NARCIS
(Louis Couperus)
Aan de boord ener beke
Zie ik leliën dromend staan,
Wijl golfjens om haar stengels
Schuimend gaan.
Een rei als van nymfen,
Die zich beuren uit de beek,
Een rei als van sneeuwwitte bruidjens
Zo kuis, zo bleek.
En in heur midden heft zich
Een enkele narcis,
die kwijnt op zijn stengelke
Van droevenis.
De leliën smachten van minne,
Voor die geluwe narcis;
Zij geuren haar zoetste geuren,
Zo zwoel...zo fris.
En de goedgele blomme nijgt zich
Steeds verder naar de vliet,
Tot hij in de zilvren spiegel
Zijn beeldtnis ziet.
Zo kou en zo kil in het water...
Zijn zoenen prangt
De bloem op het beeld, waar minnend
Hij over hangt.
En de leliën lispelen droeve,
Dat nog steeds met des jongelings lust
De bloeme zijne beeldtnis
Op 't water kust...
03-06-2007 om 17:36
geschreven door julie (Arlette)
|