Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
    Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
  • Getuigen beweerden onlangs dat ze geen connecties hadden met de V.N.
  • Godsdienstvrijheid
  • Een verondersteld klein interview
  • De Eed van Hippocrates
  • Bij de W.T.B.S mocht men vroeger bloed tot zich nemen...
  • RELIGIE is verantwoordelijk voor veel kwaad, maar...
  • Als één persoon lijdt aan waanvoorstellingen, dan heet dat “krankzinnigheid”.
  • Een nadenkertje...
  • een heel interessante site
  • Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil
    seniorennet.be/eleuthera
    oogkleppen weg!!!
    11-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het telkens terugkerende patroon---De doop-geldig verklaard door wie?

    In Search Of

    Christian Freedom

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen
     
     

    Hoofdstuk 4: Het telkens terugkerende patroon

    De doop - geldig verklaard door wie?

    (Blz. 115-124.)

    De historicus Johnson heeft opgemerkt dat er in de na-apostolische periode een situatie ontstond waarin naast de bijbel ook "de sacramenten ... hun betekenis verloren wanneer ze werden gebruikt buiten de kerk". Een van de belangrijkste sacramenten was de doop. Aanvankelijk maakten de bijbelstudenten in Russell's dagen er geen punt van als iemand was gedoopt bij de verschillende christelijke denominaties. Het enige waar het hun om ging was dat men de betekenis van de doop begreep en dat deze door onderdompeling was geschied.(1) Deze situatie bleef gedurende meer dan zeventig jaar ongewijzigd. Zelfs ten tijde van de Wachttoren van 15 september 1955 (blz. 285) werd nog gezegd dat wederdoop slechts noodzakelijk was indien "de vroegere doop derhalve geen symbool was van een opdracht" of indien deze niet door onderdompeling had plaats gevonden.

    Een jaar later, in de Wachttoren van 15 september 1956 werd dit standpunt verlaten. Er stond (blz. 426, 427):
     
     

    ZICH VOOR DE TWEEDE MAAL LATEN DOPEN

    14 "Dikwijls vraagt men of iemand die zich reeds eerder plechtig door een religieuze groep heeft laten dopen, opnieuw gedoopt dient te worden wanneer hij tot een nauwkeurige kennis der waarheid komt en zich aan Jehovah opdraagt. Op grond van het besprokene noopt een dringende reden ons hierop Ja te antwoorden, iemand moet opnieuw worden gedoopt. Het is duidelijk dat men door een dergelijk religieus stelsel in werkelijkheid nimmer werd gedoopt "in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, " want in dat geval zou men hebben ingezien met welke autoriteit deze ware Hogere Machten bekleed zijn en welke positie ze innemen.

    Zou men zich reeds eerder aan Jehovah hebben opgedragen, dan zou men zich, zelfs voordat men tot de doop zou overgaan, van dergelijke God-onterende Babylonische stelsels hebben afgescheiden. De handeling van het dopen is dus niet het belangrijke, maar veeleer dat wat het symboliseert.

     

    Dit kreeg ongeveer zes maanden later zijn vervolg in de rubriek "Vragen van Lezers" waarin werd aangegeven onder welke voorwaarden een doop "buiten de organisatie" als ongeldig moet worden afgewezen ook al was deze door onderdompeling geschied. Nu werd er gezegd dat de datum van afsluiting voor de mogelijke geldigheid van een dergelijke doop het jaar 1918 was. Waarom? Omdat "in 1918 n. Chr., ... Jehovah God vergezeld van zijn Boodschapper des Verbonds tot de tempel kwam en de Christenheid verwierp." Indien de persoon voor die datum was ondergedompeld als een symbool van opdracht aan God en Christus, en tevens zijn of haar vorige denominatie had verlaten en zich vóór 1918 had aangesloten bij de Wachttoren-organisatie, dan werd dat aan het geweten van de persoon overgelaten om te beslissen of wederdoop juist was of niet.

    Voor alle anderen gold steevast:

    Wanneer iemand, nu de roep om uit Babylon te komen duidelijk weerklinkt, dit hoort en desondanks toch in een religieus gedeelte van het tegenbeeldige Babylon blijft en daar wordt gedoopt, geldt deze onderdompeling niet. Hij kan namelijk niet het besluit hebben opgevat zich aan het doen van Gods wil op te dragen, omdat, aldus paragraaf 14, "men zich, zelfs voordat men tot de doop zou overgaan, van dergelijke God-onterende Babylonische stelsels [zou] hebben afgescheiden." (2)
     
     

    Hij moet opnieuw gedoopt worden. Het vraagstuk werd resoluut afgehandeld omdat "paragraaf 14" van De Wachttoren het zo had afgehandeld. Schriftuurlijk bewijsmateriaal was kennelijk niet nodig. In de na-apostolische periode "verloor de doop zijn betekenis indien deze werd verricht buiten de Kerk", dat wil zeggen buiten het domein van het religieuze gezag. Datzelfde standpunt werd nu ingenomen door de Wachttoren-organisatie met betrekking tot elke doop die buiten haar domein was verricht.

                        Eerder in 1955 had De Wachttoren nog gezegd:

      Een christen kan ... niet worden gedoopt in de naam van de persoon die de onderdompeling werkelijk verricht of in de naam van de een of andere mens, noch in de naam van enige organisatie, maar in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest. Hierdoor wordt onder andere aangetoond, dat het christendom geen stelsel is van denominaties....(3)

    Tijdens toespraken voorafgaand aan een doopplechtigheid, was het voor de spreker gebruikelijk om de kandidaten eraan te herinneren: "jullie symboliseren niet jullie opdracht aan een werk, of jullie opdracht aan een organisatie, maar jullie opdracht aan een persoon—Jehovah God." (4) Een verklaring van enigszins gelijksoortige strekking stond in de Wachttoren van 1 december 1966 (blz. 732):

    Wij dragen ons niet aan een religie op, noch aan een mens of een organisatie. Neen, wij dragen ons op aan de Hoogste Soeverein van het Universum, onze Schepper, Jehovah God zelf. Hierdoor wordt de opdracht een zeer persoonlijke verhouding tussen ons en Jehovah.

     

                        De twee vragen die in 1942 aan de kandidaten werden gesteld waren deze:

    (1) Gelooft u in Jehovah God de Vader, dat 'redding Jehovah toebehoort' en dat Christus Jezus zijn Zoon is in wiens bloed uw zonden worden afgewassen en door bemiddeling van wie u redding van God verkrijgt?

    (2) Hebt u daarom uw zonden aan God beleden en gevraagd door bemiddeling van Christus Jezus gereinigd te mogen worden, en hebt u u daarom van de zonde en de wereld afgekeerd en u zonder voorbehoud aan God gewijd ten einde zijn wil te doen? (5)

    Deze vragen stonden in wezen wat inhoud betreft dicht bij de uitdrukkingen van Petrus en anderen uit de apostolische periode toen zij de mensen opriepen: "Heb berouw en laat een ieder van u zich dopen in de naam van Jezus de Messias voor de vergeving van uw zonden; en jullie zullen de gave van de Heilige Geest ontvangen."(6) De vragen die in 1956 en (met zeer geringe afwijkingen) vele jaren daarna tijdens doopdiensten van de Getuigen werden gesteld, waren deze:

      20 (1) Heeft u voor het aangezicht van Jehovah erkend dat u een zondaar bent die redding behoeft, en heeft u voor hem erkend dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus tot u komt?

    21 (2) Heeft u zich op grond van dit geloof in God en in zijn voorziening voor redding zonder enig voorbehoud aan hem opgedragen, om voortaan zijn wil te doen, zoals hij u deze door bemiddeling van Christus Jezus en onder de verlichting van de heilige geest door de bijbel openbaart?(7)

    Zonder ook maar enig bijbels argument te noemen voor het aanbrengen van een belangrijke verandering in deze fundamentele vragen, die met ja moeten worden beantwoord om in aanmerking te komen voor de doop, werden nu in de Wachttoren van 1 juni, 1985, blz. 30 deze vragen opgesomd, die vanaf dat moment golden als de vragen waarop alle kandidaten moeten antwoorden:

                Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan
                Jehovah  opgedragen om zijn wil te doen?

                        De tweede luidt:

    Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?

    Wanneer de kandidaten deze vragen met ja hebben beantwoord, verkeren zij in de juiste hartetoestand om de christelijke doop te ondergaan.

    In de Wachttoren van 15 april, 1987, (blz.12, voetnoot) staat de volgende ongewone uitleg van de reden voor deze verandering:

    "Onlangs werden de twee vragen die tot de doopkandidaten worden gericht vereenvoudigd, zodat de kandidaten die zouden kunnen beantwoorden met een volledig begrip van wat erbij betrokken is om in een intieme verhouding met God en zijn aardse organisatie te geraken." Deze veronderstelde "vereenvoudiging" deed slechts één ding: het vroeg van elke kandidaat een verklaring van onderwerping en verbintenis aan een aardse organisatie. Als wij de Christelijke Geschriften lezen, zien wij dat voor de geldigheid van de doop in elke situatie de beslissende factor was, dat degenen die die stap namen, "in de Heer Jezus geloofden", die hen als Gods Messias en hun Verlosser kon redden. (8) Zij werden "gedoopt in Christus Jezus".(9) Dit was "eenvoudig" genoeg, zodat mensen het in één dag, in een paar uur konden begrijpen, en dat deden zij dan ook. De "geladen" woorden van de Wachttorenorganisatie over deze kwestie hebben niets wat apostolisch genoemd kan worden, want de apostelen hebben nooit het concept aangevoerd van een "aardse organisatie", waarmee men, zoals duidelijk is aangetoond, niets anders dan een menselijke gezagsstructuur bedoelt.

    Christus had zijn discipelen verteld dat zij mensen moesten dopen "in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest."(10) In de tweede doopvraag van de Wachttoren wordt in feite Gods Heilige Geest door de "door de geest geleide organisatie" vervangen. Hoewel het woord "Geest" wordt genoemd, worden wij hier opnieuw geconfronteerd met de situatie waarin de organisatie een door God toegewezen rol voor zichzelf opeist. Heel duidelijk wordt het idee naar voren gebracht dat Gods Heilige Geest niet zal werken op iemand die gedoopt wordt tenzij hij in verbinding staat met de Wachttorenorganisatie. De nadruk wordt gelegd, niet op de wijze waarop de persoon die wordt gedoopt voortaan door Gods Geest zal worden geleid, maar op de "door de geest geleide organisatie". Het is haast niet te geloven dat de Wachttoren dit vervolgens een "vereenvoudiging" noemt. Zij spreekt van een "intieme verhouding met God" maar maakt dit vervolgens inhoudsloos door de aardse organisatie erin te betrekken, waardoor het niet meer gaat om een intieme verhouding met God maar met "God en zijn aardse organisatie." Waar Jezus slechts spreekt van "de Vader, de Zoon en de Heilige Geest," kent de organisatie zichzelf zomaar een plaats toe in dit heilige beeld alsof zij hiervan een onmisbaar onderdeel vormt. Dit lijkt op een slaaf die mensen vertelt dat zij in kontact kunnen komen met hun meester en met hem een relatie kunnen hebben, uitsluitend wanneer de slaaf daar zelf ook aanwezig is als intermediair, woordvoerder, manager en besluitvertolker. Zo'n houding kan alleen maar worden bestempeld als arrogant.

    Negentien eeuwen lang zijn er mensen gedoopt zonder dat dergelijke woorden aan hun doop voorafgingen. Meer dan honderd jaar lang zijn er mensen in de gemeenschap van de Wachttoren gedoopt zonder dergelijke bewoordingen. Hebben zij niet begrepen wat hun doop eigenlijk betekende? Waarom was, na meer dan honderd jaar, deze "vereenvoudiging" nu nodig ten einde mensen een "volledig begrip" te geven van wat hun doop betekende?

    Ik denk dat de verandering van 1985 moet worden gezien als een poging om mensen zover te brengen dat zij hun formele banden met de organisatie erkennen en zich verbinden aan een religieuze gezagsstructuur. Op die manier onderwerpen zij zich ook indirect aan haar bestuur. Zij erkennen dat de organisatie het recht heeft kerkelijke rechtscolleges samen te stellen om "recht te spreken" over diegenen die volgens haar in strijd handelen met haar regels en voorschriften.

    In de afgelopen jaren hebben een aanzienlijk aantal mensen de organisatie van de Getuigen verlaten zonder daarvan een officiële mededeling te doen. Zelfs wanneer zij verder een moreel leven leiden, maar vervolgens iets doen of zeggen dat niet volkomen in overeenstemming blijkt te zijn met al de leerstellingen en gedragslijnen van de organisatie, worden zij dikwijls door de ouderlingen bezocht, ondervraagd en opgeroepen voor een "rechterlijke hoorzitting". Sommigen hebben te kennen gegeven dat zij geen reden zagen om zo'n verhoor bij te wonen en dat zij zichzelf niet onderworpen achtten aan het kerkelijke gezag van de organisatie. Enkelen hebben zelfs via een advocaat een brief aan het lichaam van ouderlingen gestuurd waarin ze hun standpunt uiteengezet hebben en zij het verzoek deden om af te zien van verdere onderzoeken, ondervragingen of dagvaardingen. In nagenoeg al dit soort gevallen [in de Verenigde Staten, -vert.] heeft de wettelijke afdeling van het Wachttorengenootschap de persoon (of eventueel zijn advocaat) een dik pakket gestuurd in de vorm van een pleitnota met vele bewijsstukken van vergelijkbare gevallen waarin de organisatie een zaak gewonnen heeft. Talloze rechtzaken worden daarin aangehaald ter ondersteuning van het recht om tegenover personen die door de Getuigen gedoopt worden, als religieuze "overheid" en "kerkelijk rechtscollege"op te treden. In feite wordt in het materiaal gesteld dat de betrokken persoon of personen slechts twee alternatieven hebben: óf ze wonen de "rechterlijke hoorzitting" bij, óf ze laten officieel weten dat ze de gemeenschap verlaten.(11)Als voorbeeld wordt in het materiaal een beslissing van het Hooggerechtshof aangehaald waarin onder meer staat:

    Het recht om op vrijwillige basis religieuze gemeenschappen te vormen ter bevordering van de beleving en de verbreiding van een religieuze leer, het recht om tribunalen op te zetten welke beslissen in controversiële geloofsvraagstukken binnen de gemeenschap, alsmede het recht op een kerkelijk bestuur over alle individuele leden, gemeenten en beambten binnen de gemeenschap, is onaantastbaar. Allen die zich bij een dergelijk lichaam aansluiten stemmen daarmee indirect in met dit bestuur en dienen zich aan haar te onderwerpen.
     
     

    Het "recht" waarover hier gesproken wordt is het wettelijke recht van een "kerkelijk bestuur" om op de beschreven wijze te handelen. Zo worden dan ook in de samenvatting van de door de advocaat van het Wachttorengenootschap verstuurde nota de "wettelijke aspecten" benadrukt:
     
     

                        C. Relatie tussen de Gemeente en Haar Leden    Het is een vast gegeven dat het wezen van de relatie tussen een
                        religieuze gemeenschap en haar leden door rechtscolleges wordt gezien als zijnde de overeenkomst van beide
                        partijen, en in het algemeen, een belijdenis van het geloof, een onderschrijven van de leer van de religieuze
                        gemeenschap en een onderwerping aan haar bestuur. (76 C.J.S 755, artikel 11) Een partij die op vrijwillige basis
                        heeft ingestemd lid te worden van een gemeente onderwerpt zich daarmee aan de bestaande regels en
                        procedures van voornoemde gemeente en mag het bestaan ervan niet loochenen. Allen die zich aansluiten bij een
                        dergelijke vrije religieuze organisatie stemmen daarmee indirect in met dit bestuur en dienen zich aan haar te
                        onderwerpen. Aldus de zaak Morrow v. Hill, 364 N.E.2d 1156 (Ohio 1977), Watson v.Jones, 80 U.S. 679,
                        729 (1872), 13 Wallace 679.

           Aangezien uw cliënten de gemeente niet hebben verlaten, hebben zij volgens de wet indirect ingestemd met
           haar bestuur en zich onderworpen aan de bestaande regels en procedures. Zij zijn wettelijk verplicht zich daaraan
           te houden. Het theocratische bestuur van de gemeente waaraan uw cliënten zich volgens de wet hebben
           onderworpen omvat in het bijzonder het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen, haar wettelijke instrument,
           bekend als het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap van New York, inc., en al hun rechtmatig
           aangestelde vertegenwoordigers, daarbij inbegrepen de ouderlingen van de gemeente waaraan zij zijn verbonden.
           Tot de regels en procedures waaraan uw cliënten zichzelf hebben onderworpen behoren ook die welke zijn
           opgesteld door het daartoe ingestelde rechterlijke comité en welke hierboven in detail worden besproken.
     

    Sommigen die zich hebben teruggetrokken en niet wilden dat de ouderlingen hen ondervroegen en over hen "recht spraken", hebben erop gewezen dat zij zich ten tijde van hun doop in de periode van vóór 1985, hebben opgedragen 'aan God en niet aan een organisatie'. Met de huidige, gewijzigde vragen wordt de doopkandidaat ronduit gezegd dat zijn "opdracht en doop" hem 'identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie.' Daarmee heeft hij inderdaad elk "wettelijk" recht verspeeld om nog te kunnen zeggen dat hij niet aan het bestuur en de kerkelijke rechtscolleges van de organisatie onderworpen is. Voor de wettelijke afdeling van de organisatie is dit inderdaad een "vereenvoudiging" van de zaak. Dat de organisatie de heilige en zeer persoonlijke stap van de doop aangrijpt als gelegenheid om haar gezag te laten gelden in het leven van de dopeling, vind ik een droevig bewijs van het streven naar macht.

    Evenals de religieuze leiders uit de eerste eeuwen de klok terug draaiden en weer terugkeerden tot Oudtestamentische denkbeelden van een speciale priesterklasse, waarmee zij alle christenen die niet tot die klasse behoorden ondergeschikt achtten in hun verhouding tot God, zo poogt de Wachttorenorganisatie regelmatig haar leden in datzelfde Oud Testamentische licht te bezien. Tijdens de jaarlijkse "districtscongressen" staan er dikwijls drama's op het programma, waarin de houdingen tegenover mannen zoals Mozes, de middelaar van het wetsverbond, Aäron de hogepriester, koning Saul, Koning David of andere mannen in een bijzondere, unieke en voorname positie, worden uitgebeeld. Zonder schaamte vergelijkt de organisatie zichzelf en haar positie dan met deze personen en stelt nadrukkelijk dat men haar met dezelfde achting en onderdanigheid tegemoet dient te treden. Het is alsof de komst van Christus niet heeft plaatsgevonden en alsof deze helemaal geen radicale verandering met zich mee heeft gebracht, waardoor een dergelijk onderscheid is weggevallen en allen in dezelfde positie voor hun hemelse Vader en in dezelfde verhouding tot hun Hoofd en Meester, Christus, zijn geplaatst.

    In een artikel in het tijdschrift Christianity Today van 21 oktober, 1980, werd gewezen op de bezorgdheid van de Reformatoren, die zagen hoe de gevestigde Kerk een doel was geworden in plaats van een middel. Er werd verder gezegd:

    Waar zij tegen streden was een kerk die zichzelf een leergezag aanmatigde, waarmee zij zichzelf buiten elke correctie van de Schrift plaatste. De kerk was niet meer een middel om de mensen de kennis van God in te prenten. Zij was een doel in zichzelf geworden, waarbij iedereen aan haar leerstellingen onderworpen was.

    Minder dan honderd jaar heeft de Wachttorenorganisatie nodig gehad om het gehele grondpatroon uit het verleden te vervolmaken. In dit relatief korte tijdsbestek heeft zij haar gematigde, pretentieloze en tolerante houding ingeruild voor een dogmatische, waarbij zij haar haar aanhangers opzadelde met wat zijzelf omschrijft als haar "grote verzameling waarheden": de door haar ontwikkelde traditionele leerstellingen, haar officiële geloofsbelijdenis. Was er aanvankelijk sprake van een toestand van betrekkelijke vrijheid, waarbij de broeders werden beschouwd als gewone leden van een universele priesterschap onder Christus, nu maakte zij voor haar leiders niet alleen aanspraak op apostolisch gezag, maar oefende via een gecentraliseerd bestuur ook macht uit over anderen. Hiermee kende zij zichzelf een positie toe die de apostelen nooit hebben ingenomen tegenover hun broeders, aangezien zij zichzelf zagen 'niet als meesters over andermans geloof, maar als medewerkers tot hun vreugde.'(12) Het was vooral in de jaren '20 en '30 dat deze gedachtegang en houding binnen de organisatie van de Getuigen vorm kreeg. Het is droevig dat men dit zo heeft gelaten en dat het tot op vandaag overeind is gebleven. De toenmalige leiding is niet in staat geweest om van de starheid van dat concept los te komen. Betekent dit nu dat de mannen die binnen de organisatie verantwoordelijke posities bekleden, allen op "macht beluste", dictatoriale mensen zijn? Zo zie ik hen zeker niet, en op grond van mijn eigen ervaring weet ik dat velen zo ook niet zijn. In de eerste eeuwen waren er mannen die, zoals de "wolven" voor wie Paulus waarschuwde, zich ten doel stelden de mensen zover te brengen dat zij hen als leiders gingen volgen, en die, om dat doel te bereiken, menselijke autoriteit verheerlijkten. Daarnaast waren er ongetwijfeld ook andere christelijke mannen die, geconfronteerd met teleurstellende situaties waarin zij zagen hoe mensen heen en weer werden geslingerd door wat in hun ogen valse leringen waren, toch meewerkten aan de opbouw van menselijke autoriteit, in de verkeerde veronderstelling dat het doel de middelen heiligt, en aldus bezweken voor de aantrekkingskracht van autoriteit. Dezelfde invloed is ook vandaag werkzaam.

    Het autoritaire klimaat dat zich op het bestuurlijke niveau van de Getuigen ontwikkeld heeft, is niet noodzakelijkerwijs een weerspiegeling van de hartetoestand van alle leden van het Besturende Lichaam. Feitelijk is er voor een man geen enkele doeltreffende wijze waarop hij door "campagne te voeren" lid zou kunnen worden van dit selecte gezelschap. Uitnodigingen om lid te worden, zijn het gevolg van geheime vergaderingen van het Lichaam en komen voor de genodigden in het algemeen als een verassing. Enkele van de mannen zijn eerder zachtmoedig te noemen en hebben niet de neiging anderen te overheersen. Ze nemen zelden het woord in de besprekingen; ze schijnen een zekere eerbied voor bepaalde leden te hebben en stemmen bijna altijd zoals deze ook stemmen. Anderen, die op uitnodiging van het Lichaam lid zijn geworden schijnen daarna op de een of andere wijze de smaak te pakken hebben gekregen: het bevalt hen wel om deel uit te maken van de gezagsstructuur en daar afstand van doen zou hen zwaar vallen. Zij zouden misschien wel voor een meer tolerante en minder dominerende benadering zijn, maar zij doen denken aan degenen over wie Jezus in Johannes 12:42, 43 sprak. Zij laten wel van zich horen, maar ze gaan niet zover dat er moeilijkheden van komen. Dan zijn er nog degenen die laten zien dat het hun wel degelijk om macht te doen is, zowel ten aanzien van de organisatie als ten aanzien van henzelf. Doch zelfs hier aarzel ik om tegenover hen als individuele personen een oordelende houding aan te nemen. Het is vaak moeilijk te doorgronden wat de oorzaken voor een bepaalde opstelling zijn. Het uitoefenen van macht over anderen is eerder een teken van zwakheid en onzekerheid, dan van kracht. Het geduldig omgaan met mensen, het redeneren met hen, vertrouwen te hebben in de kracht van waarheid, te proberen ondanks een afwerende houding de juistheid van een standpunt aan te tonen, door woord en daad mensen op te bouwen in geloof, liefde en begrip—dat is een heel wat moeilijker en zwaardere taak dan eenvoudigweg mensen te gebieden dingen te doen, wetten uit te vaardigen en regels voor te schrijven, en vragen te onderdrukken door het laten gelden van autoriteit.(13) Dat laatste is de weg van zwakheid. En evenals echtgenoten, ouders, werkgevers en anderen hier maar al te vaak aan toegeven, soms uit een gevoel van geïrriteerdheid of machteloosheid, geven ook mannen in religieuze systemen hieraan toe. En wat in dit opzicht geldt voor de gezagsstructuur van de Wachttorenorganisatie, geldt ook voor andere religieuze organisaties. Zoals ik ook al in Gewetensconflict heb geschreven, is het mijn overtuiging dat het fundamentele kwaad is gelegen in het concept of de voorstelling dat de Wachttorenorganisatie door God met exclusieve autoriteit is bekleed, alsook in de opvatting dat uitsluitend door het uitoefenen van een dergelijk gezag, eenheid, orde en productiviteit bereikt kunnen worden. In ieder geval zijn zeker enkele van de mannen van het Besturende Lichaam van dat concept het slachtoffer geworden en in de val gelokt door de aantrekkingskracht van een dergelijke vleselijke denkwijze. Hoe bedrieglijk deze aantrekkingskracht van autoriteit ook is, het ontslaat ons echter niet van onze verantwoordelijkheid. Hoewel veel van wat thans bestaat, zoals aangetoond, een erfenis is van het verleden—en zelfs van een ver verleden, voordat de Wachttorenorganisatie en haar verschillende presidenten en leiders op het toneel verschenen—is het nog steeds een erfenis die men niet hoeft te accepteren. Het zal duidelijk zijn dat de verheven beweringen van de Wachttorenorganisatie en haar schending van de Goddelijke autoriteit onschriftuurlijk zijn en dat dit een zekere verantwoordelijkheid legt op de schouders van zowel de promotors als de ondersteuners ervan. Dat men het niet ziet, omdat men het niet wil zien, is geen excuus om zich aan die verantwoordelijkheid te onttrekken. Het is intussen zover gekomen dat velen, zoniet de meesten, het luisteren naar de organisatie gelijkstellen met het luisteren naar God en het verwerpen van haar boodschap en leringen beschouwen als minachting voor God. Zelfs wanneer men aarzelt om haar uitleggingen aan te nemen of, nog veel erger, wanneer men ze in twijfel trekt, geeft men blijk van een gebrek aan geloof in God en twijfelt men aan hem. Ook moet niemand menen dat zijn of haar mentale vermogens in staat zijn de Schrift te begrijpen zonder de leiding van de organisatie vanuit Brooklyn. Wie met haar gaat, waarheen dat ook moge zijn, gaat met God. Wie inziet dat zij de verkeerde weg is ingeslagen en haar derhalve niet meer volgt, geeft blijk van een onafhankelijke en opstandige geest. Wie de juiste betekenis van iets inziet, voordat de organisatie het inziet, en wat het ergste is, er ook nog over praat, is aanmatigend en loopt verder vooruit dan God. Ik kan niet anders concluderen dan dat de geest van de "mens der wetteloosheid" hier aan het werk is geweest, op de wijze zoals hij zich ook in het verleden heeft gemanifesteerd.

    Het gelijkstellen van de organisatie met God zoals dat onder Jehovah's Getuigen gebeurt, is overduidelijk en ligt diep verankerd in de gedachtewereld van de meeste leden, veel dieper nog dan zij zich wellicht realiseren. Ik weet dat niet allen die gelijkschakeling maken, want ik ken personen, van wie zelfs enkele op belangrijke posities, die hebben laten weten dat zij geen geloof schenken aan dergelijke verheven beweringen. Maar ik ben er ook vrij zeker van dat zij, om een dergelijke gelijkschakeling te vermijden, de gepubliceerde beweringen in hun eigen gedachten voortdurend moeten "bewerken" en de extreme opvattingen moeten ombuigen—wat neerkomt op het bijstellen ervan waardoor zij een andere betekenis krijgen—om ze daarmee voor zichzelf te kunnen rechtvaardigen. Voortdurend zoeken zij naar verstandelijke argumenten voor het feit dat zij telkens maar weer gehoor geven aan de oproep van de leiders om volgzaam en loyaal te zijn. En met dit alles moeten zij voortdurend op hun hoede zijn om ervoor te zorgen dat anderen niets merken van hun werkelijke gevoelens. Dit is beslist geen christelijke vrijheid te noemen.

    Voetnoten:

    (1) Ik herinner mij dat mijn oom, Fred Franz, die toen inmiddels vice-president van de Watch Tower was, tegen mij zei dat als zijn doop in de Presbyteriaanse Kerk door onderdompeling zou zijn geschied (in plaats van door besprenkeling), hij deze nog steeds als geldig zou hebben beschouwd.

    (2) De Wachttoren van 15 maart 1957 blz. 143

    (3) De Wachttoren van 15 september 1955 (blz. 284 § 15)

    (4) Voorzover ik mij kan herinneren, stond dit zelfs in de samenvattingen die de Watch Tower had opgesteld voor
           degenen die dooptoespraken gaven.

    (5) Deze doopvragen staan in de Engelstalige Watchtower van 1 okt 1942, blz.302. [Ze staan eveneens vermeld in de
          Nederlandse Wachttoren van 15 juni 1964, blz 359, 360,-vert.]

    (6) Handelingen 2:38, New English Bible; 1 Petrus 3:21,22.

    (7) De Wachttoren van 15 september 1956, blz. 428.

    (8) Handelingen 16:31-33; vergelijk ook Handelingen 2:36; 8:5,12,27-38; 9:1-20; 10:34-48; 11:16,17;18:8; 19:3-5.

    (9) Romeinen 6:3; Galaten 3:27.

    (10) Mattheus 28:19, New English Bible.

    (11) De redenen waarom velen hun verbintenis niet op een dergelijke formele wijze wensen te beëindigen, worden
             besproken in de hoofdstukken 10, 11 en 17 van dit boek (In Search of Christian Freedom)

    (12) 2 Korintiërs 1:24.

    (13) Vergelijk Spreuken 16:32; 2 Timotheus 2:24, 25; Jakobus 3:13-18; 1 Petrus 5:1-7.



     
     

    Ga naar de top van de pagina
     
     

    Terug

    11-05-2009 om 18:36 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervangende dienstplicht bij Jehovah's Getuigen...waar is de tijd?
     

