog sterk naar elkaar toe. Dat merkt men ook aan het succes van datingsites. Mensen willen ook vand aag nog kwaliteitsvolle relaties."
Postdoctoraal onderzoek
Annemie Dillen werkt aan een postdoctoraal onderzoek over kinderen en ethiek. "Daarin komen vragen aan bod als: hoe kijken we naar kinderen? Welk beeld van kinderen is het meest wenselijke? Maar we gaan ook na hoe kinderen zelf kijken. Als we zeggen dat we kinderen ernstig nemen, dan moeten we ook kijken naar hun theologische en spirituele visie. Daarvoor moeten we met hen in gesprek gaan. Naarmate we dit sterker bestuderen, merken we steeds meer dat kinderen zeker geen lege vaten zijn. Kinderen kunnen al op hun twaalfde symbolisch denken. Dat moet ons aansporen hen ernstig te nemen en in de religieuze opvoeding ook hun perspectieven aan bod te laten komen."
Kerstwens
"Ik hoop dat mensen, als ze het kerstekind zien, niet alleen vertederd zijn door dit kleine kind, maar daardoor ook meer aandacht krijgen voor kwetsbare kinderen en beseffen dat de kinderen die we vandaag tegenkomen - net als het kindje Jezus - ons heel wat te vertellen hebben. We moeten hen ernstig nemen. Als God als kind kan komen, dan moeten ook wij vandaag kinderen ernstig nemen en in hen sporen van God herkennen."
Vandaag zijn er vele Maria's (op de vlucht met hun kinderen)!
Interreligieus
VANDAAG ZIJN ER VELE MARIA'S
BRUSSEL (Kerknet/Asianews) - Terwijl wereldwijd Kerstmis gevierd wordt, zijn er vandaag ook vele plaatsen waar weinig reden is voor feest. Honderden, zelfs duizenden Irakezen zijn net als Jozef en Maria bijna tweeduizend jaar geleden vandaag nog steeds op zoek zijn naar een herberg. Paus Benedictus XVI riep vorige week zondag nog individuen, internationale organisaties en regeringen op in te staan voor de meest dringende noden van de Irakese vluchtelingen. Vele Irakese vluchtelingen komen in Syrië terecht. Volgens recente statistieken van het Syrische Ministerie van Binnenlandse zaken kregen er sinds 2003 al 750.000 Irakese vluchtelingen toestemming zich in het land te vestigen. Daaronder 40.000 christenen, die vooral in Damascus en Aleppo een nieuw onderkomen vonden. De vluchtelingen kiezen voor dit land omdat men er geen visum nodig heeft en omdat de kinderen er gemakkelijk naar school kunnen. "In vergelijking met andere landen voert Syrië ee n opendeur beleid", zegt AsiaNews. "Toch zijn de levensomstandigheden hier bijzonder zwaar. Er is geen uitzicht op werk of recht op gezondheidszorg. De vluchtelingen krijgen enkel het recht om zich hier te vestigen in afwachting van hun terugkeer of hun doorreis naar een ander land". De voorbije jaren emigreerden vooral de rijkeren naar Syrië, maar nu komen ook de armste Irakezen. De Chaldeeuwse kerk helpt waar ze kan. Zo heeft ze in Damasucus zes mensen vrijgesteld, die er instaan voor de hulpprogramma's en die om de twee a drie maanden programma's lanceren voor duizend gezinnen. Daarbij zorgt men niet enkel voor voedselverdeling, maar tevens voor gezondheidszorg en pastorale bijstand. In Jordanië zijn er zo'n half miljoen Irakese vluchtelingen. De voorbije maanden kwamen er dagelijks duizend vluchtelingen bij. Daaronder ook steeds meer christenen. In 2006 alleen al kwamen er 45.000 christenen bij. Momenteel wachten 8.000 Chaldeeuwse christenen op uitreisvisa of de erke nning van hun asielstatus. Ook in Turkije kampen de vluchtelingen met gelijkaardige problemen. De Chaldeeuwse bisschop van Istanboel, Mgr. Yakan, en de patriarchale vicaris van de Syrisch-katholieke Kerk in Turkije, Mgr. Yusuf Sag, roepen de Europese Gemeenschap op om Irakese vluchtelingengezinnen op te nemen. "Zulke gezinnen leven al vele jaren in Irak, in de hoop dat ze naar andere landen kunnen emigreren". Bisschop Yakon wijst erop dat ze geen gezondheidszorg hebben en al evenmin een verblijfsvergunning of het recht om te studeren. "Europeanen zijn niet geïnteresseerd in deze mensen, hoewel ze de mond vol hebben van de mensenrechten en zich christen noemen". Wie naar Turkije komt moet binnen de tien dagen zijn erkenning als vluchteling aanvragen, tot dan is men asielzoeker. Velen verdwijnen in de illegaliteit. Mgr. Yusuf beklaagt er zich over dat de christenen vaak in gebieden terecht komen waar nauwelijks christenen zijn. "De Turkse regering maakt nauwelijks onderscheid tussen christenen en moslims. Ze worden beiden onmenselijk behandeld. We kunnen helaas weinig veranderen aan deze menselijke tragedie".
