Vanderdonckt in de geschiedenis van Halle - Buizingen xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als echtgenoot van een Verdonck, kan ik niet nalaten om tijdens mijn persoonlijke geschiedkundige zoektochten in mijn geboorte streek Halle af en toe te speuren naar een naamgenoot van mijn vrouw die Verdonck, Van Der Donck(t) of varianten ervan kan noemen.
Halle is niet bepaald een regio waar de naam Verdonck voorkomt, het zijn allen inwijkelingen.
Toevallig ontdekte Van Der Donckt
In de registers van de stad ontdekte in het volgende: In de overlijdensregisters te Halle op 27 januari 1855.
Franstalige overlijdensakte Nr 27 Leandre Vanderdonckt molenaar 39 jaar oud
geeft het overlijden aan van zijn dochter Sidonie Vanderdonckt 7 maand oud
Hij is gehuwd met Louise Fiefvre huishoudster 34 jaar oud
Leandre Verdonckt had enkele kinderen waarvan ik de geboorteplaats nog niet achterhaalde. Pastoor Van der Donct uit de 16de eeuw
Tijdens andere opzoekingen heb ik een pastoor "Van der Donct" ontdekt te Buizingen Eysingen, in een document van rond 1597. Hier is een gans stuk interessante algemene geschiedenis aan verbonden en hoe het er indertijd kerkelijk aan toeging.
Voor diegenen die niet van de streek zijn en dit pogen terug te vinden op een kaart, is een korte inleiding nodig ter verduidelijking van deze geschiedenis.
Buizingen ligt ten noorden van Halle en is een deelgemeente van Groot-Halle (Brabant)
In de tekst is sprake van Eysinghen een dorp dat in 1835 - 1840 volledig verdween met de komst van de eerste spoorlijn Brussel-Zuid naar Tubize in 1840. Van dit dorp is er ons nog één huis overgebleven in "den Biezeput" naast de spoorweg, ook Eysingenstraat doet ons nog aan dit dorpje herinneren.
Het centrum en de kerk van Eysingen lagen exact in de as waar de spoorweg gepland was en moest dus weg. Er was protest door de bewoners. Het kanaal Brussel-Charleroi was pas splinternieuw en pas ingehuldigd in 1832. Er was ook een meander van de Halse rivier de Zenne, die door het dorp liep en ook moest rechtgetrokken worden. Alles moest gebeuren als gepland en Eysinghen moest volledig verdwijnen onder de meters hoge spoorwegberm naast de steenweg op Alsemberg.
Eysingen telde in de loop der eeuwen tussen 21 en 131 inwoners. Door het verdwijnen van dit dorp werden al de parochianen doorverwezen naar de dichtstbijzijnde kerk van Buizingen op 400 meter of Huizingen iets verder. Het kerkje van Buizingen stond tegenover de ingang van het toenmalige kasteel uit de 15de 17de eeuw. Door de komst van de Eysingenaars en de bevolkingsexplosie werd deze kerk vlug te klein en is afgebroken in 1902. Ondertussen werd de nieuwe grotere en huidige Sint-Vincentius kerk gebouwd (op 40 meter) aan de andere zijde van de (ik noem de volledige naam) Octaaf Kerchove d'exaerdestraat. Zij werd in 1904 ingehuldigd. De toren raakte nooit voltooid en is tot heden zonder spits gebleven.
Uittreksel over Kerkgoederen - Kerkbelangen
Uit de geschiedenis van Buizingen Eysingen
Uittreksel, bewerking en -of vertaling uit tekst van Medard Van de Weghe van 1922
Vóór 1559 waren beide parochies Buysinghen en Eysinghen onder het Bisdom Kameryk, Dekenij Halle. In gezegd jaar, nochtans, werden veertien nieuwe bisdommen ingericht, waardoor de twee parochiekerken aan het Aartsbisdom Mechelen werden gegeven.
Kardinaal Granvelle stelde ze allebei onder de Dekenij St Pieters-Leeuw.
Buysinghen bleef niettemin aan de abdij van Zennik (Soignies) en Eysinghen aan die van Bonne-Espérance, t. t. z. dat de kanunniken van beide kloostergemeenten de primitieve pastoors bleven en dat zij als grote tienden heffers het recht van presentatie ten opzichte van de pastorij en de kosterij bezaten.
De patroon der kerk van Buysinghen was Sint-Vincent van Zinnik, en die van Eysinghen, Sint-Amand, de grote Vlaamse zendeling.
In vele ambtelijke stukken uit de archieven van Buysinghen opgediept, vinden wij Eysinghen, als dorp, kortweg aangeduid onder den naam van Sint-Amants.
De pastoors van Buysinghen waren vroeger enkel huurlingen en Gilles Beeckmans staat onder dien naam, in volle letters, bekend in een hand veste van 1597. Hij heet er huerlinck der curen van Buysinghen.
Zijn voorgangers waren erfprochiaens. Zoo stond Pastoor van der Donct* namelijk aangeteekend.
In 1597 waren de inkomsten der pastorij van Buysinghen, t.t.z. ten voordele der primitieve pastoors (dus Zennike) de volgende:
1. Een rente van 50 schellingen tornoys op de goederen en tienden der heeren van Buysinghen gelegen.
2. Een boomgaardeken van een half dagwand waar vroeger de pastorij op stond. Men weet dat zij in gemeld jaar afgebrand werd.
3. Een stuk land (tiendenvrij) groot omtrent zes dagwand op den kouter genaamd Turolensveld.
4. Nog een stuk land (tiendenvrij) van ongeveer negen dagwand op den Trapput of Maxdal, stuyckende aen de heer bane die van Halle naer Brussele loopt.
