Een term die je in de Blues-muziek soms hoort is Juke Joint. Zoals bijvoorbeeld in de zin See you at the Juke Joint, Baby. Een term die door en door Amerkaans is en wel goed in het gehoor ligt door de alliteratie. Maar wat is nu een Juke Joint??
Eerst en vooral wil ik hierbij zeggen dat het absoluut niets te maken heeft met drugs.
Een Juke Joint is eigenlijk een informele bijeenkomst van Bluesmuzikanten die een concert geven. Wegwijzers met daarop Juke Joint moet je niet zoeken in de Mississippi-Delta aangzezien het meestal gaat om onaangekondigde optredens. De term zelf zou zijn oorsprong hebben in de West-Afrikaanse talen waarin Juke ongeveer hetzelfde zou betekenen als Wicked (een goeie Nederlandse vertaling vond ik hier niet voor). Juke Joints zijn er voor bekend dat ze nogal rumoerig zijn. Op de meeste van die samenkomsten kan je drinken (véél drinken!), eten, dansen en soms zelfs gokken (ook al is dat meestal illigaal dan). Maar steevast word je ontvangen met Zuiderse gastvrijheid!
Prachtig optreden in café "Cotton Fields" (Antwerpen)
Gisteren was ik aanwezig in café Cotton Fields op de Antwerpse Groenplaats. Daar vond een prachtig Jazz-concert plaats. De artiesten waren niet van de minsten: - Little Eddy Murlot (Keyboard) - Jef Tommelijn (Tenorsax) - Jean ?? (gitaar) (zijn familienaam ontsnapt mij even) Toch mensen die al heel lang meedraaien in de Jazz en dus alle knepen van het vak kennen. De muziek die zij brachten was een soort Jazz dat voor iedereen toegankelijk was. Altijd gespeeld met een aanstekelijk optimisme. Het trio mengde zich regelmatig in het publiek zodat iedereen zich betrokken voelde bij het gebeuren. Je kon dadelijk zien dat de muzikanten perfect afgestemd waren op elkaar; dit komt natuurlijk omdat ze goeie muzikanten zijn die al lang met elkaar optrekken. Pianist Little Eddy is een opmerkelijk muzikant die in zijn muziek zeker niet Litlle is. Hij beheerst het keyboard perfect is niet vies van hier en daar een aantal effecten te gebruiken. Hij maakt ook gebruik van de ingebouwde drum-computer die in zijn keyboard aanwezig is, dit geeft zeker extra schwung aan de muziek. Jef Tommelijn is voor mij persoonlijk een van de beste tenorsaxen die ik ken (en ik ken er heel wat!). Hij speelt met het grootste gemak alle nummers en heeft ook veel contact met zijn publiek. De klanken die hij uit zijn sax haalt gaan van teder tot brutaal dus alles wat je nodig hebt in de Jazz. Ik heb hem gisteren nog gezegd: Zò moet een tenorsax klinken! Gitarist Jean is iemand die nog op de klassieke wijze speelt, zonder veel ornamenten en effecten. Dit maakt hem juist zo goed. Hij is zowel goed in het solo spelen en het begeleiden. Hij speelt gewoonlijk heel zacht maar indien nodig stelde hij het geluid wat bij zodat hij zich goed kon laten gelden in een aantal mooie solos. Het was een zeeer aangename namiddag en voor wie de namen van deze artiesten ergens leest zeker een aanrader om naar een optreden te gaan!!
Stan Getz werd geboren in Philadelphia in 1927. Zijn familie was van oorsprong Russisch. Als tiener kreeg hij een doorgedreven training in bigbands door ondermeer Benny Goodman, Stan Kenton en Woody Herman. Bij de laatst vernoemde werd Stan Getz een ster.
Gedurende de late jaren 50 ging het minder goed met Getz, hij had namelijk een drugprobleem. Rond die tijd heeft hij ook een tijd in Kopenhagen gewoond. Na zijn terugkeer en wanneer hij min of meer afgekickt was ging hij terug werken voor het platenlabel Verve. Hij ging dan ook toeren met de Norman Granz Jazz at the Philharmonic in de USA en Europa. Zijn wereldwijde bekendheid kwam er wanneer Getz begon met spelen van Braziliaanse en Latijnse ritmes. Deze werden bekend onder de naam Bossa Novas. Na zijn Latijnse periode ging Stan Getz zich meer toeleggen op meer uitdagende Jazz, bemerkenswaardig zijn hier zijn samenwerkingen met Bill Evans en Elvin Jones.
Gedurende 4 decennia was Stan Getz een van top tenor-saxofonisten. Hij werd al vroeg beïnvloed door Lester Young, maar hij groeide op zelf een invloed te zijn voor de volgende generaties van saxophonisten. Zijn onmiskenbare toon en zijn gepolijst spel leverden hem de bijnaam The Sound op. Getz was een uitstekend performer bij wie het nooit aan inspiratie ontbrak.
McKinley Morganfield, beter bekend als Muddy Waters werd geboren op 4 april 1915 en staat bekend als de vader van de Chicago Blues. De eerste opnames van Muddy gebeurden op een katoenplantage in het diepe Zuiden van de States in samenwerking met Alan Lomax. Wanneer hij verhuisde naar Chicago ruilde hij zijn vertouwde akoestische gitaar in voor een elektrisch exemplaar. In Chicago werd Muddy Waters enorm populair bij de zwarte bevolking en kreeg ook de kans om in grotere bars en clubs te spelen. In het begin was het gewoon Muddy met zijn gitaar die speelden, maar later bracht hij er nog een bas, een ritme-sectie en een mondharmonica bij. Dit werden de instrumenten bij uitstek voor de Chicago Blues. Met zijn diepe, rijke stem en zijn charismatische persoonlijkheid werd Muddy Waters al gauw een van de meest bekende mannen in de blueswereld van Chicago. Zelfs BB King zou Muddy later erkennen als de Boss Of Chicago. Gedurende zijn Tournees in Engeland tijden de zestiger jaren was het waarschijnlijk voor de eerste keer dat ze daar dit soort muziek in zon zwaar versterkte vorm hoorden. Hij moet daar blijkbaar een serieuze indruk nagelaten hebben want the Rolling Stones hebben zichzelf genoemd naar de hit van Muddy Waters Rollin Stone. Andere bekende nummers van Muddy zijn o.a. Hoochie Coochie Man, Ive got My Mojo Working en Long Distance Call. Muddy Waters stierf op 68-jarige leeftijd in Westmont, Illinois en is begraven op het Restvale Cemetary nabij Chicago.