Bij het begin van het nieuwe jaar wil ik de leiders van de landen en alle mannen en vrouwen van goede wil mijn vredeswensen overmaken. Ik richt me in het bijzonder tot iedereen die verdriet en lijden kent, tot al wie door geweld en wapengekletter bedreigd wordt, maar ook tot hen die, aangetast in hun waardigheid, verlangend uitkijken naar hun menselijke en sociale reïntegratie. Ik richt me ook tot de kinderen, die in hun onschuld de mensheid verrijken met goedheid en hoop, en wier lijden ons allen aanspoort om stichters van gerechtigheid en vrede te zijn. Ik denk daarbij meer bepaald aan de kinderen van wie de toekomst op het spel wordt gezet door uitbuiting en door de boosaardigheid van volwassenen zonder scrupules. Juist naar aanleiding van Wereldvrededag heb ik de algemene aandacht willen toespitsen op het thema: De menselijke persoon, hart van de vrede. Ik ben er namelijk van overtuigd dat men door de persoon ten volle te respecteren, de vrede bevordert en dat men door te bouwen aan vrede, de basis legt van een authentiek integraal humanisme. Het is immers op die manier dat een serene toekomst voor de nieuwe generaties wordt voorbereid.
De menselijke persoon en de vrede: gave en opgave
De heilige Schrift bevestigt het: God schiep de mens naar zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem, man en vrouw schiep Hij hen (Gn 1, 27). Omdat hij geschapen is naar het beeld van God, heeft het menselijke individu de waardigheid van de persoon; hij is niet zonder meer iets, maar iemand; in staat zichzelf te kennen, zichzelf te beheersen, zich in vrijheid te geven en in gemeenschap met andere mensen te treden. Terzelfder tijd wordt hij, door de genade, geroepen een verbond aan te gaan met zijn Schepper en Hem een antwoord van geloof en liefde te geven dat niemand anders in zijn plaats kan geven.[1] Het is vanuit dit prachtige perspectief dat de opdracht zich laat verstaan die aan het menselijke schepsel is toevertrouwd: het laten rijpen van zijn vermogen om lief te hebben en de wereld erop te doen vooruitgaan, door hem te laten heropbloeien in gerechtigheid en vrede. In een aangrijpende synthese leert St.-Augustinus: God, die ons geschapen heeft zonder ons, heeft niet gewild ons te redden zonder ons[2]. Het is daarom de plicht van alle mensen zich bewust te blijven van het dubbele aspect van gave en opgave.
Ook de vrede is tegelijk een gave en een opgave. Als het waar is dat vrede tussen individuen en tussen volkeren het vermogen om met elkaar te leven en relaties van gerechtigheid en solidariteit te smeden staat voor een engagement dat geen uitstel kent, dan is het zo mogelijk nog meer waar dat vrede een gave Gods is. Vrede is inderdaad een kenmerk van het goddelijke handelen, dat zich tegelijk manifesteert in de schepping van een geordend en harmonieus universum en in de verlossing van de mensheid, die vrijgekocht moet worden van de wanorde van de zonde. Schepping en verlossing leveren dus de leessleutel voor het begrijpen van de zin van ons aardse bestaan. In zijn toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 5 oktober 1995 bevestigde mijn eerbiedwaardige voorganger Joannes Paulus II dat wij niet leven in een irrationele of van alle zin verstoken wereld, maar dat er integendeel een morele logica bestaat, die het menselijke bestaan verheldert en een dialoog tussen mensen en volkeren mogelijk maakt.[3] De transcendente grammatica - het geheel namelijk van regels voor het individuele handelen en van de op gerechtigheid en solidariteit gebaseerde wederzijdse relaties tussen personen is ingeschreven in eenieders geweten, dat een weerspiegeling is van het wijze plan van Gods. Zoals ik het recent opnieuw heb willen bevestigen, geloven wij dat aan de oorsprong van alles het eeuwige Woord, de Rede, ligt en niet de Irrationaliteit.[4] Vrede is dus ook een opgave die iedereen verplicht tot een persoonlijk en harmonieus antwoord op het goddelijke plan. Het criterium waarop dat antwoord zich dient te inspireren, kan niet anders zijn dan het respect voor de grammatica die door zijn goddelijke Schepper in het hart van de mens is geschreven.
