Bonjour, Suite à la demande de plusieurs personnes Francophones, j' ajoute quelques mots en Français. Vous êtes le bien venu sur mon blog qui est complètement en Neerlandais. Il est très difficile de faire des articles bilingues pour une raison de volume et la facilité de lire. Si vous avez un intérêt quelconque pour un article veuillez m' envoyer un petit e-mail je pourrais éventuellement traduire quelques courts passages. Merci de votre visite et revenez de temps à autres parce que le site change régulièrement. Si vous voulez laisser un message cliquer sur "voeg toe" dans la colonne à droite A bientôt
Dit jaar (2007)bestaat het kanaal Brussel Charleroi 175 jaar (gegraven 1828 1832) dus in Hollandse periode en oon de prille onafhankelijkheid van België. Daarom wou ik iets schrijven over de vaartuigen die toen dagelijks in Halle passeerdengetrokken doorman - ofwel paardenkracht van op het jaagpad.
De reis Brussel - Charleroi 75 km duurde toen drie dagen via de 57 sluizen.
Vijf jaar voor de opening van het kanaal Brussel Charleroiwerd er al aandacht besteedom het speciaal aangepaste typisch Belgisch vaartuig te bouwen om Brussel vanuit de streek van Charleroi en Henegouwen te bevoorraden metsteenkool en ook natuurstenen
Wegens de constructie beperkingen van toen van de sluizen wordt een scheepstype ontwikkeld datde goede verhoudingen heeft en toch over voldoendetonnenmaat beschikt. De Bak van Charleroi is balkvormig met rechte voor en achtersteven, het schip heeft een lengte van 19,5 m op een breedte van 2,65mmet een diepgang van1,8m en een tonnenmaat van +/- 70 ton. Later werden er ook ijzeren baquets gebouwddaarvan lag het laadvermogen lichtjes hoger.
Het is een laag schip zonder bovenbouw,omdat de bruggen laag zijn moet van de boven bouw afgezien worden en is er geen kajuit mogelijk. De schippers wonen in een klein vertrekvan2,5m op 2 m Lucht en licht kunnen alleen binnendringen langs een klein raam en het openstaande luik. Vooraan juist voor het eerste luikstaat een neerklapbare mast waaraan een zeil wordt bevestigd.Tijdens de vaart op het kanaal is de mast gestreken wegens de lage bruggen. De Baquet heeft een klein roer van 1 m, wat te klein is voor een goede besturing. Een groter roer is niet mogelijk want reeds nu moet het roer dwars staan om te kunnen versassen. Het roer wordt verlengd met een ophaalbaar verlengstuk, stuurplank of lunette genaamd.De modelbouwclub in Baasrode heeft begin 20022 mooie maquettes van de bak van Charleroi afgewerkt naar originele plannen van de scheepswerf Van Damme en van Praet-Dansaert.(Museum in Baasrode is een bezoek waard)
Het oudste plan, daterend van 1902 stelt een ijzeren baquet voor gebouwd bij Van Damme Frères et Adam. Dit ijzeren schip komt volledig overeen met zijn houten voorganger. Het tweede model, gebouwd in 1906 op de scheepswerf Van Praet-Dansaert is een moderne variant. Het traditionele uitzicht is hier vervangen door de vorm van de ijzeren spits, men noemt deze bak van Charleroi dan ook een spitsbak. Zijn laadvermogen ligt iets meer dan70 ton en is iets hoger gebouwd. De luiken lopen ook door tot aan het vooronder.
Als deze vaartuigen de Schelde op moesten, gingen ze met twee naast elkaar liggen. Ze trokken enkele draden onder de schepen door en zetten die stevig vast. Anders was de kans groot dat ze omsloegen.
Vertaling en bewerking van Franse tekst uit 1980volgens A Lederer Professor aan de KUL.
Ingenieur Jean Baptiste Vifquain maakte een voorstel voor het bouwen van het kanaal Brussel Charleroi. Zijn project werd op 10 januari 1826 goedgekeurd door de Hollanders die toen ons land bestuurden. Biografie Vifquain werd Geboren in Doornik op 24 juni 1789 J.B. hij treedt in het Franse leger op 13 april 1808 na te hebbend deelgenomen aan de Oostenrijkse campagneword zijn regiment als bezetter naar Holland gestuurd in 1810.
Gedurende zijn lange wachttijden studeert Vifquain wiskunde en slaagt 1812in zijn toelatingsexamen aan de Ecole Polytechnique waar hij met uitmuntendheid zijn ingenieursdiploma bekomt op 31 october 1814. Hij keert terug naar Doornik waar hij inspecteur wordt van de octrooien, van december 1814 tot juni 1815.
Op 7 juli 1815 gaat Vifquain naar Brussel en wordt aangeworven aan de waterstaat.
Als antwoord op een wedstrijd georganiseerd door koning Willem, voor de afbraak van de Brusselse stadswallen en het ontwerpen van Boulevards komt hij als enige laureaat, en zijn plannen worden uitgevoerd.
Vifquain ontwerpt ook belangrijke architecturale werken zoals: ontwerp van de Schaarbeeksepoort, het Barricadeplein, de omgeving van Muntschouwburg, hospitaal van Tienen
Van 1820 tot 1823 maakt hij de studie voor het kanaal van Pommereuil naar Antoing, dat onder zijn toezicht gebouwd is van 1824 tot 1826.
Van 1823 tot 1827 maakt hij de studie van het kanaal van Brussel naar Charleroi en hij realiseert dit ook niettegenstaande demoeilijkheden tegengekomen tijdens de werken en het boren van een tunnel van 2.100 m lang. Tijdens die werken maakt hij ook de eerste ijzeren brug te Bazel
Als hoofdinspecteur van Bruggen en Wegen neemt hij deel aan de discussiesbetreffende het aanleggen van de eerste spoorlijnen in België, hij is als eerste ter wereld die de industriële en handelscentra groepeert bij de zeehavens.
Hij bestudeert vervolgens de waterwegen van ons land en publiceert in 1842 een merkwaardige boek over de bevaarbare waterlopen in België
In 1846 geeft Vifquain zijn ontslag wegens gezondheidsredenen.
Hij overlijdt mentaal gehandicapt te Ivry-sur-Seine (Fr) op 31 augustus1854.
Bij ons thuis deed het fabeltje van de ooievaar en de kolen de ronde Op zekere dag werd er gesproken van kindjes kopen, de ooievaar en de kolen Omdat ik in de oorlog geboren ben, werd ik niet gebracht door de ooievaar. Het was naar het schijnt zo, dat de Duitsers al de ooievaars afschoten zodat de kindjes langs die weg niet konden komen in die periode. Daarom volgens mijn ma kwam ik zekers en vast uit kolen want die groeiden ook tijdens de oorlog en bleven ook een stuk in de winter staan, Of dat nu rode-, spruit-, witte-, of groen kolen waren heb ik nooit geweten. Maat het is een feit dat ik enkele dagen nadat dit thuis gezegd werd, tussen de jonge koolplanten in onze tuin ging zoeken naar kindjes. Dit gaf als resultaat dat ik de helft van planten plat getrapt had bij mijn zoektocht naar die onvindbare babies. Ik kreeg nog een pak rammel op de koop toen voor de schade die ik aanrichtte in de tuin. Victor
Een korte uitleg over de begraafplaatsen in gebruik te Halle door de eeuwen heen.
Sinds het ontstaan van de stad zijn erop allerhande locaties begraafplaatsen geweest in en rond de stad zoals de gebruiken van die tijd het toelieten.
Van de eerste begraafplaats vóór de 14de eeuw ten tijde van de Romaanse kerk heeft men geen resten teruggevonden. Het is verondersteld dat de doden toen in, rond de kerk en de heilige eik begraven werden.Het aantal inwoners was toen ook zeer beperkt en ook het aantal overlijdens.
Met het begin van de bouw van de gotische kerk vanaf 1341 zijn heel waarschijnlijk al de bestaande graven op die plaats verdwenen met de grondwerken, of heeft men deze menselijke resten op een andere ongekende plaats herbegraven.
75 jaar later, na het deels voltooien van de gotische kerk werd men in of rond de kerk begraven naargelang men de geldelijke middelen had.
In vele oude kerken ziet met ten dage nog de grafstenenuit de vorige eeuwen
De Sint-Martinuskerk als Mariabedevaartplaats was een zeer druk bezochte kerk en detalrijke grafstenen die de vloer sierden versleten en zorgden voor ongemakken voor de dikwijls manke pelgrims en werden in 1790 verwijderd en door een mooie effen vloer vervangen.
Op die manier blijft er visueel bijna niets meer over van die graftomben in de kerk.
In de kerkelijke archieven heeft men de lijsten van de aldaar begraven personen teruggevonden. Deze archieven vertellen ons ook over de prijs die moest betaald worden om in kerk begraven te worden. In het koor koste dat 41 florijnen, voor de middenbeukmoest men 14 florijnen betalen en onder de toren 10 florijnen.
In de onze lieve Vrouw kapel is het graf zichtbaar van de kleine Joachim, maar 4 maand oud en geboren in Genappe, overleden op 23 november 1459. Hij was de oudste zoon van de Franse Dauphin de latere Lodewijk XIen Charlotte van Savoie.
In onze schooltijd rond 1950 werden in vloer sleuven gegraven voor de kerkverwarming, daar kon men schedels en andere menselijke resten van de vroegere Hallenaren zien liggen in grote hoeveelheden.
De Paterskerk, daar werd de eerste steen gelegd in 1644, Deze kerk kreeg ook een speciale toelating om er doden te begravenmen heeft er 6 grafstenen terug gevonden.
Buiten rond de Sint-Martinuskerk was een heel groot kerkhof dat tot bijna midden van het huidige marktplein reikte. Verscheiden wegen- en straatwerken tonen dit aan er worden nog regelmatig skeletten gevonden bij graaf werken in de directe omgeving aan beide zijden van de kerk in de Klinckaert en de vroegere Kasteelstraat.
Toen dit kerkhof rond de Sint Martinuskerk te klein werd is er buiten de stadswallen in 1477een kerkhof ontstaan met kapel dat men Sinte-Catherina kerkhof noemde omdat het op 100 stappen buiten de Catharinapoort lag(nu GB parking).Het was voor die tijd een logische afstand van de kerk.