Fats Domino werd geboren in 1928 in New Orleans. Als kind speelde hij al piano en zong hij. Eigenlijk was zijn moedertaal het Frans. Zijn eerste publieke optreden deed hij al op 10-jarige leeftijd. In de jaren 40 kwam hij in aanmerking met Dave Bartholomew, die later de schrijver zou worden van vele van Fats hits. In 1949 tekende Fats Domino een contract met Imperial Records en bij zijn eerste plaat vergewiste hij er zich van dat hij zeker het nummer Hey La Bas kon opnemen. La Bas was namelijk ook de naam van de Voodoo-god van het geluk. Het werd een plaat gewijd aan de muzikale historie van New Orleans. Fats Domino kwam in de Rock n Roll scène in 1959 met het lied Aint that a Shame, wat nadien gecoverd werd door de blanke artiest Pat Boone. De versie van Boone kwam op nummer één; maar die van Fats bleef steken op een bedroevende 10de plaats. In 1956 kwamen er 5 nummers van Fats in de Top 40 waaronder het overbekende Blueberry Hill. Dit nummer ging naar nummer twee in de hitparades, meteen ook de hoogste ranking die Fats ooit behaalde. Wel behaalde hij nog een resem top tien plaatsen in de late jaren 50 met onder andere Im Walking, Whole Lotta Lovin , Be my Guest . Fats Domino heeft een doorrookte stem waar je nog wat van het accent van New Orleans in kan horen; hij maakte muziek die aangenaam is om naar te luisteren. De stijl van Fats piano-spel wordt omschreven als Rolling Boogie Woogie, met vele triplets . Dit was de echte feestmuziek van die tijd. Er was altijd een stevige backbeat en hij deed alles gemakkelijk lijken, alhoewel het dat niet was. In 1960 had Fats zijn laatste top 10 hit met Walking to New Orleans. Hij nam ook nog oudere liedjes op van Hank Williams waaronder Jambalaya en een aantal standards zoals Red Sails in the Sunset; dit laatste nummer was ook zijn laatste top 40 hit. Fats was niet alleen een zanger/pianist, maar ook een acteur. Hij maakte zijn opwachting in onderandere Shake, Rattle and Roll en Jamboree. Hij heeft regelmatig in Las Vegas gepeeld en zelfs in de Royal Festival Hall in Londen (1980). Mr. Domino woont nog altijd in New Orleans met zijn vrouw Rosemary, met wie hij 8 kinderen heeft. Domino heeft veel onderscheidingen gekregen waaronder een Grammy Lifetime Achievement Award en Hall Of Fame-Awards. In 1986 kreeg Fats Domino zijn welverdiende plaats in de Rock and Roll Hall of Fame.
De Folio-Collectie: voor beginnende Jazz-liefhebber
Wat ik hier in de titel tussen aanhalingstekens schreef is geen officiële benaming van de CD collectie, maar heb ik er zelf gewoon bijgevoegd omdat de doorwinterde Jazz-liefhebber hier weinig nieuws op zal kunnen ontdekken.
Het gaat hier om een collectie van 10 CDs die aan een schappelijke prijs op de markt gebracht zijn door een aantal goedkopere platenzaken (ik denk aan Compact 500 e.d.). De CDs geven een overzicht van enkele groten der aarde als Count Basie, Stan Getz, Dizzy Gillespie, Thelonious Monk enz Het zijn eigenlijk alleen de traditionele nummers van die artiesten die zijn opgenomen in de collectie; dus Jazz-minnende mensen zullen die nummers waarschijnlijk al wel ergens op een LP of CD kunnen terugvinden. Maar voor iemand die nog weinig of geen Jazz in zijn platenkast heeft is dit WEL een goede collectie; je hebt dan ineens tien CDs van goede kwaliteit die de interesse kunnen wekken om zich te verdiepen in de wondere wereld van de Jazz.
Het nadeel van deze CD-bundel is dat er op sommige CDs maar weinig muziek staat. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de CD van Monk waar maar 4 nummers op hernomen zijn. Dit is toch echt wel te weinig voor een artiest als Thelonious Monk. Maar dat zal waarschijnlijk zijn om de prijs te drukken.
Nog een nadeel aan deze CD Box is dat er geen boekjes bij zitten met enige uitleg over de artiesten of de muziek. Ik vind het toch altijd plezant om eens te kunnen lezen waar bepaalde nummers opgenomen zijn of wie de mensen zijn die meegewerkt hebben aan het nummer.
Kortom: Voor wie de Jazz wil leren kennen is deze CD-box best OK.
