3500 jaar geleden was de kat al volledig gedomesticeerd. Er bestaan teksten uit het oude Egypte om dit te bewijzen. Overblijfselen van katten zijn op een neolithische opgravingsterrein nabij Jericho gevonden, 9000 jaar oud. Het geraamte van een kat is bij zijn overgang van wild naar tam heel weinig veranderd. Alleen als we specifieke teksten en nauwkeurige tekeningen hebben, zoals uit het oude Egypte, kunnen we er zeker van zijn dat de transformatie van wilde kat tot huisdier heeft plaats gehad.
Het temmen van de kat is zeker niet begonnen voor de intrede van de landbouw in het jonge steentijdperk. In dit opzicht verschilde de kat van de hond. Honden hadden voordien al een belangrijke rol te vervullen. Maar katten waren voor de mens van weinig nut voor hij grote hoeveelheden voedsel begon op te slaan. Een enorme knaagdierenoverlast moet één van de vroegste plagen zijn geweest waarmee de stadsbewoners geconfronteerd werden. Vanaf dit stadium was het houden en fokken van katten om de ongediertebestrijding te verbeteren maar een kleine stap.
In Egypte werd de kat als heilig beschouwd en op het doden ervan stond de doodstraf. Als de kat een natuurlijke dood stierf in een huis, dan waren de bewoners verplicht volledige rouw aan te nemen, wat onder meer het afscheren van de wenkbrauwen inhield. Het lichaam van de Egyptische kat werd na zijn dood met groot ceremonieel gebalsemd, waarbij het lijk in verschillende gekleurde doeken werd gewikkeld en het gezicht bedekt werd met een gesneden houten masker. Sommige katten werden in katrvormige houten doodskisten gelegd, anderen werden in een omhulsel van gevlochten stro verpakt. In enorme aantallen werden ze op kattenkerkhoven begraven.
De kattengodin heette Bastet, wat "Zij-van-Bast" betekende. Bast was de stad waar de voornaamste kattentempel gesitueerd was en waar ieder voorjaar wel een half miljoen mensen bijeen kwamen voor het heilige feest. Bij elk van die feesten werden zo'n tweeduizend gemummificeerde katten begraven als eerbetoon aan de maagd-godin met kattenkop. De cultus van de kat heeft bijna tweeduizend jaar stand gehouden. Een officieel verbod kwam in het jaar 390.
Niet alleen aanbaden ze hun katten, maar ook verboden ze uitdrukkelijk hun uitvoer. Knaagdierenplagen die Europa teisterden maakten dat de kat een grote naam kreeg als ongediertebestrijder. Zijn faam verspreidde zich snel over het hele continent. De Romeinen waren daar grotendeels aansprakelijk voor. Dat de katten in de eeuwen daarna goed werden behandeld weten we uit de straffen die op het doden ervan stond. Die waren wel nier zo extreem als in het oude Egypte.
Deze goede tijden voor de kat zouden echter niet blijvend zijn. In de middeleeuwen zou de kattenbevoling van Europa op instigatie van de Christelijke kerk eeuwen kwelling, marteling en dood tegemoet gaan. Omdat ze dààrvoor een rol hadden gespeeld in heidense rituelen werd de kat uitgeroepen tot zondig schepsel, handlanger van Satan en vriendje van heksen. Overal werden de Christenen aangemoedigd katten zoveel mogelijk pijn en ellende te bezorgen. De heilige was in een vedoemde veranderd. Op aandrang van de priesters werden honderdduizenden van hen gevild, gekruisigd, geslagen, geroosterd en van kerktorens gesmeten als onderdeel van een wrede zuiveringscampagne tegen de vermeende vijanden van Christus.
Ik ben zomaar iemand, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Fiep.
Ik ben een vrouw en woon in Balen () en mijn beroep is dromen.
Ik ben geboren op 07/10/1967 en ben nu dus 57 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, tekenen, computeren, observeren, mijn huisdieren en mijn lief.
Ik ben herstellend CVS patient. Sinds een paar maanden durf ik opnieuw toekomstplannen maken. Via het schrijven kan ik me uiten en ik hoop om via deze blog nieuwe zielsverwanten te vinden