Vanuit dat perspectief moeten de normen van het natuurrecht niet beschouwd worden als richtlijnen die zich van buitenaf opdringen en zo goed als volledig beslag leggen op de vrijheid van de mens. Zij moeten integendeel ontvangen worden als een appel om trouw het universele goddelijke plan, dat ingeschreven is in de natuur van de mens, te realiseren. Geleid door dergelijke normen kunnen de volkeren in hun respectieve culturen op die manier dichter bij het grootste mysterie - het mysterie van God komen. De erkenning van en het respect voor de natuurwet vormen bijgevolg, ook vandaag nog, het grote fundament van de dialoog tussen de aanhangers van de verschillende godsdiensten en tussen gelovigen en niet-gelovigen. Daar ligt een belangrijke ontmoetingsplaats en dus een fundamenteel uitgangspunt voor een authentieke vrede.
Het recht op leven en op godsdienstvrijheid
De plicht om de waardigheid van elke mens te respecteren, waarvan het wezen het beeld van de Schepper weerspiegelt, houdt in dat men niet zomaar naar eigen goeddunken kan beschikken over de menselijke persoon. De persoon die kan genieten van een grotere politieke, technologische en economische macht, mag die niet misbruiken om de rechten van minder fortuinlijke personen te schenden. Vrede is juist gebaseerd op het respect voor de rechten van alle mensen. De Kerk is zich daarvan bewust en zet zich daarom in om de fundamentele rechten van alle personen te verdedigen. Zij eist in het bijzonder respect voor het leven en voor de godsdienstvrijheid van eenieder. Het respect voor het leven in al zijn stadia vormt een punt van doorslaggevende betekenis: het leven is een gave; het subject kan er niet ten volle over beschikken. Op dezelfde manier brengt de bevestiging van het recht op godsdienstvrijheid de mens in relatie met een transcendent Principe, dat hem onttrekt aan de menselijke willekeur. Het recht op leven en op de vrije uitoefening van het geloof in God valt niet onder de bevoegdheid van de mens. Vrede heeft nood aan een klare en duidelijke grens tussen datgene waarover de mens al of niet zelf kan beschikken: op die manier wordt vermeden dat onaanvaardbare elementen worden binnengebracht in het waardepatrimonium dat eigen is aan de mens als zodanig.
Wat betreft het recht op leven moeten alle verschrikkelijke schendingen in onze samenleving aan de kaak worden gesteld: naast de slachtoffers van gewapende conflicten, van terrorisme en de vele vormen van geweld, zijn er de zovele stille doden die veroorzaakt worden door honger, abortus, experimenten met embryos en euthanasie. Daarin kunnen we toch niet anders dan een aanslag op de vrede zien? Abortus en experimenten met embryos vormen de directe ontkenning van de ontvankelijke houding tegenover de andere, een houding die onontbeerlijk is voor het stichten van duurzame relaties van vrede. Voor wat de vrije uiting van een geloofsovertuiging betreft, zijn de moeilijkheden die zowel christenen als andersgelovigen vaak ondervinden om in alle vrijheid en in het openbaar hun geloofsovertuiging te belijden, een ander zorgwekkend symptoom van het gebrek aan vrede. In verband met de christenen in het bijzonder moet ik met pijn in het hart opmerken dat zij soms niet alleen gehinderd worden, maar dat zij in sommige staten soms zelfs vervolgd worden. Recent nog werden enkele tragische gevallen van afschuwelijk geweld opgetekend. Er zijn politieke regimes die één enkele godsdienst opleggen, terwijl andere, zogeheten neutrale regimes niet alleen overgaan tot een gewelddadige vervolging, maar zich ook schuldig maken aan een systematisch cultureel misprijzen van gelovigen. In al die gevallen wordt een fundamenteel mensenrecht niet gerespecteerd, met alle zware gevolgen van dien voor een vreedzame samenleving. Dat kan alleen maar een negatieve mentaliteit en cultuur voor de vrede in de hand werken.
De natuurlijke gelijkwaardigheid van alle personen
Aan de oorsprong van de vele spanningen die de vrede bedreigen, liggen ongetwijfeld de ontelbare en onrechtvaardige ongelijkheden die nog zo tragisch aanwezig zijn in de wereld. Daartussen vindt men, en dat vaak op een bijzonder geniepige manier, enerzijds de ongelijkheid in de toegang tot levensnoodzakelijke goederen als voedsel, water, een dak boven het hoofd en gezondheidszorg, en anderzijds de hardnekkige ongelijkheid tussen man en vrouw in de uitoefening van de fundamentele mensenrechten.