    Vervangende dienstplicht bij Jehovah's Getuigen

    In de Appendix bij hoofdstuk 12 (op blz. 429 van Gewetensconflict) bespreekt Raymond Franz de 'recente' beleidsverandering van de Wachttoren met betrekking tot vervangende dienstplicht:  

    In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt nog een belangrijke verandering afgekondigd, ditmaal met betrekking tot een gedragsregel. Zoals aangetoond op de bladzijden  120-126 en 150-151 van Gewetensconflict, alsook op de bladzijden 257-268 van In Search of Christian Freedom, kwam aan het eind van de jaren '70 de kwestie van vervangende dienstplicht (wat inhoudt: werk in ziekenhuizen of ander werk ten behoeve van de gemeenschap) onder de aandacht van het Besturende Lichaam. Dit leidde tot talloze, langdurige en verhitte discussies. Er werd een onderzoek ingesteld bij alle 90 bijkantoren over de gehele wereld. Zoals eerder uiteengezet, gaven veel bijkantoorcomités, waaronder die van verscheidene grote landen, te kennen dat de betrokken mannelijke Getuigen de logica en de schriftuurlijke basis van het standpunt van de organisatie niet konden inzien. In een aantal gevallen trokken de bijkantoorcomités de juistheid van de gedragsregel in twijfel, waarbij zij schriftuurlijke redenen aandroegen waarom zij deze zaak als een zaak van het geweten beschouwden. (Zelf had ik zo'n veertien pagina's geschiedkundig, schriftuurlijk en ander, algemeen bewijsmateriaal aangedragen dat in dezelfde richting wees.)

    Het onderwerp kwam in de periode van 28 januari tot 15 november 1978 in zes verschillende zittingen van het Besturende Lichaam aan de orde. Toen er gestemd moest worden, stemde in elke zitting een meerderheid van het Besturende Lichaam vóór een verandering. Maar de noodzakelijke tweederdemeerderheid werd pas in de zitting van 15 november bereikt. Deze hield echter minder dan een uur stand. Lloyd Barry, die met de tweederdemeerderheid voor een verandering had gestemd, kondigde na een onderbreking aan dat hij van mening was veranderd en dat hij nu voor de traditionele gedragsregel stemde. De regel bleef gehandhaafd.

    Een jaar later, op 15 september 1979, werd er opnieuw gestemd. De ene helft was voor, de andere helft tegen een verandering.

    De regel bleef daarna nog 16 jaar van kracht, totdat er in De Wachttoren van 1 mei 1996 werd afgekondigd dat het aanvaarden van vervangende dienst een zaak van het geweten is. In die 16 jaar hebben duizenden Getuigen, voornamelijk jonge mannen, in de gevangenis gezeten vanwege hun weigering om als vervanging voor militaire dienst allerlei werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de gemeenschap. Zelfs nog in 1988 werd er in een rapport van Amnesty International verklaard dat in Frankrijk "dat jaar meer dan 500 gewetensbezwaarden inzake militaire dienst, van wie het overgrote deel Jehovah's Getuigen, werden ingesloten". In datzelfde jaar werden er in Italië"naar verluidt ongeveer 1000 gewetensbezwaarden, het merendeel Jehovah's Getuigen, in 10 militaire gevangenissen ingesloten vanwege hun weigering om militaire dienst of vervangende burgerdienst te verrichten".

    Maar hiermee is nog niet alles gezegd. Als namelijk dat ene lid van het Besturende Lichaam in 1978 zijn stem niet had gewijzigd, dan zou van deze mannen nauwelijks iemand naar de gevangenis zijn gegaan, aangezien uit de verslagen van de bijkantoorcomités blijkt dat deze jonge mannen niet op grond van hun eigen geweten voor de gevangenis kozen. Zij deden dit omdat zij zich verplicht voelden een door de organisatie opgelegde gedragsregel te volgen.

    Hoewel de verandering zonder twijfel moet worden toegejuicht, gaan de gedachten toch uit naar al die mannelijke Getuigen die bij elkaar duizenden jaren hebben verloren, jaren waarin hun de vrijheid werd ontnomen met familie en vrienden om te gaan, te werken aan hun eigen financiële situatie of die van hun verwanten, en andere nuttige activiteiten te ontplooien die niet mogelijk zijn binnen gevangenismuren. Het is een ongelofelijke verspilling omdat er geen doel mee gediend was. Deze jongens kozen hiervoor omdat de gezagsdragers van de organisatie hun een standpunt oplegden dat onschriftuurlijk was.

    Wanneer de organisatie de fouten eerlijk had toegegeven - niet alleen de fouten op leerstellig gebied, maar ook de fout zich onrechtmatig in zaken te mengen die iemands persoonlijke geweten aangaan - en zij de gevolgen eerlijk onder ogen had willen zien, dan zou men alle reden hebben gehad om lovende woorden te gebruiken en zelfs te hopen op een zekere fundamentele hervorming. In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt op dergelijke zaken echter helemaal niet ingegaan, en er is ook niet de geringste aanwijzing dat de organisatie de gevolgen van dit verkeerde standpunt, dat een halve eeuw lang werd ingenomen, ook maar enigszins betreurt. Er wordt zelfs geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat zij vijftig jaar lang zo star is geweest en erop stond dat aan deze verkeerde gedragsregel werd vastgehouden. In een paar zinnen wordt de verandering afgekondigd, alsof het om de uitvaardiging van een edict gaat waarvan de boodschap in feite is: "Op dit terrein mag je nu je geweten gebruiken." In plaats van zich te verontschuldigen, lijkt de organisatie veeleer de mening te zijn toegedaan dat zij een applaus verdient voor het aanbrengen van de verandering. Een verandering die zij, wanneer zij verstandig (en nederig) was geweest, al tientallen jaren daarvoor had kunnen aanbrengen, maar die zij had tegengehouden, ondanks dat er, zowel door leden van het Besturende Lichaam als door leden van bijkantoorcomités, overvloedige, schriftuurlijke argumenten voor afschaffen waren aangedragen. Sommige leden van de bijkantoorcomités hadden niet alleen de schriftuurlijke argumentatie die te vinden is in De Wachttoren van 1 mei aangedragen, maar tevens materiaal dat nog uitgebreider en nog zorgvuldiger was uitgewerkt dan het materiaal in dat tijdschrift. Zij hadden dit ook in 1978 gedaan, maar het werd in feite niet belangrijk gevonden of serieus genomen door die leden van het Besturende Lichaam die stonden voor handhaving van de destijds geldende traditionele gedragsregel.

    Zelfs van dwaling, tenminste als het gaat om een dwaling van het Wachttorengenootschap, wordt gezegd dat er een nuttige werking van uitgaat. In dezelfde Wachttoren wordt namelijk gesproken over het feit dat de organisatie in het verleden een verkeerde zienswijze heeft gehad met betrekking tot de "hogere machten" of de "superieure autoriteiten" van Romeinen 13. Tegen alle bewijzen in dat daarmee de menselijke regeringsautoriteiten worden bedoeld, had zij erop gestaan dat met de "hogere machten" uitsluitend God en Christus worden bedoeld. Deze uitleg was in de plaats gekomen van de eerdere en correcte zienswijze en werd onderwezen van 1929 tot 1962. In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt op bladzijde 14 over de verkeerde zienswijze gezegd:

    "Terugkijkend moet er worden gezegd dat deze zienswijze, die de oppermacht van Jehovah en zijn Christus verhoogde, Gods volk gedurende deze moeilijke periode heeft geholpen om zonder te schipperen aan een neutraal standpunt vast te houden."

     In feite wordt hiermee gezegd dat indien men de juiste zienswijze zou hebben gehad, namelijk de zienswijze die Paulus voor ogen had toen hij deze raad neerschreef, men niet voldoende leiding zou hebben ontvangen, of dat men hiermee toch niet zo effectief tegen een onchristelijke handelwijze beschermd zou zijn geweest als met de verkeerde zienswijze die door het Wachttorengenootschap werd onderwezen! Er is geen enkele schriftplaats waaruit zou blijken dat God zijn volk door middel van dwaling leidt. In moeilijke tijden sterkt Hij hen met waarheid, niet met dwaling. - 1 Johannes 1:5; Psalm 43:3; 86:11.

    Zelfs het aanbrengen van veranderingen, zoals dat onlangs is gebeurd, is in feite niet veel meer dan het bestrijden van symptomen in plaats van het bestrijden van de ziekte zelf. De feitelijke ziekte is hier de sterke nadruk op het gezag van de organisatie, die zich het recht toeeigent om te heersen over het geweten en het persoonlijke denken van mensen. Zoals de voormalige katholieke theoloog Charles Davis het zegt: "De mogelijkheid bestaat dat men de oorzaak van de ziekte als haar geneesmiddel gaat propageren." Wanneer er in het tijdschrift De Wachttoren een grote verandering wordt afgekondigd, wordt het probleem van de oorspronkelijke, verkeerde leerstelling niet onder ogen gezien en wordt niet erkend dat juist misbruik van de Schrift de verandering noodzakelijk maakte. Er wordt daarentegen gedaan alsof er alle reden is zich te onderwerpen, en vertrouwen te hebben in het systeem dat de verkeerde zienswijze had verkondigd, maar er tevens op had gestaan dat ze werd aanvaard, en tegen iemand die dat niet deed maatregelen had genomen. In al dit soort gevallen is helaas overduidelijk gebleken dat de verandering niet werd ingegeven door liefde voor de waarheid, toewijding aan de Schrift of bezorgdheid voor mensen, maar veeleer door het feit dat het vorige standpunt onhoudbaar was geworden en soms uiterst moeilijk overeind te houden was. We hebben dit gezien met betrekking tot de leerstellingen over 1914. Dat is de reden waarom het een ijdele hoop is échte hervormingen te verwachten.

    (blz. 429 - 432 uit Gewetensconflict)

     

    Terug

     

    10-05-2009 om 11:35 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 1 van In Search of Christian Freedom door Raymond Franz

    - 1 -

    De Speurtocht naar Christelijke Vrijheid


     

     

    Christus heeft ons vrij gemaakt om in de vrijheid te blijven. . . Het gaat alleen om het geloof, dat werkzaam is door de liefde. Gij waart zo goed op weg. Wie heeft u verhinderd de stem van de waarheid te blijven volgen? – Galaten 5:1, 6, 7, [Willibrord Vertaling]

     

     

    N

    et als geloof, liefde en waarheid, is vrijheid een belangrijk aspect van het ware christendom. Waar vrijheid heerst, gedijen geloof, liefde en waarheid. Wanneer vrijheid beperkt is of ontbreekt, lijden ze onvermijdelijk schade. – 2 Korinthiërs 3:17

     

    De vrijheid die Gods Zoon ons gaf heeft juist ten doel dat we ons geloof en liefde volledig tot uitdrukking kunnen brengen, vrij van beperkingen die mensen (niet God) ons willen opleggen. Het zonder tegenspraak opgeven van die vrijheid betekent onvermijdelijk het opofferen van waarheid. Want zij die zulke beperkingen willen opleggen doen dit niet uit waarheid, maar uit dwaling.

    In de afgelopen paar decennia hebben honderdduizenden personen zich losgemaakt van de religie waarin ik ben opgegroeid: Jehovah’s Getuigen. Gedurende diezelfde decennia zijn echter honderdduizenden andere personen toegetreden tot dezelfde religie, en wel in die mate dat de religie is blijven groeien. Ik denk niet dat het vertrek of de toetreding van deze personen op zichzelf iets bewijst.

    De werkelijke vraag met betrekking tot diegenen die weggingen is, waarom ze dat gedaan hebben, wat hen bewoog zich af te scheiden. Was het uit liefde voor de waarheid? Was het omdat zij hun geloof en hun liefde wilden uiten in christelijke vrijheid? Hadden ze dit niet kunnen bereiken door te blijven waar ze waren? Was hun vertrek gerechtvaardigd?

    Evenzo kunnen vragen gesteld worden ten aanzien van diegenen die toetreden. Het lijdt geen twijfel dat een aanzienlijk aantal hiervan voorheen ongodsdienstig, ongeestelijk en in wezen materialistisch in hun opvattingen was. Vanaf hun toetreding hebben ze aanzienlijke verandering aangebracht op deze gebieden. Ten minste een deel van hen werd geholpen zichzelf te bevrijden van ernstige problemen als seksuele bandeloosheid, alcoholisme, drugsverslaving, gewelddadigheid of oneerlijk, zelfs crimineel gedrag. Dit heeft zeker een verbetering in hun levens betekend.

    Het is echter ook waar dat deze staat van dienst van hulp niet uniek is. De meeste religies en kerkorganisaties kunnen een veelvoud van geschiedenissen en getuigenissen aanvoeren van personen die door hun bekering een absolute ommekeer in hun leven hebben meegemaakt. Evenzo kunnen de verhalen en de aantallen van diegenen die zijn geholpen door de Wachttoren-organisatie in het overwinnen van verderfelijke gewoonten of verslavingen ongetwijfeld zelfs worden geëvenaard door enkele sociale instellingen, waaronder Anonieme Alcoholisten, afkickcentra, en soortgelijke instellingen. En zeker de meerderheid van diegenen die Getuigen worden waren voordien niet personen die met zulke problemen te kampen hadden.

    Wat ook de schijnbare voordelen geweest mogen zijn, de vraag blijft: tegen welke prijs zijn ze verworven? Heeft hun toetreding tot de organisatie van de Getuigen uiteindelijk geresulteerd in een verlies van vrijheid om waarheid, geloof en liefde uit te drukken op een wijze die niet wordt afgedwongen of beperkt door menselijke overheersing?

    Als dit het geval zou zijn, hoe geloofwaardig of betrouwbaar is dan de verbetering die is verworven? Hoe christelijk zijn de ogenschijnlijke voordelen nu werkelijk?

    Dezelfde vragen kunnen – en zouden moeten – worden toegepast op elke religie die belijdt christelijk te zijn, en ik hoop dat wat hier naar voren wordt gebracht waardevol mag zijn voor mensen met allerlei religieuze achtergronden. Want de kwestie waar het om gaat is in feite veel omvangrijker dan de afzonderlijke problemen van de mensen die er bij betrokken zijn. Het reikt tot in het absolute hart van het goede nieuws over Gods Zoon, Jezus Christus.

     

    Waar het verschil ligt

     

    Enkele eeuwen geleden, ten tijde van de Reformatie, een tijd waarin veel mensen zich door hun geweten verplicht voelden kerkelijke overheersing over hun levens en hun geloof te verwerpen, bracht één van hen de positie van een christen op deze wijze onder woorden:

     

    Een christenmens is een vrije heer over alle dingen en is niemand onderdanig.

     

    Daarna ging hij hier verder op in door te zeggen:

     

    Een christenmens is een gehoorzame dienstbare dienstknecht in alles en is iedereen onderdanig. (1)

     

    Dit klinkt tegenstrijdig, maar dat is het niet. In feite is het een vrije weergave van de woorden van de apostel Paulus in 1Korinthiërs 9:19(2)

     

    Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen.

     

    Het verschil is dat het hier niet gaat om een onderwerping die wordt afgedwongen door mensen die aanspraak maken op een superieure positie en die erop staan dat men zich aan hun gezag onderwerpt, maar om een onderwerping en dienst die vrij en spontaan ontspringt in iemands eigen hart. Het is een onderwerping en dienst die niet het resultaat is van toegeven aan aanspraken en eisen van een ander, maar van het zien van andermans behoeften en van het goede waartoe dat kan leiden. Paulus erkende slechts één door God aangewezen Hoofd en Meester, Christus, en erkende geen ander individu of een groep van personen in die positie. Van sommigen die zulk gezag voor zich probeerden op te eisen zei hij:

     

     "[Zij waren] heimelijk … binnengeslopen om de vrijheid die we in Christus Jezus hebben, te bespieden. Zij wilden ons weer slaven maken. [zij proberen ons te binden aan regels en voorschriften, Phillips Modern English]. Wij hebben echter geen moment voor hen een stap terug gedaan; het ging erom, de waarheid van het evangelie voor u veilig te stellen.(3)

     

    De Apostel vatte het verlies van christelijke vrijheid door religieuze overheersing niet licht op. Toen hij de woorden die aan het begin van dit hoofdstuk aangehaald werden neerschreef, was dat gericht aan mensen die zich lieten misleiden door een vals evangelie of goed nieuws. In zijn tijd was dat de poging om opnieuw het Wetsverbond aan christenen als verplichting op te leggen, wat hun vrijheid in Christus aanzienlijk bedreigde. Waarin school dan het grote gevaar? De wet die aan christenen werd opgelegd was toch immers dezelfde wet die Jehovah door middel van Mozes had gegeven. Waarom zou Paulus dan zeggen dat het opnieuw opleggen ervan zou leiden tot “het opnieuw gebukt gaan onder een juk van slavernij”?

    Een deel van het het gevaar lag in het feit dat een dergelijke onderwerping een aanleiding is voor mensen om zich op te werpen als uitleggers van de wet, waarbij hun uitleggingen kracht van wet krijgen en er gerechtelijke lichamen en religieuze rechtbanken ontstaan die deze regels toepassen en als handhavers van de wet strafmaatregelen opleggen. Dat zou de herinvoering betekenen van een menselijk priesterschap over christelijke gelovigen die slechts één Hogepriester en Middelaar hebben, Gods zoon.(4) Waarom dan, ijverden sommige mannen in de eerste-eeuwse christelijke gemeente voor de herinvoering van het houden van de wet? Klaarblijkelijk was de reden dat zij, bewust of onbewust, zeggenschap en autoriteit over anderen wilden uitoefenen. Ze streefden naar macht over medechristenen, en één wijze om dit te verkrijgen was door zich tussen christenen en hun rechtmatig hoofd, Christus, te stellen. Dit was een vervulling van de profetie van de apostel opgetekend in Handelingen 20:29,30:

     

    Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij U zullen binnendringen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit UW eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken(5)

     

    Hun argumenten waren aannemelijk, klonken logisch, en Paulus toont dat velen van hun toehoorders overtuigd werden en dit als de waarheid van het evangelie accepteerden. De voorstanders van het houden van de wet konden bepleiten dat God rechtvaardigheid en heiligheid eist - hetgeen waar is – en dat zonder het opleggen van de wet de mensen eenvoudigweg niet aan rechtvaardigheid vasthouden – wat voor de meeste mensen waar mag zijn, maar wat niet waar zou moeten zijn voor christenen. Het begon met het benadrukken van het belang van de besnijdenis, iets dat door God zelf ruim tweeduizend jaar eerder was ingesteld, in de tijd van Abraham. Toen deze basis eenmaal aanvaard was, bouwden zij erop verder door er andere aspecten van de wet aan toe te voegen, die zij als noodzakelijk voorstelden om in een goede verhouding met God te staan en om een zuivere gemeente te houden.(6)

    Het grootste gevaar lag destijds in de wijze waarop deze nadruk op het houden van de wet een verandering teweeg zou brengen in de verhouding van de christen met God door Christus. Het fundament van de hoop van de christen zou erdoor in een verkeerd daglicht gesteld worden en het juiste zicht op de christelijke bediening zou er door vertroebeld raken. Paulus herkende het als een ernstige verloochening van het goede nieuws dat hem door God en Christus was opgedragen te prediken.(7)  Om de ernst van de zaak te benadrukken schreef hij:

     

    Jullie die trachten rechtvaardig te worden verklaard door de wet, zijn vervreemd van Christus; jullie zijn van de genade afgevallen. Maar door geloof verwachten wij vurig de rechtvaardigheid waarop wij hopen. Want in Christus Jezus heeft besnijdenis noch onbesnedenheid enige waarde. Het enige dat telt is geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt.(8)

     

    In die paar woorden, “geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt”, vat de geïnspireerde schrijver de essentie van het hele christelijke leven samen. De christelijke man of vrouw wordt niet gemotiveerd door bezorgdheid om zich aan regels te houden, of door een daarmee vergezeld gaande bezorgdheid om bij de naleving ervan de goedkeuring van anderen te verkrijgen, en zeker niet door de angst om voor een gerechtelijk lichaam gedaagd te worden wegens overtreding van bepaalde gedragslijnen en bepalingen – hetgeen een volkomen negatieve drijfveer is – maar door geloof en liefde. Geloof en liefde zijn de positieve krachten die niet alleen de beste afschrikking bieden tegen overtredingen maar zij zetten bovenal tot goede daden aan, de vruchten van hen die werkelijk discipelen zijn van Gods Zoon. .

    Wellicht dat een voorbeeld uit het dagelijks leven beter kan verduidelijken wat het betekent om onder de wet, of onder de genade of onverdiende goedheid te staan ¾ wat, alles welbeschouwd, het uiteindelijke resultaat is.

    Neem bijvoorbeeld eens een gezin waarin de echtgenoot zowel vader als kostwinner is. Als hij zou besluiten leiding te geven aan zijn vrouw door haar een lijst van geboden, specifieke regels en wetten voor te houden, over hoe ze het huishouden moet doen, welke methode ze daarbij moet gebruiken en op welke dagen en tijdstippen ze voor alle huishoudelijke en familie-aangelegenheden zou moeten zorgen (schoonmaken, boodschappen doen, maaltijden bereiden, zorgen voor kleding, de kinderen leren gehoorzamen), zo’n echtgenoot zou een zeer ordentelijk gezin kunnen hebben, waarin de dingen volgens schema verlopen. Maar hij zou waarschijnlijk ook een ongelukkige vrouw hebben.

    Wellicht schenkt het hem voldoening (of wat daar voor doorgaat) te zien dat alles onder zijn gezag en volgens zijn voorschriften wordt uitgevoerd. Maar hij zou nooit weten of ze voortkwamen uit liefde.

    Een echtgenoot die daarentegen in de kracht van liefde en vriendelijkheid gelooft en zijn denken niet laat leiden door een vals gevoel van superioriteit, maar een man is die zijn vrouw vertrouwt en respecteert, haar intelligentie en haar vermogen om zelf voor de dingen te kunnen zorgen erkent en gelooft dat haar zorg voor het huis en het gezin even sterk is als de zijne (en haar ook dienovereenkomstig behandelt), zo'n echtgenoot kan evenzeer het plezier beleven van een ordelijk, goed verzorgd huis. Maar de sfeer zal er veel meer ontspannen en gelukkiger zijn dan in het eerste voorbeeld. Hij kan dit door middel van een goede communicatie en discussie bereiken, waarbij hij streeft naar gemeenschappelijke conclusies en beslissingen, in plaats van enkel blijk te geven van willekeurige autoriteit. Wanneer hij ziet dat het huis keurig en schoon is, dat de maaltijden goed bereid worden, dat er voor kleding wordt gezorgd, of wanneer hij constateert dat zijn kinderen een groot respect voor hem ontwikkeld hebben, dan weet hij dat dit alles het resultaat is van iets anders dan het naleven van regels. Hij kan oprecht blij en tevreden zijn in de wetenschap dat alles voortkomt uit de liefde van zijn vrouw voor hem, voor hun huwelijk en voor het gezin.

    Naar buiten toe ziet het er in beide gevallen op bepaalde gebieden misschien hetzelfde uit. Maar intern bestaat er een enorm verschil. De sleutel ligt in het verschil in motivatie en bedoeling. En dat is nu juist het verschil wat zo bepalend is voor de wijze waarop iemand als christen leeft: staat hij of zij onder de wet of onder Gods liefdevolle goedheid door Jezus Christus?

    Gods wijsheid is hierin beslist zichtbaar. Liefde en geloof, de ware “regels” van de christen, kunnen de intiemste gedachten en diepten van het hart bereiken. Ze kunnen elk aspect van het leven beroeren en beïnvloeden op een wijze die door wetten en regels nooit bewerkstelligd kunnen worden. Doordat de christen niet onder de wet staat, wordt hij in een positie geplaatst waarin hij kan laten zien wie hij in de grond van zijn hart werkelijk is. En alleen dat telt bij God.

     

    Hoe langer ik lid was van het Besturend Lichaam van Jehovah’s Getuigen, hoe meer dit punt mijn denken bepaalde. Ik had het gevoel dat een buitensporig groot deel van de in het Besturende Lichaam doorgebrachte tijd in beslag werd genomen door de besluitvorming ten aanzien van regels voor het privé-leven van mensen. Ik zag dat elke regel vragen te voorschijn riep die weer tot nieuwe regels leidden, op grond waarvan de rechtschapenheid van anderen werd beoordeeld. Slechts als mensen deze regels in acht namen, konden zij als rechtvaardig voor God en Christus beschouwd worden. Waarom zou dit zo moeten zijn? Hadden wij – een paar mannen – werkelijk de volmacht van God zo te handelen? Was het werkelijk voor het welzijn van degenen die we geacht werden te dienen?

    Pas toen ik begon te beseffen dat de vrijheid die in de Schrift wordt geleerd niet gewoonweg het vrij zijn van de Mozaïsche wet betekende maar van het hele idee van het gehoorzamen van wetten – ongeacht welk soort van wet – was ik in staat te zien waar het werkelijke probleem lag. In plaats van het houden van wetten en voorschriften als middel om binnen de christelijke gemeente een positie van rechtschapenheid te verkrijgen en te behouden, was er een betere weg. Juist dat maakt christelijke vrijheid mogelijk, bereikbaar en zo begerenswaardig.

    Het is niet, dat de wet slecht is (het is immers het enige dat veel mensen in deze wereld in het gareel houdt)(9) Het is veeleer dat liefde en geloof zo superieur zijn, zoveel meer tot stand kunnen brengen dan een wet ooit zou kunnen; ze kunnen een rechtvaardige geest voortbrengen die uit het hart ontspringt. Wie zouden we zelf meer vertrouwen en voor wie hebben we meer respect en achting? Iemand die zegt zich te onthouden van het verkeerde "omdat het onwettig is"? Of iemand die zegt zich ervan te onthouden "omdat het liefdeloos is en blijk geeft van een gebrek aan geloof in God?” De eerste uitlating verraadt slechts wat iemands houding of interesse is ten aanzien van de wet, terwijl de tweede ons een blik verschaft in het hart en de innerlijke gevoelens van de persoon. Toen God het volk van Israël uitkoos als zijn verbondsvolk, riep hij ze niet als afzonderlijke personen in die verhouding, maar Hij nam de hele menigte, “met alles erop en eraan”, goed, slecht en middelmatig. De natie was zeker niet bijzonder geestelijk, toen niet en later ook niet. De Wet die aan hen gegeven was vervulde een noodzakelijke rol. Hij diende als tuchtmeester en leidde hen naar de Messias, net zo als “pedagogen” uit de oudheid kinderen naar hun leraar leidden.(10) Het liet duidelijk zien dat ze zondig waren, niet in staat zichzelf van zonde te bevrijden, en dat zij een verlosser nodig hadden.(11) Het bood hun een uitzicht op "schaduwen", die een symbolische schets waren van de toekomstige dingen die door de Messias vervuld zouden worden.(12) Zonder deze Wet is er geen reden om aan te nemen dat aan het einde van ongeveer 1500 jaar van het bestaan van de natie er ook nog maar iets zou zijn overgebleven van wat lijkt op ordeningen die God onder hen had ingesteld; ordeningen die de achtergrond zouden gaan vormen waartegen de Messias uitdrukkelijk herkend kon worden. In tegenstelling hiermee worden christenen in een verhouding met God als zijn zonen door Christus geroepen, niet als een menigte, maar als individuen, niet op grond van vleselijke afstamming, maar op basis van hun hart en hun beweegredenen. Hun leraar is gekomen en ze hebben geen tuchtmeester nodig die hen tot hem moet leiden. Ze zijn “niet onder de wet, maar onder de genade “, onder de genadige goedheid van God. Ze hebben hun hart aan hem gegeven en ze worden nu gemotiveerd door zijn Geest.(13) Die Geest kan zo oneindig veel meer bewerkstelligen om een ieder van ons voor overtredingen te behoeden en om ons ertoe te bewegen goed te doen dan enig wetsvoorschrift of verzameling regels ooit zou kunnen. Wanneer men dit niet onderkent, betekent dit, dat men de essentie van het goede nieuws ontkent. Wanneer men de grootse vrijheid die dit met zich meebrengt niet waardeert, toont men minachting voor wat Christus heeft gedaan toen hij het ons mogelijk maakte, niet meer “onder de wet, maar onder onverdiende goedheid” van God te staan.

     

    Zoals op alle terreinen van het leven geldt ook in religieuze aangelegenheden dat “de prijs van vrijheid voortdurende waakzaamheid is”. Christelijke vrijheid verliest men niet zozeer ten gevolge van gewelddadige veroveringen, maar door subtiele uitholling. Het van God verkregen recht zijn eigen geweten te volgen, om zo tot eigen conclusies en persoonlijke overtuigingen te komen, zodat het geloof uit het eigen hart voortkomt en op een persoonlijke kennis van Gods woord gebaseerd is, staat men langzaam maar zeker aan anderen af. Uiteindelijk komt men tot een tweedehands geloof, gebaseerd op de overtuigingen en redenaties van anderen. Het opofferen van de rechten die inherent zijn aan de christelijke vrijheid – in welke mate en om welke reden dan ook – betekent een beperking en een verhindering van de mogelijkheid om uitdrukking te kunnen geven aan onze liefde en ons geloof. Wil een dergelijke uiting spontaan zijn en van binnenuit komen, dan is daarvoor een klimaat van vrijheid nodig. Want “waar de Geest des Heren is, is vrijheid.”(14)

    Heerst er een dergelijk klimaat van christelijke vrijheid binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen? Is daar een voedingsbodem aanwezig voor uitingen van liefde en geloof die vrij uit iemands innerlijk voortkomen en niet het resultaat zijn van druk van buitenaf? Ik meen dat de bewijzen aantonen dat dit niet zo is. Mijn jaren in het Besturend Lichaam van die organisatie hebben mij tot deze overtuiging gebracht. Niet dat alle afzonderlijke Getuigen in dezelfde mate beïnvloed zijn. Sommigen kunnen de druk van de organisatie wel aan. Ze zijn in staat te voorkomen dat hun persoonlijkheid wordt aangetast doordat zij zich inspannen om de bekrompenheid en de keurslijfmentaliteit als gevolg van gestuurd denken te vermijden. Zulke mensen tonen vaak een spontaniteit en motivatie die opmerkelijk is. Het bewijsmateriaal toont echter aan dat dit niet het resultaat is van de organisatie, maar iets dat men heeft weten te bewaren ondanks de organisatie. Ik denk ook niet dat de situatie onder Jehovah’s Getuigen uniek is. Maar ik denk wel dat allen de invloed ervan in zekere mate ondervinden en dat de gevolgen onvermijdelijk pijnlijk zijn. De ingeprente houding is niet gebaseerd op waarheid - de waarheid die vrij maakt - maar op een verdraaiing van de waarheid. Het verdraait hun begrip van wat het werkelijk inhoudt een volgeling van Gods Zoon te zijn. Zijn goede eigenschappen kunnen daardoor niet volledig in hun leven tot uiting komen. Het beperkt hen in veel liefdes- en geloofswerken die hun hart hun anders zou hebben ingegeven, en het verplicht hen tot andere werken waarvoor ze geen overtuigende Schriftuurlijke reden zien. Hoe dan ook, de vrijheid wordt in meerdere of mindere mate opgeofferd.