Big Joe Turner (°1911 - +1985) begon al met de blues in de dagen dat er in de blues-clubs nog geen microfoons voor handen waren. Hij heeft gedurende 7 decennia geleefd in het teken van de Blues. Zijn eerste beroep was eigenlijk barman, maar wanneer hij zich ertoe geroepen vond, zong hij luidkeels de Blues, samen met boogie pianist Pete Johnson. Zij twee speelden gedurende de jaren 30 en 40 steeds samen in een speciale blues-boogie stijl. Deze stijl werd gepresenteerd aan het grote publiek in de befaamde Carnegie Hall in New York City (1938). Dit concert bracht eigenlijk zo wat alle vormen van de toenmalige blues. Het optreden in Carnegie Hall kon zowat het Woodstock van de jaren 30 genoemd worden. Het was net dit concert dat de heropleving van de Boogie-Woogie in de late jaren dertig met zich meebracht. Big Joe was een inspiratie voor vele muzikanten; maar zijn inspiratie was Ethel Waters, waarvan hij zei dat Waters de enige blues artist is die hij bewonderde. Het moet opgemerkt worden dat Big Joe Turner voornamelijk een blues-zanger was waarbij zijn rock n roll en boogie nummers maar heel dunnetjes verspreid werden tussen de rasechte bluesnummers en ballads. Volgens mij is Big Joe Turner wel het meest bekend om zijn originele versie van Shake, Rattle and Roll uit 1954. Dit was een van de eerste rock n roll songs die furore maakte in de mainstream muziek van de Amerikaanse jaren 50. De beste opnames van Turner zijn gemaakt ongeveer midden de vijftiger jaren voor het platenlabel Atlantic Records. Deze platenmaatschappij stond in die tijd garant voor het beste van het beste wat de blues-muziek betrof. De vaste pianist van Big Joe, Pete Johnson (°1904 - +1967) werd een van de vaste waarden in de boogie woogie piano-stijl. Hij was eigenlijk begonnen als drummer in een bandje in Kansas City, maar hij verwisselde in 1926 de drum-stokken voor het clavier van de piano. Hij begon direct in clubs te spelen en om ook regelmatig platen op met Big Joe. Zijn signature plaat is dan ook Roll Em Pete.
Door het enorme succes van het voornoemde optreden in Carnegie Hall werden Pete Johnson en de andere pianist van die avond Albert Ammons de twee meest gevraagde pianospelers. Een tweetal weken na datum werd dan ook de plaat Roll Em Pete geboren. Die zelfde week nog namen Ammons en Johnson nog een paar nummers op voor het nieuwe merk Blue Note Records. Pete Johnson bleef jaren en jaren spelen met de groten van die tijd; heel dikwijls met Big Joe Turner dus (ook voor opnames) en ook met Ammons. Maar een beroerte half van de jaren 60 maakte het noodzakelijk dat Pete het wat rustiger aan ging doen. Big Joe Turner ging door met optreden en opnemen tot in 1983 met de opnames van een plaat voor Roomful Of Blues.
Iemand waar we de laatste tijd vrij weinig van horen is Roger Whitaker; toch is hij nog altijd zeer actief in de muziek-business.
De CD die ik hier ga bespreken is Greatest Hits.
Het is een Cd die al een paar jaar uit is, maar daarom zeker niet minderwaardig. De nummers die erop staan zijn moeilijk onder een noemer thuis te brengen, maar voor het grootste gedeelte zou ik de benaming Geïnspireerde Folk durven gebruiken. Het gaat hier om nummers als I dont Believe in If anymore, Steets of Londen, The Last Farewell Ook zijn er op de CD een aantal echte klassiekers opgenomen als Greensleeves, Durham Town, Scarborough Fair enz Ook de klassieker If I were a Rich Man uit Fiddler on the Roof is niet weggelaten. Whitaker doet hier trouwens voortreffelijk werk met dit nummer. Alle nummers zijn gezongen in een diepe bariton-achtige stem, maar Roger kan ook fluiten als de beste; dit bewijst hij in het nummer Indian Summer, een instrumentaal pareltje! Een van mijn persoonlijke favorieten is het nummer Why. Het is een soort protest-song over de hedendaagse (consumptie) maatschappij, dit gebracht op zeer poëtische wijze. De geluidskwaliteit is perfect op deze CD, gezien alle nummers opnieuw zijn opgenomen, speciaal voor deze CD. Je zit hier zeker niet met ge-re-masterde toestanden. Voor wie houdt van rustige muziek met een achterliggende betekenis en een vleugje nostalgie is deze CD zeker de moeite waard!
John Birks Dizzy Gillespie was een van de grootste trompettisten van de 20ste eeuw en ook een van de eerste architecten van de Bebop-beweging. Hij is geboren in Cheraw (South Carolina) en gestoven in Englewood (New Jersey).
Zn bijnaam was Dizzy omdat hij tochwel die indruk gaf wanneer hij op het podium stond. Het was een echte trompet virtuoos die eigenlijk heel innoverend was voor zijn tijd en de Bebop-beweging.
De vader van Dizzy was een metselaar; maar die ook pianist en band-leider was. Dizzy was pas 10 toen zijn vader stierf, en heeft hem dus nooit horen spelen.
In 1930 wou Dizzy eigenlijk trombone leren spelen, maar dit lukte niet zo goed omdat zijn armen te kort waren. Op een avond in dat zelfde jaar hoorde hij bij een vriend een radio-uitzending waarin Roy Elridge trompet speelde in het orkest van Teddy Hill. De jonge Gillespie was zo onder de indruk dat hij vanaf dan Jazzmuzikant wou worden.
In 1933 wanneer Dizzy afgestudeerd was van de secundaire school kreeg hij een studiebeurs aan het Laurinburgh Instituut waar hij twee jaar harmonie en theorie studeerde. Hij gaf deze studies op omdat zijn familie naar Philadelphia verhuisde. Daar begon Dizzie trompet te spelen in lokale bands.
Vier jaar later trok Gillespie naar New York waar hij Elridge verving in het orkest van Hill. Een tijdje later ontmoette hij daar zijn vrouw en ook Charlie Parker. Samen met hem schreef Gillespie prachtige Bebop muziek; oa Groovin High, A Night in Tunisia en Manteca. Deze nummers zijn tot op vandaag klassiekers.