Na 1489 en wegens de aanval van Filips van Cleef op Halle werd de Sinte-Catharinapoort compleet gedicht als bescherming tegen vijandelijke invallen. Toen moest men met de lijkkisten via de Brusselpoort omlopen om het kerkhof te bereiken. Deze toestand evolueerde tot het stichten van een beter gelegen kerkhof aan de Recolettestraat dit was de vroegere, toen onbestaande Beestenmarkt.
Dit kerkhof kreeg de verwarrende naam van Sint-Catharina kerkhof binnen de muren.
Deze begraafplaats diende alleen voor inwoners van Halle binnen de muren.
In het Sinte Catharinakerkhof buiten de muren worden de Hallenaars van buiten de Halse stadswallen begraven, en ook, na sluiting van hun kerkhof, met onveilige kapel, ook de doden van het gehucht Breedhout begraven.
Ondertussen na enkele eeuwenraakt het Sinte-Catharinakerkhof intra muros vol en eind van de 18de eeuw hebben de stadswallen wegens de evolutie van de wapens minder reden van bestaan en gaat de Sinte-Catharinapoort terug open.
Sinds de verordening in van Joseph II Van Oostenrijk in 1784is het Sinte-Catharinakerkhof buiten de wallen de enige toegelaten begraafplaats voor de Hallenaren.
Er zijn vage gegevens gevonden dat vóór 1746 even buiten de Bospoort (nu stationsomgeving) een begraafplaats zou zijn voor pestlijders. Dit zou ook de reden zijn dat in de directe omgeving een kapel werd opgericht ter ere van Sint-Rochus patroon van de pestlijders.
De Heren van het kasteel van Essenbeek daarentegen hadden hun eigen kapel en kerkhof gelegen tegenover de huidige gemeentelijke jongensschool.
Op 1 januari 1897 wordt te Halle het nieuwe huidige kerkhof buiten de stad aan de Hollestraat in gebruik genomen. Het had verplicht voor dit tijd een mortuarium aan de ingang als ook een woning voor de grafdelver die Wannes noemde in volksmond.
Sinds 8 mei 1897 gebeuren al de lijktransporten met een lijkwagen (paard en kar).
Het kerkhof is open van zonsopgang tot zonsondergang. De poort werd dagelijks geopend en gesloten door Wannes de grafdelver, vandaar het Halse gezegde ei es doe bouve ba Wannes dus op het kerkhof.
Sinds 1897 is dit kerkhof tweemaal vergroot; langs de Hollestraat rond 1953; en naast de Emile Jacqminlaan eind jaren 90.
En ba Wannes zèèn is geen bevoordeligde positie of toestand te Halle
Voor de klassieke muziekliefhebbers. Volgend jaar in 2007, is het 200 jaar geleden dat Adrien François Servais te Halle geboren werd. Hij werd door zijn tijdgenoten "de Paganini van de cello" genoemd en kreeg onderandere daarom een standbeeld op de grote markt te Halle. Hij reisde langs vele koningshuizen van wereld om op te treden. Er zijn festiviteiten voorzien om dit te vieren. Mijn overgrootvader bezat ooit het stuk grond begin Vogelpers waarop de "Villa Servais" gebouwd werd. Om dit stuk terrein in zijn bezit te krijgen deed Servais een ruil met mijn overgrootvader.
Hallenaar Adrien François Servais (1807-1866) heeft eindelijk een eigen website!
Deze cellist en componist reisde dertig jaar door Europa. Hij speelde onder meer voor de koningen van België, Nederland, Frankrijk, Engeland en Denemarken, de tsaar van Rusland en de sultan van Turkije.
Servais leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de cellotechniek, en bracht de Belgische Celloschool naar ongekende hoogten.
Vandaag is Servais bekender dan ooit: zijn composities worden wereldwijd uitgevoerd, aangeleerd, op de radio uitgezonden en op cd gezet. We bieden u een website boordevol informatie over deze beroemde musicus en zijn nakomelingen, gebaseerd op diepgravend archiefonderzoek.
Het wapen van de stad Halle is een combinatie van oude Henegouwse wapens die geevolueerd zijn naar huidigewapen
Beschrijvinghet wapen is gevierendeeld:
1 in blauw de halve afbeelding van de Heilige Maagdin zilver, dragende haar Zoon gekroond met goud;
2 -en 3 - weer gevierendeeld,
a en d , in goud een zwarte leeuw, getongd en genageld met rood,
b en c in goud een rode leeuw getongd en genageld met blauw (Henegouwen);
4- schuingeruitmet zilver en blauw (Beieren)
VolgensKB Besluit van 29 augustus 1842
Eertijds maakte Halle deel uit van het graafschap Henegouwen. Het waseen der erfleenen door de H. Waltrudis geschonken aan de kerk welke zij te Bergen had gesticht. Het bezit van het domein door het kapittel van Sint Waudru werd in 1182 door paus Lucius III becestigd. Oude zegels der stad Halle vertonen dan ook de beeltenis van de H Waudru met het wapen van Henegouwen.
Wanneer de stad later in het bezit van een eigen wapen kwam was de herinnering aan de betrekkingen met het kapittel niet meer zo levendig en men nam het blazoen het Mariabeeld op, door prinses Sophia van Brabant, dochter van de H. Elisabeth van Hongarije, aan de kerk geschonken, waar toen reeds duizenden bedevaarders het kwamen vereren.
Het 2de en 3de kwartier van het wapen herinneren aan de vroegere heren van Halle, de graven van Henegouwens Terwijl het schuingeruit blazoen van Beieren er op wijst dat Hertog Willem van beieren op 19 juli 1357 aan de stad Halle belangrijke vrijheden schonk
Oude oorkonden melden dat, dat in de XVIde eeuw, het stads wapen in onbruik geraakt was en dat het magistraat zich, in het begin der volgende eeuw, tot Karel, heer en hertog van Croy, wendde ten einde te verzoeken zijn goedkeuring te geven aan het wapen dat ik 1595 teruggevonden werd bij Joost de Lockenbeghe, luitenant van het Gulden Vlies en wapenherault; Alduskwam Halleopnieuw in het bezit van blazoen Victor 10
Halle had rond de jaren 1960 zijn unieke aprilgrappen die de studenten lanceerden. Ik plaats 2 ervan op mijn blog, maar wie er nog weet, stuur maar op naar mijn email adres op "E mail mij" in de rechtse kolom naast mijn blog
Een bepaald jaar vertelden de studenten te Halle dat er hondsdolheid heerste in de streek. Mensen met een hond konden deze gratis laten inenten op de markt. Dit werd met veel tam tam rondgestrooid. Op de grote markt was een witte tent geinstalleerd, en de (veeartsen ??? ) studenten met witte kiel in de tent aan een tafel. Deze intenting had succes met lange rijen wachtenden, met hun hondje in de arm of aan de leiband. Ook waren veel viervoeters al onder hen al aan ruzieën in de file. Toen de beurt was kreeg elke hond een stukje suiker met enkele druppels water op uit een apothekerflesje...........
In een andere periode rond 1965 Halle zat geplaagd met zware gegalvaniseerde vuilbakken, die automatisch in de camion gekiept werden.en het werk van vuilnismannen lichter maakten. Iedereen kloeg al geruime tijd over het gewicht van die vuilnis emmer met deksel. Toen werd op 1 april gezegd dat iedereen zijn zware vuilbak mocht inleveren bij de pompiers en 100 frank zou terug krijgen. En men kon die dag jong en oud (nutteloos) op schok zien met zijn zware vuilbak met de hoop een kleine soms geld te recupereren van hun oude vuilbak
Een beetje publiciteit voor mijn eigen blog. Actueel ben ik al goed begonnen met een nieuw blog over mijn reizen voor 't werk. Daar ik 25 jaar voor mijn werk gereisd heb, en ik was tussen 6 en 8 maand per jaar in buitenland, heb ik die avonturen nu één per één op mijn blog geplaatst. Ik heb geluk want van bepaalde periodes heb ik nog alle details en ik moet zeggen ik heb unieke avonturen meegemaakt. Ik reisde voor verschillende firma's waaronder de bekende Belgische firma Danckaert houtbewerkingsmachines (deze firma bestaat niet meer) en daarna voor het Amerikaanse Gang-Nail dat een volledig systeem leverde om automatisch dakspanten te maken met de (blauwe) nagelplaten. Ik heb ook ook nog andere firma - avonturen meegemaakt waarvan ik ook op tijd en stond iets zal vertellen, kom af en toe eens kijken er is steeds iets nieuw. Kijk op http://blog.seniorennet.be/tripsvoortwerk
De Zingende Knapen van Halle1930 1959in Den Istitu
De school was sinds haar ontstaan 1880 als Onze Lieve Vrouw gestichtbeheerd door priesters. Kardinaal Van Roey besloot dat in 1930 de school zou bevolkt worden met Broeders van de christelijke scholen.
Detoenmalige Deken Michielshield van gregoriaanse gezangen, en gaf onmiddellijk de opdracht aan de school een knapenkoor op te richten. De broeders gingen op die vraag in en startten met een beperkt koor. Na één jaar oefenen ontwikkelde alles zich positief, zelfsbuiten de verwachtingen in. Daarna klonken op de feestdagen, de kinderstemmen tussen de gothische gewelvenvan de Halse basiliek. Elk jaar kwamen er zangertjes bij, na tien jaar was hun aantal verdubbeld. Na de tweede wereldoorlog werd gestart met een gemend koor van bijna honderd knapen. Uitvoeringen van religieuse en profane muziek volgden elkaar op.
Hallenaar Jan Boon1898-1960pionier van de radio-omroep NIR en eerste directeur van de BRT., heeft belangstelling voor het knapenkoor en regelt een opname in het NIR op het Flagey plein Brussel. Er is een eerste optreden, een tweede daarna evolueertnaar twee maal per jaar.Iedereen van het koor mag op de vrije donderdag namiddagofwel op andere dagen de les verlaten en moet mee sporen met de trein en tram naar Brussel om in het NIR, meestal wegens het aantal zangers in de grote studio 4 enkele liederen op te nemen. De opname duurde een ganse namiddag. Onze begeleiderop de piano was meestal Pol Sluys als toegelaten in het NIR. Die waren dan meestal gedurende een half uur de volgende zondagnamiddag op de radio te beluisteren. Later in 1953 met de BRTen de televisie mocht het knapenkoor ook Sinter Klaas- en andere kinderprogrammas gaan opluisteren, enkele malen op t jaar. Dit duurde zo tot de broeders Halle verlieten in 1959. Dat was ook het einde van de zingende knapen van Halle.
