Het Historisch Stadhuis en de grote markt van Halle
Eigen bewerking van tekst uit 1874.
Het historisch stadhuis in renaissance stijl werd gebouwd in 1616, en is ingehuldigd tijdens de regering van Albrecht en Isabella. Het werd opgericht ter vervanging van het in 1595 afgebrande middeleeuwse gebouw. Gedurende de verschillende oorlogen, werd het stadhuis herhaaldelijk door de beschieting der stad bijna vernietigd, doch telkenmale gelukkig hersteld.
In 1798 werden door benden, die men hier de "brigands" noemde, al de belangrijkste archieven van het stadhuis uitgehaald, en op de markt verbrand. Terzelfder tijd stak men ook het het gebouw zelf in brand, het kon nog op tijd gered worden. Overblijfselen van die gedeeltelijke brand heeft men in 1849 ontdekt, wanneer men de balken van de schepenzaal door andere vervangen heeft.
In de nacht van 1 op 2 december 1809 stort de rechtervleugel in, die was al 30 jaar in slechte staat. Gelukkig blijft de gevel staan. Het was de architect Werry van Brussel, welke in 1811 de plans en bestekken voor de herstellingswerken maakte. De onkosten hierdoor veroorzaakt werden op 13.468 fr. geraamd. Deze verbouwing werd gefinancierd door middel van een vrijwillige inschrijving van de inwoners van Halle. Zo werden de nodige fondsen voor dit werk werden verzameld. De inschrijvers.verbonden zich in 4 jaar tijd de ganse som uit te betalen.
Deze herstelling week geheel af van den oorspronkelijke bouwstijl. Men verloor uit het oog dat dit gebouw in het begin van de XIIde eeuw was opgericht geworden, en men ging zelfs zover dat niet alleen het metselwerk, maar zelfs de arduinstenen overschilderd werden.
Het gebouw was onderverdeeld in verscheidene zalen:
De schepenzaal, 't is te zeggen, de plaats waar de wetgevers van de gemeente vergaderden, Zij was vroeger versierd met een eikenhouten wapenschild van den hertog van Arenberg. Voor één van de vensters van die zaal was een pui of een balkon, van waar men de wetten, reglementen, enz. aflas.
Achter het stadhuis was het eertijds volgebouwd tot aan de Zenne:
1° EEN VLEESCHHUIS, Dit blijkt onder andere uit een rekening, welke wij hieronder meedelen, waarin bekend wordt dat de beenhouwers der stad het "vleeschuis van het stadhuis" gehuurd hebben voor 6 jaar, tegen 84 pond het jaar. Er waren 20 kapblokken, bijgevolg 20 beenhouwers, die hun eetwaar in het vleeshuis ter verkoop aanboden. Dit gebouw, moet reeds van zeer vroeg bestaan hebben, vermits de ontvanger in zijne rekening van 1634 schrijft, dat "het aloude vleeschhuis sedert kort" (misschien in 1616) "herbouwd werd"
In 1721 wordt dit aan de beenhouwers niet meer verhuurd. Het is aan de brouwers van de stad dat men het afstaat om er hun bier in te brouwen.
2° EEN GRAANHALLE; deze was gelegen aan de rechtse zijde van de straat welke naar de poort van 't Vondel leidde
3° EEN OPENBARE BROUWERIJ; deze werd ingericht "pour la commodité des habitans" (voor het gemak van de inwoners) zegt de beslissing tot oprichting. Iedere burger had het
recht er een brouwsel te doen voor 40 stuivers tournoois (Doornik).
4° EEN LOGEERHUIS genaamd "L'Ecu de Bourgogne" dat sedert het jaar 1600 aan de stad behoorde.
5° EEN VISMARKT; deze was vroeger op de oever van de Zenne, op den Steenweg gelegen, bij het Vossestraatje ( rechtover de Nieuwstraat) maar werd in 1721 achter de graanhalle langs de rivier verplaatst.
Het was in 1848 en volgende jaren, dat eindelijk werk gemaakt werd van de herstelling van het stadhuis volgens de oorspronkelijke plannen. Vele jaren waren nodig om het terug in zijn originele staat te herstellen. Het waren de architecten Spaeck en De Curt welke beurtelings met dit werk belast werden.
De twee marmeren beelden in de voorgevel van het gebouw, die de "Rechtvaardigheid"en de "Waarheid"voorstellen, zijn van den bekende beeldhouwer Godebski, schoonzoon van de wereldberoemde Hallenaar, Adriaan François Servais.
In het torentje, dat de voorgevel van het stadhuis bekroont, hangt een klok, welke vroeger diende om de dekens van de neringen, de gilden alsook de schepenen ten rade te roepen, en bij brand en terechtstellingen Thans (in 1874) wordt zij enkel gebezigd in tijd van de verkiezing. Er is ook sprake het stadhuis langs de achterkant te vergroten tot aan de Zenne.