Met zijn goudkleurige trompet, sikje, bril met zwarte rand en baret werd Dizzy Gillespie een symbool van de Jazz en een rebelse vrije geest. Zijn interesse in Cubaanse en Afrikaanse muziek hebben geholpen om deze soorten van muziek te introduceren bij het grote Amerikaanse publiek.
Wanneer hij stierf was hij enorm populair en overal geliefd. Dizzy heeft eigenlijk hele generaties trompettisten beïnvloed. Dit kwam door zijn opmerkelijke manier van spelen en zijn steeds aanwezige optimisme.
Een tijdje geleden had ik aangekondigd dat er Kruibeke In Concert was op 1 oktober. Bij deze wil ik toch even een korte recentie schrijven.
Bij aankomst in de zaal: Het volk morde om het eens in Bijbelse termen uit te drukken. Blijkbaar vonden een deel van de muzikanten de gekozen stukken niet ideaal. Dit veranderde algauw wanneer we begonnen te repeteren. De stukken waren echt wel plezant om te spelen.
Zo hebben we eigenlijk tot 17.20h gerepeteerd (natuurlijk wel met tussendoor de nodige pauzes!). Tegen de middag was bijna iedereen het erover eens dat de gekozen werken best leuk waren. Er zit altijd wel iemand tussen die niet accoord gaat.
Het concert zelf begon om 20.00h. Zelfs vrij stipt, wat in Rupelmonde (Kruibeke) zelden voorvalt. Er was redelijk wat volk, maar van een overrompeling kon je moeilijk spreken. Maar het publiek was heel enthousiast, en dat is veel waard voor de muzikanten en de dirigent. Trouwens die dirigent was niet van de minsten: het was Peter Snellinckx, kapelmeerster van de Kon. Marine. Hij heeft ons op uitstekende wijze doorheen de dag geloodst.
De uitvoering door de muzikanten was vrijwel uitstekend, uitschuivers zijn er niet echt gemaakt. Bij het nummer Rumba Niña (iets Mexicaans) heeft de trompet-sectie zich van hun beste kant laten zien. Zelfs met sombrero op het hoofd!
Natuurlijk mocht de baardige burgervader van Kruibeke (Dhr. Antoine Denert) niet op het appel ontbreken en zijn woordeke placeren. De burgemeerster maakte ook van de gelegenheid gebruik om een drietal muzikanten in de bloemetjes te zetten die al 50 jaar meedraaien in de lokale fanfares.
Het hele gebeuren werd aaneen gepraat door Dhr. Marc Verschoren. Deze had zeker zijn werk gehad met de teksten die hij ten gehoren bracht, zoals altijd bij hem, doorspekt met citaten van de groten der aarde.
Kortom: het was voor toehoorders en muzikanten een zeer geslaagde avond!!
Op de bijgevoegde foto ziet u de dirigent Peter Snellinckx
Even een voorstelling van een van de meest turbulente figuren uit de Blues: Huddie Ledbetter, die naam zegt u misschien weinig, maar zijn pseudoniem Leadbelly, kan misschien wel een belletje doen rinkelen.
Huddie William Ledbetter is geboren op 29 januari 1885 op de Jeter Plantage bij Mooringsport, Louisiana. Hij was het enig kind van Wesley en Sally. Toen hij vijf jaar oud was verhuisden ze naar Leigh, Texas, waar Huddie gebeten werd door de muziek-microbe. Hij werd daarin aangemoedigd door zijn oom Terrell; zij eerste instrument was de accordeon.
Enige jaren later ontdekte Huddie de gitaar (ook de twaalf-snarige). Op de leeftijd van 21 jaar verliet hij het ouderlijke nest en ging zwerven door Texas en Louisiana, hij probeerde geld te verdienen met zijn muziek. Af en toe wanneer dit niet lukte ging hij werken in nabij gelegen (katoen)bedrijven.
Huddie Ledbetter was de grootste katoenplukker, spoorweglegger, minnaar, drinker en gitarist. Dit is toch wat hij over zichzelf zei! Wie hem niet wou geloven werd er hardhandig van overtuigd. Deze manier van overtuigen heeft hem regelmatig in de gevangenis doen belanden.
In 1916 belandde hij in de gevangenis voor aanranding, maar hij kon ontsnappen. De twee jaren die daar op volgden ging Ledbetter door het leven onder het alias Walter Boyd. Maar wanneer hij een man vermoordde kwam zijn ware identiteit toch aan het licht en werd veroordeeld tot 30 jaar dwangarbeid in de gevangenis van Huntsville. Leadbelly schreef in die tijd een lied aan de toenmalige gouverneur Par Neff. Dit deed hij om gratie te kunnen verkrijgen en zo de gevangenis te kunnen verlaten.
Dit zijn een paar verzen uit het voornoemde lied:
Please, Governor Neff, Be good 'n' kind Have mercy on my great long time... I don't see to save my soul If I don't get a pardon, try me on a parole... If I had you, Governor Neff, like you got me I'd wake up in the mornin' and I'd set you free
Pat Neff was blijkbaar overtuigd van de goede bedoelingen van Leadbelly en hij mocht Huntsville als een vrij man verlaten. Maar enige jaren later werd hij opnieuw gearresteerd voor poging tot moord.
Het was in de Lousiana State Gevangenis dat Huddie de folklorist John Lomax. Lomax had geleerd dat de gevangenissen van het Zuiden de idiale plaats waren om aan oude spiritals, ballads en werkliederen te geraken. Maar Leadbelly was toch voor Lomax de vondst van de eeuw. In 1934 kreeg Huddie opnieuw gratie van de gouverneur. Wanneer hij vrij was ging hij naar John Lomax met het voorstel om met hem te werken.