Ik was ook lid van het Koraal en een routine inlijving ging zo:
In het vijfde studie jaar (voor mij 1949) moest elke leerling van de school een zangtest ondergaan bij broeder Herman. Men werd dan tijdens de middagspeeltijd in klas van het zesde geroepen endaar moest men enkele la la la la sen noe noe noe s en do re mi fa sol szingen naast den Harmonium van Broeder Herman Hij luisterde dan of uw stem paste in het kooren dan kon ge meezingen.Als ge uitgekozen waart om mee te zingen en ge weigerde (via uw ouders) dan waart ge door Broeder Herman slecht gezien voor de rest van uw schooltijd aldaar. Ik voldeed aan de testen en in schooljaar 1949-1950 werd ik ingelijfd bij het koor.De repetitie was elke schooldag behalve maandag en donderdag (halve dag school in die tijd) Om vier uur na de les, moesten wij in rij aan de klas van Broeder Herman gaan staan en wachten in weer en wind. Na vijf, tien minuten mochten wij in de klas. Toen begon de repititie. Broeder Herman speelde dan op zijn Harmonium en wij moesten oefenen van do re mi fa sol la si doen omgekeerd, ook van la la la, noe noe noe en al de klinkers en natuurlijk leerden wij ook de latijnse misliedjes zoals kyrie, credo, paternoster,Tatum ergo voor t lof,ook een pak andere Maria liederen zoals Ave Maria van Shubert,Oh Maria die daar staat,en veel ander liederen met veel Aves en Maria in.
Daar buiten zongen wij ook de kinderliedjes van Hoor de muzikanten, Dag Suske, dag Wiske, Slavenkoor,Koekoek,de Vlaamse Leeuw, Oh Heide roosje, Mijn Sarie Marijs, Het BelgischVolkslied. Als die teksten werden als oefening voor schoonschrift door de mannen van t zesde in de klas van Broeder Herman geschreven. Ooit is door een scheikundige fout met fosfor in het bovenliggend lokaal van Broeder Johaneen gat in het plafond gebrand en de kast met de liederen volledig uitgebrand. Deze werden dan in een record tempo door de mannen van t zesde herschreven in schoonschrift. (ik zat toen in die klas daarom weet ik het nog). Elk jaar met Sinte Cecilia was er een optreden in de feestzaal Wij kregen dan boterkoeken en chocomelk in de refter.Op officiële schoolvoorstellingenvan één of ander toneel of film moesten wij ook zingen om de zaak te openen, steeds begeleid door Pol sluys.Ik ben dan ook verscheiden malen naar de radio en tv geweest om daar met de groep te zingen. Ik heb in het koor gezongen tot in 1955 toen heb ik de school verlaten om naar Don Boco te gaan.. Begin van de grote vakantie deden wij elk jaar een reis met de groep tot zelf buiten de de grenzen. Als betaling voor de overnachting in één of andere school hadden wij een optreden aan ons been steeds met succes en dit alles onder de leiding van Broeder Herman.
Voor quade oogen. Neemt voor eenen stuyver oogesteen en neemt een ey, siedt dat hardt, hardt;
gesoden sijnde maeckt dat ey warm los en neemt die dorn uut en doet die oogesteen daer in ell dan sal die oogesteen smelten en neemt een doecxken en vringt dat nat daer uut in een cumpcken oft becke en daer mee sult gij u ogen wassen Tegen tantpijn. Neemt eenen nieuwen tychelsteen maeckt dien heet int vier en dan neemt swart tafellaken maeckt dat nadt, dat sult gij op den heeten steen leggen en daarop sult gij u hooft leggen met de sijde daer gij die pijnen in hebt, met den mondt een weynich open en deckt u hooft toe. Om de buyckloop te stoppen. Neemt verkens voetten en die int vier en verbrant die; als gij verbrant syn neemse wederom uut dit vier; slaet se stucke, doet die in stercken asyn en drinck daervan; de loop sal betere. Om cortse te genesen. Neemt een half can soete melck, welt (kook) die eerst en dan giet daer een vierden deel wijneckx in en dat drinckt dan; so gij daer van over geeft so sal die cortse gewis gedaen sijn met godt. Rosse quetseuren Neemt soete melck en daer in doet vlierbloemen oft schelle (van vlierhout is hieronder verstaan) eerst scoon gemaeckt dat buytenste eerst afgedaen en afgescrapt en dat in meJck laten wellen en dat gedroncken en dan neemt noch schelle t samen afgescrapt, doet die in botermelck laeten t samen sieden en als dan gesoden sind (zijn) doet dan die schelle weder uut die melck en dan die melck cout sinde doet daer drie eyers in en lecht op die quetssuer.
"Assekrèuske" of Assekruisje zoals dit in Halle noemde. Dit aswoensdag verhaaltje in Halle werd iets voor de kinderen.
In onze jongen tijd waren wij verplicht met de school den "Institu" van Broeders tijdens de dagelijkse ochtendmis, een assekruisje gaan te halen met aswoensdag. De pastoor wreef dan een soort natgemaakte (gewijde of niet??) as opmet zijn duim op uw voorhoofd.
Ondertussen sprak hij de woorden Gedenk o mens dat gij stof en as zijt en tot stof en as zult wederkeren Maar natuurlijk in t latijn hé, want ge mocht dat niet verstaan.
Sommige kerken zoals de grote kerk te Halle hadden daarvoor een stempelin de vorm van een kruis, de pastoor duwde die stempel in dat schaaltje met gewijde modder of as, en dan bijna zoals in t slachthuis, kreeg ge een stempel op uw voorhoofd.
Rond de kerk zag men die dag dan ook velen met een zwart kruisje op zijn voorhoofd uit de kerk komen, ze hadden hun kruisje gaan halen.
Natuurlijk als wij s middags van de school thuis kwamen om te eten dan was die natte asse al gedroogd en afgevallen. Dat jeukte ook als dat droogde, en meestal wreef men alles weg na korte tijd bleef daar alleen een donkergrijze veegover op ons voorhoofd. Daar men zich dagelijks moest wassenbleef er van dat kruis de volgende dag niets over.
Maar in het volgende verhaal over dat assekruisje mocht dat niet uitgewist worden. Men vertelde aan de kinderen dat de pastoor een kostuum beloofde aan diegene die zijn assekruisje kon op zijn voorhoofd houden tot Pasen.
Voor de kinderen was dit een inspirerend verhaal. voor mijn eigen vond ik nog van alles uit om mijn plan te trekken en dat kostuum te bemachtigen. Ik had ook in de kerk die stempel met kruisje opgemerkt. Die middag had ik ook zo een stempel gemaakt met een flessen kurk. Nu bleef alleen maar de keuze van de "zwarte" en blijvende as over. Uit ervaring was de as er op enekel uren volledig as, dus moest ik iets anders vinden. Ik had dan maar zwarte schoenblink gekozenen daar mee een kruis op de juiste plaats afgestempeld. Ik deed dit achter in het waskot dus niet in het bijzijnvan iedereen. Toen ik ontdekt werd met mijn zwart kruis op mijn voorhoofd (nee niet van te liegen)was alles al goed ingedroogd.
Ik moest dan om 1u 30 terug naar t school en dan heeft ma met volle kracht enallerlei schoonmaak middelen van die tijdzoals Vim, Javelwater en nog andere bijten producten op mijn voorhoofd gewreven om die zwarten blink eraf te krijgen en proper naar 't school te gaan. Het resultaat was, de schoenblink van erafen van de bijtende producten en het wrijven was mijn voorhoofd enkele dagen rood. En zo kreeg ik toch geen kostuum van de pastoor door de fout van mijn moeder die alles afschuurde. Mijn moeder heeft mij dan moeten bekennen dat dit maar voor te lachen was.
In 1803 beslist het wetgevend korps van Frankrijk om een kanaal vanCharleroi naar Brussel te graven (14 Floréal an XI= 4 mei 1803) Men begon in Charleroi te graven onder leiding van ingenieur François Viermois maar wegens economische problemen werden de werken stilgelegd. Na de slag van Waterloo onder Hollands bewind, op 10 Januari 1826 laat koning Willem lastenboeken opstellen om op 6 mei 1826 de bouw van het kanaal toe te wijzen aan Thomas Nieuwenhuyser & co uit Antwerpen.
De concessie van het kanaal worden hem ook toegewezenvoor een periode van 34 jaar inclusief5 jaar voor het graven. Het kanaal is 74.629 meter lang.en daalt langs ene zijde naar de Maasvallei en de andere naar de Scheldevallei, Door het niveauverschilzijn er 55 sluizen nodig. De gehoopte watertoevoer van, de door het kanaal afgesneden en onderbroken beken en rivieren, is onvoldoende en kan het waterverlies door de werking en lekken in de sluizen niet compenseren, daarom worden pompen geplaatst omde hoogste dele te op peil te houden.
De plannen zijn gemaakt door de talentvolle inspecteur van bruggen en wegen, ingenieur Vifq. Het wordt plechtig ingehuldigd op 25 september 1832 en pas in oktober vrijgegeven voor de scheepvaart. Het kanaal is enkele malen verbouwd geweest.
In Halle is hierdoor het middeleeuwse uitzicht buiten de stadswallen veranderd.
Het was noodzakelijk een brug over het kanaal te bouwen. In die periode werd ook aangevangen met de eerste spoorlijn Brussel richting Bergen. Hoe Halle er toen uitzag is te zien op de steendruk van J. Hoolans van 1864. Dezeeerste brug lag mooi in het verlengde van de Bosstraat (Basiliekstraat) De oude spoorweg lag op enkele tientallen meters van de kanaalbrug en het station stond dwars tussen het kanaal en spoorweg.
De tweede brug
Heel waarschijnlijk is met de bouw van het nieuwe station in 1884 en de nieuwe spoorlijn ook de kanaalbrug aangepast, en zijn de laatste huizen van de Bosstraatook vervangen.