5. Een ander stuk labeurland van drie dagwand (ook tiendenvrij) op 't gulden velt, commende aen de trapput haeghe.
6. Daarenboven heeft de cure den derden schoof van de tienden onder Buysinghen, uitgenomen in seckere stucken van landen.
7. Nog heeft de cure de geheele thinde vooruyte op haer eighen landt ofte erve.
8. De tienden op drie dagwant land onder Henegauwen, op 't galge velt, stuyckende aen den wegh die van Halle naer Alsput gaet, lancx de haghe boven aan Thalderdal.
9. Die tienden op Sinte Mertens bunder toebehoorende aan de kerk van Halle.
10. Nog een tiende op een ander bunder daer aene gelegen.
11. Een tiende op een half dagwand boven den trapput.
12. De tienden op een bunder land bij den bossche van Buyssinghen aen den cleynen blooten.
13. De tienden op negen dagwant in den trapput, onder Buysinghen.
14. De tienden op 't lank bunder in den trapput.
15 De novale ofte nieuwe tienden op de gronden van erven, ende allomme den viercanten teerlinck onder buyssinghen van aen de beke tot aen eyssinghen driesch ende van sheeren straete tot St-Jans Bossche.
16. Daarbij nog de kleine tienden, dats te wetene thiende van rapen, van zade, van vlassche, wauwen, boonen, lammeren, verschens, biers, gansen, eenden en kiekens.
En soo wanneer eenighe werden of andere erven tot labeur worden gebracht, dat wordt novale thiende tot proffijt van der curen.
Item trecken de heeren ende Canoninghen van Sennicke collateurs der voergescreven cure op elck daghwant ofte erve vijftien miten .
Wij hoeven ons hier te herinneren, dat de dienstdoende pastoors als huurlingen een vaste wedde genoten en dat die van den Capitulle al het opgesomde aansloegen uyt cracht van hunne qualiteyt van primitieve Pastoors. De huurlingen trokken van af Gilles Breeckman een derde van die inkomsten.
De twee andere derden waren voor Zennik, hetgeen aan de pastorij veel afbreuk deed. Pastoor Sophie, namelijk had 1/3 van alles. Later kregen zijn opvolgers niets anders meer dan 350 gulden 's jaars, somme die weldra gebracht werd op 400 gulden, waarbij, natuurlijk, de opbrengsten der voorvallen, de tienden van 4 à 5 bunders en hun woning in bedenkelijken
toestand.
Geen wonder of zien wij, dat de zaken niet goed meer vlotten tusschen Pastoor Breeckmans en zijn opvolgers, Sophie, Lambert, De Pauw, Beemont en vooral Van der EIst van den een en kant, en het kapittel van den anderen kant.
Een voorval dat, in allerlei brokstukken der oorkonden van Buysinghen in lijvige bundels papieren, van het eindeken tot den draad, verhaald wordt, is de worstelstrijd om een eerbare, betamelijke pastorij. In de aanhalingen zullen wij zoo karig mogelijk zijn.
Het kapittel had allerhande beweegredenen opgerakeld om van dien last af te zijn. Ook had het tot nog toe nooit iets daarin betaald.
En toch beweerden de kanunniken dat het laatste pastoorshuis maar dagteekende van 1665, dat de heeren pastoors zich niet meer vergenoegen met een huis van een paar plaatsen,
waarbij nog een kamer voor hun knecht of meid; maar dat zij ook zolders, schuren en stallingen en allerlei aanhorigheden eisen, die maar enkel dienen om ze van hun werk af te
houden; dat in den jare 1397, Joanna de doorluchtige hertogin van Brabant onder hare bescherming en bijzondere zorg had genomen de goederen toebehorende aan het Kapittel te Buysinghen, die van koninklijke stichting zijn; dat Z. D. Hoogwaardigheid de Aartsbisschop van Mechelen, tijdens Pastoor Sophie, bij decreet van 19 Mei 1653, de pastoreele competentie vastgesteld had op 350 guldens, terwijl het Kapittel merkelijk milddadiger is en den pastoor 400 gulden toekent; dat Buysinghen maar 140 communicanten telt en dat die parochie zeer kleinen zielelast vraagt en vele andere vijven en zessen.
Ziehier nochtans wat Pastoor Sophie van zijn Cuerenhuys zegt in 1666 (dus datgene dat naar Zenneke beweert maar van 1665 dagteekent) : "het is van cleem ende gedect met strooi, met een schuerken, cleyne stallinge hovenburre. ende logting tsaemen groot een half dagwant".
Pastoor Beemont weerde zich geweldig tegen. Zijn woning, zoo zegt hij, is teenemaal onbewoonbaar "de regen en de wint overal doorslaghende en de muren, die van cleem zijn, menaceeren te bezwijken". Verders, zoo voegt hij er bij, valt het onderhoud ten laste van de abdij. (Tekst hier afgebroken)
* Opzoekingen in het archief hebben het volgende opgeleverd:
De pastoor noemde Michiel Vander Donckt (hier met k geschreven) en was pastoor van 1511 tot 1514 in bovenvermelde kerk. Uit de kerkelijk archieven te Buizingen kon zijn geboortedatum en plaats niet achterhaald worden. Bij verdere opzoekingen in de archieven van de abdij van Soignies (Zinnik) ben ik niets méér te weten gekomen. Daar hij gewone pater was, zijn er geen gedetailleerde gegevens van hem bijgehouden. Moest hij kanunnik geweest zijn dan waren alle gegevens bewaard gebleven, maar helaas.
V. Ghysels.
|