De erkenning van de essentiële gelijkwaardigheid tussen mensen, die voortkomt uit hun gemeenschappelijke transcendente waardigheid, vormt een element van eerste orde voor de uitbouw van de vrede. Gelijkwaardigheid op dit niveau is dus een goed van iedereen, dat ingeschreven staat in de natuurlijke grammatica, die deel uitmaakt van het goddelijke scheppingsplan; een goed dat niet genegeerd noch met de voeten kan getreden worden zonder ernstige gevolgen uit te lokken die de vrede in gevaar kunnen brengen. Deze bijzonder ernstige tekorten waarvan zovele volkeren het slachtoffer zijn, in het bijzonder op het Afrikaanse continent, liggen aan de basis van heftige eisen en slaan daarom een diepe wonde in de vrede.
Ook de vaststelling dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de bestaansconditie van de vrouw werkt allerlei vormen van instabiliteit in de sociale orde in de hand. Ik denk daarbij aan de uitbuiting van vrouwen die als objecten behandeld worden en aan de vele vormen van gebrek aan respect voor hun waardigheid; ik denk ook weliswaar in een andere context aan bepaalde hardnekkige antropologische misvattingen in een aantal culturen, die vrouwen nog altijd een plaats toekennen waarbij ze al te zeer overgeleverd worden aan de mannelijke willekeur. Met alle gevolgen van dien en waarbij hun waardigheid als persoon en de vrije uitoefening van hun eigen fundamentele rechten ernstig geschaad worden. Laten we ons geen illusies maken: de vrede zal nooit gewaarborgd zijn zolang deze vormen van discriminatie, die afbreuk doen aan de persoonlijke en door de Schepper in elke mens ingeschreven waardigheid, niet zullen zijn afgeschaft.[5]
Een ecologie van de vrede
In zijn encycliek Centesimus annus schrijft Joannes Paulus II: Niet alleen de aarde is door God aan de mens gegeven, die haar gebruiken moet met eerbiediging van de oorspronkelijke bedoeling, volgens welke ze hem geschonken is als een goed, maar ook de mens is aan zichzelf gegeven door God en hij moet daarom de natuurlijke en zedelijke structuur respecteren waarmee hij begiftigd is.[6]Het is door gevolg te geven aan dit consigne, hem door de Schepper gegeven, dat de mens samen met zijn medemensen een wereld van vrede kan stichten. Bovenop de natuurecologie bestaat er daarom een ecologie die we als menselijk zouden kunnen omschrijven. Die vereist soms een sociale ecologie. En dat vraagt op zijn beurt van de mensheid, als de vrede haar ten minste echt na aan het hart ligt, dat zij de verbanden tussen de natuurlijke ecologie het respect voor de natuur en de menselijke ecologie des te meer voor de geest moet zien te houden. De ervaring leert dat elke onrespectvolle houding tegenover het milieu schade berokkent aan de menselijke samenleving, en omgekeerd. Er is een steeds duidelijker wordend verband tussen vrede met de schepping enerzijds en vrede tussen de mensen anderzijds. Zowel de een als de ander vooronderstellen een vrede met God. Het poëtische gebed van St.-Franciscus, dat ook bekend staat als het Zonnelied is een even bewonderswaardig als actueel voorbeeld van deze veelvormige ecologie van de vrede.
Het elke dag acuter wordende probleem van de energiebevoorrading helpt ons te begrijpen hoe nauw het verband wel is tussen deze twee soorten ecologie. In de loop van de laatste jaren hebben de Verenigde Naties zich daadwerkelijk en met veel energie geëngageerd in de industriële productie en daardoor de energiebehoeften sterk laten toenemen. En dat heeft op zijn beurt een wedloop zonder voorgaande naar de beschikbare energiebronnen veroorzaakt. Terzelfder tijd lopen andere regios op de planeet een grote achterstand op, die hun verdere ontwikkeling in de praktijk blokkeert wegens de fel stijgende energieprijzen. Wat moet er worden van de bevolking van die regios? Welk soort ontwikkeling of onderontwikkeling zal hen worden opgelegd door de schaarste van de energievoorzieningen? Welke onrechtvaardigheid en welk verzet zal die wedren naar energiebronnen uitlokken? En hoe zullen zij die van deze wedren uitgesloten worden dan reageren? Het zijn allemaal vragen die duidelijk maken dat het respect voor de natuur nauw verbonden is met de noodzaak om tussen mensen en landen relaties tot stand te brengen waarin er genoeg aandacht is voor de waardigheid van de mensen en voor het tegemoetkomen aan hun echte behoeften. De vernietiging van het milieu, het onechte of egoïstische gebruik ervan en de gewelddadige greep op de natuurlijke bronnen van de aarde veroorzaken scheuringen, conflicten en oorlogen, precies omdat ze het resultaat zijn van een onmenselijke opvatting over ontwikkeling. Een ontwikkeling die zich zou beperken tot het technische en economische aspect en daardoor de morele en religieuze dimensie veronachtzaamt, is immers geen integrale menselijke ontwikkeling en zal, juist omdat ze eenzijdig is, de vernietigingsdrang van de mens in de hand werken.