In 1935 nam Lomax Leadbelly mee naar het noorden waar hij een echte sensatie werd. Alhoewel Huddie veel rustiger geworden was heeft hij Lomax toch nog met een mes bedreigd. Dit betekende meteen het einde van hun vriendschap. Ondanks de breuk met Lomax werd Leadbelly toch heel bekend in de platen industrie.
Vanaf 1940 heeft Leadbelly een heel arsenaal aan platen opgenomen en veel getoerd; tot hij ernstig ziek werd tijdens een Europese Tour. Testen wezen uit dat hij leed aan laterale sclerose waaraan hij stierf op 6 december 1949.
Normaal gezien schrijf ik hier over Jazz, Blues en Country; maar vandaag wil ik toch eens CD bespreken die eigenlijk meer in het genre van de Rock n Roll/Pop thuishoort.
Een van de CDs die ik een tijdje geleden ontdekt heb is een pareltje voor in de auto. Deze dubbelaar heet dan ook Route 66 Songs for the Road. Het is een collectie van meestal up-tempo nummers waarbij je zeker niet in slaap zal vallen achter het stuur. Er zijn nieuwe(re) en klassiekers in opgenomen. Ik denk bijvoorbeeld aan Route 66 van Chuck Berry, Born to be Wild van the Troggs; maar bijvoorbeeld ook nummers uit de jaren 80: Drivers Seat van Sniff and the Tears ; voor elk wat wils dus
Aangezien het hier gaat om een compilatie CD van toch wel nummers met een zekere leeftijd (en uitgegeven bij een onbekende platenmaatschappij) was ik bij de aanschaf een beetje bang voor de geluidskwaliteit. Maar die was voortreffelijk!
Na het bewieroken toch even een paar dingen die een beetje tegengevallen zijn.
Ten eerste: Wanneer ik over een verkreersdrempel rij, durft de CD wel eens skippen. Dit heeft niets te maken met mijn installatie, want als ik over de zelfde drempel rijd met een andere CD in de machine gebeurt er niets. Is dit nu enkel bij mijn exemplaar van de CD?? Ik zou het niet weten
Ten tweede was ik niet zo tevreden over de keuze van een bepaald liedje: het gaat hier om Leader of the Pack door the Shangrilas. Dit liedje gaat over een jongeman die een ongeluk heeft met zijn motorfiets. Naar mijn bescheiden mening hoort zoiets niet echt thuis op een CD die toch eigenlijk bestemd is voor de auto-radio
Volledige naam: Charles Christopher Parker Geboren: 29 Augustus 1920 in Kansas City, Missouri Gestorven op 12 Maart 1955 in New York Getrouwd met: Rebecca Ruffin (1936), Geraldine Scott (1943), Doris Snyder (1948) en Chan Richardson (1950). Hij had vijf kinderen.
Charlie Parker, enig kind van Charles en Addie Parker, was één van de belangrijkste en meest invloedrijke saxofonisten en jazz muzikanten van de jaren ´40.
Als kind verhuisde Charlie met zijn familie naar Kansas City, Missouri, waar toen juist de jazz en andere zwarte muziek hoogtij vierden. Op school kwam hij daar voor het eerst in contact met muziek; hij speelde bariton in de schoolband. Op zijn 15de was hij helemaal weg van muziek en vooral van de altsaxofoon. Al snel speelde Parker bij wat bandjes uit de buurt en in 1935 verliet hij dan ook de school om zijn geluk in de muziek te zoeken.
Van 1935 tot 1939 werkte Parker in Kansas City met verschillende lokale jazz en blues bands. Dáár onwikkelde hij zijn techniek. In 1939 ging Parker voor het eerst naar New York waar hij bijna een heel jaar bleef. Hij werkte als beroepsmuzikant en deed vaak mee aan jam-sessions. In die tijd ontwikkelde Parker zijn muzikale stijl. In 1938 werd Parker lid van de band van pianist Jay McShann waarmee hij door het Zuid-Westen, Chicago en New York tourde. Een jaar later ging Parker naar Chicago waar hij in een club op 55th street speelde. Van daar verhuisde Parker naar New York waar hij, uit armoede, bordwasser werd in een restaurant. Dáár ontmoette hij de gitarist Biddy Fleet, die hem veel leerde over instrumentale harmonie. Vrij snel daarna keerde Parker terug naar Kansas City voor zijn vaders´s begrafenis. Eenmaal daar, ging hij spelen bij Harlan Leonard's Rockets, waarbij hij 5 maanden bleef. In 1939 ging Yardbird weer bij McShann spelen en werd aan het hoofd van de riet-sectie gezet. Tijdens de vier jaar dat Parker bij McShann bleef, kreeg hij de gelegenheid om solo op te treden in verschillende van hun opnamen zoals "Hootie Blues", "Sepian Bounce" en de hit uit 1941 "Confessing the Blues". In 1942, tijdens een tour met McShann, deed Parker jam sessies in Monroes and Minton's Playhouse in Harlem waar hij de aandacht trok van artiesten als Dizzy Gillespie en Thelonious Monk. Later dat jaar brak Parker met McShann en ging 8 maanden spelen bij Earl Hines. Het jaar 1945 was heel belangrijk voor Parker. In die tijd leidde hij zijn eigen groep in New York en wekte daarnaast met Gillespie in verschillende ensembles. In December dat zelfde jaar trokken Parker en Gillespie met hun muziek naar Hollywood in een 6-weekse nachtclub tour. Parker bleef optreden in Los Angeles tot Juni 1946 toen hij een zenuwinzinking kreeg waarvoor hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Nadat hij in Januari 1947 uit het ziekenhuis was ontslagen, keerde Parker terug naar New York waar hij een quintet vormde dat enkele van Parker's bekendste tunes opnam.