Op de fotos van rond 1900 zien wij een tweede brug die niet meer in het verlengde van de bosstraat is maarschuin naar de Sint-Rochusstraat wijst en die op de oude postkaarten te zien is.Deze brug is heel waarschijnlijk gebouwd door eene Cornelius Smismansdie mijn overgrootvader is langs mijn vaders kant hij was bruggebouwer.
Deze brug lag in lijn met de gevel van het hotel A la Vue de la station dat tussen het kanaal en de toen al vernieuwde tweede spoorweg lag aan het stationsplein tegenover het vernieuwde station van 1884.
Met de komst van de autos, was de brug te smal. Zij is verbreed door het voetpad aan weerzijde naast de brug te plaatsen.zodat de autos meer plaats hadden
(Het station van Halle, Schaarbeek, en Oudenaarde zijn door de dezelfde architekt getekend). De verbinding met de Sint-Rochusstraat moest schuin naar links, omdat de Whaelenweg (Sint Rochusstraat) niet in lijn lag met de Bosstraat. In de middeleeuwen heeft men dit opgevangen door het bouwen van een driehoekig verkeersplein. Op het stadsplan 1554 van Deventer ziet men de driehoek waar vijf wegen te samen kwamen.
Het kanaal voor boten van 70 tot 100 ton voldeed niet meer aan de behoeften van die tijd en iets voor de eerste wereldoorlog werd al begonnen met het verbreden van het kanaal, maar de werken werden onderbroken door de oorlog van 1914-1918 en men heeft moeten wachten tot 1932 vooraleer het nieuwe bredere kanaal er kwam, zodat de boten tot 600 ton en zelfs 1000 ton doorgang hadden tot kanaal en de bruggen. Er moest eennieuwe grotere brug over het kanaal gebouwd worden.
Deze brug is op Zondag8 mei 1932 ingehuldigd, mijn ouders zijn getrouwd op Maandag
9 mei 1932 er waren het eerste getrouwd koppel dat met de koets over de brug reed. Met de vlucht op 17 mei 1940 zijn zij ook als laatste over de brug gereden met de camion om 16 u 30, alvorens zij opgeblazen werd.
Alle bruggen opgeblazen
Deze brug was acht jaar en toen in1940 toen de oorlog uitbrak, men dacht de vijand tegen te houden doorde brug op te blazen. Op 17 mei 1940 iets na 17 uur is zij opgeblazen is door de Engelsen. In de vroege morgen was de voetgangersbrug in het verlengde van het Vondel, de Sasbrugen de ijzeren spoorwegbrug richting Bergenin rodenem ook opgeblazen, en omdat daar vier maal geprobeerd was heeftwou men geen tweede mislukking met de deze kanaalbrugdaarom heeft men de volle overdreven lading geplaatst.
Deze brugwas delaatste oeververbinding over het kanaal in de Halse omgeving die moest opgeblazen worden om de Duitsers tegen te houden. Ze is opgeblazen toen de vijand al in de Albertstraat was, er was dus niet veel tijd meer over. De ontploffing schudde de ganse stad volgens getuigen was het nog erger dan de aardbeving in 1937.Met deze volle lading is de brug en de ganse omgeving weggeblazen alles rond het kanaal lag half plat zoals men op de foto van Tordeurs kan zien.
Le Pont dAvignon
De brug was opgeblazen langs stadskant aan het jaagpad, zodatdit deel van de brug in het water lag met de middenstukken, het vast stuk langs de spoorweg zijde is blijven staan en was licht beschadigd. Het zag er uit zoalsLe Pont dAvignon een halve brug over het kanaal.
Dit type brug bestond namelijk uit drie delen een vast stuk aan de linker-, een vast stuk aan rechteroeveren demiddelste verbindingselementen tussen deze twee vaste stukken die lagen er zo tussen en bleven op hun plaats door hun gewicht. Het vast stuk stadskant en de verbindingsstukken lagen in het kanaal na de ontploffing.
Devierde en noodbrug
De dag na het opblazen hadden de bezetters al een verbindingmet balken en poetrellen over het sas. Enkele maanden later warende Duitsers ook al klaar met een noodbrug over het kanaal. Die lag naast de opgeblazen brug, zodat de verbinding met de Basiliek- of Bossstraat en Sint Rochusstraatweeralschuin moest aangepast worden.
De Duitsers hebben het kanaal laten leeg lopen om alle beton en puin van deal de opgeblazen bruggen uit het kanaal te halen. Voor de brug in Halle moest nogmaals dynamiet gebruikt worden om de grote betonblokken in kleinere vervoerbare delen te splijten, zodat de bijliggende gebouwen nogmaals op hun grondvesten trilden. Van die gelegenheid werd gebruik gemaakt om in het midden op de bodem van het lege kanaaleen betonnen basis te gieten met houten palen, als steun voor de ijzeren poutrellen van de voorlopigetweedelige brug. In de kanaal as werden langs beide zijden van de brug drie dikke houten beschermingspalen geplaatst om te verhinderen dat de boten tegen de brugsteunenzouden stoten.
Deze brug was volledig in houten balken en boomstammen opgetrokken uitgezonderd de ijzeren vermeldde poetrellen. Als men over deze brug reed met de fiets of auto dan rammelden de balken van het wegdek. Na tien jaar dienst en veelvuldige herstellingen aan de vloerbalken heeft men beslist om terug een definitieve betonnen brug te bouwen.
Half nieuw
Toen zijn in 1952-1953 de werken voor heropbouw begonnen ik ging noch naar het O.L.V. instituut, ik zat in het eerste middelbaar. Tijdens het middaguur ging ik naar huis op de Vogelpers om te eten. Na het eten haastte ik mij naar de kanaalbrug om de werken te volgen, zodat ik uren en dagen stond te kijken en de vooruitgang van de bouw kon volgen tot het einde. Ik ben menigmaal te laat in de school gekomen na 13 uur 30 en ik moest telkens een geldige smoes uit vinden om geen straf te krijgen.
In het korteen beschrijving hoe ik de werken zag op mijn elfjarige leeftijd.
De opgeblazen stadskant werd met drilboren bewerkt gedurende dagen en weken om terug een goede vertrekbasis te hebben. Om het kanaal niet leeg te laten lopen en de scheepvaart niet te hinderen, heeft men rond de werf, iets meer dan de breedte van de brugstoel stalen platen in de kanaalbodem geheid zodat er lager dan het waterniveau kon gewerkt worden. Het heien gebeurd met een heiblok met stoomaandrijving en met veel lawaai, met had voor de gelegenheid een grote stoommachine laten aanrukken dat met steenkolen werkte en voor de nodige stoomdruk en rook zorgde.
Het insijpelend water in de putwerd er dag en nacht uitgepompt. Dat gaf de mogelijkheid tot op de goede diepte te komen onder de waterlijnen terug een goede vertrekbasis te hebben. Om verder te werken heeft men alle uitstekende kromme (door het opblazen) en rechte betonstaven afgezaagd enverlengd door er nieuwe staven aan te lassen, zodat er na maanden werk nieuw betonkon gegoten worden.
Het was in de periode dat de overslag tussen de Zenne en het kanaal nog gloednieuw was
Men had in Lembeek aan het papierfabriek en de voetgangersbrug kort bij de Kasernestraat, waar de Zenne een kanaal naast elkaar vloeiden, een overloop van de Zenne gemaakt naar het kanaal, om bij hevige en lange regenperioden, wanneer de Zenne hoogstondover deze dam in het kanaal tevloeien om het centrum van Halle te besparen van wateroverlast en overstromingen.
Omdat het kanaal een deel van het debiet van de Zenne moest slikken steeg natuurlijk het niveau zodat het kanaalwater over de laagste platen in de bouwput liep. Dit heuvel deed zich telkens voor bij zware regen. Er kon dan niet gewerkt worden, er moest gewacht worden tot het waterpeil van het kanaal zakte door de sluizen te openenen de pompen in de put hun werk deden. Na verschillende maanden was het beton hoger dan het waterpeilen was dit probleem uit de wereld.
De Stoesenberg 60 centimeter hoger
Men had toch goed nagedacht alvorens men aan de werken begon en men had beslist de brug
60 cm meer hoogtedoorgang te geven voor de schepen dan de opgeblazen omdat de moderne, naoorlogse boten ook hoger uitvielen en een grotere tonnemaat hadden zodat de schepen tot meer dan 1350 ton onder de brug door konden. Vroeger was dat beperkt tot 600 ton en enkele tot 1000 ton. Dit verhoog had voor ons persoonlijk het noodlottig gevolg dat de Stoesenberg 60 cm steiler werd evenals de Willamekaai om naar boven te fietsen. De andere richting was het natuurlijk60 cm meer bergaf en konden wij met meer snelheid de stad in.
Er werd bekisting gemaakt, camions met zand en grint reden heen en weer er werden kubieke meters beton gegoten dat ter plaatse gemaakt werd. Op sommige periodes waren er twee betonmolens als er een groot volume beton nodig was op korte tijd.
Zoals in iedere brug is er achter het jaagpad, en destalen steunrollen, in de funderingen een smalle gang, die toegang geeft tot de zes voorziene holtes in het betonvan de brugstoel om in oorlogstijd op te vullen met dynamiet en de brugop te blazen. Ik weet niet of het nu nog de regel is voor de bruggenbouwers, maar indertijd moest elke brug kunnen opgeblazen worden.
De aannemer heeft verderde bekisting, betonijzervlechtwerk enbekistingssteunen geplaatst boven het water om het beton van dit eerste deel langs de stadszijde te gieten.
De helft van de brug is herbruik
De andere helft langs de spoorwegzijde is recup van oude brug en stondwegens de verhoging 60 cm lager dan de stadszijde en een brug met en trappeke is in onze moderne tijd ook maar niks. Daarom zijn de grote werken begonnen aan de andere zijde. De brugstoel is ongeveer één meter boven het wateroppervlak volledig met de drilboor uitgeboordop een hoogte van ongeveer één meter, ondertussen werd ook alles ondersteund om er tussen te kunnen werken bijna zoals in de mijnschachten. De bestaande betonstaven werden doorgezaagd zodat deze reuze blok beton volledig los was. Toen hebben ze er twintig grote hydraulische vijzels tussen geplaatst, met elk zijn eigen hydraulische handpomp.
