Naamgeving
De opleving van de zomer is zo opmerkelijk dat de nazomerperiodes in verschillende landen eigen namen hebben gekregen.
In het Nederlands spreken we van oudewijvenzomer naar het voorbeeld van het Duitse Altweibersommer. Oorspronkelijk komt het begrip uit de Noordse of Germaanse mythologie, waarin noodlotsgodinnen wevend of spinnend werden voorgesteld. Het spinnen van deze lotsgodinnen beeldde het spinnen van de menselijke levensdraden uit. De term oudewijven kan ook terug worden gevoerd op een vrouwelijke watergeest met lange witte haren. Later kreeg het betrekking op oude breiende vrouwen en veldspinnen die bij rustig nazomerweer lange draden spinnen.
Verder wordt een zomerse periode rond 29 september ook sint-michielszomer genoemd. Minder gebruikelijk zijn kranenzomer (begin oktober), sint-gummaruszomer (rond 11 oktober) en sint-maartenszomer (rond 11 november).
|