Van 1947 tot 1951 werkte Parker in een aantal nachtclubs, radio studios en andere plaatsen. Hij trad solo op of samen met andere musici. In die tijd bezocht hij Europa waar hij toegejuichd werd door toegewijdde fans en waar hij een heel stel platen opnam. Op 5 Maart 1955 was Parker's laatste publieke optreden in Birdland, een nachtclub in New York. Hij stierf een week later in het appartement van een vriend.
Charles "Yardbird" Parker was een verbazende saxofonist die algemene erkenning verkreeg voor zijn briljante solos and innovatieve improvisaties. Hij was, zonder twijfel, één van de meest invloedrijke en getalenteerde musici in geschiedenis van de jazz.
Wil je het turbulente leven van deze Jazz-Legende in beeld zien, dan kan ik u de film Bird (regie: Clint Eastwood) ten stelligste aanbevelen!
Louis Armstrong heeft dikwijls gespeeld in grote hotels in de States. In die tijd was het niet zo evident dat je als zwarte muzikant daar speelde; hij kreeg het toch maar voor elkaar... Ooit zei Louis hierover: "Ik mag spelen in die hotels; ik mag er alleen niet slapen"
Gisteren zat ik met een vriend te praten over muziek (het gebeurt wel meer dat mijn conversaties daarover gaan....). Hij vroeg me hoe je het "fenomeen" Jazz eigenlijk het beste kon omschrijven. Awel, dat is iets wat je niet in twee à drie woorden kan! Dus ik heb hem een beetje de geschiedenis uitgelegd. Vandaag vond ik op het internet een goeie beschrijving over Jazz. Die heb ik dan ineens ook aan hem gemaild; het is een goeie tekst daarom wil ik hem u zeker niet onthouden (mensen wat een zinscontructie heb ik nu weer gefabriceerd...)
Hier komt-ie:
WAT IS JAZZ??
Dit is de vraag die al zo'n kleine honderd jaar wordt gesteld en waar ook de befaamde Joachim Berendt zijn Jazzbuch uit 1953 mee opent. Hoewel de zwarte pioniers van rond de eeuwwisseling zich daar absoluut niet druk over maakten, begon het eigenlijk toch al bij het ontstaan van het woord 'jazz', dat oorspronkelijk eenzelfde soort stopwoord was als het tegenwoordige 'f**k'. Neergeschreven als 'jass' dook het op bij de eerste plaatopname uit 1917 in New York door de Original Dixieland Jass Band. Leider/kornettist Nick La Rocca verklaarde zichzelf ook meteen maar de 'uitvinder' van deze nieuwe muziek.
Hoewel dit geheel uit blanken bestaande groepje weliswaar uit New Orleans afkomstig was en eigenlijk niet onverdienstelijk speelde was een dergelijke claim natuurlijk volstrekte nonsens. Het ging bovenal voorbij aan zo'n 20 jaar zwarte muziekhistorie en de eerste controverse over zwarte/blanke inbreng in de jazz was daarmee geboren. Voor de meeste betrokkenen was het echter duidelijk dat zwarte bands en vooral individuele spelers heel wat origineler waren, met vaak heel wat meer 'roots' en dat gold met name voor die andere prominente speler van het eerste uur, Ferdinand 'Jelly Roll' Morton.
Ook deze merkwaardige man, met het waarschijnlijk grootste ego uit de hele jazzgeschiedenis, benoemde zichzelf tot de uitvinder ervan. Feitelijk even absurd, maar ditmaal toch met meer recht van spreken, want bij hem kwamen niet alleen een groot aantal muzikale lijnen samen, maar als creatief genie zette hij inderdaad de jazz min of meer als een eenheid definitief op de muzikale kaart. In de eerste plaats door zijn jarenlange verkenningen en verwerkingen van naastgelegen muziekvormen als gospel en ragtime, maar tevens door de muziek een gedegen harmonische en theoretische basis mee te geven.
Als zodanig sloeg hij in zijn latere Chicago-jaren ook een brug van de op formele schema's gebaseerde 'hotjazz' uit New Orleans naar de nieuwe, complexere swing-arrangementen van de bigbands. En daarmee was tegelijk een nieuw schisma geboren... een schisma dat sterker werd naarmate de swingorkesten hun instrumentsecties strakker in het gareel hielden en het element improvisatie meer naar de achtergrond werd verdrongen. Was Benny Goodman (met de arrangementen van een toch onverdachte Fletcher Henderson) nog wel als 'echte' jazz te bestempelen? En hoe zat dat, nog erger, met Glenn Miller?..
In ons vaderlandje woedde dit soort strijd ook al voor de oorlog en werd elk optreden van een zich als jazzorkest afficherende groep als het ware langs een fundamentalistische maatlat gelegd. In bladen als Jazzwereld werd dan vervolgens het vonnis geveld. Of juist niet, want zwarte musici stonden feitelijk boven elke verdenking en een tijdelijk inwonende Coleman Hawkins en Benny Carter konden (terecht) op een enthousiaste aanhang rekenen. Aan de andere kant waren het ook geweldige zwarte muzikanten als Louis Armstrong en Lionel Hampton die wat later opnieuw een scheiding der geesten veroorzaakten.
Vooral Armstrong werd toen vaak verweten dat hij te 'commercieel' zou zijn. Terwijl alleen al zijn bijdragen in de 20er jaren met zijn Hot Five en Hot Seven formaties hem eeuwigdurende roem hadden moeten opleveren. Wat Lionel Hampton betreft lijkt het inderdaad moeilijk om zijn ragfijne en subtiele vibrafoonsolo's in 'Stardust' uit 1939 te rijmen met zijn van-dik-hout-zaagt-men-planken optreden ruim tien jaar later in de Apollohal, waarbij het publiek tenslotte hossend en krijsend door de vloer zakte. Het blad Rhythme uit die dagen constateerde bitter dat het begrip 'jazz', 'dat bij de doorsnee-Nederlander toch al geen bijster goede naam had, een flinke opdoffer naar omlaag had gekregen'.