    De waarheid van het “toen Christus ons vrijmaakte, wilde hij dat wij vrij zouden blijven” is verduisterd of vergeten.

         Er is niet slechts één oorzaak van het probleem, er zijn er meer. Maar ik geloof dat wat hierna volgt wel een zeer fundamentele oorzaak aangeeft.

     

     

     

    Voetnoten:

     

    1.  Maarten Luther in zijn verhandeling over "de vrijheid van een christenmens"

     

    2.  NBG vertaling

     

    3.  Galaten 2:4,5 Groot Nieuws Bijbel]

     

    4.  1 Timothëus 2:5 - Hebreeën 4:14 

     

    5.  Het Griekse woord (bareis) dat hier met "onderdrukkend" wordt vertaald, heeft de

    oorspronkelijke betekenis van "zwaar", en is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in Matthéüs 23:4 met betrekking tot de Farizeeën die de mensen "zware lasten" oplegden met hun wettisch traditionalisme. De invloed van autoritaire praktijken komt ook in beeld, en Diótrophes, beschreven in 3 Johannes 9,10, illustreert die overheersende geest. 

     

    6.  Zoals Handelingen 15:5, 10 aantoont, was het niet alleen een kwestie van de

    besnijdenis op zich, maar van het houden van de wet in z'n geheel. In vers 10 beschrijft Petrus die wet als een belastend "juk" dat niemand met succes zou kunnen dragen.

     

    7.  Galaten 1:1, 8-12

     

    8.  Galaten 5:4,5, NIV.

     

    9.  Vergelijk 1 Timothéüs 1:8-10

     

    10. Galaten 3:23-26

     

    11. Galaten 3:19,21,22

     

    12. Kolossenzen 2:16,17

     

    13. Romeinen 6 :14-19

     

    14. 2 Korinthiërs 3:17

     

     

     

     

    TERUG

     

    09-05-2009 om 20:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verhaal van een integere man!

    In Search Of

    Christian Freedom

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen

     

    VOORWOORD

     

    Verscheidene jaren zijn verstreken sinds mijn aftreden als lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen, het lichaam dat overal ter wereld de aanbidding regelt en in aanzienlijke mate ook de gedachten, woorden en levens van de miljoenen leden van die religieuze beweging bestuurt. De gebeurtenissen die aan mijn aftreden voorafgingen en de daaropvolgende gebeurtenissen die tot gevolg hadden dat ik werd uitgesloten, zijn uitvoerig beschreven in een eerder werk, Gewetensconflict. Dat boek eindigde met deze woorden:

      "Ik ben dankbaar dat ik informatie beschikbaar kon stellen waar anderen naar mijn idee recht op hebben. Er had nog veel meer gezegd kunnen of moeten worden om een vollediger beeld te geven. Maar of mij dat vergund is weet ik niet. In elk geval ben ik blij dat ik de uitwerking van wat reeds gezegd is mag laten rusten in God's hand."

      Ik was toen 61. In de achterliggende jaren heb ik duizenden brieven en telefoontjes ontvangen vanuit alle delen van de wereld. Velen waren vroeger Jehovah's Getuige geweest. Bijna evenveel mensen waren nog met de organisatie verbonden. Zij vertegenwoordigden vrijwel het hele scala aan organisatorische niveaus. De reacties kwamen van mensen die als pionier, speciale pionier, zendeling, dienaren in de bediening, stadsopziener, kringopziener, districtsopziener en bijkantoorcoördinator hadden gediend of nog dienden. Enkele honderden van hen waren voorheen lid van het Wachttoren hoofdbureau in Brooklyn geweest of hadden in het buitenland als werkers van een bijkantoor of als zendeling gediend. Ik citeer nu uit een paar ontvangen brieven, niet om mijzelf aan te prijzen, maar om te laten zien op welke wijze deze mensen uiting hebben gegeven aan hun bezorgdheid, hoe zij de problemen benaderden en wat daarbij hun hartsgesteldheid was.

    Over het geheel genomen maakten hun uitlatingen duidelijk dat de informatie in Gewetensconflict in een bijzondere behoefte had voorzien. Over de besprekingen van het Besturende Lichaam, met zijn leerstellige en besluitvormende processen en de methode waarop het geschreven materiaal tot stand komt dat voor alle leden als voedsel moet dienen, ligt een waas van geheimzinnigheid. Veel Getuigen, onder wie ouderlingen en anderen op verantwoordelijke posities, maakten zich ernstige zorgen, maar vonden het moeilijk om "alle stukjes op hun plaats te krijgen". Het boek Gewetensconflict verschafte feitenmateriaal dat voorheen niet toegankelijk voor hen was. Het fungeerde als een "katalysator" die de door hen onderkende problemen in de organisatie met elkaar in verband bracht en hen deed begrijpen waarom deze problemen bestonden. De informatie had tot gevolg dat zij werden bevrijd van een vals schuldgevoel, veroorzaakt door het idee dat hun dienst aan God moest gaan via een organisatie, de Wachttorenorganisatie. Zij hielp het gevoel verdrijven dat men van God afgesneden was enkel en alleen omdat men van de organisatie afgesneden of verwijderd was. Een brief van een man in Australië, die samen met zijn vrouw veertig zeer actieve jaren bij de Wachttorenorganisatie heeft doorgebracht, illustreert dit. Omdat hij bepaalde dogma's en gedragsregels van de organisatie niet kon accepteren werd hij in 1984 "niet meer verbonden" verklaard. Hij schreef:

     "Mijn familieleden hebben mij gevraagd u te schrijven om hun diepe dankbaarheid over te brengen voor de enorme steun die we van het boek Gewetensconflict hebben mogen ontvangen. Het heeft veel zaken die ons jarenlang zoveel moeilijkheden en verdriet hebben bezorgd, opgehelderd en begrijpelijk gemaakt. Aangezien mijn zoon en zijn vrouw zich tolerant opstelden jegens onze positie (als niet langer behorend tot de organisatie) werden zij van de beweging uitgesloten in 1986... Mede dankzij dit boek is ons gezin bij elkaar gebleven gedurende de ergste crisis van ons leven, een crisis die begon met onze vervreemding van de beweging. Het boek heeft ons ook geholpen om in geestelijk opzicht op onze eigen benen te staan en om morele beslissingen te nemen op grond van onze eigen integriteit in plaats van op het beleid van de beweging."

    Een jonge vrouw die vele jaren als "pionier" in de volle-tijddienst had gediend en later op het Wachttorenhoofdbureau werkzaam was geweest, laat de moeilijkheid zien die de overgang van een toegewijd "lid van de organisatie" naar een leven vanuit een echte persoonlijke relatie met God, met zich mee kan brengen. Ze schrijft vanuit Pennsylvanie:

    "Uw verslag van wat er in de organisatie is voorgevallen alsook van uw persoonlijke ervaringen heeft niet alleen mijn ogen en mijn hart geopend, maar het heeft ook veel bevestigt van wat ikzelf door de jaren heb meegemaakt. ... Voordat ik uw boek gelezen had was ik me niet bewust van de grote invloed die de organisatie op mijn eigen leven had. Dat gold zelfs voor de periode daarna toen ik niet meer met de organisatie verbonden was. Ik voelde me destijds zo verloren, zo onwaardig om nog een persoonlijke relatie met Jehovah God en Christus Jezus te hebben omdat ik de organisatie niet meer achter me had. Nu, na een zeer lange tijd, voel ik me voor het eerst vrij om Jehovah te aanbidden door Jezus, los van de organisatie. Ik kan nu in gebed tot Jehovah naderen en zijn dienaar zijn. De tranen stroomden over mijn wangen en de pijn in mijn hart is eindelijk weggenomen".

    Haar volgende alinea bevat complimenteuze opmerkingen over de manier waarop het boek was geschreven. In overeenstemming met wat ik al eerder schreef laat ik dit hier volgen om slechts één reden en dat is omdat het iets laat zien dat ook gezegd kan worden van zoveel anderen die mij hadden geschreven, namelijk dat ze niet gediend waren met haatdragende literatuur tegen Jehovah's Getuigen. In plaats van wrok voelden ze juist genegenheid jegens hen die nog in die organisatie zijn. Haar brief gaat verder:

      "Ik was erg onder de indruk van de manier waarop u uw boek geschreven hebt. De liefde die u voor de broederschap had en nog steeds hebt komt er doorheen. Uw uitdrukkingen waren niet verbitterd of verdedigend maar ze gaven de feiten slechts zo vriendelijk en liefdevol weer als maar mogelijk was. Tijdens mijn verbondenheid met de organisatie heb ik enkele buitengewoon fantastische mensen ontmoet. En veel van wat de organisatie mij heeft geleerd is gebaseerd op de bijbel en is nog steeds diep in mijn gedachten en in mijn hart verankerd. Voor deze dingen heb ik grote waardering. Doch, ook ik heb in mijn eigen leven en in dat van anderen gezien en ervaren wat de gevolgen zijn als organisatorische wetten gaan heersen over het geweten van mensen waardoor de bijbel buiten werking wordt gesteld. Dit concept heeft veel vernield in het leven van mannen, vrouwen en kinderen".

      Een andere vrouw uit het Midwesten van de Verenigde Staten schreef een brief waaruit iets van die "vernieling" blijkt zoals dat werd ervaren.

      "Ik verliet de organisatie in 1980, dat wil zeggen, ik ging niet meer naar de vergaderingen. Weet u, daar kon het niet bij blijven. Mijn moeder schreef me in 1981 een brief waarin ze zei dat ze niet langer omgang met me kon hebben omdat ik de vergaderingen niet bezocht. Natuurlijk volgden mijn broers haar voorbeeld. In januari 1983 was onze dochter omgekomen. Moeder kwam niet op de begrafenis en stuurde geen condoleancebericht. Ik voed momenteel de vier kinderen van mijn dochter op en ik heb door schade en schande geleerd wie mijn echte vrienden zijn. Mensen die ik niet eens kende hebben hun medeleven betuigd en me geholpen met de kinderen. Ze gaven geld, tijd en alles wat ze konden om te helpen. Ik voelde me zo beschaamd als ik terugdacht aan al die jaren waarin ik mijn buren en kennissen (die geen Getuige zijn) die zo bereidwillig waren om te helpen, de rug had toegekeerd. Ze bleven me ondanks alles liefhebben. Ik kan u niet vertellen hoe vaak ik heb gehuild om de vele jaren die ik verspild heb door hen te mijden als "wereldse mensen". Ik ben gedoopt in 1946 en rond 1971 begon ik me te realiseren dat er dingen plaatsvonden die niet bepaald christelijk leken. Ik doorzocht de Schrift maar ik kon geen enkele grond vinden voor de dingen die er in de gemeente gebeurden.....

    Omstreeks die tijd las ik een hoek van Milton Kovitz, "Fundamental Liberties of a Free People." Ik begon me af te vragen hoe het Wachttorengenootschap zo hard kon vechten voor grondwettelijke vrijheden en tegelijkertijd anderen diezelfde vrijheden kon onthouden, vrijheden die worden gewaarborgd door dezelfde grondwet, zoals het recht op vrije meningsuiting, het recht op privacy, etc. Er werd geen ruimte gelaten aan het geweten van het individu. Met uitzondering van één of twee, waren de mannen in de gemeente meer geïnteresseerd in het verkrijgen van machtsposities dan in het verkrijgen van een juist onderscheidingsvermogen door gebed. Wanneer men tijdens de samenkomsten opmerkingen maakte was dat slechts het napraten van wat er in de Wachttoren stond afgedrukt. Geen bezorgdheid voor hen die zwakheden hadden, slechts een overweldigende dwangmatigheid om "de organisatie zuiver te houden".......

    Ik ben zoveel dingen, namen en datums vergeten, waardoor ik niet met hetzelfde gezag kan schrijven als u. Ik vind dat echter niet erg. Ik ben blij dat het vervaagt.

    Nog één ding: ik vond het bijna onmogelijk om nog te bidden. Ik wou dat ik het kon maar ik wist niet hoe ik een persoonlijke relatie moest opbouwen met God en Christus. Mijn oude pijnlijke gevoelens over de organisatie kwamen naar boven als ik probeerde te bidden. Nadat ik uw boek gelezen had ik voelde ik zo'n medelijden voor al diegenen die probeerden de moed te verzamelen om door te gaan. Ik vroeg God of Hij ze wilde helpen. Het eerste echte gebed sinds lange tijd. Dank u wel".

      Weer anderen, die me schreven, hadden geen enkele binding met Jehovah's Getuigen, maar hadden wel een soortgelijke gewetensstrijd doorgemaakt in hun eigen religie. Kenmerkend voor verscheidene van zulke brieven is die van een echtpaar uit Californië:

      "Pas geleden hebben mijn vrouw en ik een exemplaar van uw boek Gewetensconflict op de kop getikt. We waren zo opgewonden dat we het "ontdekt" hadden. Dank u dat u met genade en waardigheid schreef over een gebied dat zo dikwijls door sensatiezucht en bitterheid wordt gekenmerkt. Uw ervaring was op een speciale manier pijnlijk voor ons: we hebben namelijk pas geleden onze moederkerk verlaten, de Mormonenkerk, om de Vader "in geest en in waarheid te aanbidden", niet gehinderd door "geboden en leringen van mensen". Veel dingen uit uw verhaal kwamen ons bekend voor... Nogmaals willen we u danken voor uw moedige getuigenis van God's genade in uw leven. Moge Hij u bewaren en beschermen op uw weg"

      Ik geloof niet dat wat ik heb geschreven van een bijzondere "moed" getuigt. Ik heb het boek geschreven omdat ik van mening was dat mensen het recht hadden dingen te weten die anders ontoegankelijk voor hen waren. Wat me echter in de vele honderden brieven en telefoongesprekken de meeste voldoening schenkt zijn die uitingen waaruit blijkt dat mensen dichter bij hun hemelse Vader en zijn Zoon zijn gekomen, en dat hun geloof en vertrouwen vernieuwd en sterker geworden zijn. Eveneens bijzonder bemoedigend vind ik de opmerkingen van velen dat ze in het boek een vrijheid aantroffen waarin geen bitterheid en wrok doorklonk. Ik koester dergelijke gevoelens niet tegenover Jehovah's getuigen en ik ben blij als datgene wat ik schreef deze gevoelens dan ook niet oproept. Brieven waarin mensen tekeer gaan tegen de beweging, haar leiders of haar leden, of waarin ze zich uiten in spot en sarcasme, doen me hoegenaamd geen plezier.

    Ik geloof dat zij die denken dat het werkelijke gevaar de individuele personen in de organisatie of haar leiders zijn, ernaast zitten. Zelf heb ik bijna zestig jaar lang met deze mensen samengewerkt en ik kan zonder aarzeling zeggen dat ze even oprecht zijn in hun geloofsovertuigingen als mensen van enige andere religie. De mensen van het Besturende Lichaam ken ik persoonlijk, en ofschoon ik dat niet van allemaal kan zeggen, ken ik velen als van nature vriendelijke en eerlijke mensen, die slechts doen wat naar hun mening van hen verwacht wordt en wat in het verleden ook altijd zo was gedaan. Zij hebben de erfenis van dat verleden overgenomen. In hun denken is "de organisatie" niet van God en Christus te onderscheiden of te scheiden.

    Het blijft echter een feit dat dwaling gepresenteerd wordt als waarheid, en dat men acties onderneemt die een ernstige verdraaiing en misvorming zijn van de leer en levensloop van God's Zoon. Hoewel de betrokken personen, en wel eenieder van hen afzonderlijk, hiervoor nu eenmaal een zekere verantwoordelijkheid draagt, zijn deze personen zelf niet de eigenlijke oorzaak van het probleem. Niet de mensen zelf, maar de geloofsovertuigingen en voorstellingen van die mensen zijn het ware probleem en het werkelijke gevaar. Zij vormen de belangrijkste bron waaruit de dwaalleringen, verkeerde houdingen en wrede maatregelen voortkomen.

    Allerlei soorten mensen zijn om alle mogelijke redenen bij de organisatie van Jehovah's Getuigen terechtgekomen. En allerlei soorten mensen (in feite honderdduizenden) hebben haar om alle mogelijke redenen verlaten. Sommigen zijn weggegaan, zoals een voormalig Getuige het uitdrukte, 'om alle mogelijke verkeerde redenen'. Hoewel de richting die zij daarna inslaan op z'n minst een indicatie kan zijn van hun beweegreden voor hun vertrek, hoeft dit toch niet altijd zo te zijn. Velen bevinden zich in een overgangsperiode die gekenmerkt wordt door onzekerheid en twijfel. Sommigen twijfelen zelfs aan alles als gevolg van de zware ontgoocheling die ze hebben meegemaakt. Zij zijn tijdelijk op drift geraakt, en pas wanneer zij dit stadium gepasseerd zijn kan hun gedrag een zeker licht werpen op de vraag wat hun innerlijke beweegredenen zijn geweest.

      Eén ding mag echter duidelijk zijn, en dat is dat louter een religieus systeem de rug toekeren op grond van de overtuiging dat het ernstige onwaarheden bevat, op zichzelf genomen nog niet tot vrijheid hoeft te leiden. Het zien van dwaalleer is in veel gevallen niet genoeg. Als iemand niet kan zien waarom hij of zij vroeger in die dwaling geloofde, en wat er fout was in de wijze van argumenteren waardoor men dat ging geloven, is er geen echte vooruitgang geboekt en is er geen solide basis voor duurzame christelijke vrijheid gecreëerd. Iemand kan gemakkelijk het systeem, dat verkeerd bleek te zijn, verlaten om dan snel in de greep te komen van een ander systeem dat eveneens dwaling verkondigt, een dwaling die in leerstellig opzicht geheel anders kan zijn, doch veelal overeind gehouden wordt door precies dezelfde soort van verkeerde argumentaties en redeneringen als die waarvan het vorige systeem gebruikmaakte.

      Veel Jehovah's Getuigen zijn ontgoocheld als gevolg van leerstellingen en voorspellingen die verkeerd bleken te zijn, anderen door de starheid van bepaalde gedragsregels, of door de druk om mee te lopen in de voortdurende tredmolen van door de organisatie geprogrammeerde activiteiten die geestelijk gezien weinig opbouwend zijn. Wat nodig is, is het onderkennen van de grondoorzaak van zulke bedrieggelijkheden, van de autoritaire aard van de gedragsregels, of van de leegheid van zulke geprogrammeerde werken. Ik geloof dat men zonder een begrip van de Schriftuurlijke leringen over deze dingen, deze achterliggende oorzaak niet kan zien en niet kan zien dat er voor hen iets is weggelegd dat beter en oprechter is. Helaas is de gemiddelde Getuige er nooit toe aangemoedigd een goed persoonlijk begrip van de Schrift te ontwikkelen. Een lid van de organisatie krijgt weinig aanmoediging om zijn of haar denkvermogen te gebruiken anders dan met het doel om alle informatie die de organisatie levert te aanvaarden en, in feite, in het geheugen te prenten, waardoor deze zich bijna automatisch onderwerpt aan haar richtlijnen. Vragen, die toch behoren tot de krachtigste instrumenten van de geest, werden afgeschilderd als bewijs van gebrek aan geloof, als een teken van minachting voor God's goedgekeurde kanaal van communicatie.

      Er is echter nog een andere zeer belangrijke kant aan de zaak. Veel mensen zoeken alleen een negatieve vrijheid. Ze zoeken om vrij te zijn van iets, om vrij te zijn van het gevoel te moeten belijden dat men in bepaalde leerstellingen gelooft, vrij van het gevoel bepaalde activiteiten te moeten uitvoeren, die hun door het religieus gezag worden opgelegd. Op zichzelf kan een dergelijke vrijheid een wenselijk en goed doel zijn. Ze kan iemand bevrijden van onderdrukkende beperkingen en van de overheersing over gedachten en gevoelens door mannen die dit doen op een manier die duidelijk onchristelijk is. Maar dan nog brengt deze bevrijding op zichzelf nog geen christelijke vrijheid. Want christelijke vrijheid houdt in eerste instantie een positieve vrijheid in, niet slechts een vrijheid van iets maar een vrijheid tot iets. Het is de vrijheid, niet om iets niet te doen, maar juist om iets wel te doen, alsook van iemand te zijn, en wel degene die we in ons hart en gedachten zijn. Meer nog dan de enkele stap om een religieus systeem te verlaten dat in onze ogen verkeerd is, is het juist door wat we doen met ons leven nadat we ons hebben afgescheiden van dat systeem, dat we laten zien of we in werkelijkheid echte vrijheid hebben verkregen.

    In het vervolg van het boek zullen deze kwesties aan de orde komen en ook hoe dit in de praktijk uitwerkt. Ofschoon het natuurlijk in eerste instantie bedoeld is voor mensen met een achtergrond bij Jehovah's Getuigen, zijn de beginselen die eraan ten grondslag liggen van toepassing in elke religieuze achtergrond. Wij hopen dat de informatie een hulp zal zijn voor hen die uit liefde voor de waarheid en uit een verlangen om God te behagen, zich afvragen of het juist is onvoorwaardelijke loyaliteit te betonen aan een religieuze organisatie. Het doel ervan is om in zekere mate bij te dragen tot versterking van het vertrouwen in God's kracht om ons staande te houden in alle mogelijke crisissituaties waarin ons vasthouden aan onze persoonlijke overtuiging ons kan brengen, en dat het ons mag helpen onze geestelijke horizon te verbreden om een lonender en bevredigender leven te leiden in dienst van onze Schepper, onze Meester, God's Zoon, en van onze medemensen.

     

    1. [Dit staat alleen in het Engelstalige origineel van 1983. -vert.]

     

     Ga naar de top van de pagina

     

    Terug

     

    04-05-2009 om 18:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijk en psychologisch onderwerp: het indoctrinatieproces

    Het Wachttoren-indoctrinatieproces

    Hoe en waarom iemand een Jehovah's Getuige wordt

     

    Waarom kiezen mensen ervoor om Jehovah's Getuige te worden? Een groot gedeelte van deze beslissing kan begrepen worden door enkele sociaal-psychologische en sociologische factoren in beschouwing te nemen. Er kunnen incidentele beweegredenen zijn die voor een individu van doorslaggevend karakter kunnen zijn, maar dit zal niet in deze beschouwing worden opgenomen. Hier zullen de meer algemene factoren die een rol spelen, en hoe mensen hierop reageren, globaal worden behandeld. In verband hiermee moet worden opgemerkt dat dit artikel niet direct gericht is op mensen die van jongs af aan in de Wachttoren Genootschap organisatie zijn opgegroeid. Verder moet worden opgemerkt dat dit artikel slechts een aanzet is om iets van de onbewuste processen die een rol spelen aan het licht te brengen, en daarom niet bedoeld is als diepgravende en uitputtende analyse.

    De eerste kennismaking en daarna

    De overgrote meerderheid van de beoogde bekeerlingen, die na de eerste kennismaking aan de deur ingaat op het aanbod van een nabezoek, begint met hun indoctrinatie door middel van een wekelijkse boekstudie. In deze wekelijkse studie, die door Getuigen soms Bijbelstudie wordt genoemd, gaan de goed getrainde Getuige en de nieuwkomer samen door een Wachttoren publicatie. (De huidige publicatie die de nieuweling de "basiskennis" moet bijbrengen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt"). De Getuige-leraar stelt de beoogde bekeerling vragen aan de hand van het gelezene. Deze vragen staan onder aan de bladzijde van zijn studieboek, en de antwoorden zijn eenvoudig terug te vinden in de tekst. Bij het geven van de juiste antwoorden wordt de nieuweling voortdurend geprezen. Hoe belangrijk is deze vorm van goedkeuring?

    In de sociale psychologie worden complimenten als een bijzonder krachtige sociale beloning beschouwd, waardoor handelingen voorspelbaar kunnen worden, maar welke ook in staat zijn om de diepere houding en overtuigingen van een individu te veranderen. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen diegenen aardig gaan vinden die hen positief beschouwen. Gedurende de eerste bezoeken is het gebruikelijk geruststellende verzekering te horen van de Getuige-leraar dat de beoogde bekeerling intelligent en wijs is interesse te tonen in de kennis waar zijn leven van af hangt. Echter, terwijl de nieuweling de aandacht en goedkeuring van zijn wekelijkse bezoeker prettig zal vinden, kan hij wat door sociaal psychologen attitude-discrepant gedrag gaan vertonen.

    Attitude-discrepant gedrag

    Een beroemde theorie in de sociale psychologie is Festinger's cognitieve dissonantie theorie. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat mensen niet met tegenstrijdigheden kunnen leven. Het gaat als volgt in z'n werk: aan de ene kant heeft de beoogde bekeerling gewoonlijk serieuze vragen en twijfels in z'n achterhoofd over Jehovah's Getuigen en hun leer. Het kan de agressieve houding ten opzicht van andere religies zijn, of de gedachte langs de deur te moeten om lectuur aan te bieden. Aan de andere kant laat hij de Getuige-leraar in zijn huis toe, en neemt hij deel aan een sociaal belonende boek studie. Omdat zijn gedrag niet in overeenstemming is met zijn negatieve houding ten opzichte van de Jehovah's Getuigen, vertoont hij attitude-discrepant gedrag.
    Hij kan verder te maken krijgen met ernstige waarschuwingen van familieleden en vrienden om niet met Jehovah's Getuigen te studeren omdat ze een sekte zijn. Toch heeft hij een oprechte nieuwsgierigheid naar wat Jehovah's Getuigen leren en geloven. Hij kan zover gaan als verbaal de antwoorden te geven op de typische Jehovah's Getuigen boekstudie vragen, maar niet werkelijk te geloven wat hij zegt. Deze tegenstrijdigheden in zijn houding resulteren in een zeer onaangenaam gevoel. Als de beoogde bekeerling in het begin geen tegenstrijdige houding heeft met betrekking tot het studeren met de Jehovah's Getuigen, dan is het zeer waarschijnlijk dat dit na korte tijd zal verschijnen. Mogelijk komt hij met kritische literatuur over de leer van de Jehovah's Getuigen in aanraking, of komt hij in contact met een ex-getuige of een ander persoon met kennis van zaken. Maar zelfs als niemand hem met een kritisch kijk in aanraking brengt, zullen er vaak vragen rijzen die hem in een dissonantie creërende situatie dwingen.

    Als je het niet zou geloven zou je het niet doen!

    Niemand vindt het prettig om lang in zo'n toestand te verkeren. Als het op het nemen van een beslissing aankomt, moet er een keuze worden gemaakt. Niemand kan er uiteindelijk twee tegenstrijdige religieuze meningen op na houden. Het is interessant dat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt, dat de keuze die gemaakt wordt verstevigd wordt. De ene kant accepteren (ik vind het prettig om met de Getuigen te studeren, en wat als ze gelijk hebben?), zonder de andere kant uit te sluiten, zou de onprettige staat van innerlijke onrust slechts langer laten voortduren. Een keuze moet gemaakt worden.

    Als voorbeeld kan hierbij genoemd worden de vergelijking met het kopen van een nieuwe auto, waarbij de voor - en nadelen van de ene over de andere moeten worden afgewogen. Is de beslissing eenmaal genomen, dan worden de voordelen van de keuze die gemaakt is hoger geschat, en het afgewezen alternatief wordt niet langer hoog ingeschat. Feitelijk doet de beoogde bekeerling hetzelfde. Zijn vragen over de Jehovah's Getuigen schijnen niet langer werkelijk belangrijk of ernstig.

    Als je er voor geleden hebt, moet het juist zijn!

    Als laatste beschrijft de dissonantie theorie dat we die keuze waar we voor hebben geleden hoger inschatten. Wanneer de bekeerling te maken krijgt met de negatieve consequenties (schaamte, vervolging, veranderde verhouding met vrienden, verbreking van wereldse banden etc.) van zijn beslissing om een Jehovah’s Getuige te worden, zal hij zichzelf rechtvaardigen door de redenering "Ik heb er voor geleden, dus het moet het waard zijn".

    Van de andere kant ontvangt de bekeerling veel complimenten en aanmoedigingen van zijn veel aandacht schenkende Getuige-leraar. Hij is onder de indruk van de bijbelkennis van zijn leraar en van de oprechtheid van de Getuigen in het algemeen. Maar tegelijkertijd moet hij omgaan met het schuldgevoel dat voortkomt uit de wetenschap dat hij de Wachttoren organisatie zou moeten onderzoeken vanwege zijn eigen negatieve gevoelens en de mogelijke waarschuwing van anderen. Zoals eerder opgemerkt, moet hij de spanning die hier bestaat wegnemen door een definitieve keus te maken, en zich naar die keus richten. Vervolgens blijkt, zoals gezegd dat hij een relatief snelle beslissing zal nemen (in verhouding tot het gewicht van de beslissing), en bij zijn keuze zal blijven, omdat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt dat de beslissing, als die eenmaal genomen is versterkt zal worden. Nu zal bekeken worden waarom de bekeerling er niet voor kiest om meer informatie te vergaren om een afweging te maken voor hij besluit de Getuigen te geloven.

    Het afwegen van de keuze

    Wanneer dissonantie optreedt, is de weg die gekozen wordt meestal die van de minste weerstand. De mogelijke bekeerling kan maar al te eenvoudig de roep van vrienden en familie negeren en zichzelf isoleren van Wachttoren tegenstanders door naar zijn nieuwe Getuigenvrienden te vluchten. Velen hebben gekozen te blijven studeren met de Getuigen, omdat dit de weg was die ze al ingeslagen waren, waarin ze herhaaldelijk worden versterkt om die te nemen, en waarvan de voordelen hen elke week wordt voorgehouden in hun intensieve boekstudies. Dit is waarom tijdens de inwendige strijd bij het maken van een keuze velen de kans om kennis te nemen van tegeninformatie aan zich voorbij laten gaan. Er zijn tal van tactieken waarvan de Getuigen zich bedienen om te verzekeren dat de nieuwkomer niet zal luisteren of zoeken naar het anti-Jehovah's Getuige alternatief. Hierdoor blijft dit alternatief over als het meest eenvoudige af te wijzen, in tegenstelling tot de meer dan overvloedige pro-Jehovah's Getuigen informatie en de beschikbare begeleiding van de Getuigen zelf.