Visies die de mens reduceren
Het is dus hoogtijd, zelfs in het raam van de actuele moeilijkheden en internationale spanningen, dat we ons daadwerkelijk inzetten voor de geboorte van een menselijke ecologie die de groei van de vredesboom bevordert. Om zich aan een dergelijke onderneming te wagen, is het noodzakelijk zich te laten leiden door een visie op de persoon die niet getekend is door ideologische en culturele vooroordelen of politieke en economische belangen, die aanzetten tot haat en geweld. Het is begrijpelijk dat mensvisies variëren in functie van de verschillende culturen. Maar omgekeerd is het ontoelaatbaar dat antropologische opvattingen worden gehanteerd die in zich de kiem dragen van onderdrukking en geweld. Godsopvattingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid tegenover medemensen en tot geweld tegenover hen, zijn evenzeer onduldbaar. Het is een standpunt waaraan klaar en duidelijk moet worden herinnerd: een oorlog in naam van God is nooit aanvaardbaar! Als een bepaalde godsopvatting aan de oorsprong ligt van misdadige praktijken, dan is dat het bewijs dat een dergelijke opvatting al is omgebogen tot ideologie.
Vandaag evenwel wordt de vrede niet alleen in vraag gesteld door het conflict tussen visies die de mens herleiden, namelijk de ideologieën. Dat gebeurt net zo goed door de onverschilligheid voor datgene wat de ware aard van de mens uitmaakt. Talloze tijdgenoten ontkennen inderdaad het bestaan van een specifieke menselijke natuur en maken op die manier de meest extravagante interpretaties mogelijk ten aanzien van elementen die wezenlijk bepalend zijn voor de mens. Ook hier is klaarheid noodzakelijk: een zwakke opvatting over de persoon, die ruimte laat voor om het even welke opvatting, zelfs de meest excentrieke, bevordert de vrede slechts schijnbaar. In de praktijk verhindert ze de authentieke dialoog en geeft ze vrije baan aan de opkomst van autoritaire standpunten, die op die manier de persoon zelf zonder verweer laten en hem bijgevolg tot een makkelijke prooi voor verdrukking en geweld maken.
Mensenrechten en internationale organisaties
Echte en stabiele vrede veronderstelt respect voor de mensenrechten. Als deze rechten evenwel gebaseerd zijn op een zwakke opvatting over de menselijke persoon, kan het toch niet anders dan dat die rechten zelf er verzwakt uitkomen. Op een vanzelfsprekende manier wordt het fundamentele tekort van een relativistische opvatting van de persoon duidelijk, als men deze rechten wil rechtvaardigen en verdedigen. De aporie is overduidelijk: de rechten worden voorgesteld als zijnde absoluut, maar het fundament dat men ervoor aanvoert, is alleen maar relatief. Men hoeft dan ook geenszins verbaasd te zijn als iemand, oog in oog met de storende aanspraken op dit of dat recht, opstaat om het te betwisten of beslist het gewoon links te laten liggen? De rechten die aan de mens worden toegekend, kunnen alleen maar worden bevestigd, zonder vrees dat ze worden gelogenstraft, als ze geworteld zijn in de objectieve vereisten van de natuur, die de Schepper zelf aan de mens heeft geschonken. Anderzijds spreekt het vanzelf dat de mensenrechten ook plichten meebrengen voor de mens. In dat verband verklaarde mahatma Gandhi destijds terecht: De Ganges van de rechten ontspringt aan de Himalaya van de plichten. Alleen door klaarheid te scheppen over de fundamentele uitgangspunten kunnen de mensenrechten, die vandaag ononderbroken onder vuur worden genomen, op een geschikte manier worden verdedigd. Zonder die duidelijkheid eindigt het ermee dat iedereen hetzelfde woord mensenrechten in de mond neemt, terwijl ze met mens eigenlijk iets helemaal anders bedoelen: voor de enen betekent het de menselijke persoon, gekenmerkt door een blijvende waardigheid en altijd, overal en voor iedereen geldende rechten; voor de anderen betekent het een persoon met wisselende waardigheid en met rechten waarvan over de inhoud, de duur en de plaats onderhandeld kan worden.