Ze zijn beginnen pompen om deze helft omhoog te krijgen, er werd volledig syncroon gepompt.Op alle plaatsen werden de pompslagen geteld; één, twee, één twee, en er werd ook gemeten hoever alles omhoog ging. Op elke vijzel stond een manometer zodat men kon zien in hoever de krachten en de drukken gelijk verdeeld waren.
Men is begonnen pompen het kortst bij de kaaimuur en dan achterin en zo gedurende een week tot dat blok beton 60 cm hoger was en op gelijke hoogte met het nieuwe deel. Men heeft dat brugdeel ook enkel decimeters gekanteld zodat de brug in het midden hoger was.
Daarna zijn de honderden betonstaven er terug tussen gelast en alles vol beton gegoten.
Dit deel van de brug was door het opblazen licht beschadigd op het einde dat boven hetkanaal was. Deze neus werd hersteld om terug van goede kwaliteit te zijnom het gewicht van de brugelementendie er tussen moesten, te kunnen ontvangen, en zeker evenwijdig te zijn met het andere deel.
Voorgespannen betonelementen
Dan begon het andere precisiewerk. Tussen het kanaal en spoorweg; (op de funderingen van het hotel A la vue de la station die nog naast het kanaal overgebleven waren), werdeen effen plaat beton gegoten als voorbereiding om de ontbrekende elementen tussen de twee delen brug te gieten. Deze 8 elementen zijn vervaardigt uit spanbeton, ter plaatse gemaakt en voorgeplooid hol gegoten.
Men heeft toen grotepoetrellen geplaatst als werktafel om de elementen op gieten.
Bij spanbeton worden de betonstaven tot op een zekere maat uitgerokkenmet hydraulische kracht (voorgespannen) en dan beton tussen gegoten. Daarna wordt de trekkracht op de staven op het einde weggenomen, zodat het beton minder doorbuigt bij belasting.
Er moest rekening gehouden wordenmet de zij- of middenelementen ende holtes om electriciteit- en telefoonkabels,buizen voor water, gas en andere van de ene naar de andere oever te laten gaan. Deze holtes werden door de bekisters in hout gemaakt over de ganse lengte van de elementen. Alvorens het beton gegoten werd.
Om de bekistingin lange holtes te verwijderen werd dit op een speciale manier gedaan,door stookolie in te gieten en uit te brandenen met perslucht werd het vuur aangewakkerd.
Nu zou men dat opvullen metpiepschuim, maar dat was toen nog niet uitgevonden. Toen na verschillende maanden deze elementen klaar waren zijn deze met twee grote kranen tussen de twee vaste elementen van de brug geplaatst.Men moet nu nog altijd rekening houden dat beton 28 dagen moet drogen vooraleer het zijn volledige kracht kan overbrengen.
Terug zoals vroeger
Er was terug een vaste oeververbinding en weer op de oude plaats. De zijkanten zijn nog bij gegoten voor het voetpad en onder het voetpad de doorgang voor de buizen met grote diameter voor water en gas. De reling werd als laatste geplaatstalsookhet asfalten de brug was klaar omstreeks 1953.
Toen werd de brug getestdoor ze vol met10 vrachtwagens met elk 10 ton zand plus het eigengewicht te zetten,die voorafprecies gewogen waren, Het gewicht van de belasting was dus gekend en er werd gemeten hoeveel de brug doorboog, dit werd vergeleken met de berekeningen van de ingenieurs.
Dit lag heel waarschijlijk binnen de tolerantie want de brug is blijven staan en verder afgewerkt. Na maanden ging de brug open voor het publiek in 1953 en was de voorlopige houten Duitse brugklaar voor de afbraak.
De afbraak van de voorlopige brug
De afbraak van die brug was ook geen kleine klus. De delen boven het water demonteren was kinderspel. Onder de waterlijn hebben duikers verschillende problemen gehad onder meer met de waterdichtheid van hun uitrusting, een duiker kwam terug boven deed onmiddellijk zijn handschoen uiten liters water liepen uit zijn mouw. Het waren nog de duiksystemen waar bij de duiker met darmen gekoppeld was aan een luchtpompwaar twee mandraaiden op een juist ritme niet te snel en niet te traag om de juiste hoeveelheid lucht te leveren aan de man onder water, deze pomp stond op de oever of in ons geval op een boot of vlot, om zo kort mogelijk bij de duiker te zijn. De man in het water had dan ook nog zijn duikerspak verzwaard met loodom toch maar onder water te blijven anders dreef hijals een ballon gewoon boven wegens de wet van Archimedes.
Onder water moest de brugstoeldie in het midden van het kanaaldoor de Duitsers gegoten was, met de resten van de houten steunpalen doorboord worden om dynamiet ladingen in te
plaatsen enalles op te blazen, zodat de stukken beton een comfortabele grootte en gewichthadden om naar boven te halen.
Kleine brokken beton en dode vissen
De ontploffing was voorzien op een zonnige middag. Elke oeverbewoner moest ramen en deuren open laten en alles op veilige afstand volgen. De ontploffing veroorzaakte een enorme golf, en erna dreven er verschillende dode vissen op het water in de omgeving van de brug.Het was gelukt met had vele kleine blokken om boven te halen met een kraan. Dat was het einde van de voorlopige brug over het kanaal gemaakt door de Duitse bezetter in 1940.
Dekaaimuren werden hersteld en aangepast zodat de kanaalbrug met de verbindingswegen terug in oude glorie hersteld was zoals voor de oorlog. De gebouwen in de directe omgeving zijn stuk voor stuk terug opgebouwd en tot heden 2003 onveranderd gebleven.
Aktueel is Hotel des Eleveurs het eerste gebouw maar voor de oorlogwas er de ijzerwinkelvan Holemans als eerste gebouw en als hoek van de Suikerkaai en de Basiliekstraat.
Om het begin van de Suikerkaai aan de brug te verbreden heeft men dit gebouw niet meer opgebouwd maar kompleet afgebroken direct na de oorlog. Heden in 2003 is er sprake van verbreding van het kanaal en er zijn plannen om aan de Basiliekstraat een ophaalbrug te bouwen, en men zal niet meer voor de bareel staan maar voor de ophaalbrug als die er ooit komt.
Midden op de Grote marktte Halle vóór het historisch stadhuis (1616)staat het standbeeld van François Servais (1807-1866) Violoncellist.
Dit standbeeld ligt aan de basis van dit gezegde.
Ik begin midden in dit verhaaltjede data zijn belangrijk
Dit gezegde werd aan ons kinderen, gezegd en slecht uitgesproken op 29 december opdat wij op 30 december zouden gaan kijken op de markt met het volgende in ons hoofd
Morgen staat er op de markt ene met zoveel neuzen als dagen in het jaar zijn
Dat begrepen wij althans.
Maar in werkelijkheid zegde men ons morgenbedoeldals 30 december, staat er te Halleene op de markt met zoveel neuzen als nog(ganse)dagen in t jaar zijn.
Die nog werd dan tegen de kinderen stilletjes gezegd en bijna niet of zeer slecht uitgesproken, zodat wij alleen het bovenstaande (in vetjes) begrepen.
Wij dachten dan aan een superman met 365 neuzen en dat moesten wij zien.
Tijdens de school passeerden wij daar alle dagen om naar de mis te gaanDaar het vakantie was en begin van de jaren vijftig was er niet veel gevaar voor autos en zo, dan trokken wij op ons eentje op 30 december naar de grote markt om de man met zijn 365 neuzen te bewonderen. Wij aan t wachten en wachten en de man kwam niet.
Het enige dat wij zagen was het standbeeld van Servais met één neus en dat was het aantal dagen "nog" inde rest van t jaar.
Toen wij terug thuis kwamen met de melding die man was er niet.
Dan antwoorden onze ouders dat is dat hij al weg was of stond hij misschien op de andere markt achter t stadhuis Het jaar daarna kwam exact hetzelfde verhaaltje en wij terug op wandel naar de grote markt.
Tot wij het na jaren groter waren en dit eindelijk door hadden dat Servais hier de hoofdrol speelde.
Vanderdoncktinde geschiedenis van Halle - Buizingen
Als echtgenoot van een Verdonck, kan ik niet nalaten om tijdens mijn persoonlijke geschiedkundige zoektochten in mijn geboorte streek Halle af en toe te speuren naar een naamgenootvan mijn vrouw dieVerdonck, Van Der Donck(t) of varianten ervan kan noemen.
Halle is niet bepaald een regio waar de naam Verdonck voorkomt, het zijn allen inwijkelingen.
Toevallig ontdekte Van Der Donckt
In de registers van de stad ontdekte in het volgende:In de overlijdensregisters te Halle op 27 januari 1855.
Franstalige overlijdensakte Nr 27 Leandre Vanderdonckt molenaar 39 jaar oud
geeft het overlijden aan van zijn dochter Sidonie Vanderdonckt7 maand oud
Hij is gehuwd met Louise Fiefvre huishoudster 34 jaar oud
Leandre Verdonckt had enkele kinderen waarvan ik de geboorteplaats nog niet achterhaalde. Pastoor Van der Donct uit de 16de eeuw
Tijdens andere opzoekingen heb ik een pastoor "Van der Donct" ontdekt te Buizingen Eysingen, in een document van rond 1597. Hier is een gans stuk interessante algemene geschiedenis aan verbonden en hoe het er indertijd kerkelijk aan toeging.
Voor diegenen die niet van de streek zijn en dit pogen terug te vinden op een kaart, is een korte inleiding nodig ter verduidelijking van deze geschiedenis.
Buizingen ligt ten noorden van Halle enis een deelgemeente van Groot-Halle (Brabant)
In de tekst is sprake van Eysinghen een dorp dat in 1835 - 1840 volledig verdween met de komst van de eerste spoorlijn Brussel-Zuid naar Tubize in 1840. Van dit dorp is er ons nog één huis overgebleven in "den Biezeput" naast de spoorweg, ook Eysingenstraatdoet ons nog aan dit dorpje herinneren.