    Waar zijn mijn vrienden in een tijd als deze?

    Een methode die Getuigen gebruiken om de beoogde bekeerling te weerhouden de Wachttoren Organisatie te onderzoeken, is de aanbeveling alleen met andere Getuigen om te gaan. Gedurende de boekstudie wordt de houding van de nieuweling ten opzichte van banden met buiten, met "de wereld", afkeurend beschouwd. Zodoende, als iemand geen contact heeft met anderen dan de Getuigen zelf, is het zeer onwaarschijnlijk dat negatieve informatie de bekeerling zal bereiken, of dat waarschuwingen van vrienden een probleem zullen vormen. Is het overigens niet aannemelijk dat iemand die bereid is om vrienden en bekenden op te geven waarschijnlijk sowieso al een solide en voldoening gevende betrekking met anderen mist?

    Een studie naar dit gegeven, verricht in Groot Britannië door de socioloog James A. Beckford, wees uit dat van de bestemmende factoren die doorslaggevend zijn voor een positieve kijk op Jehovah's Getuigen het ontbreken of slechts in geringe mate aanwezig zijnde van contacten met anderen, zowel op de werkvloer als in de privé-sfeer. De hier uit voortkomende afzondering van andere meningen en argumenten vereenvoudigt de acceptatie van argumenten die door de Getuigen worden aangedragen tijdens de beslissingsfase, omdat de eigen mening niet of nauwelijks gesteund wordt door sociale betrekkingen, en zodoende niet is opgewassen tegen de argumenten en subtiele aanpak van de Getuigen. Sociale isolatie kan ook direct het gevolg hebben dat het genoegen nog vergroot wordt van de mogelijkheid van een geregeld bezoek te hebben, door personen die werkelijk begaan lijken te zijn met iemands persoonlijke lot.

    Het moet wel Satan zijn.

    Een tweede methode die de Getuigen toepassen in het beslissende stadium van innerlijke conflict om dieper onderzoek te voorkomen is de waarschuwing tegen literatuur die geschreven is door "afvalligen", waarmee alles wat kritisch is ten opzichte van de Wachttoren Organisatie en haar leer wordt aangeduid. Als gevolg van het subtiel introduceren van deze mentaliteit bij de nieuweling zal deze andere dan Wachttoren lectuur argwanend bekijken. Hierdoor raakt hij geïsoleerd en beperkt zijn informatie zich uitsluitend tot wat hij vindt in Wachttoren lectuur.

    De meest effectieve leer is wel, dat Satan de nieuwkomer zal vervolgen door middel van vrienden en bekenden die hem er van willen weerhouden de waarheid te vinden. Deze waarschuwing tegen waarschuwingen schept een tweedeling tussen de goede kant (de Getuigen) en de slechte kant ("de wereld") De suggestie wordt gewekt dat de tegenstand een bewijs is dat de nieuwkomer de ware religie heeft gevonden. Dit is een van de meest effectieve middelen om de bekeerling te laten geloven dat hij de Wachttoren organisatie niet hoeft te onderzoeken of in twijfel te trekken.

    Wanneer eenmaal alles wat de organisatie zegt maatgevend is, zullen onafhankelijke bronnen, die allen uit Satan zijn, niet meer onderzocht worden.

    Zonder zoeken niet vinden

    Een derde omstandigheid die een onderzoek naar de Wachttoren organisatie beperkt tijdens de beslissende fase is eenvoudig het gebrek aan informatie die onderzocht kan worden. Er is een grote hoeveelheid literatuur, boeken, brochures etc. die de leer en geschiedenis van het Wachttoren Genootschap ontmaskeren, maar het is niet eenvoudig deze op het moment te vinden wanneer ze nodig zijn. In bibliotheken is er niet altijd wat te vinden, en ook in het tamelijk zeldzame geval dat iemand hulp van een dominee of priester zal inroepen, zal deze niet in alle gevallen direct een antwoord hebben op elke leerstelling, zoals de Getuigen deze wel schijnen te hebben. Het ontbreken van voldoende kritische informatie op het juiste moment, gecombineerd met de waarschuwing tegen dit soort informatie tijdens de intensieve boek studie, zal de balans in het voordeel van de Getuigen doen uitslaan.

    De beslissing is definitief

    Om in staat te zijn op de meest effectieve wijze te kunnen voorkomen dat iemand tot de Wachttoren organisatie toetreedt, kan veel worden opgestoken van gedragswetenschappen. Het belang van snel te handelen met betrekking tot het verschaffen van gefundeerde tegeninformatie tijdens de fase van afweging en innerlijk conflict kan niet genoeg worden benadrukt. Persoonlijk contact en materiële tussenkomst is hoogst belangrijk. Als al eerder werd aangegeven: de nieuwkomer moet een beslissing nemen ten einde dissonantie te vermijden. Wanneer deze eenmaal is gevormd, zal deze maatgevend worden, en in hoge mate bestand tegen verandering.

    Wat zal er gebeuren als hij later (nadat de nieuwkomer volledig een Getuige is geworden) met kritische informatie en argumenten wordt geconfronteerd? Het meest waarschijnlijke is dat hij ze blindelings terzijde schuift, omdat een eerlijk onderzoek het zeer onaangename gevoel van dissonantie - het schuldgevoel over een genomen beslissing zonder van alle feiten kennis te hebben genomen. Na alle persoonlijke investeringen en lijden en uren van zich gedragen als een Getuige, zal het steeds moeilijker worden om te redeneren dat men al die tijd fout was. Hij zal bang zijn om te onderzoeken, uit angst voor wat hij zal vinden, uit angst om te ontdekken dat hij verkeerd heeft gekozen. Een werkelijke tegenstrijdigheid in zijn geloof zal een Getuige eerder onderdrukken, of zal hoogstens leiden tot een herinterpretatie op een bepaald gebied. Hoewel hij de keuze heeft om zijn geloof te verlaten, zal dit een te grote spanning opleveren om dit zelfs maar te overwegen. Herinterpretatie heeft niet de consequentie dat men fouten of teleurstellingen ontkent. Het heeft eerder het effect dat men met vernieuwde ijver aan de slag gaat. Niet zelden gebeurt het dat een Getuige tijdens discussies met serieuze twijfels over het Wachttoren Genootschap wordt geconfronteerd, maar dit uiteindelijk zal aangrijpen om, uiteraard aan de hand van Wachttoren lectuur, zijn eigen overtuiging nog meer te sterken.

    In omgekeerde volgorde spelen deze factoren ook een rol in het verlaten van de Wachttoren Organisatie. Gebrek aan en angst voor andere informatie, het onvermogen om de Wachttoren zelf in twijfel te trekken, angst voor Satan en doorgesneden "wereldse" banden vormen een ernstige belemmering zich van de greep van de organisatie los te maken.

    Is de keuze vrij?

    Gaat een mogelijke Jehovah's Getuige bekeerling door een proces van hersenspoeling? Er moet niet uit het oog verloren worden, de subtiliteit die aan de dag wordt gelegd tijdens het hele proces van bekering. Het stapsgewijs herdefiniëren van iemands overtuiging en kijk op de wereld, en de methodes die hiervoor worden toegepast zijn vele malen subtieler dan het toepassen van dwang, drugs of hypnose om het doel te bereiken. Maar is een positieve keuze voor de Getuigen uiteindelijk werkelijk een vrije keuze?

     

    "Kennis die tot eeuwig leven leidt"

    De huidige Wachttoren publicatie die wordt gebruikt voor het omvormen van nieuwkomers tot Jehovah's Getuigen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt". Dit boekje behandelt de "basiskennis" die nodig is om de bijbel en de wereld volgens de visie van de Wachttoren te accepteren. Voorgedrukte vragen met voorgedrukte antwoorden sluiten zelfstandig onderzoek of een afwijkend standpunt bij voorbaat uit. De ervaren Getuige-leraar zal er op toezien dat de conclusie die in het boekje wordt aangereikt wordt aanvaard. In dit boekje worden van de processen zoals die hierboven besproken zijn, doelbewust gebruik gemaakt. De procedure is gewoonlijk om tenminste zes maanden met een nieuwkomer te studeren, om de voorgevormde conclusies de tijd te geven goed ingeprent te kunnen worden.

    De opzet is standaard en tamelijk eenvoudig: de nieuwkomer wordt het vooruitzicht van een paradijsaarde zonder zorgen en moeite voorgehouden, en het middel om daar toegang tot te krijgen is de "kennis" zoals Jehovah's Getuigen die aan de hand van de bijbel willen verschaffen. Vervolgens wordt de bijbel geïntroduceerd, waarin direct enkele van de voornaamste leerstellingen van de Wachttoren Organisatie uit de bijbel "bewezen" worden. Eenvoudige gegevens worden afgewisseld met tamelijk gecompliceerde tijdsberekeningen en profetieën, zodat de nieuwkomer uiteindelijk geneigd zal zijn om te aanvaarden wat er wordt aangedragen, omdat alles zeer overtuigend overkomt.

    Op zeer subtiele wijze wordt nu kennis die mogelijk van te voren aanwezig was omgevormd naar de leer van de Wachttoren Organisatie en aangevuld, met als eindresultaat dat de overtuiging groeit dat Jehovah's Getuigen als enigen Gods uitverkoren volk vormen, en dat het Wachttoren Genootschap de "trouwe en beleidvolle slaaf" is, die Jezus heeft aangesteld om dit volk van geestelijk voedsel te voorzien. Is dit eenmaal geaccepteerd, dan is men in een cirkel redenering beland, waarbij men alles wat de Wachttoren zegt en schrijft accepteert omdat ze "Gods organisatie" is, en wordt aanvaard dat het Gods organisatie is omdat de Wachttoren dat zegt. Eenmaal op dit punt aanbeland, is het individu niet langer in staat om objectief over de organisatie en de leer na te denken, en zullen de processen waarvan de Wachttoren organisatie zich verder bedient om individuen vast te houden een steeds sterkere rol gaan spelen.

    uit: antwoorden voor Getuigen van Jehovah  www.1.tip.nl/t661020/#leer

    24-04-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1975! hebt u gezegd...1975???

    1975 ! hebt U gezegd ...1975 ?

    31 december 1975
    Weldra middernacht...

    De wereld zou veranderd zijn maar niets gebeurde !

    In 1966, was er een bijkantooropziener die met luide stem aankondigde, gedurende een districtscongres :

    "In oktober 1975 zullen we in de nieuwe wereld zijn !" (zie eleuthera.aggelia.be)


    Sedertdien zijn er 43 jaren voorbij en, zoals men zegt, veel water is ondertussen naar de zee gelopen.

    Wanneer je met een getuige van Jehovah praat over 1975, dan is het alsof je je in een taal uitdrukt die hij niet verstaat.

    Beter nog : hij zal je niet geloven.

     

    De Wachttoren heeft zijn best gedaan om deze datum te doen vergeten en is ertoe gekomen om het uit het geheugen van de meeste te wissen. Zelfs velen van diegenen die erin hebben geloofd, velen die erop hadden gehoopt om in die tijd het herstelde paradijs te mogen meemaken zijn kennelijk gaan lijden aan geheugenverlies.

    Ja, het is mogelijk dat "sommigen" zich dat hebben "ingebeeld" dat er zich iets zou voordoen rond die tijd, dat geloven tegenwoordig een heel groot deel van de getuigen, zeker de nieuwkomers, maar, voegen ze er zelfs aan toe, "de goddelijke organisatie geleid door Jehovah is er voor niets tussen".

    In dit dossier, zullen we eens lang stilstaan bij de uitlatingen gedaan in de "Koninkrijksdiensten" vanaf het jaar 1974.

    Voor degenen die er niet van op de hoogte zijn, de "Koninkrijksdienst" is een folder bestaand uit 4 of 8 bladzijden die de getuigen elke maand ontvangen. Daarin staan het programma van de vergaderingen, en ook de instructies hoe te prediken.

    Laten we samen eens deze "Koninkrijksdiensten" doorbladeren en er enkele betekenisvolle zinnen uit aanhalen (gebaseerd op de uitgaven verschenen in België) :

    JANUARI 1974

    · Zulk nieuws moedigt ons allen aan, vooral daar wij onze bevrijding zien naderen…

    · Blijf moedig, vooral nu met de toenemende moeilijkheden, die aantonen dat het einde nadert.

    · De grootste profeet aller tijden heeft verteld dat de slechte situatie juist te kennen geeft dat bevrijding en zekerheid nabij zijn…

    · Laten wij allen bedenken hoe kort de tijd is…

    · Wij hopen dat de ernst waarmee bijbelstudies worden geleid de mensen ervan zal overtuigen dat de tijd dringt…

    FEBRUARI 1974

    · De snelle ontaarding van het tegenwoordige samenstel van dingen bevestigt dat onze bevrijding nabij is…

    · Door de huidige toestanden dienen wij ons steeds meer bewust te zijn van de korte tijd die ons nog rest…

    · Jullie zullen bescherming genieten gedurende de grote verdrukking die binnenkort plotseling zal losbarsten…

    · Deel uitmaken van het rijk van valse religie waarvan Gods Woord duidelijk voorzegt dat het in de nabije toekomst vernietigd zal worden…

    · De tijd loopt ten einde en de noodzaak een definitief standpunt in te nemen wordt steeds dringender.

    · Maak met Jehovah’s hulp iets groots van deze Avondmaalviering, misschien wel een van de laatste vieringen vóór de "grote verdrukking".

    MAART 1974

    · Jezus’ regering zal in de zeer nabije toekomst het volledige bestuur over de aarde uitoefenen….

    · De voordelen van Christus’offer zullen spoedig aangewend worden…

     

    APRIL 1974

    · Hierdoor zullen zij zich eveneens vereenzelvigen met de organisatie die er door Jehovah op wordt voorbereid de naderbij komende "grote verdrukking" te overleven.

    MEI

    · Naarmate wij dichter bij de "grote verdrukking" komen…

    JUNI

    · Terzelfder tijd willen wij niet vergeten dat "de overgebleven tijd…kort is geworden…want het toneel :van deze wereld is bezig te veranderen; (1 Kor. 7: 29-31) Wij leven in gewichtige tijden, in tijden van verandering, ja, in de tijd van het einde voor dit samenstel van dingen.

    · Zeer binnenkort zal Jehovah God ertoe over gaan het letterlijke einde van de wereld te brengen in een verdrukking die zo groot is dat Jezus erover zei :"Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen."

    JULI

    · Het zal niet zo lang meer duren voordat de woorden die de nieuwe koning der aarde ruim negentien eeuwen geleden uitsprak, een verschrikkelijke vervulling zullen hebben.

    AUGUSTUS

    · Als Gods volk weten wij dat 1975 een gekenmerkt jaar is doordat in dit jaar 6000 jaar menselijke geschiedenis eindigt doch dit is alles wat er ooit positief over is gezegd.

    · Met het oog op de komende "grote verdrukking" moet ons geloof elke dag sterker zijn als de dag ervoor.

    OKTOBER

    · Alleen degenen die dit goede nieuws aanvaarden en zich er in overeenstemming mee gedragen, kunnen de snel naderbijkomende "grote verdrukking" hopen te overleven.

    NOVEMBER

    · Wij weten niet precies wanneer de "grote verdrukking" zal beginnen. Toch zijn wij van één ding zeker : het geslacht dat ooggetuige was van de gebeurtenissen in 1914 is het geslacht dat eveneens de "grote verdrukking" zal zien. Ongeveer zestig jaren zijn sindsdien reeds verlopen. De tijd waarop Jehovah God handelend zal optreden, is bijgevolg zeer dichtbij.

    · Christenen zijn echter benieuwd te zien of het begin van de "grote verdrukking" zal samenvallen met het 6000-jarige bestaan van de mens, dat volgens de chronologie in het midden van de jaren 1970 valt.

    · Het dienstjaar 1975 geeft ons een gevoel van spannende verwachtingen. Wij zijn er ons heel goed van bewust dat wij thans zestig jaar zijn gevorderd in het "besluit van het samenstel van dingen" en dat de overgebleven tijd kort is.

    DECEMBER

    · Jehovah’s getuigen zijn zich bewust van het feit dat een verandering nu werkelijk ophanden is. Wanneer wij denken aan onze bevrijding die nu zo nabij is, verheugen wij ons reeds….

    · Voor dit stervende samenstel van dingen is het uur reeds vergevorderd.

    1975 breekt aan, de dagen rijgen zich aaneen en niets gebeurt.

    Het is zo dat gedurende dat jaar, de "Koninkrijksdiensten" minder nadruk leggen op de tijd van het einde, alsof het Genootschap een afwachtende houding zou aannemen !

    De maanden vliegen voorbij en volgen elkaar op… en we bereiken september 1975.

    De Wachtower zal een uitstekende list gebruiken om het niet-uitgekomen profetie probleem op te lossen.

    Aangezien er al acht maanden zijn verlopen, moet men, bijgevolg, voorzorgsmaatregelen treffen !

    Ziehier wat ze in de "Koninkrijksdienst" van het nieuwe dienstjaar doet verschijnen, wat gewoontegetrouw bij de getuigen begint op 1 september :

    SEPTEMBER 1975

    Hoewel het kalenderjaar 1976 (vanaf september 1975) nog niet is begonnen, bevinden wij ons toch reeds enkele weken in het dienstjaar 1976. Terugblikkend op de afgelopen twee dienstjaren kunnen wij zeggen dat er zo’n 600.000 personen gedoopt zijn. Uitgaande van dit getal geven de afgelopen vijf dienstjaren (1970-1975) het aantal van ruim 1.100.000 nieuwe dopelingen te zien.

    Alleen aan Jehovah’s onverdiende goedheid kan het worden toegeschreven dat deze haast onvoorstelbare toename is gekomen. Jehovah heeft geduld met de mensheid "omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken"

     

    Wat een opmerkelijke uitleg !

    In de brochure "De duizendjarige vrede is nabij" uitgegeven in 1969, lezen we dat het zevende millennium- een periode van 1000 jarige vrede, binnen 10 jaar zal beginnen. (zie pag. 25)

    Vervolgens, op de laatste bladzijde (30) zegt men als volgt : "De getuigen van Jehovah bereiden zich vreugdevol voor om de aanstaande duizendjarige vrede te leren kennen."

    Om het samen te vatten, je moet vreugdevol zijn wanneer Jehovah op het punt staat om tot handelen over te gaan….en je moet je verheugen wanneer hij dat niet doet !

    Noteer niettemin dat dezelfde list wordt gebruikt door het Genootschap in 1997.

    In de Wachttoren van 1 januari 1997 – pagina 12 – paragraaf 2 staat :

    "Dienen wij echter niet blij te zijn dat het einde nog niet is gekomen?  Door wat zich als "uitstel" voordoet, zijn nog veel meer „schapen" in de gelegenheid om …bijeengebracht te worden."

    Volgens deze nieuwe context, is het wel heel duidelijk dat de Wachtower niet probeert om het veroorzaakte gat te dichten met de flop van 1975, maar wel door het nieuwe begrip van het woord "geslacht".

    Wat de datum van 1975 betreft, men kon de volgende verklaring vinden in de "Koninkrijksdienst" van de maand april 1968 :

    APRIL 1968

    · Verspreiding van de brochures -" … Wetend dat er ons maar 90 maanden meer rest voordat het einde van de 6000 jaar zijn aangebroken, zou het heel nuttig zijn dat al deze brochures in de handen van de mensen terechtkomen in plaats van op de boekenplanken of in de kartons in de Koninkrijkszalen."

    Ter informatie, in een "Koninkrijksdienst" uitgegeven in het Engels (Kingdom Ministry) gedateerd mei 1974, vernemen we dat "veel van onze broeders en zusters zich in de volletijdsdienst begeven en al hun goederen verkopen, wegens de gebeurtenissen die met rasse schreden naderen."

    Tenslotte, het boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods" (uitgegeven in het Engels in 1966, in het Nederlands in 1968), dat een beetje te duidelijk was over de datum 1975, werd door de Wachtower uit de circulatie genomen.

    Vindt men niet in dit befaamd boek een"TABEL VAN BETEKENISVOLLE DATUMS VANAF ’S MENSEN SCHEPPING TOT 7000 A.M. ( pagina’s 33 tot 37), met de volgende formele verklaringen :

    · 1975 (Anno mundi 6000) – Einde van de 6de 1000-jarige dag van ‘s mensen bestaan (in vroege herfst)

    · 2975 (Anno mundi 7000) – Einde van de 7de 1000-jarige dag van ’s mensen bestaan (in vroege herfst)

    Onbevangen en met alle nederigheid, klasseert de organisatie van Jehovah ook als "belangrijke data voor de mensheid" :

    · 1879 – Eerste nummer van Zion’s Watchtower wordt uitgegeven.

    · 1918 – Vertegenwoordigers van Watch Tower Society in gevangenis.

    · 1931 – De naam "Jehovah’s getuigen" aangenomen.

    · 1966 – Het boek "Eeuwig leven-in de vrijheid van de zonen Gods" (in het Engels) verkrijgbaar gesteld

    (betekenisvolle data vanaf ’s mensen schepping…nadien wordt het boek uit de roulatie genomen !)

     

    Wat meer is, deze lijst neemt nog enkele opmerkelijke gebeurtenissen in zich op.

    Enkele voorbeelden :

    · 1492 – Paus Innocentius VIII sterft na een bloedtransfusie.

    · 1957 – Rusland lanceert eerste satelliet; verwekt vrees in de wereld.

    · 1964 – "Spionage-satellieten" en astronauten vergroten spanning in wereld.

    · 1966 – Dreiging van Derde Wereldoorlog neemt steeds onheilspellender vormen aan…

     

    Dit neemt niet weg dat veel getuigen van Jehovah nog steeds zullen geloven dat men nooit gesproken heeft over 1975 !
                                                 ------------------------------------------

    zie ook eleuthera.aggelia.be     of het origineel in het frans   www.aggelia.be

    16-04-2009 om 19:10 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1

    Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt !  Afrikaanse meisjes…

     

     

     

    Wist u dat in het verleden, het Genootschap heeft onderwezen dat wanneer een vrouw niet schreeuwde, zich niet verweerde of niet vluchtte bij een poging van verkrachting ze medeplichtig was samen met de aanrander ?

    Wist u dat wanneer een vrouw  die niet schreeuwde zich schuldig maakte aan hoererij en daardoor kon uitgesloten worden ?

     

     

    Om u daarvan te overtuigen,zullen we eens de”Vragen van Lezers” doornemen die verschenen is in de Wachttoren van  1 februari 1965  blz. 94 en 95.

     

    Vraag : Volgens Deuteronomium  22: 23-27 moest een Israëlitisch ondertrouwd meisje  dat met verkrachting werd bedreigd, om hulp roepen.  Wat moet een christelijke vrouw in deze tijd doen indien zij voor een overeenkomstige situatie komt te staan ? Moet zij ook wanneer een aanvaller haar met een wapen dreigt, om hulp schreeuwen ? – M.U.  Verenigde Staten

     

    Antwoord : Volgens Gods wet rustte op een Israëlitisch meisje de plicht om hulp te roepen : “Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft, dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven :  het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft.”  “Indien het meisje echter in het veld was aangevallen en zij om hulp had geroepen om aan haar aanvaller te ontkomen, mocht zij niet gestenigd worden, daar zij was overweldigd en er niemand was om haar te hulp te komen.”   Deut 22: 23-27

     

    Stel nu echter dat de man een wapen had en dreigde het meisje te doden als ze weigerde gemeenschap met hem te hebben ?  Wat zou ze moeten doen bij zo’n situatie ? In deze schriftplaatsen wordt het argument niet verzwakt of de situatie niet veranderd doordat er een omstandigheid wordt genoemd waarin het juist zou zijn dat zij niet om hulp riep.  Er staat duidelijk dat zij om hulp moest roepen en dus, ongeacht de omstandigheden, de aanval moest afweren.  Indien zij werd overweldigd en misschien bewusteloos werd geslagen en verkracht werd voordat er hulp kwam in antwoord op haar kreten, zou zij niet schuldig bevonden kunnen worden. 

    De strekking van de schriftplaatsen is blijkbaar, dat het hulpgeroep van het meisje, waardoor immers de aandacht van de omgeving getrokken zou worden haar aanvaller op de vlucht zou jagen en zij gered zou zijn, ook al bedreigde hij haar leven omdat zij niet stilzwijgend aan zijn wensen en hartstochtelijke verlangens voldeed.

    Dergelijke schriftuurlijke precedenten zijn ook op christenen van toepassing ;  christenen staan namelijk onder het gebod : “Ontvliedt de hoererij” (1 Kor. 6:18, N.W.).

    (letters in "bold", door mij benadrukt )

     Indien een christelijke vrouw dus niet om hulp roept en niet alle mogelijke moeite doet om te vluchten, zou er aangenomen kunnen worden dat zij in de schending heeft toegestemd.

    De christelijke vrouw die rein wenst te blijven en Gods geboden wenst te onderhouden, moet indien zij in deze tijd voor een dergelijke situatie komt te staan, moedig zijn, handelen volgens de raad die in de Schrift wordt gegeven en om hulp roepen.  Deze raad is in feite voor haar eigen welzijn, want zou zij zich onderwerpen aan de hartstochtelijke verlangens van een dergelijke man, dan zou zij niet alleen toestemmen in hoererij of overspel, maar ook door schaamte worden gekweld. 

     

     

    Zij zou niet alleen schaamte gevoelen wegens het weerzinwekkende van de ervaring, maar ook omdat zij gedwongen is geweest Gods wet te overtreden door seksuele gemeenschap te hebben met iemand anders dan een wettige huwelijkspartner.  En dat niet alleen, de kans bestaat ook dat zij een ongehuwde moeder wordt of een verschrikkelijke ziekte van haar moreel ontaarde aanvaller oploopt.

    Het is een feit dat een vrouw de kans loopt dat haar aanvaller zijn bedreiging waar zal maken ; maar welke garantie heeft zij dat een dergelijke niets ontziende misdadiger haar niet zal doden nadat hij zijn hartstocht heeft bevredigd ?

     Het is nog waarschijnlijker dat zo iemand, die misschien reeds door de politie wordt gezocht, haar na de verkrachting doodt, omdat zij dan meer kans heeft gehad om hem op te nemen en dus beter in staat zal zijn de autoriteiten een beschrijving van hem te geven.  In een dergelijk geval zou het opvolgen van de schriftuurlijke raad om te schreeuwen, iemand heel goed het leven kunnen redden, want daardoor zou de aandacht getrokken worden en de mogelijkheid bestaat dat de aanvaller dan al dadelijk het hazenpad kiest, in plaats dat hij op de gedachte komt dat hij zijn slachtoffer uit de weg moet ruimen, uit angst later geïdentificeerd te worden.

    In de meeste gevallen komt het er ongetwijfeld op aan, de aanvaller angst aan te jagen, daar het hulpgeroep van het meisje zou kunnen leiden tot zijn arrestatie,wegens poging tot verkrachting.  Indien hij zijn bedreiging waar zou maken en een moord zou begaan, zou hij bovendien waarschijnlijk gearresteerd en veroordeeld worden wegens deze nog veel ernstiger misdaad.  De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat de aanvaller niet onmiddellijk vlucht, maar zijn slachtoffer neerslaat of haar een oppervlakkige wond toebrengt om haar tot zwijgen te brengen, maar zou het ondergaan van een dergelijke lichamelijke mishandeling niet onbetekenend zijn vergeleken bij de schande zich door een immorele man te laten gebruiken ?

    Een christelijke vrouw heeft het recht tot de dood toe voor haar maagdelijkheid of huwelijkstrouw te vechten.  Hoe goed zij zich kan verdedigen tegen iemand die haar wenst te schenden, hangt af van haar moed en tegenwoordigheid van geest.  Zij moet op zijn minst, zoals reeds is gezegd, trachten de verkrachter te verjagen door om hulp te roepen en zoveel herrie te maken en opzien te baren als zij maar enigszins kan, met het doel alle mogelijke hulp in te roepen.  Helpt dit niet, dan heeft zij het recht haar eer te verdedigen met alle middelen die zij tot haar beschikking heeft.”

     

    (Het artikel eindigt met het veroordelen van de wereld die tot zo’n verschrikkelijk dieptepunt is gezonken, dan de gebruikelijke boodschap dat we “in de laatste dagen leven” en de volgende raad wordt gegeven aan christelijke vrouwen : ”Ga nooit alleen op stap, vooral niet in het donker.”)

     

     

    Voordat we ons onderzoek zullen voortzetten, noteer goed het volgende :

     

    Door Deut. 22: 23-27 als ondersteuning aan te halen, ziet het Genootschap de verzen 28 en 29 over het hoofd.

     We lezen er : “Ingeval een man een meisje aantreft, een maagd die niet  verloofd is, en hij haar werkelijk grijpt en bij haar ligt, en zij betrapt zijn, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, de vader van het meisje vijftig zilveren sikkelen geven en zij zal zijn vrouw worden, ten gevolge van het feit dat hij haar heeft vernederd.  Hij zal haar gedurende al zijn dagen niet door echtscheiding mogen ontslaan.”

    Met andere woorden, indien de verzen 23-27 letterlijk moeten genomen worden, is het logisch dat je hetzelfde doet met de verzen 28-29 :  de verkrachter moet het slachtoffer trouwen en geld geven aan zijn toekomstige schoonvader (behalve, merk evenwel op, indien ze niet zijn betrapt !- zie eind van vers 28 )

     

    Tien jaren verstrijken ; de zienswijze van de organisatie is niet veranderd.

     

     

     

    In het artikel “Wat moet een vrouw doen die bedreigd wordt met verkrachting” uitgegeven  in  “Ontwaakt” van 8 juli 1974 (pag. 10 ), lezen we in § 3 :

     

    Ze bezwoer hem dat het huwelijk voor God eerbaar was en dat ze getrouwd was, maar dat wat hij wilde, niet eerbaar was. Ook dat als ze niet zou schreeuwen, ze haar verhouding tot Jehovah God & de christelijke gemeente zou ruïneren ; dat ze dan uitgesloten of geëxcommuniceerd zou worden en dat dat voor haar erger was dan gedood te worden."

     

    Dus, duidelijker kan het niet : niet roepen = hoererij = uitsluiting.