De kostenervan zouden gedekt worden door een lening bij het gemeentekrediet. Volgens de opgemaakte plannen zou er een overdekte markt met feestzaal erboven gebouwd worden, maar dit is nooit uitgevoerd. In de 21ste eeuw bevindt het nieuwe stadhuis zich op het oudstrijdersplein op de plaats van de vroegere gemeenteschool
De grote markt wordt in de loop der eeuwen bijna 2 meter opgehoogd om het effect van de overstromingen te verminderen.
In 1872 wordt het standbeeld van Servais opgericht. Het beeld is gemaakt door zijn schoonzoon Godebski. Bewerkt door V. Ghysels (victor 10)
Historische noot van A. Cosijns. Vertaling door V. Ghysels.
Als men naar de middeleeuwse kaart van Halle en omstreken kijk, dan ziet men dat de grens tussen Brabant en Henegouwen op dit plaats een zeer grillige vorm heeft. De stad Halle was een Henegouwse enclave in Brabant en het verlengde ervan reikte tot Kasteelbrakel, links Lembeek was een vrijheid in Brabant, en rechts lag Buizingen in het hertogdom Brabant.
Deze bizarre configuratie was het gevolg van een schenking van de Heilige Waltrudis aan het klooster dat zij in de VIIde eeuw stichtte in Bergen. Zij liet aan deze instelling een deel na van haar vrije eigendom waar ook de stad Halle behoorde.
Toen de Henegouwse gravenals leken in het klooster traden lijfden zij onmiddellijk deze vrije gebieden in hun staten. Daardoor behoorde Halle tot de Franse revolutie tot het graafschap Henegouwen.
De erfelijke ambstermijn werd als leengoedvan het graafschap gehouden door het kapittel van Sint Waltrudis.
De heerlijkheid van het Halderboswas sinds onheuglijke tijden eigendom van dit kapittel, waarvan het geheel der akten en tijdelijke rechten een bron van informatie leverden over dit eeuwen oud bos.
Het bezit van de Halse gronden werd door paus Lucius III bevestigd aan het kapittel op
18 februari 1182.
Het schepenzegel van de stad heeft gedurende een lange periode de beeltenis in haar schild gedragen van abdis Sint-Waltrudis met een lelie in de rechterhand.
De oudste akten betreffende dit bos gaan terug totde XIIIde eeuw . Op 10 oktober 1229, bevestigt het kapittel van Sint-Waltrudis aan Léon, kasteelheer van Brussel, zijn rechten in de tienden en andere inkomsten van dit bos op voorwaarde dat er een nieuwe parochie gesticht werd. Men vermoedt dat de ontginningen in die periode gepland werden of aanvingen.
De volgende dag werd er een akkoord gemaakt tussen het kapittel en de kasteelheer aangaande de inkomsten en het beheer van het bos. Dit akkoord kreeg de goedkeuring van de bisschop van Kamerrijk en de graaf van Henegouwen. Aan het einde van deze overeenkomstwerden de inkomsten van het bos eveneens tussen de kontraktanten verdeeld.
De kasteelheer eigende zich dezelfde eigendomsrechten toe als in de stad Halle, niet alleen voor het bos maar ook voor de villa nova (nieuwe parochie)die er zou gebouwd worden. Indien in deze nieuwe dorpen een vilicus, schepen, ambtenaars of toezichters zouden benoemd worden, dan wordt dit alleen gedaan in gemeenschappelijk akkoord tussen de twee partijen en in hun voordeel. De visvijvers en molen werden kostendelend gebouwd en de opbrengsten verdeeld.
De door beide partijen aangestelde bosbeheerder moet de opbrengst van zijn waarborgen en boetes in bewaring geven in de handen van de vilicus van Halle. Geen van beide partijen mocht goed vervreemden of verdelen, kappingen, of ontginningen uitvoerenzonder goedkeuring van zijn co-contraktant. Dit werd door de beide partijen gezworen met de hand op de relikwieen (tactis sacrosantis reliquis).
In augustus 1239, werd het bos verdeeld tussen de Kerk van Sint-Waltrudis, Thomas Graaf van Vlaanderen en Henegouwen en Leon, Kasteelheer van Brussel reeds genoemd. Deze laatste was vazal van de graaf. De medeeigenaars behielden zich de rechten overéén derde van het bos alsmede de braakliggende gronden, het kreupelhout, de heide, de mijnen en de steengroeven van het grondgebied alsook het derde van de opbrengsten.
Zij hadden het recht om een bosbeheerder te benoemen die trouw moest zwerenaan beide heren.