De internationale organisaties verwijzen voortdurend naar de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de Verenigde Naties die zichzelf, door de Universele Verklaring in 1948, de fundamentele opdracht hebben gegeven die mensenrechten te bevorderen. Die verklaring wordt beschouwd als een soort moreel engagement dat opgenomen wordt door de hele mensheid. Daar steekt een diepere waarheid in, zeker als de, in de Universele Verklaring opgetekende rechten hun fundament niet alleen vinden in de beslissing van de algemene vergadering die ze heeft goedgekeurd, maar ook in de natuur zelf van de mens en in zijn onvervreemdbare waardigheid van door God geschapen persoon. Het is dus belangrijk dat de internationale organisaties het natuurlijke fundament van de mensenrechten niet uit het oog verliezen. Dat zal hen behoeden voor het helaas altijd op de loer liggende risico te verglijden in de richting van een uitsluitend positivistische interpretatie. Als dat zou gebeuren, verliezen de internationale organisaties het gezag dat noodzakelijk is om hun rol te kunnen spelen van verdediger van de fundamentele rechten van de menselijke persoon en van de volkeren, de belangrijkste rechtvaardiging van hun bestaans- en beslissingsrecht.
Internationaal humanitair recht en het recht binnen de staten
Vertrekkend vanuit het besef dat er onvervreemdbare mensenrechten bestaan die verbonden zijn met de gemeenschappelijke natuur van de mensen, heeft men een internationaal humanitair recht uitgewerkt, waarvoor de staten zich hebben geëngageerd het te doen naleven, zelfs in tijden van oorlog. Dat is jammer genoeg niet toegepast geworden op een coherente manier, onafhankelijk van het verleden, in bepaalde oorlogssituaties die zich recent hebben afgespeeld. Dat was bijvoorbeeld het geval in het conflict dat zich enkele maanden in Zuid-Libanon heeft afgespeeld en waar de verplichting om onschuldige slachtoffers te beschermen en te helpen én de burgerbevolking niet te betrekken grotendeels werd genegeerd. Het pijnlijke conflict in Libanon en de nieuwe verschijningsvorm van conflicten - zeker sinds de terroristische dreiging nooit eerder geziene vormen van geweld in gang heeft gezet - vereisen dat de internationale gemeenschap herinnert aan het internationale humanitaire recht en het ook toepast in alle actuele situaties van gewapende conflicten, inbegrepen die conflicten die niet zijn voorzien in het vigerende internationale recht. Bovendien maakt de gesel van het terrorisme een wel heel grondige reflectie noodzakelijk over de ethische grenzen die inherent zijn aan het gebruik van de actuele instrumenten voor het behoud van de nationale veiligheid. Meer en meer verklaren partijen elkaar in feite niet meer de oorlog, vooral niet bij conflicten die ontketend worden door groepen terroristen die zich voorgenomen hebben hun doelen met alle mogelijke middelen te bereiken. Tegenover de wereldschokkende scenarios van de laatste jaren kunnen staten vandaag niet anders dan de noodzaak ervaren zich te houden aan duidelijker regels. Die moeten hen in staat stellen zich op een efficiënte manier te verzetten tegen de dramatische uitwassen waarvan wij vandaag getuige zijn. Oorlog betekent altijd een mislukking voor de internationale gemeenschap en een zwaar verlies voor de mensheid. Als het jammer genoeg dan toch zover komt, is het op zn minst aangewezen de wezenlijke principes en de waarden die de basis vormen van elke samenleving, te vrijwaren door gedragsnormen op te stellen die de schade zoveel mogelijk beperken en die proberen het lijden van burgers en alle andere slachtoffers van de conflicten te verzachten.[7]
Een ander element dat voor grote ongerustheid zorgt, is het onlangs door bepaalde staten geuite verlangen om zich uit te rusten met atoomwapens. Oog in oog met een mogelijke nucleaire catastrofe is een onduidelijk klimaat van onzekerheid en angst ontstaan. Dat laat de onzalige tijd van de koude oorlog met al zijn angst en beven opnieuw herleven. Men kan dus alleen maar hopen dat het gevaar van een atoomoorlog definitief kan worden bezworen en dat de mensheid eindelijk een diepe en blijvende zucht van verlichting kan slaken. Hoe actueel klinkt in dat verband de waarschuwing van het Tweede Vaticaans Concilie: Elke oorlogsdaad die zonder onderscheid neigt naar de vernietiging van complete steden of uitgestrekte regios met hun bewoners, is een misdaad tegenover God en tegen de mens zelf, die krachtig en zonder aarzelen moet worden veroordeeld.[8]
Ongelukkig genoeg blijven zich dreigende onweerswolken samenpakken aan de horizon van de mensheid. De weg die een toekomst van vrede voor allen kan verzekeren, loopt niet alleen over internationale akkoorden met het oog op de non-proliferatie van atoomwapens, maar over het vastberaden na te streven engagement die wapens te verminderen en definitief te ontmantelen. Dat geen enkel middel onbenut mag gelaten worden om door onderhandelingen die doelstellingen te realiseren! Hier staat immers het lot van de hele menselijke familie op het spel!