     

    Veel later, in 1983, verklaart de Wachttoren van 15 juni het volgende :” Een man of een vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.”

    Deze kleine onschuldige zin verschijnt in heel kleine karakters onderaan  blz. 30, als een gewone mededeling.

    Ze maakt deel uit van een artikel dat geen studieartikel is.

     

     

    Sommige waarnemers hadden een beetje te vlug geconcludeerd dat de Wachttoren een compromis sloot om haar nederlaag niet te moeten toegeven en daarom haar gebruikelijke tactiek toepaste om zonder al te veel schade «een nieuw licht»  wat moeilijk was om toe te geven- in een tijdschrift op te nemen”

    1) in nauwelijks leesbare lettertekens

    2)in een artikel dat niet werd doorgenomen als een studieartikel in de Koninkrijkszaal.

     

    Maar de waarnemers vergisten zich, het moment was nog niet gekomen voor een “verfijnd begrip”.

    De verplichting om te schreeuwen bleef.  En dat zou zo zijn gedurende verschillende jaren.

    Laten we enkele tijdschriften de revue passeren :

     

    “Ontwaakt! “  22 juni 1984 (pagina 27)

     

    Zij verweerden zich tegen verkrachters

    Erop voorbereid zijn weerstand te bieden

     

    Er is voor een vrouw misschien niets angstaanjagender of rampzaliger dan een verkrachting. Misschien wil zij er niet eens aan denken.  Toch is verkrachting een realiteit in het leven.  Zelfs de bijbel spreekt over verkrachtingen en pogingen tot verkrachting die duizenden jaren geleden hebben plaatsgevonden. — Genesis 19 :4-11; 34 :1-7; Rechters 19 :22-27; 2 Samuël 13 :1-14.

     

    In het oude Israël eiste Gods wet van een vrouw die met een verkrachter werd geconfronteerd dat ze schreeuwde, en dus actief verzet bood (Deuteronomium 22 :23-27). Dit is een verstandige handelwijze.  Volgens hoofdinspecteur Keith Kilbride van het Bureau voor Misdaadpreventie in het Engelse West Yorkshire bestaat ‘het beste wapen van een vrouw die wordt aangevallen, nog altijd uit haar longen’.

     

     

    “Ontwaakt!”  8 oktober 1984 (pagina 28  )

     

     

    Van onze lezers

    Zich verweren tegen verkrachters

    “Dank jullie wel voor het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”  [Nederlandse uitgave van 22 juni 1984].  Elf jaar geleden werd ik aangerand door de zoon van mensen voor wie ik als hulp in de huishouding werkte.  Ik was toen nog maar 16jaar oud.  Ik herinnerde mij dat ik moest schreeuwen en me niet gewonnen mocht geven.  Ik beet in zijn lip en trachtte te schreeuwen, maar hij rukte aan mijn haar en legde zijn hand over mijn mond.  Ik probeerde opnieuw te bijten en ik bad ook tot Jehovah om mij in mijn verweer te helpen.  Ik bleef me verzetten totdat hij plotseling opstond en in een stoel ging zitten en mij een tijdje zat aan te staren.  Toen verliet hij het huis.  Ik geloof dat het belangrijk is op te merken dat hij geen volslagen vreemde voor mij was.  Het is goed als vrouwen op hun hoede zijn en van tevoren overdenken wat zij zouden doen als zo’n nachtmerrie hun ooit zou overkomen.”

    C. H., Illinois (VS)

    Ik was zeer verontrust door het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”.  Ik ben er erg ontdaan van dat er ook maar iemand van mening zou kunnen zijn dat een slachtoffer van verkrachting zich aan hoererij schuldig maakt.  De schriftplaats in Deuteronomium die u citeerde, verlangt slechts dat de vrouw schreeuwt, niet dat zij zich doodvecht !

    C. W., Indiana (VS)

    Dank jullie wel voor jullie artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”.  Ik ben heel blij met de fijne raad die erin stond om „onze longen te gebruiken”, en de verkrachter met respect te behandelen.  Ook de ervaringen van de vrouwen die zich met succes tegen een verkrachter verweerden, vond ik verhelderend.

    T. C., Florida (VS)

    Uw artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters” heeft mij erg van streek gebracht.  Ik werd verkracht door een man die mij aanviel met een mes.  Ik kon slechts één keer gillen omdat mijn keel werd toegeknepen en een grote hand over mijn mond werd gedrukt.  Ik vocht totdat ik bewusteloos raakte.  Wat mij verontrust is dat ik, omdat ik het heb overleefd, mij schuldig heb gemaakt aan hoererij.  U zegt dat men respect moet tonen voor een verkrachter.  Deze mannen tonen geen respect voor hun slachtoffer.  Het kan hun niets schelen dat zij een vrouw kapotmaken en haar voor de rest van haar leven met een afschuwelijke herinnering laten zitten.  Als u niet persoonlijk de verschrikking van zo’n misdaad hebt ervaren, kunt u het nooit echt begrijpen.

                                                                       A.G            Massachusetts (VS)

     

    Antwoord van de redactie :

    Er kan alleen worden gezegd dat het slachtoffer schuldig is aan hoererij, als er een bewijs is van bereidwillige toestemming.  Klaarblijkelijk zou het vereiste in Deuteronomium 22:25-27 dat de vrouw zich moet verzetten door te schreeuwen, haar vrijwaren van elke verdenking van een dergelijke bereidwilligheid. Hoe waardevol het is zich te verweren, werd benadrukt door sociologe Pauline Bart van de Universiteit van Illinois die een onderzoek deed onder vrouwen die verkrachting wisten te verijdelen.  Zoals bericht in de Canadese „Edmonton Journal” (10 november 1983) verklaart zij op grond van haar onderzoekingen : „Door terug te vechten vergroot een vrouw in belangrijke mate haar kans om aan verkrachting te ontkomen .(…). Zich niet verweren garandeert geen humane behandeling.”  Zij verklaarde verder : „Verkrachte vrouwen die fysieke strategieën hebben gebruikt, liepen minder kans depressief te raken dan verkrachte vrouwen die hun aanvaller geen fysiek verweer hadden geboden.”  Wat het tonen van respect voor de potentiële verkrachter betreft, dit is niet omdat hij dat verdient, maar een fatsoenlijke bejegening kan er wellicht toe bijdragen dat hij zich bezint en kan een manier zijn waardoor het potentiële slachtoffer aan een heel gevaarlijke situatie ontkomt.

     

     

    “Ontwaakt !” 22 mei 1986  (pag. 22-24)

    „Nu ga je eraan!”

    — Een verkrachter dringt een christelijk huis binnen

    Ruwe handen knepen mijn keel dicht. Ik worstelde om te kunnen gillen.

    „Houd op! Houd op met je gegil, dan doe ik je niets”, beval hij, en klemde zijn handen nog vaster om mijn keel.

    Maar ik geloofde hem niet, en ik gehoorzaamde hem ook niet.  Ik bleef proberen te gillen.  Ik klauwde met mijn handen in zijn gezicht, sloeg zijn bril af en rukte hem zijn kunstgebit uit de mond.  Terwijl hij worstelde om mij te betasten en in bedwang te krijgen, stootte ik mijn vingernagels diep in zijn oogkassen.  En ik gilde.  Toen zijn vingers in de buurt van mijn mond kwamen, beet ik zo hard ik kon.

    U kunt het geloven of niet, maar ik was niet bang — de angst kwam pas later.  Nu was ik alleen maar woedend ! Deze schurk moest niet denken dat hij zo maar ons huis kon binnendringen om mij te verkrachten, niet hier en ook niet ergens anders !

    Maar hij bleef het proberen.  Hij greep een ceintuur die binnen handbereik lag en bond mijn handen op mijn rug — de eerste van verscheidene keren, want ik zag herhaaldelijk kans ze los te werken.  Met één arm om mijn nek graaide hij naar zijn gebit en zijn bril die op de grond lagen.  Plotseling ontsnapte ik aan zijn greep, wist mijn handen vrij te krijgen en begon, zonder dat ik daar een verklaring voor heb, met dingen in de kamer te smijten en onsamenhangend te schreeuwen, alsof ik stapelgek geworden was.

    Even was mijn aanvaller verbijsterd en hij hield op om te vragen : „Wat mankeert je nou?”  In die pauze nam ik de benen, maar hij kreeg mij te pakken, bracht mij met geweld naar de slaapkamer en smeet mij op het bed.  Nadat hij mijn handen weer vastgebonden had, zag hij kans mij gedeeltelijk uit te kleden.  Ik kronkelde en spartelde om hem van mij af te krijgen.  Ik gruwde van zijn smerige taal en de smerige daad waartoe hij mij trachtte te dwingen !

    Nog eenmaal kreeg ik mijn handen los uit de ceintuur, duwde hem weg en rende naar de buitendeur.  Ik kreeg de deurknop te pakken, maar terwijl ik die omdraaide, greep hij mij van achteren beet en smeet mij op de vloer.  Ik kon een keukenmes grijpen dat binnen handbereik lag en haalde uit naar zijn benen.  „Nu is het afgelopen”, brulde hij. „Nu ga je eraan!”  Hij begon op mijn hoofd te beuken en ik verloor het bewustzijn.

    Ik zie nu wel in dat ik voorzichtiger had moeten zijn.  Ik had er altijd op gelet dat ik buitenshuis moeilijkheden en mensen die moeilijkheden maakten, uit de weg ging.  Ik reisde altijd samen met mijn christelijke echtgenoot.  Ik meed altijd plaatsen waar zulke misdadigers zouden kunnen komen, en ik kleedde mij altijd bescheiden.  Ik had alleen nooit verwacht dat een verkrachter de euvele moed zou hebben mij gewoon in ons eigen huis aan te vallen.

    Deze man werkte op een bouwterrein naast ons huis.  De aannemer had van ons huis af een elektrische leiding gelegd om stroom te hebben voor het gereedschap op het bouwterrein.  Af en toe, als die leiding te zwaar was belast, kwam er een arbeider naar ons huis om bij ons in de kelder een zekering te vervangen.  Het was een praktische regeling, maar het was niet verstandig.

    Hij was kennelijk van plan geweest mij te overrompelen.  Hij moet verwacht hebben dat ik zou verstijven en willoos zou meewerken, in een shocktoestand.  Welnu, ik was ook geschokt toen hij op mij aanviel, maar ik gaf mij niet over.  Ik heb er ook niet eens bij nagedacht.  Het was gewoon een reactie, een ogenblikkelijk losbarsten in een razend gekrijs en geklauw, in trappen en bijten.  Dat was het beste wat ik had kunnen doen, want mijn felle tegenaanval verraste hem.  Het gaf mij een belangrijke psychologische steun dat ik van de aanvang af wist dat hij noch zichzelf, noch mij helemaal in bedwang had.  Het maakte mij des te vastbeslotener om te vechten en versterkte mijn hoop dat ik het zou kunnen winnen.

    Ik kwam bij in de passagiersstoel voorin in een auto die zich in het verkeer bewoog.  Dezelfde ceintuur zat nu strakgetrokken om mijn nek, als een hondenriem, die hij strak gespannen hield terwijl hij reed.  Toen mijn brein helder begon te worden, flitste het besef waar ik was en hoe ik daar gekomen was, door mij heen als een brandende lont die al snel mijn woede opnieuw tot uitbarsting bracht.

    Met mijn elleboog stootte ik tegen het stuurwiel in een wanhopige poging om de auto van de weg af te dwingen. Ik was ervan overtuigd dat deze waanzinnige zich er nu meer het hoofd over brak hoe hij van mij af moest komen dan hoe hij mij kon verkrachten.  Hij zou mij vermoorden zodat ik hem later niet kon identificeren.  Hoewel ik uitgeput was van bijna een uur lang ononderbroken worstelen, had mijn hardnekkige verzet ook van hem een tol geëist.  Moe en in de war reed hij ten slotte naar de kant van de weg en duwde mij de auto uit.  Een andere automobilist stopte voor mij en bracht mij naar een ziekenhuis.

    Maar ik had gewonnen ! Ik was niet verkracht !  Ik was de overwinnaar, niet het slachtoffer !  Mijn geweten was rein, mijn zelfrespect en waardigheid waren onaangetast.  En ik had mijn rechtschapenheid jegens de Almachtige God, Jehovah, bewaard !

    Dat wil niet zeggen dat ik mij de eerstvolgende paar dagen in het ziekenhuis zo verrukt en nobel voelde.  Ik was danig van streek, alles deed pijn en ik zag er verschrikkelijk uit . De angst die ik tijdens de aanval niet had gevoeld, sloeg nu in grote golven over mij heen.  Allerlei onproductieve gedachten over wat er had kunnen gebeuren, bleven mij door het hoofd spoken.  In deze periode werd ik door rechercheurs ondervraagd en vernam ik tot mijn afgrijzen dat dit monster pas zes weken tevoren voorwaardelijk was vrijgelaten nadat hij een straf wegens verkrachting had uitgezeten !

    Op de dag dat ik uit het ziekenhuis werd ontslagen, kwam het traumatische bezoek aan het politiebureau om uit een groepje willekeurige personen deze man te identificeren.  Ja, ik ging een aanklacht indienen.  Ik vond dat ik jegens de andere vrouwen die hij zou kunnen aanranden de plicht had ervoor te zorgen dat hij gestraft werd, en ik was het mijzelf verplicht als middel om het kwaad recht te zetten en mijzelf het geruststellende bewijs te leveren dat ik de baas was in mijn eigen leven.  Het was gemakkelijk hem in de groep aan te wijzen.  Het was de man met het verband om zijn gezicht en zijn hand in het gips !

    In het ziekenhuis en in de daaropvolgende weken thuis zijn de vele kaarten, brieven en bezoeken van mijn medegelovigen in de plaatselijke gemeenten van Jehovah’s Getuigen een troost voor mij geweest.  Sommigen zeiden dat zij trots op mij waren.  Sommigen wisten niet wat zij moesten zeggen, maar door te komen, toonden zij hoe het hun ter harte ging.  Sommigen noemden mij een heldin, wat ik, zonder valse bescheidenheid gezegd, niet ben.  Toen ik het kwaad niet uit de weg kon gaan, had ik eenvoudig toegepast wat ik uit mijn studie van de bijbel had geleerd, en het werkte.

    Omdat ik maar een heel gewoon mens ben, moest ik tijdens mijn herstelperiode heel dikwijls gerustgesteld worden.  Ik heb enige bijzonder sombere dagen gehad.  Een tijdlang wilde ik mij niet in het openbaar vertonen. Hoewel ik op sommige dagen kans zag mij aardig dapper voor te doen, kan mijn man u wel vertellen dat ik soms domweg zat te beven en nergens troost kon vinden als mijn geest en hart krampachtig probeerden deze nachtmerrie te verwerken en uit te bannen.  Waarschijnlijk was de allergrootste bijdrage tot mijn herstel de wetenschap dat ik had gedaan wat juist was. In mijn opgewektere momenten vond ik zelfs een kleine aanleiding tot vreugde.  Telkens opnieuw waren deze bijbelverzen voor mij als een zachte deken:

    „Ingeval het zou gebeuren dat een maagdelijk meisje met een man verloofd is, en een man haar inderdaad in de stad heeft aangetroffen en bij haar heeft gelegen, dan moet gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen met stenen werpen, en zij moeten sterven, het meisje, omdat zij niet geschreeuwd heeft in de stad, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste vernederd heeft.  Zo moet gij het kwaad uit uw midden wegdoen. Indien de man het verloofde meisje echter in het veld heeft aangetroffen, en de man haar heeft vastgegrepen en bij haar heeft gelegen, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, alleen sterven, en het meisje moogt gij niets doen. Het meisje heeft geen zonde waarop de dood staat, want deze zaak is precies hetzelfde als wanneer een man tegen zijn naaste opstaat en hem werkelijk vermoordt, ja, een ziel vermoordt.  Want hij heeft haar in het veld aangetroffen.  Het verloofde meisje heeft geschreeuwd, maar er was niemand om haar te hulp te komen.” — Deuteronomium 22:23-27.

    Ik was innig dankbaar dat ik deze eenvoudige woorden kende.  Ze hadden mij geleerd wat mijn morele plicht was.  Ze hadden verwarring en onzekerheid voorkomen.  Door die woorden had ik precies geweten wat ik moest doen.  Ik had geschreeuwd, en bovendien had ik teruggevochten.  Ik had vertrouwd op de richtlijnen die in de bijbel staan en ze waren doeltreffend gebleken.  Mijn man en ik hebben dikwijls samen gebeden, en mijn sterkte en mijn evenwicht keerden terug.

    Ik zou willen dat geen enkele vrouw ooit een poging tot verkrachting hoefde door te maken — laat staan een werkelijke verkrachting.  Maar in de Verenigde Staten vindt elke zeven minuten een verkrachting plaats, zo blijkt uit Uniform Crime Reports — Crime in the United States, uitgave van 1983, bladzijde 5, uitgegeven door het U.S. Federal Bureau of Investigation.  In mijn geval vertrouwde ik op Jehovah, ik dacht aan zijn woorden, ik schreeuwde.  En bovendien vocht ik terug.

    Deze voorwaardelijk vrijgelaten verkrachter die mij had aangevallen, kwam mettertijd weer voor.  Op 7 februari van dit jaar werd hij veroordeeld wegens de volgende misdrijven : poging tot moord, inbraak, poging tot verkrachting, en ontvoering.

    Ons moedige vertrouwen in God moet dus altijd sterker zijn dan enige mensenvrees.  Laat de psalm van David ook onze psalm zijn, doordat wij onwankelbaar vasthouden aan deze woorden : „Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld. Ik zal niet bevreesd zijn.  Wat kan de aardse mens mij doen ?” — Psalm 56:11. — Ingezonden.

     

     

     

     

    [Kader blz. 23]

    Waarom u zich van het eerste ogenblik af tegen een aanrander dient te verzetten :

     

     

    1. Misschien is de aanrander zo verbluft dat hij verdwijnt.

    2. Misschien kunt u de aanrander onschadelijk maken en vluchten.

    3. Misschien verliest de aanrander zijn seksuele aandrang of krijgt hij er genoeg van en blaast de aftocht.

    4. U kunt daardoor de aandacht van anderen trekken en hulp krijgen.

    5. U zult een zuiver geweten hebben. (Zelfs indien u verkracht wordt, zult u uw zelfrespect of uw reinheid in Gods ogen niet opgeofferd hebben)

    6. Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels).

     

     

    “Ontwaakt !” 22 september 1986 pag. 28

    Reactie van Lezers:

    “Hartelijk dank voor uw artikel „Nu ga je eraan !” (22 mei 1986) Ik zou echter enige bezorgdheid willen uiten over de gegeven raad. Sommige verkrachters zijn zeer boosaardig en sadistisch in hun benadering en hebben wapens bij zich en zullen die bij de geringste aanleiding ook gebruiken.  Onze Hoofdstedelijke Organisatie Tegen Seksueel Geweld adviseert verzet, maar als de vrouw door angst verlamd is of haar instinct haar zegt zich niet te verzetten, erkennen wij dat als passend.  Wij zien liever dat iemand de ervaring levend doorstaat, dan dat zo iemand wordt vermoord of ernstig wordt verminkt.”

    P. R., Verenigde Staten

    Antwoord van de redactie :

     

     

    "De gedachte dat een vrouw die door een verkrachter wordt aangevallen, moet schreeuwen en zich moet verzetten, wordt door de bijbel ondersteund.   Zeker, de vrouw moet inschatten welk gevaar haar leven loopt, en wij geloven dat dat ook blijkt uit de raad die gegeven wordt in het kader op blz. 23 (22 mei 1986).  Men moet echter in gedachte houden dat zich onderwerpen aan verkrachting geen garantie biedt dat het slachtoffer achteraf niet zal worden mishandeld of gedood.  Zie het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters” in onze uitgave van 22juni 1984." — Red.

     

    Ontwaakt 22 april 1989 (pag. 8)

     

    Geweld — U kunt uzelf beschermen

     

    Zult u vechten om uw geld te behouden en misschien uw leven te verliezen ?

    Als een vrouw wordt aangerand, kan zij het beste SCHREEUWEN

     

     

    “Ontwaakt !”8 juli 1991 (pagina 13)

     

    Zelfverdediging  — Hoe ver kan een christen gaan?  Een vrouw die met verkrachting wordt bedreigd, moet schreeuwen en elk middel dat haar ter beschikking staat gebruiken om zich tegen gemeenschap te verzetten. — Deuteronomium 22:23-27.
     



    zie vervolg in artikel 2 over Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika...

     

    12-04-2009 om 11:43 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika deel 2

    Prikbord :

     

    In de “Ontwaakt !” van 8 oktober 1984  geven de “uitgevers”, ’t is te zeggen de verantwoordelijken van de Watch Tower, de raad : “Wat het tonen van respect voor de potentiële verkrachter betreft, dit is niet omdat hij dat verdient, maar een fatsoenlijke bejegening kan er wellicht toe bijdragen dat hij zich bezint en kan een manier zijn waardoor het potentiële slachtoffer aan een heel gevaarlijke situatie ontkomt.

     

    In de “Ontwaakt !” daarentegen van 22 mei 1986 verklaren die zelfde “uitgevers”:

    .”Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels)

     

     

    … De beste manier om beleefd over te komen.  U zult nu zien tot op welke hoogte de wijze raad uit Brooklyn zichzelf tegenspreekt.

     

    In 1993 komt er een volledige ommekeer in de situatie.

     

    “Ontwaakt !” 8 maart, pag. 4-5

     

     

    Mythen en feiten over verkrachting

    Hier volgen enkele van de lang gekoesterde misvattingen over verkrachting die de schuld bij het slachtoffer leggen en opvattingen bestendigen die de bedrijvers aanmoedigen :

    Mythe : Een verkrachting vindt alleen plaats als een vrouw wordt aangerand door een vreemde.

    Feit : De meeste vrouwen die worden verkracht, worden aangerand door iemand die zij kennen en vertrouwden. Bij een onderzoek bleek dat 84 procent van de slachtoffers hun aanrander kende en dat 57 procent van de verkrachtingen gebeurde bij afspraakjes.  Eén op de zeven gehuwde vrouwen wordt verkracht door haar eigen man.  Verkrachtingen zijn gewelddadig en emotioneel traumatisch, of de aanrander nu een vreemde is, de echtgenoot of iemand met wie men een avondje uitgaat.

    Mythe : Er is alleen sprake van verkrachting als een vrouw erna sporen van verzet vertoont, zoals blauwe plekken.

    Feit : Weinig vrouwen vertonen zichtbare sporen van verzet zoals blauwe plekken of snijwonden, of zij zich nu lichamelijk hebben verzet of niet.

    Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt.

    Feit : Verkrachting vindt per definitie plaats wanneer er geweld of bedreiging met geweld wordt aangewend om tegen iemands wil seksuele penetratie van enigerlei aard te bereiken.  Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de verkrachter tot een verkrachter.  Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.  Net als een slachtoffer van incest kan zij door de duidelijke macht die iemand anders over haar had, gedwongen zijn geweest zich aan een daad te onderwerpen die zij niet wilde.  Als een vrouw uit angst of verwarring gedwongen was toe te geven aan een verkrachter, wil dat niet zeggen dat zij toestemde in de daad. Toestemming is gebaseerd op keuze zonder bedreiging en is actief, niet passief.

    Mythe : Verkrachting is een daad voortvloeiend uit hartstocht.

    Feit : Verkrachting is een daad van geweld. Mannen verkrachten niet alleen om de seks maar ook om zich de baas over een ander te voelen.

    Mythe : Een vrouw kan een man dusdanig tantaliseren of verleiden dat hij zijn seksuele driften niet langer kan beheersen.

    Feit : Bij mannen die verkrachten is de geslachtsdrift niet sterker dan bij andere mannen. Een derde van alle verkrachters was juist niet in staat de seksuele daad te volbrengen. In de meeste gevallen is een verkrachting gepland, niet iets wat spontaan opkomt. Zowel verkrachters die bekenden voor de slachtoffers zijn als onbekende verkrachters laten hun prooi gewoonlijk in een val lopen, bij onbekenden  door het slachtoffer te volgen totdat zij alleen is, de bekenden door een situatie te creëren waarin zij geïsoleerd is.

    Mythe : Vrouwen liegen over verkrachting om zich op een man te wreken of omdat zij zich schuldig voelen na het bedrijven van seks.

    Feit : Valse aangiften komen bij verkrachting net zoveel voor als bij enig ander geweldsmisdrijf: 2 procent. Daar staat tegenover dat onderzoekers het erover eens zijn dat er veel te weinig aangifte wordt gedaan van verkrachting.

    Mythe : Een vrouw kan om verkrachting „vragen” door uitdagende kleding te dragen, alcohol te gebruiken, een man voor haar te laten betalen of mee te gaan naar zijn huis.

    Feit: Dat een vrouw onverstandig, naïef of onwetend is, wil niet zeggen dat zij het verdient verkracht te worden. Verkrachters dragen de algehele verantwoordelijkheid voor de verkrachting.

     

    Hebt u dit goed gelezen ?

    "Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt."

     

    Dus, wat het Genootschap heeft gepredikt gedurende vele jaren is niets meer dan “een mythe.” !

     

    Of ook nog : “Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de aanrander tot een verkrachter.  Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.”

     

     

    Dit betekent stilzwijgend dat de verklaring van 15 juni 1983 waar stond :” Een man of een vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.” nu wordt,"Een man of een vrouw die wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.”

     

    Deze plotselinge verandering van mening houdt weinig rekening met de gevoelens van de vrouwen die tijdens de jaren 1960-1970  zwaar mishandeld zijn geweest, in het bijzonder in Afrika.

    Iedereen die de geschiedenis van de Getuigen van Jehovah kent, weet hoe verschrikkelijk de talloze verkrachtingen van vrouwen uit Malawi en Mozambique waren.

     

    Schreeuwt !  schreeuwt !  schreeuwt ! Afrikaanse meisjes…

     

    Omdat ze gehoorzaamd hebben aan de leiding van de Watch Tower, zijn er velen die gestorven zijn, velen afschuwelijk verminkt, er zijn er die levende invaliden zijn. Toen waren ze jonge meisjes... wachtend op de nieuwe wereld.

    Toppunt van de grap, ze hebben zich opgeofferd voor een “mythe”.

    Tegenwoordig, zijn ze meer dan vijftig jaar oud en sleuren ze hun miserie met zich mee in de straten van Lilongwe en Maputo.

    Men had hen gezegd, vergeet het niet :  “Indien u niet schreeuwt, indien u zich niet verdedigt, zul je hoereersters zijn, zul je uitgesloten worden en geen eeuwig leven krijgen.”

     

     

     

     

    De auteur  benadrukt dat deze uiteenzetting

    indien ze zich tot de Afrikaanse vrouwen richt

    die hebben geleden onder de brutale verkrachtingen, ook werd bedacht ten behoeve van alle vrouwen uit de hele wereld die dergelijke behandelingen hebben ondergaan.

     

     

     

     

     

     

    Zie ook eleuthera.aggelia.be                                                                     of het artikel in het Frans bij www.aggelia.be

     

    12-04-2009 om 11:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blinde tranen

     Blinde tranen

     

     

    Genesis 21:8-21

     

    Als we het verhaal goed lezen, wordt duidelijk dat niet alles wat Hagar betreft, negatief was.  Wat lijkt op toegeven aan Sara’s haat, heeft ook een keerzijde.  Geloven is een zienswijze, waarbij je ook oog moet krijgen voor de keerzijde.  Het verhaal zegt alleen niet met zoveel woorden dat het er juist om gaat ook Ismaël  tot een groot volk te maken, maar het laat de ware bedoeling ook in kleine details zien.

     

    Zo wordt gezegd dat Abraham Hagar voedsel meegeeft en haar ‘wegzendt’.  Het woord dat in de Hebreeuwse tekst voor ‘wegzenden’ wordt gebruikt, kan betekenen: je vrouw wegsturen-verstoting en vernedering; maar het kan ook betekenen: je slaaf de vrijheid geven.

    Hagar zou in het tentenkamp van Abraham altijd slavin gebleven zijn; sociaal, de mindere dus.

    Zo zou ze ook levenslang slavin van haar eigen haat en machtsstrijd zijn gebleven.  Als ze bij Abraham weggaat, wordt ze van dat alles vrij en kan ze haar energie voor betere dingen gebruiken.

    Dat Hagar wordt weggezonden, lijkt een keus vóór de één en tegen de ander, maar het is in wezen de enige manier om beiden recht te doen. Het  is een pijnlijke vorm van rechtvaardigheid.

     

    Maar zo ziet Hagar het niet.  We lezen:”Ze ging heen en dwaalde door de woestijn van Berschéba”.  De woestijn is in de Bijbel altijd het beeld van onze ervaringen van ontheemding, vervreemding en verdorring.  Woestijn is de verbeelding van ziekte, eenzaamheid en depressie, maar ook van haat en hardheid.  De woestijn verbeeldt alles wat het leven ontkent.   De woestijn roept het beeld op van veel lijden, ook van veel onnodig lijden.  Het lijden van Hagar en haar zoon is onnodig.  Door de woestijn lopen karavaanwegen, waarlangs op aanvaardbare afstand waterputten gegraven zijn.  De putten zijn door het zand bedekt, maar woestijnbewoners als Abraham en Hagar weten ze te vinden.  Daarom kan Abraham  Hagar ook gerust op reis sturen: ze zal niet van dorst omkomen als ze de weg naar de vrijheid gaat!

     

    Maar Hagar gaat niet weg.  ZE DRAAIT ROND IN CIRKELS.  DAT GEBEURT ALS WE ONSZELF TOT MIDDELPUNT MAKEN.  WE DRAAIEN ROND IN CIRKELS, ZONDER VERDER TE KOMEN, OMDAT WE VASTZITTEN IN WROK, HAAT OF ZELFMEDELIJDEN.

    DAN STAREN WE ONS BLIND OP HET ONRECHT DAT ONS WERD AANGEDAAN EN ZEGGEN: ‘WAAROM MOET MIJ DAT OVERKOMEN’? ZO KIJKEND, ONTDEKKEN WE NOOIT DE KEERZIJDE.  WE ZIEN NIET DE MOGELIJKHEDEN OM DOOR ONRECHT EN ELLENDE HEEN EEN WEG TE VINDEN NAAR IETS BETERS.