Het centrum en de kerk van Eysingen lagen exact in de as waar de spoorweg gepland was en moest dus weg. Er was protest door de bewoners. Het kanaal Brussel-Charleroi was pas splinternieuw en pas ingehuldigd in 1832.Er was ook een meander van de Halse rivier de Zenne, die door het dorp liep en ook moest rechtgetrokken worden. Alles moest gebeuren als gepland en Eysinghen moest volledig verdwijnen onder de meters hoge spoorwegberm naast de steenweg op Alsemberg.
Eysingen telde in de loop der eeuwen tussen 21 en 131 inwoners. Door het verdwijnen van dit dorp werden al de parochianen doorverwezen naar de dichtstbijzijnde kerk van Buizingen op 400 meter of Huizingen iets verder. Het kerkje van Buizingen stond tegenover de ingang van het toenmalige kasteel uit de 15de 17de eeuw.Door de komst van de Eysingenaars en de bevolkingsexplosie werd deze kerk vlug te klein en is afgebroken in 1902. Ondertussen werd de nieuwe grotere en huidige Sint-Vincentius kerk gebouwd (op 40 meter) aan de andere zijde van de (ik noem de volledige naam) Octaaf Kerchove d'exaerdestraat. Zij werd in 1904 ingehuldigd. De toren raakte nooit voltooid en is tot heden zonder spits gebleven.
Uittreksel over Kerkgoederen - Kerkbelangen
Uit de geschiedenis van Buizingen Eysingen
Uittreksel, bewerking en -of vertaling uit tekst van Medard Van de Weghevan 1922
Vóór 1559 waren beide parochies Buysinghen en Eysinghen onder het Bisdom Kameryk, Dekenij Halle. In gezegd jaar, nochtans, werden veertien nieuwe bisdommen ingericht, waardoor de twee parochiekerken aan het Aartsbisdom Mechelen werden gegeven.
Kardinaal Granvelle stelde ze allebei onder de Dekenij St Pieters-Leeuw.
Buysinghen bleef niettemin aan de abdij van Zennik (Soignies) en Eysinghen aan die van Bonne-Espérance, t. t. z. dat de kanunniken van beide kloostergemeenten de primitieve pastoors bleven en dat zij als grote tienden heffers het rechtvan presentatie ten opzichte van de pastorij en de kosterij bezaten.
De patroon der kerk van Buysinghenwas Sint-Vincent van Zinnik, en die van Eysinghen,Sint-Amand, de grote Vlaamse zendeling.
In vele ambtelijke stukken uit de archieven van Buysinghen opgediept, vinden wij Eysinghen, als dorp, kortweg aangeduid onder den naam van Sint-Amants.
De pastoors van Buysinghen waren vroeger enkel huurlingen en Gilles Beeckmans staat onder dien naam, in volle letters, bekend in een hand veste van 1597. Hij heet er huerlinck der curen van Buysinghen.
Zijn voorgangers waren erfprochiaens. Zoo stond Pastoor van der Donct* namelijk aangeteekend.
In 1597 waren de inkomsten der pastorij van Buysinghen, t.t.z. ten voordele der primitieve pastoors (dus Zennike) de volgende:
1. Een rente van 50 schellingen tornoys op de goederen en tienden der heeren van Buysinghen gelegen.
2. Een boomgaardeken van een half dagwand waar vroeger de pastorij op stond. Men weet dat zij in gemeld jaar afgebrand werd.
3. Een stuk land (tiendenvrij) groot omtrent zes dagwand op den kouter genaamd Turolensveld.
4. Nog een stuk land (tiendenvrij) van ongeveer negen dagwand op den Trapput of Maxdal, stuyckende aen de heer bane die van Halle naer Brussele loopt.
5. Een ander stuk labeurland van drie dagwand (ook tiendenvrij) op 't gulden velt, commende aen de trapput haeghe.
6. Daarenboven heeft de cure den derden schoof van de tienden onder Buysinghen, uitgenomen in seckere stucken van landen.
7. Nog heeft de cure de geheele thinde vooruyte op haer eighen landt ofte erve.
8. De tienden op drie dagwant landonder Henegauwen, op 't galge velt, stuyckende aen den wegh die van Halle naer Alsput gaet, lancx de haghe boven aan Thalderdal.
9. Die tienden op Sinte Mertens bunder toebehoorende aan de kerk van Halle.
10. Nog een tiende op een ander bunder daer aene gelegen.
11. Een tiende op een half dagwand boven den trapput.
12. De tienden op een bunder land bij den bossche van Buyssinghen aen den cleynen blooten.
13. De tienden op negen dagwant in den trapput, onder Buysinghen.
14. De tienden op 't lank bunder in den trapput.
15 De novale ofte nieuwe tienden op de gronden van erven, ende allomme den viercanten teerlinck onder buyssinghen van aen de beke tot aen eyssinghen driesch ende van sheeren straete tot St-Jans Bossche.
16. Daarbij nog de kleine tienden, dats te wetene thiende van rapen, van zade, van vlassche, wauwen, boonen, lammeren, verschens, biers, gansen, eenden en kiekens.
En soo wanneer eenighe werden of andere erven tot labeur worden gebracht, dat wordt novale thiende tot proffijt van der curen.
Item trecken de heeren ende Canoninghen van Sennicke collateurs der voergescreven cure op elck daghwant ofte erve vijftien miten .
Wij hoeven ons hier te herinneren, dat de dienstdoende pastoors als huurlingen een vaste wedde genoten en datdie van den Capitulle al het opgesomde aansloegen uyt cracht van hunne qualiteyt van primitieve Pastoors. De huurlingen trokken van af Gilles Breeckman een derde van die inkomsten.
De twee andere derden waren voor Zennik, hetgeen aan de pastorij veel afbreuk deed. Pastoor Sophie, namelijk had 1/3 van alles. Later kregen zijn opvolgers niets anders meer dan 350 gulden 's jaars, somme die weldra gebracht werd op 400 gulden, waarbij, natuurlijk, de opbrengsten der voorvallen, de tienden van 4 à 5 bunders en hun woning in bedenkelijken
toestand.
Geen wonder of zien wij, dat de zaken niet goed meer vlotten tusschen Pastoor Breeckmans en zijn opvolgers, Sophie, Lambert, De Pauw, Beemont en vooral Van der EIst van den een en kant, en het kapittel van den anderen kant.
Een voorval dat, in allerlei brokstukken der oorkonden van Buysinghen in lijvige bundels papieren, van het eindeken tot den draad, verhaald wordt, is de worstelstrijd om een eerbare, betamelijke pastorij. In de aanhalingen zullen wij zoo karig mogelijk zijn.
Het kapittel had allerhande beweegredenen opgerakeld om van dien last af te zijn. Ook had het tot nog toe nooit iets daarin betaald.
En toch beweerden de kanunniken dat het laatste pastoorshuis maar dagteekende van 1665, dat de heeren pastoors zich niet meer vergenoegen met een huis van een paar plaatsen,
waarbij nog een kamer voor hun knecht of meid; maar dat zij ook zolders, schuren en stallingen en allerlei aanhorigheden eisen, die maar enkel dienen om ze van hun werk af te
houden; dat in den jare 1397, Joanna de doorluchtige hertogin van Brabant onder hare bescherming en bijzondere zorg had genomen de goederen toebehorende aan het Kapittel te Buysinghen, die van koninklijke stichting zijn; dat Z. D. Hoogwaardigheid de Aartsbisschop van Mechelen, tijdens Pastoor Sophie, bij decreet van 19 Mei 1653, de pastoreele competentie vastgesteld had op 350 guldens, terwijl het Kapittel merkelijk milddadiger is en den pastoor 400 gulden toekent; dat Buysinghen maar 140 communicanten telt en dat die parochie zeer kleinen zielelast vraagt en vele andere vijven en zessen.
Ziehier nochtans wat Pastoor Sophie van zijn Cuerenhuys zegt in 1666 (dus datgene dat naar Zenneke beweert maar van 1665 dagteekent) :"het is van cleem ende gedect met strooi, met een schuerken, cleyne stallinge hovenburre. ende logting tsaemen groot een half dagwant".
Pastoor Beemont weerde zich geweldig tegen. Zijn woning, zoo zegt hij, is teenemaal onbewoonbaar "de regen en de wint overal doorslaghende en de muren, die van cleem zijn, menaceeren te bezwijken". Verders, zoo voegt hij er bij, valt het onderhoud ten laste van de abdij. (Tekst hier afgebroken)
* Opzoekingen in het archief hebben het volgende opgeleverd:
De pastoor noemde Michiel Vander Donckt (hier met k geschreven) en was pastoor van 1511 tot 1514 in bovenvermelde kerk. Uit de kerkelijk archieven te Buizingen kon zijn geboortedatum en plaats niet achterhaald worden. Bij verdere opzoekingen in de archieven van de abdij van Soignies (Zinnik) ben ik niets méér te weten gekomen. Daar hij gewone pater was, zijn er geen gedetailleerde gegevens van hem bijgehouden. Moest hij kanunnik geweest zijn dan waren alle gegevens bewaard gebleven, maar helaas.
Alle dagen lezen wij in de krant over diefstallen, overvallen, gruweldaden en nog meer. Wij vragen ons soms af, is dit van onze tijd? of was dat vroeger ook zo? Deze overval gebeurde gebeurd in het jaar 1796, ten tijde van Napoleon en werd de Grootste overval van in de geschiedenis. Met de gerechtelijke dwaling die er op volgde
Op het einde van de XVIIIde eeuwgebeurde het drama dat de geschiedenis in ging als
Le Courrier de Lyon ( 28 april 1796).
Ten tijde van Napoleonwerd een Franse postkoets met fondsen overvallen,
Men transporteerde toen al 7 miljoen papiergeld voor het leger van Napoleon dat in Italië gelegerd was. De lege koets werd op 28 april 1796 te Melun (ten zuiden van Parijs) teruggevonden met de verminkte lijken van de koetsier en de koerier. De enige passagier een wijnhandelaar, Laborde genaamd, die te Parijs opstapte bleef onvindbaar.
Er werd een onderzoek ingesteld en zes mannen Lesurques, Couriol, Guénot, Richard, Bruer en Bernardals schuldigen gevonden. Het proces vondt in augustus plaats. Lesurques zegde dat dit een gerechtelijke dwaling en hij zijn onschuld zal bewijzen. Acht getuigenhadden Lesurque in een herberg te Parijs gezien, de anderen waren gezien door negen getuigen tegen twee.