De vraag is natuurlijk of musici altijd maar dienen te voldoen aan het beeld dat het publiek voor ze heeft opgesteld. In het ideale geval kan een muzikant zijn eigen weg gaan en dat is meestal ook de beste manier waarop zijn individuele kwaliteit tot stand komt. Dat staat verder los van het wisselend soort contract dat performer en publiek met elkaar aangaan bij een uitvoering. Met het betalen van een redelijke entree kun je dan als bezoeker een eveneens redelijke bijdrage van de uitvoerend artiest verwachten. Hampton in '54 en '56 beloofde geen jazzmuziek maar een hoop lol en dat heeft het publiek ten volle gekregen en ik heb alleen maar grote spijt dat ik er toen niet bij was.
Meer dan andere muziekvormen heeft jazz in elk geval een dynamisch karakter en dat uit zich ook in grote wisselingen in zowel vorm als kwaliteit. Zelfs van een meester als Coleman Hawkins, wiens oudere takes van 'It's the Talk of the Town', 'Honeysuckle Rose' en natuurlijk 'Body and Soul' uit 1939 mij steeds weer bij de keel grijpen, bestaan opnamen die slechts wat machteloos gehonk laten horen. Jazz erkent bovendien nauwelijks grenzen. Het is gewoon een boom die groeit waarheen hij wil en waaraan plotseling de meest merkwaardige vruchten blijken te groeien. En ook hierbij geldt dat de één hartstochtelijk van zoet kan houden en de ander van bitter of zuur.
Enige tijd geleden las ik op de Amerikaanse website 'All About Jazz' enkele bijzonder bijtende kritieken op de tv-productie 'Ken Burns Jazz' en dan vooral op de daarbij betrokken Wynton Marsalis. In een reactie verbaasde ik me opnieuw over het hoge vitriool-gehalte ervan en de vreugdeloze verkettering van iets dat ik niet anders kan zien dan een integere inspanning om een bijzondere muziekvorm voor anderen toegankelijk te maken. In feite werd hier aan Marsalis en Burns het recht ontzegd om er eigen smaak en inzicht op na te houden en om op basis hiervan bewust eigen keuzes te maken. Precies datgene wat voor mij de essentie van jazz inhoudt.
Wat is jazz? Joachim Berendt, waarmee ik dit stukje aanving, heeft steeds zijn uiterste best gedaan om het antwoord in schema's en muzikale regeltjes te vangen. En de Amerikaanse musicoloog/arangeur en orkestleider met een eveneens Duitse naam, Gunther Schuller, ondernam in 1970 met tenslotte zo'n 2000 gedrukte pagina's onder de titel 'The History of Jazz' opnieuw een nog ambitieuzer poging. Ik zou het desondanks nog steeds niet weten... Het enige wat ik wel weet is of ik iets mooi vind of niet en dat meestal al na een paar maten. En was het niet gitarist/banjoist Eddie Condon die ooit opmerkte dat er slechts twee soorten jazzmuziek bestaan, goede en slechte...
Johnny Cash (Kingsland, Ark 1932 - Nashville 2003) is een country legende. In de Verenigde Staten was hij een country held; in Europa bereikte hij cultstatus. Hij had een van de meest herkenbare stemmen binnen de muziek. Sommigen beweren dat zijn stem de laatste jaren achteruit ging, maar bij wie blijft de stem die men heeft op zijn 20ste gelijk aan die die men heeft op zijn 70ste
Toen hij 3 was verhuisde zijn gezin naar Dyess Colony in Arkansas. Daar werkte hij met zijn gezin op de katoenplantages. Muziek is altijd een onderdeel geweestvan het dagelijks leven in het Cash gezin. John kreeg met allerlei verschillende soorten muziek te maken; van de folksongs en psalmen van zijn moeder tot de werkliederen uit het veld. Cash absorbeerde ze als een spons. Later in zijn carrière haalde Cash hier zijn inspiratie uit.
In 1950 was hij klaar met zijn high school daarna vertrok hij naar Detroit op zoek naar werk. Cash ging in dienst en vertrok daarop naar Duitsland waar hij zijn eerste band begon. Al gauw deed hij zijn best door te breken in de muziek en succes volgde snel. Tijdens de jaren vijftig en zestig maakte Cash talrijke platen. Door het grote succes raakte Cash uit balans, hij deed meer dan 300 shows per jaar, had problemen met zijn vrouw en nam zijn toevlucht in de verdovende middelen. Halverwege de jaren zestig was Cash een wrak. Met de hulp van zijn nieuwe vrouw kwam hij van zijn verslaving af.
In 1968 begon hij opnieuw aan zijn carrière te werken. Hij nam op in de Folsom Prison en ook in de San Quentin gevangenis en zijn platen werden verguld. In 1969 begon hij zijn eigen tv show The Johnny Cash show. Gasten waren varieerden van Bob Dylan en Neil Young tot Louis Armstrong en Merle Haggard. Door deze keuze van gasten probeerde Cash de kloof tussen jong en oud te overbruggen en om muzikale barrières te doorbreken. Ook stelde hij in zijn show sociale (wan)toestanden aan de kaak. In 1971 stopte het programma maar Cash presenteerde nog vele jaren daarna specials. Op 48 jarige leeftijd werd hij in 1980 in de Country Music Hall of Fame geëerd. In 1985 bundelde Cash zijn krachten met vrienden als Willie Nelson, Waylon Jennings en Kris Kristofferson en richtte The Highwaymen op.