     

    Hagar staart zich blind en loopt zich dood.  Als het water op is, werpt zij haar kind onder een struik, gaat op een afstand zitten en zegt:”Ik kan het sterven van het kind niet aanzien. “  Hagar voelt zich zielig en mokt, omdat ze door Sara’s schuld nu ook nog opgescheept zit met een stervend kind!  Als ik haar gedrag (dat van Hagar)afkeur, sta ik onontkoombaar voor de vraag of ik er niet iets van mezelf in herken.  Als iemand in het ziekenhuis ligt, ga ik er dan heen of zeg ik dat ik het niet kan opbrengen al die ellende te zien?  Als mijn partner of mijn kind ziek is, klaag ik dan misschien, dat het zo lastig voor mij is?  Hagar zit alleen om zichzelf te huilen!

    Dan roept Gods engel vanuit de hemel.  Bij zo’n mededeling kun je uw verbeelding de vrije loop laten.  Maar veel beelden zijn beelden voor de ervaring dat je door God wordt aangesproken.  Het woord dat we met ‘engel’ vertalen, betekent ‘boodschapper’.  Als de bijbel over een engel vertelt, gaat het er dan ook steeds om dat een boodschap van God doorbreekt, die een mens oog geeft voor de keerzijde van de dingen en de gebeurtenissen.  Dat kan gebeuren doordat een Bijbelwoord of een lied ons ineens aanspreken, maar het kan ook een opmerking zijn van zomaar iemand, een boek dat ik lees, een film die ik zie.  Gods boodschappen komen op allerlei manieren op me af, en ik zou er blind voor zijn als ik ga zitten wachten op een witte, hemelse gestalte. 

     

    Zo dringt de boodschap van Gods bevrijding tot Hagar door.  Die boodschap luidt niet:’Hagar,Ik heb je horen huilen,” maar:  ‘Ik heb de stem van de jongen gehoord.’  God geeft Hagar een boodschap omdat haar kind huilt.  Dat God ons nog aanspreekt, kon wel eens alleen zijn, omdat de tranen van anderen gedroogd moeten worden.  Hagars tranen zijn blinde tranen van woede en egoïsme en zulke tranen vinden geen antwoord. Als ik zo huil, ben ik voor dat antwoord ook niet ontvankelijk.  God opent Hagar de ogen, doordat ze oog krijgt voor het leed van de ander.

     

    Ze weet zich geroepen weer naar haar kind terug te gaan en het in de armen te nemen.  Pas als ze dat doet en geen tijd meer heeft voor zelfmedelijden, krijgt ze weer zicht en beseft ze dat Sara haar niet kan laten doodlopen, Abraham haar niet wil verraden en God haar de dood in de woestijn niet wil aandoen. 

    De aandacht voor de ander geeft mij pas echt zicht op mijn eigen situatie.  Bij Hagar breekt het besef door, dat ze in staat is de woestijn door te gaan.  Op het moment waarop ze beseft geen afstand van haar kind te mogen nemen, verandert de woestijn van een doodlopende weg in een weg naar de vrijheid.  Hagar ziet een waterput.  Dat is heel gênant.  In haar blinde zelfmedelijden heeft ze haar kind vlak naast een waterput neergegooid om van dorst te sterven!  Nu ze weer oog voor hem heeft, weet ze ook weer van die verborgen putten langs de woestijnwegen.  Daarin ligt het wonder van dit verhaal.  God tovert geen putten in de woestijn.  Hij zou dat natuurlijk kunnen, zoals met zovele wonderen. Maar God geeft mij oog voor de ander en daarmee oog voor de putten die er in de woestijn van mijn leven zijn. 

     

    Dat ik oog voor de ander krijg en zicht op de keerzijde van het leven, dat is de kern van het Bijbelse wonder.  Op zo’n wonder zitten we te wachten.  Want haat en zelfrechtvaardiging van alle partijen, maakt dat er eindeloos cirkels gedraaid worden - uitzichtloze situaties - als in Ierland, Baskenland, Irak en Israël zijn daar voorbeelden van.  Er is in deze wereld woestijn te over; er is alle reden tot tranen.  Maar er is geen reden dood te lopen in zelfbeklag en zelfrechtvaardiging.  Geloven betekent dat ik me de blinde tranen laat afnemen door oog te krijgen voor de ander.  Dan ontdek ik soms wegen en bronnen, onderbestoven onder de oppervlakte van onze woestijnen.  Geloven is volhardend zoeken naar wegen in de woestijn, naar levensbronnen. 




    door Dick van Kampen pagina 15-20 

    06-04-2009 om 18:53 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bestaat het kwaad?

    Bestaat het kwaad?

     

    Een universiteitsprofessor besloot op zekere dag zijn studenten uit te dagen. 
    Hij vroeg: “Heeft God alles geschapen wat bestaat?”

    Een gelovige student antwoordde:"Inderdaad, ja".

    "Alles?" vroeg de professor.

    "Ja, alles", was (na enige aarzeling) het antwoord van de student.

    "In dat geval heeft God ook het kwaad geschapen, Correct?"

    "Aangezien het kwaad bestaat", zei de professor.

     

    Hier had de student geen antwoord op en hij zweeg dan maar.

    De professor was in zijn nopjes dat hij de gelegenheid had gegrepen om nog maar eens aan te tonen dat geloof enkel een mythe was.

     

    Plots stak een andere student zijn hand op en vroeg: "mag ik u een vraag stellen, professor?"

    "Natuurlijk" antwoordde deze.

    "Bestaat de koude?"

    "Natuurlijk", antwoordde de professor. "Heb jij nooit de koude gevoeld?"

    "In feite bestaat de koude niet, meneer.  Volgens de studies van de fysica is koude de totale en volledige afwezigheid van warmte.  Een voorwerp kan alleen bestudeerd worden wanneer het energie heeft en afgeeft en het is de warmte van een voorwerp dat zijn energie doorgeeft.

    Zonder warmte zijn de voorwerpen inert (traag), niet in staat te reageren.  Maar koude bestaat niet.  We scheppen die term “koude” om de afwezigheid van warmte uit te leggen."

    "En duisternis?"  vervolgde de student.

    "Die bestaat", wierp de professor op.

    "U heeft het opnieuw mis voor, meneer, duisternis is gewoon de totale afwezigheid van licht. U kan licht en helderheid bestuderen maar niet de duisternis.

    Het prisma van Nichols toont de variëteit van verschillende kleuren waarin het licht kan uiteenvallen volgens de lengte van de golven.

    Duisternis is de “term” die wij geschapen hebben om de totale afwezigheid van licht uit te leggen."

    En tenslotte vroeg de student: "en het kwaad, meneer, bestaat het kwaad?

    God schiep het kwaad niet.  Het kwaad is de afwezigheid van God in de harten van de mensen, het is de afwezigheid van liefde, menselijkheid en geloof.  Hun afwezigheid leidt tot het kwaad".

     

    Nu was het de beurt aan de professor om de stilte te bewaren…

    De naam van de student was: Albert Einstein.

     

     

    06-04-2009 om 18:08 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Uitsluiting- teneinde de organisatie rein te houden"

    "Uitsluiting - teneinde de organisatie rein te houden"

    Inleiding

    1. De formele procedure

    2. Wat zegt de Bijbel?

    3. De 'rechtsgang'

    4. De uiterste consequentie

    5. Invloed op de getroffenen

    6. Conclusies en slotopmerkingen

    Inleiding

    Nadat de 'Bijbelonderzoekers', zoals Jehovah's Getuigen zich oorspronkelijk noemden, ongeveer 30 jaar lang een gematigde houding hadden aangenomen tegenover ‘uitvallers’, verscheen in 1904 het boek The New Creation, waarin de gedachte werd geïntroduceerd dat het noodzakelijk was "passende stappen te ondernemen om niet toe te laten dat de gemeente in moreel opzicht verdorven" zou worden. Op basis van bijbelgedeelten als Matthéüs 18:15-17 "vonden er af en toe ‘kerkverhoren’ plaats waarin de bewijzen voor kwaaddoen in ernstige gevallen aan de gehele gemeente werden voorgelegd" (jv, 186 § 4).

    Vanaf ongeveer 1944 (in Nederland in 1949) werd via De Wachttoren aangekondigd dat "in het licht van de gehele bijbel" dergelijke kwesties vanaf dat moment achter gesloten deuren zouden worden behandeld "door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd". De doeleinden van de te volgen procedures waren: "(1) de organisatie rein te houden en (2) de kwaaddoener te doordringen van de noodzaak van oprecht berouw, met de bedoeling herstel voor hem te bewerken" (jv, 187).

    In deze sectie zal het gebruik van uitsluiting nader onder de loep worden genomen. Er volgen 6 delen:

    1.      De formele procedure, dwz. wat gebeurt er eigenlijk bij de behandeling van een uitsluitingzaak?

    2.      Wat zegt de bijbel? - de leerstellige kant van de zaak : een kritische analyse van de doctrinaire onderbouwing van de uitsluitingregel

    3.      De ‘rechtsgang’ van het Wachttoren Genootschap: meten met twee maten en drogargumenten

    4.      een praktijkvoorbeeld van de uiterste consequentie

    5.      de invloed van dit gebruik op (ex-)Jehovah’s Getuigen en hun familieleden

    6.      conclusies en slotopmerkingen

    gebruikte afkortingen :

    JV : 'Jehovah's Getuigen -verkondigers van Gods Koninkrijk' - geschiedenis van de organisatie zoals het WTG het beschrijft.

    SCF - In Search of Christian Freedom - R. Franz

    'Pay attention' : 'Pay Attention to Yourselves and All of the Flock' (vertrouwelijk ouderlingen instructie boek)

     

    1. De formele procedure

    Het meesterwerk van Kafka, Het proces begint met de zin: "Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd." De onmacht van de beklaagde Josef K., het gevoel dat het proces iets is wat je overkomt in plaats van waarop je door bepaalde stappen te doen invloed kan uitoefenen, komt wonderwel overeen met de ervaring van de ‘beklaagden’ in een rechterlijke aangelegenheid bij Jehovah’s Getuigen.

    De Wachttoren 15 september 1992, blz. 12

    Hieronder volgt een opsomming van de opeenvolgende stappen binnen de uitsluitingsprocedure:

    1) Allereerst dient een Jehovah’s Getuige getuige te zijn geweest van het feit dat een andere Jehovah’s Getuige een zonde heeft begaan die uiteindelijk tot uitsluiting kan leiden.

    2)  Deze persoon dient eerst de overtreder persoonlijk te benaderen en hem of haar te

    overreden zijn of haar zonde bij de ouderlingen bekend te maken. Wanneer de overtreder te kennen geeft daar geen aanleiding toe te zien, dient de getuige een termijn te stellen (vaak ongeveer een week) waarin de overtreder alsnog zijn of haar zonde kenbaar kan maken. Heeft de persoon in kwestie dat na die periode nog niet gedaan, zal de getuige de ouderlingen benaderen en hen op de hoogte stellen van de daad waarvan hij of zij getuige is geweest.

    3)  Wanneer de overtreder de aanklacht ontkent, is het noodzakelijk dat er minimaal twee getuigen zijn van de overtreding. Is er slechts één getuige en ontkent de beklaagde de aanklacht, wordt de zaak geseponeerd. (Het is dan woord tegen woord).

    4) Wanneer er sprake is van een kwestie waarop uiteindelijk uitsluiting kan staan en de aanklacht gegrond is bevonden (ofwel doordat de beklaagde zijn schuld heeft bekend ofwel doordat er twee of meer getuigen zijn gevonden van het ten laste gelegde), wordt er een rechterlijk comité gevormd inclusief het toewijzen van een voorzitter. In een enkel geval geeft de beklaagde al op dit moment aan veel berouw te hebben en kan men van verdere ‘strafvervolging’ afzien, vooral bijvoorbeeld wanneer de beklaagde nog maar kort Getuige is. De procedure blijft dan beperkt tot een berisping met eventuele restricties.

    Na het vormen van het rechterlijk comité krijgt de beklaagde een uitnodiging om te verschijnen voor dit comité; meestal heeft dit verhoor plaats in de Koninkrijkszaal.

    De zitting verloopt als volgt:

    1.      de voorzitter opent met een schriftuurlijke gedachte

    2.      de beklaagde krijgt de gelegenheid een persoonlijk standpunt tot uitdrukking te brengen

    3.      wanneer de beklaagde geen bekentenis heeft afgelegd, wordt hij op de hoogte gesteld van de aard van de aanklacht

    4.      getuigen worden gehoord, de beklaagde mag ook getuigen à charge naar voren brengen; nadat zij gehoord zijn, dienen de getuigen te vertrekken

    5.      de ouderlingen stellen vast wat de precieze aanklacht is, welke bewijzen ervoor zijn en wat de houding van de beklaagde is

    6.      wanneer de schuld in de ogen van de ouderlingen vaststaat, gaan zij ertoe over de beklaagde te "vermanen" (dit kan plaatsvinden in aanwezigheid van de getuigen)

    7.      hierna vergadert het rechterlijk comité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet

    5) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan, wordt deze beslissing mondeling aan de beklaagde meegedeeld. Bovendien wordt de beklaagde verteld dat hij of zij de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan het rechterlijk comité.

    6)  Wanneer beroep wordt aangetekend, dient de voorzitter van het rechterlijk comité contact op te nemen met de kringopziener. Deze stelt dan een beroepscomité samen, meestal ouderlingen uit omringende gemeenten. Voor een herbeschouwing van de zaak ontvangt de beklaagde weer een uitnodiging.

    7) In aanwezigheid van het oorspronkelijke rechterlijke comité én het beroepscomité vindt er nogmaals een verhoor plaats, meestal in de Koninkrijkszaal. De procedure is gelijk aan de bovenstaande (punt 4).

    8) Na het verhoor vergadert het beroepscomité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet.

    9) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan heeft de beklaagde de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan te tekenen bij het bijkantoor van het Wachttoren Genootschap. Het Wachttoren Genootschap reageert schriftelijk op het beroep.

    2. Wat zegt de bijbel?

    Het is duidelijk dat ‘kerkdiscipline’ of ‘kerktucht’ vanaf de eerste jaren van het Christendom tot de gebruiken ervan behoorde. Aangezien de meeste democratische landen een strikte scheiding van kerk en staat hanteren, staat ook het recht van Jehovah’s Getuigen op het hanteren van de uitsluitingclausule niet ter discussie. De vragen waar het nu op aankomt, zijn: Wat zegt de bijbel precies wanneer het gaat om gemeentelijke sancties? Is de uitleg zoals die wordt gepresenteerd in De Wachttoren gebaseerd op deugdelijke argumenten?

    Wetticisme
    Het eerste bezwaar heeft betrekking op het zware beroep op de Mozaïsche Wet bij bijvoorbeeld de ‘meldplicht’ (als een Jehovah’s Getuige een andere Getuige iets ziet doen waarop uitsluiting staat, is hij op straffe zelf uitgesloten te worden verplicht dit aan de ouderlingen te melden) en andere ‘wettische’ elementen. Zoals bij veel andere leerstellingen van het Wachttoren Genootschap ontbreekt ook hierbij inzicht in de dynamiek van de bijbel: daar waar de nieuwtestamentische bijbelschrijvers zelf nadruk leggen op de overgang van de Wet naar het hart, van de letter naar de geest (zoals bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 3:6), publiceert het Wachttoren Genootschap hoofdstukken vol instructies aan ouderlingen hoe zij bij welk soort overtreding dienen te handelen, waarbij de aard van de bewoordingen van de instructies sterk doen denken aan juridische handboeken (beklaagde, getuigen, beroep, bekentenis, bewijsmateriaal, enz.)

     

     

     

     

     

     

     

    Het waren vooral de Farizeeën die minachtend met personen van een andere nationaliteit of belastinginners omgingen! Het was juist een verwijt van hun kant aan Jezus’ adres dat hij hun gebruik daarin niet volgde, blijkens bijvoorbeeld Markus 2:15-16:

    "Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: ‘Eet hij met de belastinginners en zondaars?’ wij benadrukken

    Het is ondenkbaar dat Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd zou gebruiken als model voor zijn volgelingen.
    Daarnaast was dit geen instructie van formalistische aard, want Jezus gebruikt in zijn zin de tweede persoon enkelvoud: "dan zij hij u {enkelvoud, dwz voor degene die het persoonlijke geschil heeft met de beklaagde, niet voor de hele gemeente} net als…". Ook uit de context blijkt dat de instructie persoonlijke geschillen betrof. De kern van het betoog behelst overigens vergeving, geen procedurele instructies (zie vanaf vers 10-14 en 18-35).

    2 Johannes 9-11
    Deze schriftplaatsen worden als basis gebruikt voor de regel dat zelfs "een eenvoudig ‘Hallo’" tegen een uitgeslotene verboden is (zie De Wachttoren 1 december 1981, p. 19 en 15 juli 1985, p. 31). De onderbouwing gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van zowel de groet als de strekking van het schriftgedeelte.
    In ‘t kort gezegd, betekent de groet zoals die door Johannes wordt vermeld meer dan "een eenvoudig ‘Hallo’"; het duidt op instemming met de gekozen levenswandel en zelfs een wens van succes daarin. Vanzelfsprekend kan een Christen een dergelijke instemming niet uiten tegenover iemand die een ‘antichrist’ wordt genoemd (iemand die ‘de komst van Jezus Christus in het vlees niet [meer] belijdt’).
    De zinsnede "een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus" wordt door het Wachttoren Genootschap vaak aangehaald als precedent voor het uitsluiten van ‘afvalligen’, dwz degenen die de leer van het Genootschap niet volledig accepteren als volledige waarheid. Wanneer dit echter in de context wordt geplaatst, zien we dat dit niet deugdelijk is. Allereerst gaat het om ‘de leer van de Christus’, niet de leer van een of andere religieuze organisatie.
    Daarnaast gaat de passage over het mijden van de antichrist: degene die ‘de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijdt’. Wanneer het gaat om andere, zelfs fundamentele leringen, van de vroege gemeente, zien we dat er veel ruimte voor persoonlijke interpretatie was en geen gecentraliseerde ‘toetssteen’ van waarheid (zie bijvoorbeeld Romeinen 14).

    1Korinthiërs 5:9-11
    Hoewel hier een duidelijke aanwijzing voor ‘mijden’ wordt gegeven, leidt de toepassing van het Wachttoren Genootschap tot een gecompliceerde, formalistische uitoefening van wettelijke autoriteit. Paulus duidt op een overheersende eigenschap van "iemand, een broeder genoemd", die een hoereerder is, een dronkaard is, een afperser is, enzovoort. Iemand die een keer dronken is, is nog geen dronkaard. De woorden van Paulus leggen een verband met een levenswijze, geen eenmalige daad. Wanneer deze eigenschappen kenmerkend zijn voor "iemand, een broeder genoemd", zou het zelfs vanzelfsprekend zijn dat we geen intieme omgang zouden willen hebben met een dergelijk persoon. Er worden echter geen instructies verschaft voor verhoren, restricties, comités, enz.

    3. De 'rechtsgang'

    Naast de leerstellige haken en ogen zijn er bovendien nog bezwaren van andere aard aan de uitsluitingpraktijk van het Wachttoren Genootschap.

    Inconsequenties
    Het verloop van de volledige uitsluitingsprocedure is niet transparant. De gang van zaken speelt zich af achter gesloten deuren. In een bespreking in Ontwaakt! over ‘de bronnen van ons recht’ staat (22 mei 1981, p. 17):

    Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen?
    In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en ’af te wijken met de grote massa om het recht te buigen’.

    De Wachttoren 15 mei 1993 blz.21

    Terwijl het Wachttoren Genootschap voor veel wetten en juridische procedures een beroep doet op de Mozaïsche Wet, handelt het in dit opzicht volledig tegengesteld aan de hier gepresenteerde principes (zie Spreuken 20:10 over ‘meten met twee maten’). Ouderlingen krijgen de specifieke instructie: "observers are not permitted" [Vert.: waarnemers zijn niet toegestaan] ("Pay attention", p. 109).
    Ook het feit dat de ‘rechters’ hun mededelingen mondeling mogen doen, maar de beschuldigde verplicht wordt schriftelijk beroep aan te tekenen, is een uiting van de minachting voor de positie van de beschuldigde. Let ook eens op de instructie die in het handboek voor ouderlingen wordt gegeven voor het geval waarin een beroepscomité het oneens is met het oorspronkelijke comité:

    When this occurs, the individual should not be given any indication of the conclusions of the appeal committee. Simply tell the person that the decision is pending. [Vert.: Wanneer dit het geval is, dient aan de persoon geen enkele aanwijzing gegeven te worden inzake de conclusies van het beroepscomité. Vertel de persoon eenvoudig dat de beslissing hangende is.] ("Pay attention", p. 127).

    In de inleiding werd reeds opgemerkt dat voor de jaren ’40 er kerkverhoren plaatsvonden in plaats van verhoren achter gesloten deuren. Welke reden wordt gegeven door het Wachttoren Genootschap voor de nieuwe procedure?:

    "Jaren later werd in The Watchtower van 15 mei 1944 (Nederlands: 15 april 1949) de kwestie opnieuw besproken in het licht van de gehele bijbel en werd aangetoond dat dergelijke gemeenteaangelegenheden behandeld dienden te worden door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd (1 Kor. 5:1-13; vergelijk Deuteronomium 21:18-21)." (jv 187)

    Wat zegt "het licht van de gehele bijbel"? Voor het gemak kunnen we ons beperken tot de schriftplaatsen die het Wachttoren Genootschap zelf aanvoert.

    1 Korinthiërs 5:1-13: Er wordt hier met geen woord gerept over ‘verantwoordelijke broeders’, integendeel, deze brief was gericht aan de gemeente in zijn geheel (zie 1:2) en de vermaning ‘niet langer in het gezelschap te verkeren van’ personen die afkeurenswaardig gedrag beoefenen gold een ieder. Er komen geen ‘procedurele kwesties’ ter sprake.

    Deuteronomium 21:18-12: de rechtspraak in het oude Israël werd in Ontwaakt! juist aangehaald om voor openbaarheid te pleiten (zie boven)!

    De informatie over de procedures bij een comitézaak zijn niet bij alle Jehovah’s Getuigen bekend; alleen ouderlingen krijgen hierin inzage. Dit plaatst de beklaagde in een nadelige positie, want hij weet niet wat zijn rechten zijn noch wat hij of zij nog allemaal kan verwachten. En ouderlingen zijn niet verplicht de beklaagde op zijn rechten te wijzen, blijkens bijvoorbeeld de volgende instructie inzake de laatste beroepsmogelijkheid :

    When the disfellowshipping is upheld by the appeal committee, there is no further right to appeal. However, if an individual persists in believing a serious error in judgment has occurred, the appeal committee should inform him that he may submit his allegations in writing to the appeal committee within seven days for transmittal to the branch office. (Pay Attention to Yourselves and All the Flock, blz. 127)
    [Vert.: Wanneer de uitsluiting gehandhaafd blijft door het beroepscomité, is er geen verdere beroepsmogelijkheid. Wanneer de persoon echter blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt, dient het beroepscomité hem erover in te lichten dat hij zijn aantijgingen binnen zeven dagen in geschreven vorm bij het beroepscomité mag indienen zodat deze kunnen worden overgedragen aan het bijkantoor.] {Accentuering toegevoegd}.

    Alleen wanneer de beschuldigde "blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt," hoeft hij over een verdere beroepsmogelijkheid te worden ingelicht. Merk bovendien op dat er dan wordt gesproken over "aantijgingen". Het Wachttoren Genootschap maakt daarmee direct duidelijk hoe men de bezwaren beschouwt die een beklaagde naar voren brengt

    4. De uiterste consequentie: een praktijkvoorbeeld

    De uiteindelijke maatstaf of er tot uitsluiting wordt overgegaan of niet is volgens Jehovah’s Getuigen of de ‘overtreder’ berouw heeft van zijn dwaling of niet. Ongeacht de aanleiding van de uitsluiting wordt van Getuigen geëist dat zij zich onderwerpen aan de uitspraak van het rechterlijk comité en na bekendmaking van de uitsluiting dienen zij de uitgeslotene volledig te mijden (zelfs geen ‘eenvoudig "Hallo"’ meer tot hem of haar te richten). Om te bekijken tot welke kromme situaties dit kan leiden, volgt hier een voorbeeld van twee comitézaken: eentje waarbij de overtreder, A, geen berouw heeft en dus wordt uitgesloten en eentje waarbij de overtreder, B, wel berouw heeft en dus als broeder beschouwd en behandeld dient te worden.

    A is 56 jaar oud, werd gedoopt toen hij 19 was en werd 3 jaar geleden aangesteld als dienaar in de bediening. Hij leerde ‘de waarheid’ kennen via een collega, X. Deze vriend hielp A in de moeilijke periode waarin hij werd verstoten door zijn familie, die zijn lectuur en vergaderingkleren verbrandde en zijn velddiensttas in stukken scheurde. De vader van A dreigde zelfs met geweld; dit was het moment waarop de ouders van X (die geen Getuigen waren) aan A aanboden dat hij (tijdelijk) bij hen in huis mocht komen wonen. De troost die X en zijn familie bood aan A maakte het verlies van zijn vleselijke familie bijna goed. De familieband van gezin X was dan ook zeer groot. De vleselijke zuster van X was ook een Getuige, maar deze woonde niet meer thuis.
    Na enige tijd, A woonde toen al lange tijd elders, werd de zus van X uitgesloten, want ze woonde ongehuwd samen. X bleef echter contact met haar houden, ook na de artikelen in De Wachttoren van december 1981 (waarin werd uiteengezet dat hierop uitsluiting staat). Hierop werd ook X uitgesloten en hierop A verbrak zijn contact met X.
    Jaren later vernam A toevallig dat X aan een ernstige, pijnlijke ziekte leed en waarschijnlijk nog maar enkele maanden te leven had. A deed moeite het adres van X te achterhalen en ging hem opzoeken. In het ziekenhuis waar X was opgenomen, vond een hartelijke hereniging plaats van twee oude vrienden. Er werden herinneringen opgehaald, foto’s van kinderen en kleinkinderen uitgewisseld en wat men zoal doet bij dergelijke gelegenheden; ‘de waarheid’ of de uitsluiting van X kwamen niet ter sprake. Enkele weken na dit bezoek overleed X, waarop A zijn begrafenis bijwoonde.
    Weer enkele weken later kreeg A bezoek van twee ouderlingen en werd hem gevraagd of hij nog contacten onderhield met X. A reageerde verbaasd, maar vertelde hen van zijn bezoek in het ziekenhuis en de begrafenis. De ouderlingen waren van het bezoek in het ziekenhuis op de hoogte, want een verpleegster, toevalligerwijs een vleselijke zus van een van de bezoekende ouderlingen, had A daar gezien en herkend als een van de gemeenteleden van haar broer. Zij wist ook dat X een uitgeslotene was, want hij had zo nu en dan de Gedachtenisviering bijgewoond. De ouderlingen vroegen A of hij ervan op de hoogte was dat X was uitgesloten. A bevestigde dit, waarop de ouderlingen vroegen waarom hij dan vriendschappelijke omgang met ‘zo iemand’ had gezocht. A wees de ouderlingen erop dat zij toch wisten van de achtergrond van de relatie van A en X. De ouderlingen vestigden herhaaldelijk de aandacht op de reden waarom Jehovah’s Getuigen uitgeslotenen moeten mijden en het gezelschap ging uiteen.
    Wéér later kreeg A de uitnodiging te verschijnen voor een rechterlijk comité. De aanklacht was uiteraard: vriendschappelijke omgang met uitgeslotenen. A hield vol dat in dit geval toch geen sprake kon zijn van ‘rein houden van de organisatie’. De ouderlingen hielden vol dat de richtlijnen van het Genootschap leidend waren. De partijen bleven recht tegenover elkaar staan, totdat A werd uitgesloten. Hij ging in beroep, maar ook door het beroepscomité werd hij uitgesloten. Eén van de leden van het beroepscomité merkte nog op dat loyaliteit "makkelijk [is] totdat we denken dat we een uitzondering hebben gevonden en die uitzondering zijn we dan zelf".

    B is 47 jaar, werd gedoopt toen hij 22 was en werd 15 jaar geleden aangesteld als ouderling. B is getrouwd en heeft 3 kinderen: 2 dochters van 20 en 18 en 1 zoon van 14. Zijn openbare lezingen en lezingen op kringen en congressen werden zeer gewaardeerd en gaven altijd gespreksstof vanwege de diepgaande behandeling van ‘interessante punten’. Hij diende regelmatig in rechterlijke comités, beroepscomités en was assistent-vergaderingopziener bij de voorgaande zes districtscongressen. Van zijn ervaring in het hogere management van het bedrijfsleven werd dankbaar gebruikt gemaakt door het Wachttoren Genootschap.
    Plotseling werd B echter ontheven als ouderling en het viel iedereen op dat hij geen antwoorden meer gaf op de vergaderingen. B bleef echter dezelfde hartelijke persoon als hij altijd was in de persoonlijke sfeer, dus veel Getuigen bleven hem benaderen voor raad op het geestelijke vlak en advies op het meer materiële (B deed vaak belastingaangiften voor ouderen in de gemeente). Maar wat was nu gebeurd?
    Maanden hiervoor was zuster Y naar de ouderlingen was gegaan met de beschuldiging dat B haar tijdens het samenwerken in de velddienst (nota bene!) tegen haar wil had betast. B ontkende dit echter en aangezien er geen verdere getuigen waren, werd met de aanklacht niets gedaan. Op de een of andere manier lekte dit uit en plotseling waren er meerdere zusters die naar de ouderlingen kwamen met soortgelijke beschuldigingen die soms wel 8 jaar of langer post factum werden ingediend! De ouderlingen waren vooral geschokt doordat een zuster, de moeder van twee jonge broertjes, B zelfs beschuldigde van homoseksuele handelingen met haar 4 en 6-jarige zoontjes.
    De ‘bom barstte’ toen de jongste dochter van B aangifte deed bij de politie van seksuele mishandeling door haar vader. Dit brak ook B en hij nam contact op met zijn collega-ouderlingen. Hij legde onder tranen een volledige bekentenis af en vertelde dat hij zijn vergrijpen eerder had ontkend vanwege een diepe schaamte omtrent de dingen die hij had gedaan. Tijdens de erop volgende comitézaak constateerden de ouderlingen een diep en oprecht berouw bij B. Hoewel hij op restricties werd gesteld, werd het niet noodzakelijk geacht B uit de gemeenschap te sluiten.