De Kerk verdedigt de transcendentie van de menselijke persoon
Tot slot wens ik het volk Gods dringend op te roepen, opdat elke christen zich werkelijk geroepen zou voelen om onvermoeibaar de vrede te bewerken en onverschrokken de waardigheid van de menselijke persoon en zijn onvervreemdbare rechten te verdedigen. In een geest van dankbaarheid tegenover de Schepper die de christen roept om deel uit te maken van de Kerk, die in de wereld teken en behoeder isvan de transcendentie van de menselijke persoon[9], zal de christen nooit aflaten dit fundamentele goed van de vrede zo belangrijk in het leven van iedereen - van de Heer af te smeken. Meer nog, hij zal met fierheid en met grootmoedige toewijding de zaak van de vrede dienen door zijn broeders tegemoet te treden, in het bijzonder zij die niet alleen arm zijn en aan ontberingen lijden, maar ook nog eens verstoken zijn van dit kostbare goed. Jezus heeft ons geopenbaard dat God liefde is (1 Joh 4,8) en dat de hoogste roeping van elke mens de liefde is. In Christus vinden we de meest verheven motieven om krachtige verdedigers van de menselijke waardigheid en moedige vredestichters te worden.
Moge elke gelovige blijvend zijn steentje bijdragen aan de bevordering van een echt integraal humanisme, volgens de leer van de encyclieken Populorum progression en Sollicitudo rei socialis, waarvan wij straks de 40ste respectievelijk de 20ste verjaardag zullen vieren. Bij het begin van het jaar 2007 vertrouw ik mijn volhardend gebed voor de hele mensheid toe aan de Koningin van de Vrede, de Moeder van Jezus onze vrede (Ef 2,14), naar wie wij ons temidden van gevaren en problemen, wenden met een hoopvol hart. Moge Maria ons via haar Zoon de weg van de vrede tonen en onze ogen openen, opdat wij zijn Gelaat zouden weten te herkennen in het gelaat van elke menselijke persoon, hart van de vrede!
Vaticaan, 8 december 2006
Benedictus PP. XVI
[1] Cf. Catechismus van de katholieke kerk, nr. 357
[3] N.3: Katholieke documentatie 92 (1995), p. 918.
[4]Homilie op het Islinger Feld van Regensburg (12 september 2006): Katholieke documentatie 103 (2006), p. 922.
[5] Cf. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld (31 mei 2004), nrs. 15-16: Katholieke documentatie 101 (2004), p. 783-784.
[6] Wereldkerkdocumenten 21, De honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Licap, (1991), nr. 38 p. 48-49.
[7] In dat verband heeft de Catechismus van de katholieke kerk strenge en precieze criteria aangereikt: cf. 2307-2317.
[8] Pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes, nr. 80.
GUIDO VOS HEKELT TOENEMENDE DRUK VAN ECONOMIE OP HET SOCIALE LEVEN
IPB kant zich tegen 24-uurseconomie
BRUSSEL (Kerknet) - Tijdens de jaarwisseling blikt de nieuwspagina van KerkNet dagelijks met een gast terug op het voorbije jaar. Vandaag is dat Guido Vos, de voorzitter van het Interdiocesaan Pastoraal beraad (IPB). "Wat mij onmiddellijk voor de geest komt bij het terugblikken op 2006 is de schok rond de aankondiging dat VW Vorst nagenoeg dicht ging, de druk op de (vrije) zondag die voor de zoveelste keer weer werd opgevoerd, het kerkasiel, de situatie van de mensen zonder papieren, politieke vluchtelingen en de reactie van de bisschoppen, het toenemende (zinloze) geweld met de moord op Joe Van Holsbeek, de rellen in de banlieus van Parijs en de steeds maar toenemende kloof tussen rijk en arm over heel de wereld en concreet in België, een van de rijkste landen van de wereld nota bene."