Tussen 1985 en 1995 maakte deze formatie drie albums en scoorden ze een nummer 1 hit met de single "Highwayman" van het eerste album. In 1994 bracht Cash met behulp van producent Rick Rubin de American Recordings uit. Dit album won een Grammy voor beste 'best contemporary folk album'. De opvolger Unchained uit 1996 kreeg in 1997 een Grammy voor 'best country album'. Aan het eind van de jaren negentig kreeg Cash ernstige gezondheidsproblemen. Cash nam eind dit jaar zijn laatste plaat op; The Man Comes Around. Deze plaat werd onder bijzondere omstandigheden opgenomen, ook omdat Cash werd geteisterd door longonstekingen.
Het album The Man Comes Around is verschenen onder American Recordings. Cash was gedurende de opnames van zijn laaste plaat doodziek en de Clip die voor het liedje Hurt gemaakt is, lijkt op bijna morbide manier zijn dood aan te kondigen.
Tot mijn grote verbazing vond ik een LP die al een vijftiental jaar in mijn kast ligt een week geleden terug in de winkel, op CD dan wel te verstaan. Het gaat hier om een her-uitgave van 30 Golden Country Evergreens. De titel zegt het eigenlijk al zelf: het gaat hier om 30 bekende country & westernliedjes uit de oude doos. Het zijn stuk voor stuk nummers die ik rats van buiten kan zingen en spelen, maar toch is het plezant om die eens allemaal na elkaar te kunnen beluisteren.
Onder de liedjes vind je Im so Lonesome I could Cry van Hank Williams Sr, Hell have to Go van Jim Reeves, Six Days on the Road van Dave Dudley; en natuurlijk nog 26 andere
De geluidkwaliteit van de LP die ik bezit is meer dan voortreffelijk, dus ik vermoed dat de CD ook wel in orde zal zijn; maar je weet nooit.
30 Golden Country Evergreens is een LP/CD die je terug kan meenemen naar de sfeer van de oude western films, wijdse Amerikaanse landschappen en met rook gevulde saloons van de jaren 1890.
Wat me wel stoort aan de LP (ik weet nog niet of het met de CD hetzelfde is) is dat een aantal nummers ingekort zijn, waarom men dat gedaan heeft?? Waarschijnlijk om de 30 liedjes op een dubbel LP te krijgen; maar dan had ik liever gehad dat het een drie-dubbele LP of dat het gewoon 25 Golden Country Evergreens was geworden; maar natuurlijk des gustibus et coloribus non est disputantum (over smaken en kleuren valt niet te twisten; als mijn Latijn me niet in de steek laat toch).
Voor mensen die houden van de oude, nostalgische Country-muziek is deze dubbelaar zeker de moeite om eens te beluisteren.
Bluegrass muziek is een geheel eigen muziekvorm, waarvan elementen vaak zijn terug te vinden in andere muziekstijlen. Bluegrass muziek ontstond zo'n 50 jaar geleden uit een samenstelling van invloeden uit de traditionele country muziek, blues, jazz, cajun en zydeco muziek en invloeden uit de volksmuziek van settlers uit o.a. de Britse en Ierse eilanden.
"Bluegrass" ontleent zijn naam aan de band die de in 1996 overleden Bill Monroe rond het eind van de 40-er jaren samenstelde: "The Bluegrass Boys". "Bluegrass", omdat Bill Monroe afkomstig was uit de staat Kentucky, ook bekend als de "Bluegrass State", vanwege het typische harde blauw-groene gras wat daar groeit.
Bluegrass muziek wordt meestal op akoestische instrumenten gespeeld; soms wordt een elektrische bas gebruikt. Verder een gitaar, een 5-snarige banjo en een speciale Buegrass mandoline (afgeleid van het principe van de Gibson Jazz-gitaar). Daarnaast gebruiken sommige bands een fiddle(viool) en/of een dobro (een speciale vorm van een slide-gitaar).
De zang kenmerkt zich vaak door zijn meerstemmigheid, met name in de refreinen. Ook komen duetten voor en meerstemmige a-capella zang. Bluegrass is een zeer eigen, direct herkenbare stijl van muziek.
Bluegrass muziek is energiek, verfrissend en stimulerend. Vanwege deze eigenschappen wordt het veelvuldig toegepast in TV- en Radio-commercials, evenals in talloze TV-series en speelfilms: "The Beverly Hillbillies", "Bonnie and Clyde", "Deliverance", "Midnight Run to Oklahoma", "Rio Diablo" (Kenny Rogers), "Blaze" (Paul Newman), "Oh, Brother Where Art Thou"
Geboren: 26. augustus 1960 (Beau Bridge, Louisiana)
Branford werd geboren in de schoot van de muzikale Marsalis-familie, waaronder zijn bekendere broer Wynton en zijn minder bekende vader Ellis. Branford is het beste bekend als Jazz-saxophonist en bandleider, maar maakte ook furore in minder bekende genres; zo speelde hij rockmuziek in 1985 voor een CD van Sting. In 1992 maakte hij de muziek voor de Tonight Show van de bekende Amerikaanse presentator en komiek Jay Leno. Branford wordt soms bekritiseerd als Jazz-purist in de schaduw van de trompettende broer Wynton. Branford Marsalis won in 1993 de Grammy voor beste Jazz-instrumental en in 1994 die voor beste pop-instrumental.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Over mijzelf
Ik ben Jürgen "Jay" De Cleen, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Guitarking.
Ik ben een man en woon in pendel tussen Antwerpen en Rupelmonde (België) en mijn beroep is Muzikant en manager.
Ik ben geboren op 16/12/1978 en ben nu dus 46 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Muziek, filosofie, genieten van het leven.