    Stel dat u bij A en B in de gemeente zou zitten en u zou weten van de aanleiding en achtergrond van beide gevallen? Zou u dan net zo reageren als wanneer u alleen maar die ene mededeling op de dienstvergadering zou hebben meegekregen, namelijk dat "A uit de christelijke gemeente is gesloten"?

    5. Invloed op de getroffenen

    De uitvoering van de procedures in kwestie hebben grote gevolgen voor degenen die erdoor worden getroffen. In het midden van de jaren ’80 bijvoorbeeld woonde er een uitgesloten vrouw in Massachusetts, terwijl haar moeder, die in Maine woonde (ongeveer 300 kilometer noordoostelijk) ernstig ziek werd en stierf. Ondanks dat de Getuigenfamilie van de dochter en de ouderlingen het adres van deze dochter wisten, stelden zij haar niet op de hoogte van haar moeders ziekte, haar overlijden en de begrafenis. Zij vernam er pas van op het moment dat haar moeder reeds begraven was. Ze vertelt dat de diepe zielspijn om op deze manier de kans te worden ontnomen haar stervende moeder te zien of om een kans te hebben haar liefde tot uitdrukking te brengen, of te trachten tot uitdrukking te brengen, gewoonweg niet wilde overgaan (SCF, 351).

    De macht van de uitsluitingregeling is groot, want het negeren van een bekendgemaakte uitsluiting door een Jehovah’s Getuige, kan leiden tot zelf uitgesloten worden. Dit geldt sinds 1981 ook voor omgang met familieleden die ‘uitstijgt boven familieverplichtingen’. Neem het geval van Annette Stuart, een (in 1987) 77 jaar oude grootmoeder in West Brookfield, Massachusetts, die reeds vele jaren Getuige was. De kleindochter van deze vrouw was 14 toe zij zich, op aanmoediging van haar moeder, liet dopen. Drie jaar later liet het meisje weten dat de druk die op haar geplaatst werd als Getuige, haar teveel was geworden. De ouderlingen werden bijeengeroepen, maar ze bleef volhouden dat ze niet van plan was de vergaderingen nog verder te bezoeken. De ouderlingen beslisten dat ‘aangezien zij zichzelf had uitgesloten, zij geen andere keuze hadden dan haar uit te sluiten’. Deze gebeurtenissen vonden plaats vóór 1981, dus "de familie was tenminste intact". Maar in 1981 veranderde het beleid. Annette schreef:

    Mijn kleindochter was nu afgesneden van haar familie en verwanten. Ik kon haar niet uit huis zetten. Ze had ons nu meer dan ooit nodig! Haar moeder eerbiedigde de nieuwe regel. Ze had niets meer te maken met haar dochter of met mij. Dat was uiteraard haar eigen keuze.
    Twee ouderlingen kwamen bij mij thuis en gaven me de keuze. Ze waren van mening dat aangezien mijn man geen JG was zij geen recht hadden mijn kleindochter te verbieden bij mij thuis te komen. Mijn man had dat al eerder doen uitkomen tegenover de ouderlingen.
    De ouderlingen vertelden me dat ik uit de kamer moest lopen als mijn kleindochter op bezoek kwam. Ik zou niet aan dezelfde tafel mogen eten als zij bleef eten met mijn man. In mijn ogen was wat zij vroegen liefdeloos, onmenselijk en onchristelijk. Ik vertelde ze dat ik niet kon doen wat zij vroegen. Ik herinner me dat ik op dat moment bitter moest huilen. Zij stonden daar als versteend, zonder enig medegevoel.

    Op 73-jarige leeftijd, na dertig jaar verbonden te zijn geweest, werd de grootmoeder van het meisje nu ook uitgesloten. Haar echtgenoot, die nooit Getuige was geweest, zag dat zijn familie plotseling van hem werd afgenomen. Hij schreef naar het hoofdbureau van het Wachttoren Genootschap voor hulp, maar de beslissing van de ouderlingen bleef gehandhaafd. Mevrouw Stuart schrijft:

    Mijn dochter, zoon, kleinkinderen, achterkleinkinderen – ik heb deze geliefde personen al vier jaar niet gezien! Mijn zoon en dochter leven in dezelfde stad als wij… Mijn zonde was dat ik mijn uitgesloten kleindochter in huis ontving.

    Hoe kan zo’n actie worden gerechtvaardigd op basis van de bewering dat het bijdraagt aan het ‘rein houden van de organisatie’? (In Search of Christian Freedom, 347, 348).

    6. Conclusies en slotopmerkingen

    De uitsluitingregel is een machtig wapen om gehoorzaamheid af te dwingen. Het Wachttoren Genootschap aarzelt niet het in te zetten wanneer ideeën worden geuit die afwijken van de leer van De Wachttoren.
    De toepassing ervan is echter niet gebaseerd op een zuivere interpretatie van schriftuurlijke argumenten :

    1.      de essentie van de overgang van de Mozaïsche Wet naar de onverdiende goedheid van God wordt gemist door een wettische interpretatie als die van de uitsluitingregel

    2.      in Matthéüs 18 sprak Jezus niet over gemeentelijke procedures, maar over oplossingen van persoonlijke conflicten.

    3.      2 Johannes gaat over de ‘antichrist’ en de erin genoemde groet omvat niet een ‘eenvoudig "Hallo"’ maar betekent een instemmen met iemands afvallige handelwijze "die de komst van Christus in het vlees niet belijdt" en zelfs de wens dat de persoon daarin succes zal hebben

    4.      1 Korinthiërs 5 geeft te kennen dat er sprake kan zijn van kenmerkende eigenschappen van een persoon die ertoe leiden dat iemand ertoe beslist iemand niet meer in huis te ontvangen, maar er is geen sprake van wettelijke stappen op basis van één daad waarbij bewijzen, getuigen, beroepszaken en dergelijke aan de orde komen

    Terwijl het Wachttoren Genootschap erkent dat rechtspraak openbaar moet zijn als ze voorzichtig en rechtvaardig wil blijven en men daar zelfs schriftuurlijke precedenten voor aanvoert, heeft men in "het licht van de hele bijbel" voor de eigen rechtspraak de procedure beperkt tot een proces achter gesloten deuren.

    De persoonlijke pijn die deze onschriftuurlijke en onredelijke organisatorische regeling teweegbrengt, is niet te beschrijven. Ondanks dat dienen alle Jehovah’s Getuigen zich er aan te houden, anders wacht henzelf een wisse uitsluiting.

    Slotopmerkingen
    Zal de uitsluitingregel ooit worden gewijzigd? Waarschijnlijk wel. In het streven naar erkenning door de ‘gevestigde orde’ zal het Wachttoren Genootschap hier en daar door de knieën moeten. Over deze regeling zijn al parlementaire vragen gesteld, bijvoorbeeld in Canada. Uiteindelijk zal het Wachttoren Genootschap eieren voor zijn geld kiezen en tot publicatie van ‘nieuw licht’ in deze kwestie overgaan. De vraag is hoe lang dit nog op zich zal laten wachten…



    Dank zij: 

    http://www1.tip.nl/~t661020/uitsluiting/uitsluiting1.htm

    19-03-2009 om 20:15 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE STANDFASTERS

     De"Standfasters"

    Een tegenstrijdigheid

    Gedurende de oorlog 1914-1918 hebben invloedrijke leden van de Watch Tower een nogal twijfelachtig gedrag aan de dag gelegd wat de "christelijke neutraliteit" betreft.

    Het Genootschap erkent dit en spreekt zelfs van een collectieve verantwoordelijkheid waarin ze medeschuldig was aan het in die tijd vergoten bloed. (zie noot 1).

    We lezen in het boek : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij" uitgegeven in het Engels in 1975 en in het Nederlands in1976 (pagina 185 §13) :

    "In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918 G.T.) verrichtten sommigen van het overblijfsel van het geestelijke Israël non-combattante dienst in het leger van hun land en maakten zich aldus medeschuldig aan het in de oorlog vergoten bloed. "

    Daarom hebben sommigen zich afgescheiden van de organisatie, gechoqueerd vanwege het gedrag van de verantwoordelijken (die Rutherford en de zeven leden van Bethel te Brooklyn vervingen die toen in de gevangenis zaten).

    Diegenen die zich aldus afscheidden namen de naam "Standfasters" aan, t.t.z. "Degenen die stand houden".

    In de Wachttoren van 15 juli 1989 (pag. 21-28), vertelt Karl Klein, één van de leden van het Besturend Lichaam zijn ervaringen en beschrijft hij de situatie zoals ze zich voordeed in deze oorlogsperiode.

    Hij vertelt dat hijzelf klaar stond om zich aan te sluiten bij de "Standfasters", maar ook waarom hij uiteindelijk verbonden bleef bij de "Bijbelstudenten", vooral door aandringen van zijn moeder.

    Heel eigenaardig, maar Karl Klein geeft toe dat "Degenen die stand hielden" het juiste inzicht hadden in de kwestie van neutraliteit.

    "Kort na mijn doop in 1918 werd mijn loyaliteit jegens mijn mede-Bijbelonderzoekers op de proef gesteld. De Eerste Wereldoorlog woedde, en hoewel de vooraanstaande broeders ten onrechte gevangen waren gezet wegens de oorlogskwestie, zagen degenen die destijds de leiding hadden, niet volledig in dat christelijke neutraliteit noodzakelijk was. Enkelen die het strijdpunt duidelijk inzagen, namen aanstoot en scheidden zich van de Bijbelonderzoekers af. Zij noemden zich Standvastigen en zij waarschuwden mij dat als ik bij de Bijbelonderzoekers bleef, ik het voorrecht om tot de „kleine kudde" van Jezus’ gezalfde volgelingen te behoren, zou verspelen (Lukas 12:32). Hoewel moeder zich nog niet had opgedragen, was zij degene die mij hielp de juiste beslissing te nemen. Ik kon mij niet voorstellen dat ik degenen in de steek zou laten van wie ik zoveel had geleerd, en daarom besloot ik aan de zijde van de Bijbelonderzoekers te blijven".

    In de "Wachttoren " van 15 maart 1996 (pag.17 en 18) spreekt de "getrouwe en beleidvolle slaaf" waarschijnlijk over mensen zoals die "Standfasters", alhoewel ze hen niet bij name noemt.

    De organisatie verwijt sommigen dat ze de gelederen van Gods dienstknechten hebben verlaten voordat ze "nieuw licht" kregen aangaande het probleem dat hen toen bezighield.

    Ze hadden natuurlijk ongelijk omdat ze niet geduldig hadden afgewacht.

    "Wat zullen wij doen ? Er aanstoot aan nemen en de organisatie verlaten? Dat hebben sommigen gedaan toen De Wachttoren vele jaren geleden het nieuwe verbond toepaste op personen die tijdens het Millennium op aarde zouden leven. Anderen namen aanstoot aan wat De Wachttoren eens over de kwestie inzake neutraliteit zei. Indien degenen die over deze kwesties struikelden loyaal aan de organisatie en hun broeders en zusters waren geweest, zouden zij op Jehovah hebben gewacht om deze aangelegenheden te verduidelijken, hetgeen hij op zijn bestemde tijd heeft gedaan. Bijgevolg houdt loyaliteit in dat wij geduldig wachten totdat de getrouwe en beleidvolle slaaf een verder begrip publiceert."

    Laten we tussen haakjes vermelden dat de "Standfasters" hadden moeten wachten ( meer dan 20 jaar) om een" verder begrip" over neutraliteit te krijgen.

    Nog steeds in het boek "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij",lezen we aldus: (zie noot 2)

    "Maar in 1939, het jaar waarin de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verklaarden het overblijfsel van het geestelijke Israël en de „grote schare" met schapen te vergelijken metgezellen, ongeacht welke nationaliteit zij hadden, dat zij in alle conflicten van deze wereld absoluut neutraal zouden blijven. Hun standpunt werd in het artikel „Neutraliteit" in The Watchtower van 1 november 1939 (Nederlandse oorlogsuitgave van eind maart 1945) uiteengezet."

    We weten wel dat het Genootschap heel dikwijls de totale verantwoordelijkheid van de geestelijken ter sprake brengt, wat bloedschuld betreft.

    Bijvoorbeeld, in het boek "Gods duizendjarig Koninkrijk nabij" gepubliceerd in het Engels in 1973 en in het Nederlands in 1974 op de pagina 380 §38 zegt ze het volgende: (zie noot 3)

    "De voorzegde „mens der wetteloosheid" is een samengestelde persoon, de gehele religieuze geestelijkheid van de zogenaamde „christelijke" kerk. Natuurlijk treft de schuld voor datgene wat één prominent lid van deze klerikale „mens der wetteloosheid" doet, ook alle overige leden van de klasse der geestelijken omdat zij hetzij ermee instemmen of er niet tegen protesteren of zich erbij neerleggen en een deel van de clerus blijven. Zij zijn allen medeverantwoordelijk voor en medeschuldig aan datgene wat een lid van de klasse der geestelijken op een vertegenwoordigende wijze doet, zoals wanneer hij voor de hele groep spreekt of handelt."

    In de "Ontwaakt !" van 8 september 1987 worden de aanhangers van de christenheid uitgenodigd om zo vlug mogelijk de valse religie te verlaten om te ontsnappen aan een collectief oordeel :

    "Zult u zelf iets doen als uw kerk in gebreke blijft ? Als u, na een eerlijk onderzoek, reden hebt om ontevreden te zijn over wat u ziet, doe dan meer dan alleen maar klagen. In een commentaar op Karl Barths verklaring dat een kerk is wat haar leden zijn, kwam een journalist tot de volgende logische conclusie: „Kerkleden ... zijn verantwoordelijk voor wat de kerk zegt en doet." Vraag uzelf dus af : Ben ik bereid de medeverantwoordelijkheid te dragen voor alles wat de kerk zegt en doet? Kan ik er werkelijk trots op zijn alle leden ervan tot mijn geestelijke broeders te mogen rekenen ?

    Zie bij het beschouwen van deze vragen niet de belangrijkheid over het hoofd van Openbaring 18: 4, 8. Betreffende het wereldrijk van valse religie dat God mishaagt, staat daar het volgende geschreven: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen deel hebt aan hare zonden, en opdat gij niet iets ontvangt van hare plagen. [want] hare plagen [zullen] op één dag komen, namelijk dood, rouw en honger; met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is God de Heer, die haar oordeelt.

    Misschien gelooft u oprecht dat uw kerk niets heeft uit te staan met de valse religie die God naar hij zegt spoedig zal vernietigen. Maar uw leven hangt ervan af of u daar voor 100 procent zeker van bent. Bent u dat ? Valse religie heeft geen toekomst, en degenen die haar ondersteunen evenmin. Ware religie zal voor altijd blijven bestaan, te samen met degenen die ze beoefenen. Maak dienovereenkomstig een keus".

     

    De tegenstrijdigheid is duidelijk. Ze maakt deel uit van de manier van handelen zoals de Watch Tower regelmatig dubbelspraak hanteert terwijl ze met zo’n elegantie en raffinement, een betere zaak waardig, manipuleert.

     

    Aan de ene kant erkent het Genootschap dat ze gedurende de Eerste Wereldoorlog bloedschuld had, vanwege de slechte houding van de (interim) regeerders uit die tijd.

    Maar in dit geval maakt ze geen melding van het feit dat wat de leiders hadden gedaan, een weerslag had op anderen.

    Ze verwijt aan sommigen, waaronder de "Standfasters" de organisatie te hebben verlaten, alhoewel ze de juiste zienswijze hadden.

    "Doe dan meer dan alleen maar klagen" lazen we zojuist"…

    Aan de andere kant worden de gelovigen van de christenheid uitgenodigd om "het wereldomvattende stelsel van valse religie" zo vlug mogelijk te ontvluchten.

    Zodus, met een onverdroten logica die eigen is aan de Watch Tower concludeert ze :

    · Indien er verkeerde dingen intern gebeuren, dan is het goed om te blijven en te wachten. Door te blijven krijg je de zegen van Jehovah.

    · Indien men bemerkt dat verkeerde dingen geschieden bij de christenheid, dan is het beter om zonder te aarzelen eruit te gaan. Door erbij te blijven, zul je vernietigd worden.

     

    Noot 1 : Wanneer het Genootschap haar fouten toegeeft, dan is het niet uit bezorgdheid om te bekennen of vanwege spijt, maar omdat zo’n "zonde" in de kaart speelt van sommige "profetische interpretaties" die in haar voordeel zijn.

    Noot 2 : Deze zin volgt onmiddellijk op deze van bij het begin (…want ze deelden in de verantwoordelijkheid van bloedschuld gedurende deze oorlog).

     

    Noot 3 : De keuze van dit boek is gewettigd want het komt uit dezelfde tijd als het aangehaalde werk : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij."

     

    zie ook eleuthera.aggelia.be of in het Frans www.aggelia.be

    17-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boer en zijn paard

    De boer en zijn paard

     

     

     

    Op zekere dag raakt een boer zijn paard kwijt.

    Zijn buren zeggen tegen hem: “Niet goed hé dat je paard weg is!”

    Zegt de boer: “Ja, wat is goed, wat is slecht?”

    Twee dagen later is het paard terug met vijf extra paarden die hem volgden.

    Buren zeggen: “Al bij al toch goed hé dat je paard is weggelopen!”

    Boer zegt: “Wat is goed, wat is slecht?”

    Enkele dagen later komt de zoon van de boer zwaar ten val bij het temmen van een wild paard.  Zijn been is gebroken.

    Buren zeggen: “ Het is toch weer niet goed hé?”

    Boer zegt: “Wat is goed, wat is slecht?”

    De volgende dag is het oorlog.  Alle boerenzonen moeten naar het front.

    Alleen onze boerenzoon niet.  Ligt in bed met een gebroken been.

     

     

    Moraal van het verhaal:  neem de dagen zoals ze komen en probeer in alles iets positiefs te zien.

    13-03-2009 om 15:35 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kruikendrager

    Een waterdrager vervoerde twee kruiken welke op een stuk hout over zijn schouders hingen.  Maar één van de twee had een barst. Terwijl de ene kruik al het water bijhield van de bron tot in het dorp, verloor de andere onderweg altijd de helft van haar inhoud.

    Dit duurde ongeveer 2 jaar en de drager leverde dus tijdens zijn reizen slechts anderhalve (1 ½) kruik water in plaats van 2.

    De perfecte kruik was fier want zij deed haar job zonder te falen.

    Maar de beschadigde kruik was depressief want zij wist dat zij maar de helft deed van wat er van haar verwacht werd.

    Op een dag zei ze aan de kruikendrager: “ik voel me schuldig, ik wil me verontschuldigen”.

    “Waarom?”  vroeg de kruikendrager.

    “Ik kan maar de helft van mijn water leveren omwille van die barst waardoor de andere helft verloren gaat.  Jij doet zoveel moeite, maar door mijn fout kan je maar de helft leveren van wat er van jou verwacht wordt.”

    De kruikendrager raakte hierdoor ontroerd en antwoordde:” Denk er niet meer aan en kijk, terwijl we naar huis gaan eens naar de mooie bloemen die langs de weg groeien.”  Onderweg ziet de oude kruik heel veel mooie bloemen die schitteren in de zon, en dat maakt haar blij.  Toch voelt ze zich nog altijd schuldig omdat ze weer de helft van haar lading verloren is.

    Dan zegt de kruikendrager tegen de kruik:” Heb je gezien hoeveel mooie bloemen er langs jouw kant van de weg stonden en bijna geen langs de andere kant?  Ik heb altijd al geweten dat je water verloor, maar ik kon er voordeel uit halen.  Langs jouw kant van de weg heb ik bloemen gezaaid, en jij hebt ze tijdens de rit water gegeven.  Zonder jou had ik nooit zulke mooie bloemen gehad.”

     

    Moraal van het verhaal

     

    Wij hebben allemaal barsten, letsels en onvolmaaktheden.  Wij zijn allemaal min of meer beschadigde kruiken.  Sommigen onder ons zijn iets minder door hun leeftijd, anderen blinken niet uit door hun intelligentie, weer anderen zijn te klein, te groot, te dik of te mager, maar het zijn juist deze onvolmaaktheden die onze levens rijk en interessant maken.

    We moeten de anderen nemen zoals ze zijn en zien wat er goed is in hen.

    Er zijn altijd overal positieve dingen te vinden.

    Er zit veel goeds in ieder van ons.  Denk maar eens aan al die verschillende mensen die jouw leven bevolken.  Zonder hen, zou je leven je leven niet zijn.

     

     

    13-03-2009 om 15:20 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wanneer de onfeilbare geest van God zich vergist

    Wanneer de onfeilbare geest van God zich vergist.

     

     

    In een artikel met als titel "Wakker blijven met de 'getrouwe en beleidvolle slaaf', verklaart de Wachttoren van 1 oktober 1960 het volgende :

    Het Genootschap dat door Gods heilige geest wordt geleid, verdient stellig ons diepste respect en onze van ganser harte geschonken gehoorzaamheid.Ja, de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was wakker in 1914. In 1942 maakte de "getrouwe en beleidvolle slaaf"geleid door Jehovah's onfeilbare geest, bekend dat de democratische natiën de tweede Wereldoorlog zouden winnen en dat er een organisatie van de Verenigde Naties zou worden opgericht.* Deze waakzaamheid betrof gebeurtenissen die drie jaar later zonder mankeren plaatsvonden. Tijdens de in 1958 gehouden Internationale 'Goddelijke wil'-vergadering werden er in verband met Daniëls profetie wonderbaarlijke inlichtingen bekendgemaakt over gebeurtenissen die in de onmiddellijke toekomst zouden plaatsvinden Het bewijs van deze geestelijk vooruitziende blik staat voor ons opgetekend in het boek ‘Uw wil geschiedde op aarde"(dat in Nederlandse vertaling vanaf 15 januari 1959 in de Wachttoren is verschenen). Wederom heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" van tevoren een waarschuwing laten weerklinken ten einde allen die God liefhebben, leiding te verschaffen. Iemands huidige zekerheid is er stellig afhankelijk van dat men met de "getrouwe en beleidvolle slaaf"wakker blijft. (Pagina’s 602 eind van de par. 18 en par.19).

    * De brochure "Peace - Can It Last ?" (Vrede I s hij van blijvende duur) pagina’s 21, 22.

     

    Het Genootschap benadrukt dat de onfeilbare geest van Jehovah de "getrouwe en beleidvolle slaaf" heeft geleid om hen inzicht te verschaffen in de toekomst met betrekking tot de afloop van de Tweede Wereld Oorlog en de overwinning van de democratieën evenals de oprichting van een organisatie van Naties.

    Hun besluit is vanzelfsprekend : aangezien deze gebeurtenissen zich drie jaar later hebben vervuld, hebben ze daar een duidelijk, stabiel en onweerlegbaar bewijs door dat deze "slaaf" wel werd geleid door God.

    Maar sta daar eens bij stil.

    Kon men in feite al niet "voorzeggen" in 1942 wat er enkele jaren later zou gebeuren, en dit door slechts een eenvoudige analyse van de gebeurtenissen in die tijd te maken ? Zeker en vast.

    En veel waarnemers waren er zich van bewust, dat sedert die datum, de Duitse troepen in een impasse terecht waren gekomen en praktisch in de onmogelijkheid waren om een oorlog te winnen.

    Had de generaal Douglas MacArthur, die het bevel kreeg om de Filippijnen te verlaten in maart 1942 niet verklaart : "Ik zal terugkomen, dat zweer ik jullie !"

     

     

     

    Enkele opmerkelijke feiten zullen we hier eens aan het prikbord hangen :

     

    Op 26 augustus 1940 bombardeert de RAF Berlijn. Deze militaire operatie is een erge schok voor de Duitse bevolking, want de autoriteiten hadden zonder ophouden verklaard dat de lucht van Duitsland volledig beschermd was dank zij de Luftwaffe en onschendbaar zou zijn.

    27 mei 1941, wordt het pantserschip "Bismarck", een grote reden tot fierheid voor de Kriegsmarine, gekelderd op 400 mijl ten westen van Brest. Deze operatie, geleid door de Royal Navy en de Royal Air Force, veroorzaakt een nieuwe psychologische schok onder de troepen van de Führer.

     

    5 december 1941, men maakt de Duitse ondergang in Moskou mee. De gevolgen zijn dramatisch. De Duitse commandant van het Oostelijk front, generaal von Brauchitsch, heeft een meningsverschil met Hitler die persoonlijk de bewegingen van de troepen dirigeert. Hij geeft zijn ontslag, alsook generaal von Boch. De woede van Hitler kent geen grenzen wanneer de hoofden van deze eenheden, ongehoorzaam aan de orders, met autoriteit maatregelen treffen die zij noodzakelijk achtten om hun troepen te sparen. De Führer zet verschillende hooggeplaatsten aan de dijk.

    28 maart 1942, de Geallieerden bombarderen Duitsland, en de stad Lubeck, een voorname strategische basis, is voornamelijk geviseerd.

    18 april 1942, de Amerikaanse bommenwerpers van Doolittle voeren een raid uit op Tokio, de hoofdstad van Japan, die geallieerd is met het 3de Rijk.

    30 mei 1942, duizend bommenwerpers verwoesten Keulen. 240 ha van de stad is vernield.

    6 juni 1942, de admiraal Nimitz verslaat Yamamoto te Midway . Het Japanse offensief in de richting van de eilanden van Hawaï is gestopt.

    Vervolgens, versnellen de gebeurtenissen met de landing van de Geallieerden in Noord-Afrika in november en het omsingelen van het Duitse leger in Stalingrad in december, een leger dat zal capituleren in januari 1943.

    Aldus moest men geen groot kenner zijn van de militaire kunst om de strategische zwakke plek te ontdekken in de troepen van Hitler, ondanks voorname territoriale annexaties.

    Tussen haakjes, het is goed om te noteren dat er een klein "zandkorreltje" werd ingevoerd in de vooruitzichten van de "slaaf" die geleid werd door God. Het zijn niet de democratieën die de oorlog hebben gewonnen, zoals de brochure "Vrede is hij van blijvende duur?", beweert, maar het waren de Geallieerde machten.

    Inderdaad, Rusland, een van de "drie grootten", die meegedaan had om de overwinning te behalen, was verre van een democratie. Het was een dictatuur geleid door de ijzeren hand van Stalin.

    Wat de oprichting van een organisatie van verenigde Naties betreft (merk op dat het Genootschap zegt "een" organisatie en niet "de"; deze "een" geeft haar de mogelijkheid om zich te beperken tot een vage terminologie), het liep van een leien dakje .

    Inderdaad, de evolutie van de Organisatie van de Verenigde Naties ontwikkelde zich in verschillende fasen :

     

     

     

    -Intergeallieerde verklaring, Londen , 12 januari 1941 (14 staten)

    -Atlantisch handvest, 14 augustus 1941 (V.S. en Gr. Brittanië)

    -Verklaring te Washington, 1 januari 1942 (26 staten)

    -Verklaring te Moskou, 30 oktober 1943 (Sovjet Rusland, Groot-Brittannië, China)

    -Verklaring te Téhéran, 1 december 1943 (V.S., Sovjet Rusland, Groot-Brittannië)

    Voordrachten :

    -Dumbarton Oaks, van 27 augustus tot 17 oktober 1944 (G.B., V.S., Sovjet Rusland, China)

    -Yalta, februari 1945 (G.B., V.S., Sovjet Rusland)

    -San Francisco, van 25 april tot 26 juni 1945 (Definitieve opstelling van het Handvest en het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, goedgekeurd door 51 landen in oorlog tegen de Asmogendheden)

    Ter herinnering, de Volkenbond gesticht in 1919, werd ontbonden op 3 juli 1947, maar was al officieel vervangen door de UNO sedert oktober 1945.

    Men kan dus opmerken dat gedurende de tijd dat de gepubliceerde brochure door de Watch Tower in 1942 werd vervaardigd, drie etappes in het doen ontstaan van de UNO reeds waren geschied, namelijk de IntergeallieerdeVerklaring te Londen, het Atlantisch Handvest en de Verklaring van Washington. Voorzeggen dat er een oprichting van een organisatie van verenigde Naties zou komen lag voor de hand.

     

     

    Maar laten we veronderstellen dat de Watch Tower gelijk heeft en dat de "openbaringen" gedaan in de brochure van 1942 het resultaat waren van de onfeilbare geest van Jehovah die de "getrouwe en beleidvolle slaaf"heeft geleid.

    Vanuit die basis spreekt deWachttoren van 1 oktober 1960 over het Internationale Goede wil-congres dat gehouden werd in 1958 en bevestigt ze het volgende :

    1) Er werden in verband met Daniëls profetie wonderbaarlijke inlichtingen bekendgemaakt.

    2) Die in de onmiddellijke toekomst zouden plaatsvinden.

    3) Zo’n bewijs van vooruitziendheid staat voor ons opgetekend in het boek "Uw wil geschiedde op aarde".

    4) Wederom heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" van tevoren een waarschuwing laten weerklinken ten einde allen die God liefhebben,leiding te verschaffen.

    5) Onze huidige zekerheid is er stellig afhankelijk van dat men met de "getrouwe en beleidvolle slaaf" wakker blijft.

    Met andere woorden, het Genootschap kan niet duidelijker zijn : aangezien wij hebben bewezen dat wat we voorzegd hebben in 1942 is uitgekomen, dan zeggen wij u in 1960 dat wat we in het boek "Uw wil geschiedde op aarde" gepubliceerd hebben in 1958, ook zal gebeuren in de toekomstige tijd.

    Het is dezelfde onfeilbare geest van God die getoond heeft aan zijn trouwe slaaf wat er in de toekomstige tijd zal geschieden. Eraan twijfelen zou een blijk van gebrek aan respect tonen zijn, het zou ongehoorzaam aan hem zijn.

     

     

    Dus, nu komen we met de volgende vraag : Is wat Jehovah heeft geopenbaard aan zijn dienstknecht in 1958 later ook vervuld ?

    We laten het aan uzelf over om conclusies te trekken na een onderzoek afkomstig uit enkele uittreksels van het boek in kwestie, hoofdstuk 11 : "De bestemde tijd van het einde" ( pag. 266-311) en hoofdstuk 15 : "Wiens wil staat u voor?" (pag. 362)

    Voor degenen die het niet weten, het is goed om u te herinneren dat de organisatie van de Getuigen van Jehovah zich gedurende vele jaren hebben gebogen over de interpretatie van de woorden van de profetie van Daniël in verband met de "Koning van Noorden" en de "Koning van het Zuiden".