Bernard werd niet herkend. De verdediging van Lesurque vond een alibi door de aankoop op die bewuste dag, van een lepel bij een juwelier. Bij controle vond de rechter in de boekhouding vande juwelier, geknoei met de datum van aankoop van de lepel. Daardoor beschouwde de rechter al de getuigen als omgekocht door Lesurque.De vierde avond van het proces besloot de jury dat Couriol, Lesurques, Bernard en Richard schuldig waren en veroordeelde hen tot het schavot. Bij het verlaten van de rechtszaal riept Criol dat Lesurques onschuldig was en de werkelijke schuldige een zekere Dubosc die op hem lijkt.
Maar te laat op 9 brumaire(31 oktober) worden zij onthoofd. Voor de bijl viel riept Couriol nogmaals dat Lesurques onschuldig was.Het onderzoekt werd enkele maanden later terug geopend en men vindt de passagier Laborde die eigenlijk Durochat noemde. Hij bekende de overval met zijn medeplichtigen Roussi, Vidal, Couriol enDubosc. De getuigen herkenden Dubosc (met bruin haar) niet en deze bleef zijn schuld ontkennen en deden de getuigen twijfelen.
In de gerechtszaal stond een buste waarop men de pruik van Lesurquesbewaard had. Toen de rechter beval deze pruik op het hoofd van Dubosc zet herkenden al de getuigen hem als mededader van de overval en hij werd met de anderen echte schuldigen onthoofd.
Voor de komst van Romeinen waren de weinige wegen smal, hobbelig en moeilijk begaanbaar. Bruggen waren een zeldzaamheid. Men stak de rivieren over bij laagwater of met een vlot geleid door een touwgespannen van de ene oever naar de andere; oversteekplaats genoemd.Ruiters en wagens waden door de rivier bij laagwater
Smalle waterlopen werden overbrugd met balken of planken ook Vlonder genoemd (Vondel te Halle) en dienden alleen voor de voetgangers.
Zwaarderelasten werden meestal via een waterweg vervoerd in barken
Met de komst van de Romeinen werd het wegennet in onze streken aanzienlijk verbeterd.Ze liepen van Bavai (hoofdstad van Nervië) naar Trier, Keulen, Utrecht, Gent en Boulogne sur mer. De Romeinse heirbanen waren mooi recht en stevig gebouwd op verscheidene lagen stenen van verschillende grootte en waren meestal 20 voet (6m) breed Aan de rivieren werden bruggen geconstrueerd die 2,65 meter breed waren met een doorwaadbare geplaveide plaats naast de brug. Om hun wegen mooi recht te maken legden zij grote vuren aan en men kapte een doorgang in de bossen recht naar de rook op verscheidene km.
De Romeinse heirbanen liepen meestal boven op de scheidingen van de valleien zodoende had men een vergezicht en was er er weinig hinder van beken en andere hindernissen.
Voor Halle liep de Baan Bavai -Utrecht boven op de scheidingen van de valleien van de Dender en de Zenne. In het Franstalig deel noemen de wegen Chaussée de Brunehault, in het Nederlandstalige gebied Romeinse steenweg, Heirbaan.
Deze baan vertrok van Bavai (Fr) naar Bergen, Hoves, Edingen,Herfelingen,Kester en Asse (Brabant)Hier verliest men de sporenen vindt ze terug te Hoogstraten ( Straat op de hoogte) om verder naar Utrecht te gaan.
Waar de Romeinen het nodig achttenbouwden zij een dicht net uit metdiverticulae of secundairewegen om de handel te bevorderen. De heirbanen waren militair en verboden aan particulieren, alleen een speciale toelating gaf togang tot deze banen.
Te Halle vonden de Romeinen de enige doorwaadbare plaats op de ganse lengte van de Zenne, daar was ze ondiep en breed met zachtstijgende oevers. Daarom is Halle ook op die plaats ontstaan. In de natte perioden, bij hoogwater moest men soms dagen of weken wachten tot het rivierpeil daalde of dagen omrijden. Zo is er op die plaats (te Halle) tussen de wachtende handel ontstaan en later ook de stad.Van Halle gingen de Romeinen verder naar Huizingen, Beersel Ukkel, de Hoogstraat in Brussel, Haren tot Zaventem
Langs de heirbanenbuiten de bewoonde gebieden begroeven de Romeinen hun doden in Tumuli.
Na de val van het Romeinse rijk en het vertrek van de Romeinenwerden deze wegen niet meer onderhouden. De meeste wegen verdwenen in begroeing.
Men moet bijna duizend jaar wachten tot de 13de eeuw vooraleer men in onze streken nieuwe wegen bouwt of de oude terug onderhouden worden of laat staan geplaveid. Men maakt nieuwe wegen als verbinding tussen de tussen de pas ontstane steden steden. Zo is er midden van 14de eeuw een geplaveide weg van Brussel naar Veeweyde (Anderlecht) ontstaan die men verlengt tot de grens met Henegouwen. Halle lag toen nogin het graafschap Henegouwen. In 1447 plant men bomen langs beiden zijden van deze weg.
Pas laat in de 17de eeuw doet de nood zich voelen om meer geplaveide wegen te hebben.
Daar Halle van Bergen afhangtbegint men in 1643 met de aanleg van de Steenweg van Halle naar Bergen.
Rond 1704 beginnen de Staten van Brabant met bestratingswerken van Brussel naar Gent, Luik, Bergen. Zij worden ook eigenaar van de steenweg naar Bergen tot de grens met Hengouwen. Nu is de verbinding van Brussel met Bergen via Halle werkelijkheid. In 1710 wordt deze steenwegnaar Bergen en Rijsel druk bereden door de artillerie van de geallieerde troepen. De baan werd toen volledig hersteld
In 1765 wordt de baan Halle Edingen aangelegd. Vroeger kom men langs twee kanten naar Edingen gaan. De eerste Halle, deels steenweg naar Bergen Lembeek, Beert, Heikruis, Edingen. De tweede mogelijkheid deels de Steenweg naar Bergen, Lembeek, Sint Renelde, Bierk (naast de steengroeve) Lettelingen, Edingen.
De steenweg Halle-Nijvel komt er volgens decreet van 1828en wordt beëindigd in 1839. Vroeger ging met van Halle naar Nijvel langs de Whaelenweg vanaf de Bospoort, naar het kasteel van Essenbeek, vervolgens het Kasteel van Kasteelbrakel, Hoog-Itter en Nijvel.
Even buiten de Bospoort was er aan het pleintje rechts de Bordollenstraat naar Rodenem en de molen, links naar de Broekborre en Buisingen, Eysingen
De baan naar Ninove begon menin 1836 en werdt beëindigd in 1842. Daarvoorbegaf men zich naar naar Ninove viaBreedhout, Elingen. Men plantte on middelijk bomen langs deze baan.
De baan naar Geraardsbergen kreeg indertijd nooit veel belangstelling en werd nooit geplaveid enliep langs de Postweg (Zuster Bernardastraat), Nikkelenberg, Seysingen en Elbeek, Pepingen enz .
Al deze banenvertrokken van aan een poort in de stadswallen.
Het voornaamste gebouw in de omwalling was Het Kasteel van de 13de eeuw afgebroken rond 1863. Vervolgens had men in wijzerzin de volgende poorten:
De Vondelpoort, die leidde naar het publiek stort tussen de Leide en de Zenne,
Langs de Kwapoort en later met de uitbreiding van de stad via de Bospoort,ging men naar Nijvel, Rodenem, Buizingen.
De Bergpoort was de stadsuitgang naar Bergen.
De Poterne was een kleinepoort als uitgang naar Geraardsbergen,
De Sint- Katarinapoort bleef voor de veiligheid na 1580 jaren geslotenen leidde naar Ninove, De Brusselpoort naast het kasteel was de uitgang naar Brussel.
Via het kasteel kon men ook de kasteelstraat bereiken naast de kerk.
De belangrijkste doorgang voor het koetsverkeer door het centrum was inderdertijd van Bergen naar Brussel via de Bergense steenweg, Bergpoort, Basiliekstraat, Grote Markt, Klinckaert, BrusselpoortIn een latere periode via de Maandagstraat, Beestenmarkt Dekenstraat naar de Brussel poort,
Met het sluiten van de Sint Catherinapoort in 1580moet alle verkeer omrijden of wandelen via de Brusselpoort .
Van de wegen buiten de stad is er één eeuwen oud tracé dat nu vernieuwd en nog intens gebruikt wordtvan aan Smeerhout via de Kruisstraat, Rodenem, over de Zenne naar Stroppen.Met andere woorden niets anders dan de afrit van de autoweg en ring rond Halle richting Edingen. Men vindt zelden iets nieuw uit.
Eerst was er de Zenne, dan Kanaal 1832 en vervolgens de spoorweg 1840
Eerst een overzicht van spoorverbindingen te Halle van de 19de eeuw tot nu.
Lijn096 Brussel-Zuid - Tubeke - opening op 18 mei 1840. Electrificatie 1963
Lijn094 Brussel-Zuid - Halle - Edingen - Ath - opening op 16 januari 1866.Electrificatie 1986
Lijn026 Halle - Linkebeek - openingop 30 januari 1930 verbinding verder via Schaarbeek, Muizen, Mechelen. Electrificatie 1963
Halle heeft altijd al sinds eeuwen op de steenweg Brussel - Rijsel - Parijs gelegen.
De Zenne was in de middeleeuwen een beetje bevaarbaar vanaf Halle. Men ziet daardoor dat de spoorlijn tot op heden nog altijd in de Zennevallei loopt en tot Halle nog grotendeels naast het kanaal Brussel Charleroi loopt en de Zenne om de niveau verschillen klein te houden.
Het kanaalBrussel- Charleroi begon men te graven in Hollandse periode in 1828en werd in gebruik genomen in 1832.
Men streefde toen ook al naar een spoorverbinding met de Franse hoofdstad. Daarvoor was Hallenog steeds goed gelegen en bevoordeligd door zijn ligging op de asBrussel, Charleroi. Indertijd waren er tot 48 maatschappijen getelddie elk spoorlijnenlegden en uitbaatten in België.