Koopzondagen "Het wetsontwerp over de opvoering van het aantal koopzondagen is de zoveelste aanval op de collectieve vrije (zon)dag. Ik vind brochures van het IPB ter verdediging van die vrije zondag die terug gaan tot in 1988. Het wijst op steeds toenemende druk van de economie, productie en consumptie op het (sociale) leven van mensen en de samenleving. Deze tijd snakt naar 'een collectieve begrenzing van de arbeidstijd om samen tijd te kunnen maken voor familiale contacten en gemeenschappelijke cultuurbeleving, vrijetijdsbeleving en ontspanning', zoals de bisschoppen terecht stelden. De fundamentele vraag, die we ons ook als christenen moeten stellen, is hoe onze samenleving omgaat met de steeds toenemende arbeidsflexibiliteit, met de toenemende druk van de vereiste 24 uur op 24 uur economische arbeid, met de consequenties van de vrije markt? Wat offeren we niet allemaal op aan menselijkheid aan deze alles bepalende afgod? En een tweede markant fe it, dit jaar precies nog meer uitgesproken dan vorig jaar, was de reactie van liberale politici op het feit dat de bisschoppen hierop openlijk standpunt en stelling namen. Een hele hetze ontstond over de zogenaamde scheiding van kerk en staat, alsof dit grondwettelijk principe zou verhinderen dat religie reageert op politiek of op gelijk welk thema. Alsof godsdienst en religie een binnenhuiselijke kwestie moet zijn en zich niet zou mogen mengen in een maatschappelijk debat. Als er iets is dat meer moet gebeuren, is dat christenen zich meer zouden mengen in het maatschappelijke debat om de aarde menselijker te maken en iets meer van het 'rijk van God' te realiseren. Alsof niets zeggen of niet reageren niet evengoed een politieke daad zou zijn."
Asielpolitiek en toenemend geweld "Dat zou bijvoorbeeld goed geïllustreerd worden als de kerkleiders en de gelovige gemeenschap gezwegen had over de vluchtelingen en asielpolitiek. Deze mensen op de stoep laten staan en de deuren gesloten houden zou een heel duidelijke politieke daad zijn. Ook het niet reageren op de uitspraak: 'Wie hen beschermt, begaat zelf een misdrijf en is dus strafbaar'. 'Hen' staat dan voor 'criminelen, onderduikers en profiteurs'. We waren dan ook zeer blij als we Mgr. Paul Van den Berghe mee zagen opstappen in de protestbetoging en de duidelijke affiches van onze vrienden van Kerkwerk Multiculturele Samenleving (KMS) de hoogte zagen ingaan: '3 jaar wachten op papieren, is regularisatie'. Het gevoel van toenemend zinloos geweld heeft grote betogingen op de been gebracht na de moord op Joe Van Holsbeek en de racistische moorden in Antwerpen. Hoe groot was naast het verdriet, de machteloosheid en de wanhoop niet? Onveilig heid. Al vijftien jaar is er 'meer blauw op straat', worden de budgetten opgetrokken en vermindert de criminaliteit niet. Niet in de VS, niet hier. Nog meer sociaal beleid, meer onderwijskansen, meer omkadering voor jongeren met moeilijkheden, meer kansen op werk en op goede woningen, zijn nodig om de kloof te verkleinen tussen arm en rijk. Te beginnen met het optrekken van de laagste uitkeringen die heel wat lager liggen dan de Europese armoedegrens van 777 euro. Het publiceren van de hoge lonen van topambtenaren en topmensen in ondernemingen bracht de kloof tussen rijk en arm in alle klaarheid voor het voetlicht en zorgde voor schandaal. Het aantal armen neemt toe. In een land als België leeft 15 procent onder de Europese armoedegrens. Wat ook opvalt, is dat 4,5 procent van de armen een inkomen uit werk heeft. En toch . Een trend die zich duidelijk aftekent. Gaan we de VS achterna? Vroeger was het hebben van werk eerder een garantie om uit de armoede te blijven. In het jaa rboek 2006 over armoede en sociale uitsluiting lezen we dat 17 procent van de kinderen van 0 tot 15 jaar onder de armoedegrens leven: in Vlaanderen 12 en in Wallonië zelfs 21 procent! Een stijging met 5 procent op 5 jaar tijd. Kinderen van allochtone ouders zijn sterk oververtegenwoordigd in deze groep."
VW Vorst "Laat me eindigen bij VW Vorst. Ongetwijfeld een van de meest beklijvende gebeurtenissen van 2006. Een bedrijf aan de top van de kwaliteit en tegelijk van de flexibiliteit en productiviteit. Met een winst van de VW groep, die in september 2006 al groter is dan in heel 2005. Het ontslag van duizenden werknemers en de aangekondigde sluiting gaf weer eens aan dat rechtmatige belangen van mensen, gezinnen en gemeenschappen moeten wijken voor economische belangen. Dat kan eigenlijk niet en daarom stuurden we een motie naar de pers waarin we onder meer pleiten voor een sociale economie, waar belangen van mensen en het algemeen welzijn primeren op de economische belangen. Tot slot wil ik 2006 ook verbinden met 50 jaar CIL, de Franstalige pendant van het IPB. 50 jaar werken aan het organiseren van leken, het blijven stellen dat het zwaartepunt van de kerk buiten de kerk als instituut ligt, namelijk bij de mensen in het dagelijkse leven. Een blijvende o pdracht voor 2007: het valoriseren van leken, zowel mannen als vrouwen, in het kerkgebeuren en de kerk nog meer maken tot het volk van God dat onderweg is."