    Ze hebben de conclusie getrokken dat die koningen mettertijd veranderden van identiteit.

    In het hoofdstuk 10 van het boek "Uw wil geschiedde op aarde", met als titel "Het noorden tegen het zuiden", somt men de verschillende identiteiten op van de twee koningen gedurende de geschiedenis, om dan bij het hoofdstuk 11 te komen, "De bestemde tijd van het einde", om diegenen te vernoemen die leefden ten tijde van de Goddelijke-wil vergadering in 1958 en op het moment van het uitgeven van het werk.

    Zo geschiedde het dat in het begin van de jaren 60, de Watch Tower ons leert dat de Koning van het Zuiden bestaat uit de democratische machten, waaronder te verstaan, de anglo-amerikaanse, en de koning van het Noorden, die het communisme vertegenwoordigt.

     

     

    Ziehier de uittreksels uit het bovengenoemde boek (wij zullen de belangrijke teksten onderlijnen)

    Pagina 266 § 1: IN DE "bestemde tijd van het einde" heeft de koude en hete oorlogvoering tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden de hedendaagse door mensen opgebouwde beschaving met volkomen vernietiging bedreigd. De twee koningen hebben er bij hun oorlogvoering niet alleen blijk van gegeven totaal geen achting voor de beste belangen van de mensheid te koesteren, maar ook dat ze geen respect voor het koninkrijk van God, de rechtmatige regering over de gehele aarde te bezitten. (Nota : IN DE staat in hoofdletters in deze tekst).

    Pagina 280 § 27 : De Sovjet-Unie, de communistische macht die sedert ze in 1917 in Rusland de macht tot zich trok, tot op deze tijd naar wereldheerschappij heeft gestreefd. Ze was zich bewust van haar macht. Ze verminderde haar militaire strijdkrachten niet maar bleef haar leger op oorlogssterkte houden. Ze begon overeenkomstig haar machtige positie tegen haar voornaamste rivaal op te treden. De Verenigde Staten van Amerika waren als de machtigste natie op aarde uit de 2de wereldoorlog te voorschijn getreden. Derhalve begon men een koude oorlog, een propaganda - en economische oorlogvoering tegen de Amerikaanse democratie. In feite deed het communistische Rusland reeds vroeg in 1947 deze oorlogsverklaring.

    Communistisch Rusland heeft lange tijd de hereniging van geheel Duitsland onder één regering tegengehouden. Ze hield aan Oost-Duitsland als een satellietstaat vast en vergewiste zich ervan dat daar, voordat ze Oost-Duitsland als een politieke staat binnen de communistische invloedssfeer erkende, een communistische regeringsvorm werd ingesteld.

    Men kan zich onmogelijk in de identiteit welke de koning van het noorden sinds de 2de wereldoorlog bezit, vergissen."

    Pagina 293 §46 : "De koning van het noorden staat erop dat de burgers de door mensen gemaakte en door de Duivel geïnspireerde Staat zullen aanbidden. Voor hem is de mens eenvoudig een stoffelijke machine die zich voor de staat moet doodwerken. Sedert hij sinds 4 oktober 1957 door mensen gemaakte spoetniks of satellieten in de ruimte heeft gebracht, denkt hij dat hij de heer van het universum is, te meer daar zijn spoetniks in de ruimte tussen de aarde en de zon niet de persoon van de onzichtbare God zijn tegengekomen.Hij is in zoverre voorspoedig geweest dat hij één derde van de aarde onder communistische regeringsvormen heeft weten te brengen, niet wetend dat God in de hemelen lacht en dit toestaat "totdat de gramschap haar einde bereikt ; want wat besloten is, moet geschieden".

    In de oorlog op den groten dag van den almachtige God" zal Jehovah zijn gramschap en veroordeling tot een einde brengen. Wat daar zal geschieden, zal niet door de koning van het noorden, maar door de Almachtige God zijn besloten.

    Pagina 295 §50 : Behalve de eer die de koning van het noorden gedurende het nazi-regime aan de god van het moderne, wetenschappelijke militarisme betoonde, is hij in zijn communistische gedaante zelfs nog verder gegaan. In 1958 handhaafde hij, ondanks dat hij zijn conventionele troepenmacht sterk had verminderd, het grootste leger ter wereld. Het leger had twintigduizend gevechtsklare oorlogsvliegtuigen achter zich staan. Wegens het gesloten IJzeren Gordijn was de grootte van zijn leger niet bekend. Hij bezat zo tussen de 500 en 700 onderzeeboten, de grootste onderzeevloot in de geschiedenis, groter nog dan die van Duitsland. Toen hij oost-Duitsland veroverde, legde hij de hand op zoveel mogelijk Duitse raket- en geleide projectielenexperts, die hij in Rusland te werk stelde, om daar de raketten- en projectielenindustrie tot ontwikkeling te brengen. Het Russisch onderwijs is in wetenschap en het afleveren van ingenieurs gespecialiseerd, opdat Rusland in militair en economisch opzicht de gehele aarde kan beheersen. In feite is technische wetenschap zijn fetisch, zijn afgod, geworden. Hij heeft getracht alle "vestingen" of bolwerken te bemachtigen, door zich op die terreinen of gebieden welke hij nodig heeft om de wereld - met inbegrip van de koning van het zuiden, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht- te beheersen, het sterkst te maken."

    Pagina 299 § 56,57 : De koning van het zuiden is vastbesloten zijn dominerende positie op aarde te handhaven ten einde - zoals hij beweert- de "vrije wereld" in stand te houden. Hij werd genoodzaakt om voordat de koning van het noorden te sterk werd, een preventieve oorlog te beginnen, maar hij erkent dat een oorlogvoering in deze nucleaire ruimtevaarteeuw zelfmoord betekent. … Velen vrezen echter dat de een of andere zich nergens om bekommerende krankzinnige toevallig of bij vergissing een derde wereldoorlog, een atoomoorlog, zal doen ontbranden. Nochtans zullen zowel de koning van het zuiden als de koning van het noorden te Armageddon nog steeds bestaan." … Tot aan de "eindtijd" te Armageddon zal er een wedijverende coëxistentie tussen de "twee koningen" bestaan. Op de een of andere wijze moet de koning van het zuiden - preventief of beschermend - handelend optreden. In de verwarde strijd welke de "twee koningen" als krankzinnige vijanden van Jehovah God en zijn koninkrijk tegen elkaar zullen voeren, zullen zij gelegenheid en aanleiding vinden om al hun diverse soorten van verschrikkelijke, dodelijke wapens tegen elkaar te beproeven en te gebruiken.

    Pagina 306 § 67 : "Hoever de koning van het noorden gekomen zal zijn wanneer hij zijn "eindtijd" bereikt, zal alleen de toekomst uitwijzen, maar volgens de voorzegging zal hij de schatten van goud en zilver en alle kostbaarheden van deze commercieel en materialistisch wereld, met inbegrip van haar olie, bemachtigen."

    Pagina 309 § 73 : Het is duidelijk dat de koning van het noorden er op uit is Jehovah’s aanbidding uit te roeien…De "berichten" die van huis tot huis, in het openbaar en niet openlijk of ondergronds door de heiligdomklasse en de aanbiddende "andere schapen" worden bekendgemaakt, brengen de communistische dictatoriale macht in beroering."

    Pagina 310 § 75 : "De koning van het noorden hecht geen geloof aan de "berichten uit het Oosten en uit het Noorden" die hem waarschuwen dat hij vernietigd zal worden omdat hij tegen Jehovah God en zijn Koninkrijk strijdt. Hij gaat in zijn strijd te ver, door onder Gogs leiding Jehovah’s heiligdom op zijn "schitterende heilige berg" aan te vallen. Hij komt op de door Jehovah daarvoor vastgestelde tijd aan zijn einde, zijn Armageddon, terwijl hij niemand heeft om hem te helpen, zelfs niet de koning van het zuiden, want deze koning wordt eveneens te Armageddon vernietigd."

    Pagina 365 § 6 : De gehele aarde verkeert in moeilijkheden die ze sinds de Vloed niet heeft gekend. Hier is een gegronde reden voor. De vernietiging van de zevende wereldmacht, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, is ophanden…Thans staan de laatste wereldmachten van de gehele geschiedenis - ja, en tevens het communisme - op het punt ten onder te gaan.

     

    De geschiedenis heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" in het ongelijk gesteld.

     

    Rusland heeft het communisme opgeheven, de verstandhouding tussen het Oosten en het Westen wordt steeds meer en meer waarneembaar, de verovering van de ruimte is nu eerder een onderwerp van gemeenschappelijke onderzoek.

    Rusland heeft zich niet meester gemaakt van de rijkdommen der aarde, en ze is geen meester geworden over de olie.

    Rusland heeft op dit moment grote economische problemen en vraagt om hulp aan andere natiën.

    Rusland heeft zonder twijfel gedurende een tijd de leden van de "heiligdomklasse" alsook de "andere schapen" "aangevallen", maar tegenwoordig staat ze hen toe om koninkrijkszalen te bouwen, om te vergaderen en om te prediken.

    Tegenwoordig zijn enkele congressen van Jehovah’s getuigen nog altijd verboden.

    Maar het is goed om aandacht te schenken aan de andere religieuze groeperingen, katholieken alsook protestanten, die dezelfde last ondervinden.

    Het is een kwestie van voorbijgaande aard, veroorzaakt door de druk vanwege de orthodoxe geestelijkheid.

    De religie is niet uitgeroeid door het communistisch monster, integendeel.

    Het christelijk geloof herbloeit in de Oostelijke landen, men herstelt en bouwt nieuwe kerkgebouwen.

    Het IJzeren Gordijn is gevallen, alsook de Berlijnse muur ! Duitsland is weer herenigd en geleidelijk aan hervindt het gehele land voorspoed.

    Het communisme zal niet vernietigd worden met Armageddon, want ze heeft zichzelf al vernietigd.

    Het Oosten en het Westen hernieuwen hun krachten om de wapenstockering te verminderen. De dreiging om een oorlog langs weerszijden is verdwenen.

    China opent zijn deuren voor de wereld en haar communisme maakt geleidelijk aan plaats voor een cultuur die meer gericht is naar het Westen.

    …Alles was fout.

    Waar is de onfeilbare geest van Jehovah die zijn "slaaf" heeft geleid?

    Heeft HIJ zich vergist of is het eerder de Watch Tower die er zelf aanspraak op heeft gemaakt dat ze door God werd ondersteund ?

     

     

     

    De tijd gaat maar voort als golven die aankomen…

    Wie herinnert zich nog het boek "Uw wil geschiedde op aarde" ?

    In 1999 geeft de Watch Tower een nieuw boek uit : "Schenk aandacht aan Daniëls profetie!"

    Onverschillig beweert ze op pagina 278 § 17 (sprekend over het communisme) : "Toch is de koning van het noorden er niet in geslaagd de wereld te veroveren. Ze haalt hierbij Daniël 11: vers 41 aan en geeft het volgende commentaar : "De engel voorzei : "Deze zijn het die aan zijn hand zullen ontkomen : Edom, Moab en het voornaamste deel van de zonen van Ammon". In de oudheid lagen Edom, Moab en Ammon tussen het gebied van de Egyptische koning van het zuiden en dat van de Syrische koning van het noorden. In de moderne tijd zijn ze een afbeelding van natiën en organisaties waarop de koning van het noorden het gemunt had maar die hij niet onder zijn invloed heeft kunnen brengen."

    Zo kan men gelijk wat toeschrijven aan de profetie. De Watch Tower onderwijst : "Ziet u! Het communisme heeft niet gezegevierd, omdat het voorspeld werd in Daniël 11 : 41".

    Evenwel, in het boek "Uw wil geschiedde op aarde", lezen we over het onderwerp in dezelfde bijbelse passage : "Het is vanzelfsprekend dat de vijanden van de heiligdomklasse met de koning van het noorden bevriend zouden zijn of aan zijn zijde zouden staan. Daarom zou hij zijn hand niet tegen de door Edom, Moab en Ammon afgebeelde vijanden uitstrekken : deze moderne organisaties zouden aan zijn macht ontkomen" … (pagina’s 302, 303 § 61).

    Een echt gemanipuleer van de Schriften.

    Wie is de tegenwoordige koning van het noorden ? In feite weet de Watch Tower het zelf niet !

    Haar filosofie is de volgende : "We zullen wel zien wanneer het zover is", want ze verklaart de identiteit van deze koning enkel maar alleen te weten wanneer het zich zal openbaren.

    Op pagina 284 van het boek "Schenk aandacht aan Daniëls profetie" zegt ze eenvoudigweg: "Moet nog opstaan"…


    zie ook: eleuthera.aggelia.be                                          of het origineel in het Frans : www.aggelia.be

    08-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De 7 kleuren

    Zeven kleuren

     

    Een Oosterse Wijze Leermeester ging eens met 7 leerlingen een ochtendwandeling maken terwijl de dauw nog over het land lag.

    Na enige tijd brak de zon door en de dauwdruppels schitterden dat het een lieve lust was.

    Bij een grote dauwdruppel liet de oude Meester halt houden.

    Hij schaarde zijn leerlingen zo rondom de druppel dat de zon erop bleef schijnen en vroeg toen welke kleur de druppel had.

    “Rood”zei de eerste.

    “Oranje”zei de tweede.

    “Geel”zei de derde.

    De vierde zei “blauw”

    “Nee” “indigo” zei de vijfde,

    De zesde zei “groen”

    En de zevende zei “violet”

     

    Ze stonden verbaasd over de verschillen en omdat ze er allen van overtuigd waren ontstond er bijna ruzie.

    Toen liet de oude Meester hun enige keren van plaats wisselen en heel langzaam drong het tot hen door dat zij, ondanks de verschillen van hun waarnemingen, toch allemaal de waarheid hadden gesproken.

    Nadat zo enige tijd verstreken was, liet de oude Meester weer hun oorspronkelijke plaats innemen.

     

    Maar omdat in die tijd de zon weer opgeschoven was, kaatsten nu weer andere kleuren terug vanaf de grote dauwdruppel.

    En de Meester sprak: “hoe u de waarheid ziet hangt af van de plaats en de tijd die u in het leven inneemt, zoals u zo-even een deel van het licht hebt gevonden en dat voor de volle waarheid aanzag.”

     

    Laat uw medemens in volle vrijheid zijn eigen weg bewandelen, zijn eigen plaats innemen en zijn eigen deel van het licht waarnemen.

     

    U heeft alle waarheden nodig want allen tezamen vormen zij het werkelijke spectrum van het licht als geheel, de volle waarheid.

     

    Tot gij zelf één van de grootten bent geworden en de zeven kleuren in één kunt waarnemen, zal ieder afhankelijk van zijn situatie een ander standpunt innemen en de waarheid op een andere manier zien.

    Wees daarom niet alleen tolerant, want dat is slechts het dulden van andermans mening, maar wees zelfs blij dat er andere meningen zijn.

    Zolang gij zelf nog niet het volle licht kunt zien hebt gij uw medemens als medeleerling nodig om de volle waarheid te leren kennen.

    08-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zalig de onnozelen!!

    Zalig de onnozelen!!!

     

    Toen ik het artikel hieronder afgedrukt in de “Ontwaakt !” van 1969 las, was ik 20 jaar oud.

     

    Kunt u zich voorstellen onder welke druk we toen stonden?  Alles wat toen de klok sloeg was praten over het nakende einde.  In 1975 zou Armageddon achter de rug zijn.

     

    In die tijd bracht men dikwijls illustraties naar voor zoals bijvoorbeeld, dat Noach het toch nooit in zijn hoofd zou gehaald hebben om vlak vóór de vloed nog een huis te bouwen, zijn land te bewerken en dergelijke prietpraat.

     

    Zelf had ik mijn studies opgegeven zodat ik nooit mijn diploma behaalde.  Degene die mij studie uit de bijbel gaf, zei: “Je zult nooit je beroep kunnen uitoefenen in het Paradijs”. Hoe naïef van mijn zijde om hem te geloven.

     

    Spijtig dat heel velen van de generatie na 1975 het niet meer geloven dat dit ooit werd verteld door de getuigen van Jehovah. 

    “Het genootschap heeft dat nooit gezegd!”, krijgen we nu nog te horen van zelfs veel oudgedienden, waaronder zelf een kringopziener op rust.

     

    Zijn deze mensen ziende blind?  Willen ze zichzelf dit wijsmaken?

     

    Wel, met het artikel gedateerd 8 september 1969 laat ik het aan u, geachte lezer over om uw eigen conclusies te trekken.

    Elke getuige van Jehovah kan indien hij zelf geen oudere tijdschriften meer heeft, in de bibliotheek van de Koninkrijkszaal gaan snuisteren, om te zien of het zo staat geschreven.

     

    Sommigen voeren aan als argument dat men geen oude koeien van 40 jaar terug uit de gracht moet halen. Maar wij hebben die datum niet uitgevonden!!!!

     

    En daarbij, wie heeft er in 2006 in de Wachttoren van 15 december blz. 26 §5

    zelf oude koeien uit de gracht gehaald door het als volgt te formuleren :

     

    “Het is duidelijk dat Jezus bang was dat ook zijn volgelingen afgeleid zouden kunnen worden door Satans wereld en zelfs zouden kunnen ’terugkeren tot de dingen die ze hadden achtergelaten’ (Lukas 17:22,31). En dat is inderdaad met sommige christenen gebeurd. Ze hebben jarenlang uitgezien naar de dag waarop Jehovah een eind zal maken aan deze goddeloze wereld. Maar toen Armageddon niet op het door hen verwachte tijdstip kwam, raakten ze ontmoedigd. Ze verloren het vertrouwen dat Jehovah’s dag van oordeel nabij was. Ze gingen het langzamer aan doen in de dienst en geleidelijk gingen ze zo op in wereldse bezigheden dat er weinig tijd overbleef voor geestelijke zaken (Lukas 8:11, 13,14). Na verloop van tijd ’keerden ze terug tot de dingen die ze hadden achtergelaten’. Wat triest!”

     

     

    Het artikel uit de “Ontwaakt !” van september 1969

     

    Wat voor toekomst heeft de jeugd?

     

    OF U nu jong bent of oud, u moet het feit onder de ogen zien dat dit samenstel van dingen geen andere richting zal inslaan. Onder Satans invloed zal het in de jaren die het nog resten snel blijven ontaarden.

    Dat dit waar is, blijkt uit de misdaadstatistieken overal De Federale Recherche (F.B.!.) in de -Verenigde Staten meldde dat in 1968 het misdaadcijfer fantastisch hoog was opgelopen tot 17 percent boven dat van 1967. Dit kwam nog bij de grote toename van vele jaren daarvoor. De bevolking nam verleden jaar echter met slechts één percent toe. De misdaad vloog dus zeventien maal zo snel de hoogte in als de bevolking!

    Als u jong bent, moet u ook het feit onder de ogen zien dat u nooit oud zult worden in dit huidige samenstel van dingen. Waarom niet?     (Ik ben er wel 60 nu)

     Omdat door de duidelijke vervulling van bijbelse profetieën wordt aangetoond dat dit corrupte samenstel binnen enkele jaren zal eindigen. Ten aanzien van het geslacht dat het begin van de "laatste dagen" in 1914 waarnam, voorzei Jezus dat "dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden". Matth. 24 :34.

    Als jong persoon zult u derhalve nooit een carrière in dit samenstel van dingen vervullen. Als u op de middelbare school bent en over een universitaire opleiding denkt, betekent het op zijn minst nog vier, misschien zelfs zes of acht jaar voordat u in een gespecialiseerd beroep bent afgestudeerd. Waar zal dit samenstel van dingen tegen die tijd echter zijn? Het zal een heel eind op weg naar zijn einde zijn, als het al niet reeds verdwenen is!

     

     

    Daarom vinden ouders die hun leven op Gods profetische Woord baseren, het veel praktischer hun kinderen een vak of beroep te laten leren waarvoor niet zulk een lange tijd van extra scholing nodig is. En beroepen zoals timmerman, loodgieter en andere, zullen niet alleen nu nuttig zijn, maar misschien noch nuttiger bij het wederopbouwwerk dat in Gods nieuwe ordening zal plaatsvinden.

    Tal van jonge mensen zijn in staat geweest zich in een dergelijk praktisch beroep te onderhouden, waarbij zij slechts een gedeelte van de tijd werken. Hierdoor kunnen zij er meer tijd aan besteden belangstellende personen te helpen Gods vereisten voor het leven te Ieren kennen door de bijbel met hen te bestuderen.

    Degenen die niet begrijpen waar wij ons vanuit Gods gezichtspunt in de stroom des tijds bevinden, zullen dit weliswaar onpraktisch vinden, doch wat is werkelijk praktisch: u voor te bereiden op een positie in deze wereld die weldra zal voorbijgaan, of eraan te werken het einde van dit samenstel te overleven om zich in eeuwig leven in Gods rechtvaardige nieuwe ordening te mogen verheugen? 1 Joh. 2: 17.

    In deze dringende tijd van de laatste stuiptrekkingen van dit goddeloze samenstel is de volgende raad uit Gods Woord voor allen die in leven willen blijven zeer praktisch: "Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzingen niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen." - Spr. 3:1, 2.

     

     

        “Ontwaakt !”   8 september 1969

     

     

     

    05-03-2009 om 21:01 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas

    THOMAS

     

     

     

    Thomas, vaak gezien als de “ongelovige Thomas”, verdient het voor zijn geloof gerespecteerd te worden.

    Hij was een twijfelaar, maar zijn twijfels hadden een doel, hij wilde de waarheid weten. 

    Thomas verheerlijkte zijn twijfels niet; hij geloofde graag als daar reden voor was. 

    Maar hij sprak zijn twijfels wel uit en kreeg er volledige antwoorden op. 

    Twijfel was alleen zijn manier van reageren, niet zijn manier van leven. 

     

     

    Hoewel onze indrukken van Thomas kort zijn, komt zijn karakter toch regelmatig naar voren in de evangeliën. 

    Hij worstelde om trouw  te blijven aan wat hij wist, ondanks wat hij voelde. 

    Op een bepaald moment, toen het voor iedereen duidelijk was dat het leven van Jezus in gevaar was, gaf alleen hij stem aan wat de meeste van hen voelden: “Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.”

    Hij aarzelde niet Jezus te volgen.

     

    We weten niet waarom Thomas er niet bij was toen Jezus voor de eerste keer aan de discipelen verscheen. 

    Thomas aarzelde echter om hun getuigenis over Christus’ opstanding te geloven. 

    Zelfs tien vrienden konden zijn gedachten niet veranderen!  We kunnen twijfelen  zonder dat we een twijfelachtige manier van leven hebben. 

     

    Twijfel moedigt heroverweging aan. 

    Het doel is meer de gedachten te verscherpen dan te veranderen. 

    Twijfel kan dienen om een vraag te stellen, een antwoord te krijgen en het nemen van een beslissing te bevorderen.  Maar twijfel was nooit bedoeld als een permanente toestand. 

    Twijfel is een opgeheven voet, klaar om naar voren of naar achteren te stappen.  Er is geen beweging totdat de voet neergezet wordt. 

    Mocht je ooit twijfelen, laat je dan bemoedigen door Thomas. 

    Hij bleef niet twijfelen, maar stond toe dat Jezus hem zo ver bracht dat hij kon geloven. 

    Wees ook bemoedigd door het feit dat ontelbare andere volgelingen van Christus hebben geworsteld met twijfels.  De antwoorden die God hen gaf, kunnen een hulp zijn. 

    Blijf niet in twijfel vastzitten maar ga verder, neem een beslissing en geloof. 

    Zoek een medegelovige aan wie je je twijfels kunt vertellen.  Stille twijfels vinden zelden antwoord.

     

     

    Uit  Het Leven,

    Praktische lessen uit Het Boek

     

    02-03-2009 om 21:29 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samen lachen en huilen

    Samen lachen en huilen

     

     

     

    Over Mattheus 11: 16-20

     

    In de korte gelijkenis van Mattheus 11 vergelijkt Jezus zijn tijdgenoten met kinderen die op de markt aan het spelen zijn. 

    De één wil bruiloftje spelen, maar niemand danst naar zijn pijpen; de ander wil begrafenisje spelen maar niemand doet met zijn gejammer mee.

     Zo zit de één in z’n eentje te lachen en de ander in zijn eentje te huilen.  Niemand komt op de gedachte dat je ook met de ander kunt meedoen.

    Op een treffende wijze roept Jezus met deze gelijkenis het beeld op van onze samenleving.

    Mensen die in een rouwproces zijn, ervaren steeds weer dat anderen van hen verwachten dat ze snel weer ophouden met huilen, flink zijn en weer ‘gewoon doen’. 

    Maar ook als mensen eens uitgelaten en blij zijn, zeggen anderen vaak: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!’

    Als mensen een mooi ideaal hebben en daar enthousiast voor zijn, dan krijgen ze te horen dat ze zich geen onzin in het hoofd moeten halen en zich met het ‘gewone leven’ moeten bezighouden. 

    Met de uitdrukking ‘gewoon doen’, slaan we alle vreugde en verdriet dood en veroordelen we de ander tot eenzaamheid. 

    Je wordt niet eenzaam doordat je geen mensen om je heen hebt, maar doordat anderen je gevoelens en ervaringen niet delen.

    Ook Jezus heeft dat zo ervaren.

    Hij zegt in Mt 11; 18-19 :”Eerst is Johannes gekomen.  Hij sprak van Gods tranen en Gods boosheid over de dreigende ondergang van mens en milieu.  Hij verkondigde het oordeel en riep: “Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.”  Jullie vonden Johannes de Doper te negatief.  Nu ben ik gekomen en ik vertel van Gods glimlach en onverdiende goedheid voor alle mensen.  Ik spreek veel minder van het oordeel, maar des te meer van liefde en aanvaarding.  Dat vinden jullie nu weer niet vroom genoeg!”

    Op een nogal schrijnende manier zegt Jezus hier eigenlijk hoe eenzaam God langs onze straten en pleinen gaat.  Misschien vindt u  dat een vreemde manier van zeggen, maar het gaat om een heel wezenlijk inzicht.

    Is het gek om over Gods eenzaamheid te praten?  Ook bij psychiatrische patiënten is het wel eens niet duidelijk of zij werkelijk ‘gek’ zijn, of dat de samenleving in het ‘normale leven’ niet door hen gestoord wil worden.  Waar de meerderheid de norm is, heet ieder die ervan afwijkt vanzelf afwijkend, abnormaal.  Grote denkers, uitvinders en idealisten zijn in de loop der eeuwen voor gek verklaard. 

    Ook Jezus werd als een gestoorde gezien; als iemand die vreemde, onnavolgbare wegen ging.  Er zijn in het evangelie dan ook momenten van grote eenzaamheid.

    Niet alleen in het schrijnende gebeuren in Gethsemane en op Golgotha, maar ook in veel verhalen waarin de leerlingen vol onbegrip zijn, komt Jezus als een eenzaam mens naar voren.  Die  eenzaamheid wijst naar de eenzaamheid van God.  God moet inderdaad eenzaam zijn, omdat wij niet met Hem willen meedoen, maar veeleer verwachten dat Hij met ons meedoet en in stand houdt wat wij ‘gewoon’ vinden!  Ons bidden is vaak meer een poging om God ‘mee te krijgen’, dan een poging om op de golflengte van God te komen.  Hem te begrijpen en met hem mee te doen.

    Het is opvallend dat Jezus in de gelijkenis uit Mattheus 11 voor zulke wezenlijke, diep ingrijpende dingen het beeld van het kinderspel gebruikt. 

    In ons gangbare spraakgebruik betekent “spel” immers dat iets geen ernst is en wil “kinderspel” zeggen dat iets niets voorstelt.

    Maar spel is heel belangrijk.  Spelen is leren hoe je dingen samen met anderen kunt doen.  Het is leren omgaan met regels, afspraken en vrijheid, en ontdekken dat ‘de ware vrijheid luistert naar de wetten’.  Maar spelen betekent vooral oefenen in verbeeldingskracht.

    Als kinderen een hand zand op tafel kwakken en zeggen: ‘Dit was de taart,’ dan verandert hun verbeeldingskracht dat hoopje zand in taart en kunnen ze heel aandachtig doen alsof ze die taart opeten.  Die verbeeldingskracht wordt gebroken als we opgroeien.  Dan leren we zogenaamd realistisch te zijn en ‘gewoon te doen’.  We leren de feiten onder ogen te zien en niets te accepteren wat niet feitelijk te bewijzen is.  Zo komt er een eenzijdige ontwikkeling op gang, die niet alleen onze geloofsbelevenis erg in de weg staat, maar ons hele menszijn verschraalt en verarmt 

    Het wekken van verbeeldingskracht is erg belangrijk, want zonder die verbeeldingskracht blijft heel de Bijbel een gesloten boek.  Dan wordt het hoogstens een bron van dogmatische discussies of een boek waaruit je willekeurige teksten plukt om je gelijk te bewijzen. 

     

    Uit Lachen en huilen  door Dick van Kampen  pagina 51

    28-02-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het denken mag zich nooit onderwerpen

    Het denken mag zich nooit onderwerpen

     

    noch aan een dogma,

    noch aan een partij,

    noch aan een hartstocht,

    noch aan een belang

    noch aan een vooroordeel,

    noch aan het even wat,

    maar uitsluitend aan de feiten zelf,

    want zich onderwerpen…

    betekent het einde van alle denken.                  

     

     

     

    Henri Poincaré

     

     

     

     

    Totalitaire controle, óf het politiek óf religieus is, vreest individualiteit, ziet het als een bedreiging.

    Deze vrees is een teken van zwakheid, niet van sterkte.

    Evenzo is het gesteld met valsheid.

    Het vreest waarheid - krimpt ineen voor het licht ervan - zoekt zich ervoor te verbergen.

    Het kan óf agressief óf met bedenkelijke middelen proberen het licht uit te krijgen, maar zoekt in ieder geval waarheid te ontwijken in een eerlijke wedstrijd van aangezicht tot aangezicht.

    Eenheid gebaseerd op geforceerde uniformiteit, alhoewel solide in haar uiterlijke verschijning is in werkelijkheid zeer breekbaar.

    Tenzij eenheid haar basis vindt in liefde- de perfecte band van eenheid  -  heeft zo’n opgedrongen eenheid geen innerlijke natuurlijke sterkte.

    Het overleeft alleen maar door manipulatie, dwang intimidatie en vrees.

    19-02-2009 om 19:42 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008

    edufraboho@hotmail.com

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • E-mail mij

    Druk onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!