Halle Begraafplaatsen
Een korte uitleg over de begraafplaatsen in gebruik te Halle door de eeuwen heen.
Sinds het ontstaan van de stad zijn er op allerhande locaties begraafplaatsen geweest in en rond de stad zoals de gebruiken van die tijd het toelieten.
Van de eerste begraafplaats vóór de 14de eeuw ten tijde van de Romaanse kerk heeft men geen resten teruggevonden. Het is verondersteld dat de doden toen in, rond de kerk en de heilige eik begraven werden. Het aantal inwoners was toen ook zeer beperkt en ook het aantal overlijdens.
Met het begin van de bouw van de gotische kerk vanaf 1341 zijn heel waarschijnlijk al de bestaande graven op die plaats verdwenen met de grondwerken, of heeft men deze menselijke resten op een andere ongekende plaats herbegraven.
75 jaar later, na het deels voltooien van de gotische kerk werd men in of rond de kerk begraven naargelang men de geldelijke middelen had.
In vele oude kerken ziet met ten dage nog de grafstenen uit de vorige eeuwen
De Sint-Martinuskerk als Mariabedevaartplaats was een zeer druk bezochte kerk en de talrijke grafstenen die de vloer sierden versleten en zorgden voor ongemakken voor de dikwijls manke pelgrims en werden in 1790 verwijderd en door een mooie effen vloer vervangen.
Op die manier blijft er visueel bijna niets meer over van die graftomben in de kerk.
In de kerkelijke archieven heeft men de lijsten van de aldaar begraven personen teruggevonden. Deze archieven vertellen ons ook over de prijs die moest betaald worden om in kerk begraven te worden. In het koor koste dat 41 florijnen, voor de middenbeuk moest men 14 florijnen betalen en onder de toren 10 florijnen.
In de onze lieve Vrouw kapel is het graf zichtbaar van de kleine Joachim, maar 4 maand oud en geboren in Genappe, overleden op 23 november 1459. Hij was de oudste zoon van de Franse Dauphin de latere Lodewijk XI en Charlotte van Savoie.
In onze schooltijd rond 1950 werden in vloer sleuven gegraven voor de kerkverwarming, daar kon men schedels en andere menselijke resten van de vroegere Hallenaren zien liggen in grote hoeveelheden.
De Paterskerk, daar werd de eerste steen gelegd in 1644, Deze kerk kreeg ook een speciale toelating om er doden te begraven men heeft er 6 grafstenen terug gevonden.
Buiten rond de Sint-Martinuskerk was een heel groot kerkhof dat tot bijna midden van het huidige marktplein reikte. Verscheiden wegen- en straatwerken tonen dit aan er worden nog regelmatig skeletten gevonden bij graaf werken in de directe omgeving aan beide zijden van de kerk in de Klinckaert en de vroegere Kasteelstraat.
Toen dit kerkhof rond de Sint Martinuskerk te klein werd is er buiten de stadswallen in 1477 een kerkhof ontstaan met kapel dat men Sinte-Catherina kerkhof noemde omdat het op 100 stappen buiten de Catharinapoort lag (nu GB parking). Het was voor die tijd een logische afstand van de kerk.
Na 1489 en wegens de aanval van Filips van Cleef op Halle werd de Sinte-Catharinapoort compleet gedicht als bescherming tegen vijandelijke invallen. Toen moest men met de lijkkisten via de Brusselpoort omlopen om het kerkhof te bereiken. Deze toestand evolueerde tot het stichten van een beter gelegen kerkhof aan de Recolettestraat dit was de vroegere, toen onbestaande Beestenmarkt.
Dit kerkhof kreeg de verwarrende naam van Sint-Catharina kerkhof binnen de muren.
Deze begraafplaats diende alleen voor inwoners van Halle binnen de muren.
In het Sinte Catharinakerkhof buiten de muren worden de Hallenaars van buiten de Halse stadswallen begraven, en ook, na sluiting van hun kerkhof, met onveilige kapel, ook de doden van het gehucht Breedhout begraven.
Ondertussen na enkele eeuwen raakt het Sinte-Catharinakerkhof intra muros vol en eind van de 18de eeuw hebben de stadswallen wegens de evolutie van de wapens minder reden van bestaan en gaat de Sinte-Catharinapoort terug open.
Sinds de verordening in van Joseph II Van Oostenrijk in 1784 is het Sinte-Catharinakerkhof buiten de wallen de enige toegelaten begraafplaats voor de Hallenaren.
Er zijn vage gegevens gevonden dat vóór 1746 even buiten de Bospoort (nu stationsomgeving) een begraafplaats zou zijn voor pestlijders. Dit zou ook de reden zijn dat in de directe omgeving een kapel werd opgericht ter ere van Sint-Rochus patroon van de pestlijders.
De Heren van het kasteel van Essenbeek daarentegen hadden hun eigen kapel en kerkhof gelegen tegenover de huidige gemeentelijke jongensschool.
Op 1 januari 1897 wordt te Halle het nieuwe huidige kerkhof buiten de stad aan de Hollestraat in gebruik genomen. Het had verplicht voor dit tijd een mortuarium aan de ingang als ook een woning voor de grafdelver die Wannes noemde in volksmond.
Sinds 8 mei 1897 gebeuren al de lijktransporten met een lijkwagen (paard en kar).
Het kerkhof is open van zonsopgang tot zonsondergang. De poort werd dagelijks geopend en gesloten door Wannes de grafdelver, vandaar het Halse gezegde ei es doe bouve ba Wannes
dus op het kerkhof.
Sinds 1897 is dit kerkhof tweemaal vergroot; langs de Hollestraat rond 1953; en naast de Emile Jacqminlaan eind jaren 90.
En ba Wannes zèèn is geen bevoordeligde positie of toestand te Halle
Victor 10
|