Voor Halle was het de eerste en belangrijkste, de Maatschappij der Belgische spoorwegen (in 1926 wordt dit NMBS). Men besliste vijf jaar na de opening van de eerste spoorlijn van Brussel - Groendreef naar Mechelen, dat het eerste stuk van de Lijn L 096van Brussel Zuid naar Tubeke (Tubize ) ook te Halle voorbijkwam.
Dit was wegens het reliefin de Zennevallei, een logische beslissing.Er moesten problemen omzeild worden met de bouw, omdat tussen Halle en Brussel in de smalle Zennevallei de Zenne, kanaal, en de spoorwegop bepaalde plaatsen heel kort naast mekaar zouden lopen of mekaar kruisen, maar de ingenieurs van toen hebben dit alles goed en logisch opgelost.
Met de komst van de spoorweg werd ook het dorp Eysingen (grondgebied Buizingen) volledig van de kaart geveegd (naast de Alsembergse steenweg) Eén huis is er overgebleven in de Biezeput.
De werken vingen aan rond 1836 en de plechtige ingehuldiging door de koning Leopold Ivan dit eerste stuk was op 18 mei 1840. Dit was het 15de tracé spoorlijn dat in België ingehuldigd werd.Daarna werd de lijn verlengd tot Braine le Compte (s Gravenbrakel),Soignies (Zinnik) inhuldiging op 31 october 1841 en tot Mons (Bergen) inhuldiging op 19 december 1841. Men sloot het Belgische spoorweg net aan op het Fransemet een verbinding via Quevy naar Hautmont (Fr). Dit laatste stuk werd ingehuldigd op 12 december 1857.
Later was er een rechtstreekse verbinding Brussel-Valenciennes dan moest men overstappen om verder naar Parijs te sporen.
Te Halle heeft men in 1828 het kronkelend kanaal (in gebruik in 1832) in een bocht rond de heuvel van de Vogelpers gegraven. Er was daar al een probleem met de niveaus van Zenne en Kanaal die elkaar kruisten met een hoogte verschil van +/- 8 m.
Wegens de steile Zennevallei en het gebrek aan plaats te Halle was men verplicht de heuvel van de Vogelpers af te graven en ging de spoorlijn er recht en dwars door.
Te Rodenem kwamen Zenne, kanaal en spoorlijn op enkele meters van mekaar te liggen.En moest de spoorlijn over het kanaal en de Zenne. Wegens de kleine hoek die de kruising kanaal-spoorweg maakte is er toen een bijkomende knik in het kanaal gegraven (dit is te zien op oude plannen) om de stalen spoorbrug korter te houden voor de construtiemogelijkheden van die tijd.Daar het hoogteverschil meer dan vijf meter was moest er een spoorwegberm aangelegd worden met een lengte van meer 200 meter.
Deze berm van de spoorweg werd opgehoogd met grond uit de vijver van het kasteel Quetstroye aan deVogelpers (boven op de heuvel), dat toen in opbouw was rond 1837. Men legde een spoorlijntje van de huidgeQuetstroyestraat tot aan het kanaal. De grond werd met kleine mijnwagonnetjes ter plaatse gevoerd.
Een eerste station werd gebouwd, kort bij de kanaalbrug deBospoortbrug en oostelijke toegangsweg van Sint-Rochus - Essenbeek en Nijvel. Dit station is nog te zien op de tekeningen van Hoolansuit 1864.
Dit station stond dwars tussen kanaal en het unieke spoor in die tijd. In 1840 passeerden er te Halle acht treinen per dag, vier in elke richting.
Het begin van de Vogelpers (straat) tezamen met het park van villa Servais vloeiden samen in de spoorovergang en stationpleintje.
Op 16 januari 1866 werd de lijn L094 Brussel-Zuid, Halle, Edingen (Enghien),Ath toegevoegd en ingehuldigd. Deze lijn werd in 1986 geëlektrifieerd.
De heuvel van de Vogelpers werd daarom verder afgegraven voor een dubbel spoor zodat het kasteel Moussiauxnaast een afgrond stond van 10 meter hoog.Ter hoogte van de heuvel van de Vogelpers kwamen de wissels die de afslag naar Edingen mogelijk maakte.
Met het dubbel spoor konden de treinen nu tegelijkertijd heen en terugrijden. De treinen rijden naar Engelse gewoonte nu nog altijd links in België.
Met de uitbreiding van de spoorwegnet werd in1887 het tweede stationingehuldigd
Het gebouw was in Vlaamse Neo Decoratieve stijl naar het ontwerp van de Architect Fouquet. Deze zou zich geïnspireerd hebben op het 16de eeuwse Halse stadhuis.
Daar Halle een belangrijk centrum was werd er ook een goederenstation toegevoegd tussen de spoorweg en en het kanaal. Dit kwam ook door het bestaan vanLes Ateliers Construction de Hal die grote bruggen construeerden en daardoor een aansluiting met de spoorlijn nodig had.
Via deze weg werd de streek van Halle ook van steenkolen voorzien en werd alees via deze weg vervoerd. In 1925 werkte mijn grootvader als schrijnwerker op de Vogelpers voor de vernielde Westhoek, Veurne, Nieuwpoort Bad enz. De ramen trappen en deuren werden per spoor van Halle naar de kust gebracht.
De basisplannen van het station van Halle werden aangepast en dienden ook voor het station van Oudenaarde en Schaarbeek.
Rond die zelfde periode plaatste men ook een rolbareel aan de overweg.
Het verkeer werd tegengehouden telkens er een trein voorbij kwam.
De spooroverweg scheidde de stad Halle in twee delen Centrum en Sint-Rochus. Voor de voetgangers werd de doorgang rond 1935 vergemakkelijkt (voor wil het wilde) met een voetgangerstunnel onder de zijkant van de overweg.Ook de bouw van de brug van Lecocq op 500 m bracht soelaas voor de autos men kon dan vanaf 1935 omrijden. De huidige brug Lecoq is al de derde die ik ken.
Van dan af zijn er uren gesleten door voetgangers, fietsers en voertuigen wachtend voor de gesloten overweg. Deze rolbareelbleef tot in 1958. Dan kwamen de slagbomen die tot in het jaar 2000 stand hielden. Toen kwam de HST en werd alles ondergronds in een lange tunnel van 1 km gelegd en verdwenen de slagbomen definitief tezamen met het station, en niet meer wachten. .
Wat schrijft een Hals militair in dienst in 1864 met nieuwjaar naar zijn ouders en familie? Toen, 141 jaar geleden was er nog niet veel spoorweg of ander verkeer en bleef men meestal lang onderweg. Bij het zoeken in mijn archieven vond ik een nieuwjaarsbrief van mijn overgrootvader Jozef Gilles Tordeurs (geboren te Halle in 14/08/1844) Hij was al bij diegenen die geschoold waren en konden schrijven. Deze brief was geschreven van uit Oostende op 31 /12 /1864 en gericht naar zijn ouders en zusters.
Hij ging bij het leger op 27/04/1864 en is afgezwaaid te Dendermonde 29/10/1866.
4me Regiment dArtillerie21meBatterie de Liège(Beroep Mandemaker, later postbode)
Hier volgt de inhoud van deze brief 141 jaar oud zoals hij indertijd geschreven werd.
Oostende den 31/12/1864
Zeer beminde Ouders enZusters
Wederom een jaer die voorby gesneld en voor eeuwig weg is en wy gaen met vreugde een ander beginneik moet my gelukkig achten dat ik nog het geluk heb van aen myne
Dierbare ouders en Zusters een Nieuwjaer wensch te kunnen toestieren welke ik hoop nog vele jaren te kunne doen aen die Ouders die zooveel ten myne beste gedaen hebben.het is daerom dat ik ulle niet kan nalate van ulle eenige woorden te schryven waarin ik eene pligtvervul die ikhoop u te zullen aengenaem zyn.Voor dan het nieuwejaer te beginne kan ik ulle niet meerdan ten Geschenken geven als u te wenschen zoo
(Blad 2)
veel als het in myne magt is u geluk en voorspoed op deze aerde vreugde pleszieren en vermakenonder malkandere en bijzonderlyk vraag ik aen den alderhoogste dat hij ulle een lang en een gelukkig leve gevenik kan lieve Oudersu niet te veel wenschen als ik overdenk wat gij voor mij al niet gedaen heb van mijne kindsheid af tot nu toe ja lieve ouders als ik overweeg hoeveel moeite en arbeid gy voor my al geleden heb en hoeveele nachten gij voor mij hebt slapeloos doorgebragt als ik dat alles overweeg dan gevoel ik in mijne ziel dat ik het u niet kanvergelden hetgeenik u gekost hebdan gevoel ik dat ik verpligt ben u te beminne naest God en dat ik aen hem voor u zynen zegen moet afsmekenTeederlyk dan myne alder dierbaerste Ouders myne gebeden tot den alder mag rigtenstierende vraag ik hem dat hij zynen zegen over u en geheel de familie uitstorten
(Blad 3)
en dat hij u de gratie geven van het nieuwejaer te beginne met een waer genoegen en volkomen gezondheid en dat hy ulle het geluk geven van het met veel voorspoed
te eindigen en niet alleenlykdit jaer maer ik hoop dat God my de gratie zal geven van u nog eene lange reeks van jaren voor myne ouders te mogen eeren en na hier lang in geluk en voorspoed geleefd te hebben op deze aerde dat hij u hiernamaels het eeuwig leven gevenwaer ik hoop u te zullen wederzien in den hemel waer wij malkander met nog volmaekter liefde zullen kunne beminne in het aenschyn van God en in de schoone glorie des hemelsDat de goede God u zegenen en mijne wenschen aenveert welke ik u toestier waerme ik blyf uwen toegenegene zoon en Broeder Joseph Tordeurs bij het 4 Reg 21 Bat siego Oostende
Beminde Oudersals gy schrijft laet my eens weten wanneer dat zij loten in Halleen of
vader tegen Neeten nog niet gesproken heeft om myn geld weder te hebben en wensch ook aen Adelen Janen aan Eenuseen gelukkig nieuwjaer van mijn paerdt en aen Joseph Marotenen aen Polle
Tot daar mijn overgrootvader anderhalve eeuw geleden