De graaf van Henegouwen en de kasteelheer van Brusselverbonden zich dat deel van het kapittel te beschermen, waartoe de grondheerlijkheid hoorde.
In die periode deden (augustus 1239), de vermelde Leon en zijn gelijknamige zoon afstand van de eigendomsrechten op het derde deel van het Halderbos ten voordele van de gravin van Henegouwen. De verdelingwerd bekrachtigd op 9 februari 1246 door eenpauselijke bul van
Innocentius IV.
De kasteeleigendom van Brusselging over in de handen van de Marbais wegens het huwelijk van Mathilde, dochter van Leon IImet Henri de Marbais.
Hun zoon Gérard de Marbaix, tekende het grote handvest van 1312, gegeven door Jan I Iaan zijn onderdanen op het einde van zijn bewind, waarmede hij zijn deel in het Halderbos verkocht aan Willem graaf van Henegouwen.
Volgens Alphonse Wauters kwamen de kasteelheren van Brussel in het bezit van een deel van het Halderbos, omdat Franco eenvoorouder van de vermelde kasteelheer, tijdgenoot van Godfried Ien één van de voornaamste raadgevers was, en dame Gilla huwde, zij had als bruidschat een groot domein in Waals-Brabant en Henegouwen medegekregen. Vandaar devermoedelijke oorsprong van de bezittingen der kasteelheren op het grongebied van Halle.
Kasteelheer Gerard de Marbais had zich een deel van het bos, de heide en de braakliggende gronden van Halle toegeëigend.
In 1354 maakte Lioné of Léon de Marbais de waarde bekent van zijn leengoed dat hij bekomen had van het kapittel.
Hij schatte dit het bedrag op: 17 pond, 19 schellingen, 7 penningen en 2 esterlinksen volgens de kappingen kon deze waarde hoger of lager gaan.
(Hier zitten volop in het engels muntstelsel van :pond ,shilling, penny, sterling)
Op 13 juni 1417 schonk de hertogin Jacqueline van Beierentwee derde van het bosaan het kapittel evenals haar echtgenoot de hertog Jan IV van Brabant op 29 mei 1418.
Volgens een dokument van 1478 dat betrekking heeft opde openbare verkoop voor kappenvan eiken, dat werd toegewezen aan de prijs van 40 pond, 10 schelling, perbunder « en de wijn » Ter gelegenheid van de inhuldiging in Bergen van aartshertogen Albrecht en Isabella op 25 februari 1600 werden de rechten van het kapittel op het Halderbos bevestigd. In 1608 bevolen de aartshertogen een som van 51 pond, 15 shelling en 10 penning te betalen voor de rechten geheven op de overzetting van het leengoed en voor de honoraria van de griffier, als bijdrage voor het vermelde kapittel dat gehouden werd door de aartshertogen , te weten het gemeentehuis en het derde van het bos, gemeentehuis van Maffle, bergen en Quaregnon.
In de XVII de eeuw gingen de twee derden van het Halderbos naar de Arenbergs,als gevolg van voordelige omstandigheden die ook het gevolg hadden de stad Halle onderhet beheervan één persoonlijke Heer te plaatsen.
In de periode dat de dertigjarige oorlog een einde namdoor de ondertekening van het verdrag van Munster in 1648, Belette Willem van Oranje het vredesverdrag te sluitendoor hoge sommen te eisen voor zijn toestemming aanFilps II, koning van Spanje. Met de bedoelinghet speciaal verdrag tussen beiden uit te voeren, deed de hertog Filip François dArenberg, dAarschot en de Croy afstand van de mooie hertogenlijke gronden van Zevenberghe gelegen tussen Breda en de Moerdijk en waarvan het huis van Oranje bezit genomen had tijdens de oorlog.
Deze afstand gebeurde mits betaling van een vergoeding van1.200.000 florijnen,op twee jaar betaalbaar en gehypotekeerd op de stad en de gronden van Halle, s Gravenbrakel, enz.
In geval van niet betaling binnen de voorziene termijn kon de hertog deze steden verkopen die pand werden gegeven. (2 december 1648)
Daar debetaling niet gebeurde ging de verkoop door, en de heerlijkheid Halle, met de drie rangsrechtspleging ging over in de handen vande hertog van Arenberg op
14 november 1652.
Volgens de beschrijvende akte van 14 januari 1655 omvatte de heerlijkheid :
-Een bosin de nabijheid van Halle900 bunders groot, waarvan twee derdenaan de Heer
en de rest aan het kapittel van Sint Waltrudis verpand zijn. Elk jaar wordener in het
bos mooie eiken en wit hout gekapt die gemerkt zijn met de hamer van de Heer.
-Het beheer van de eikels, verkoop van eikeschors en weilanden voor het vee
-Een deel van het bos Werecasstere genoemd aangrenzend aan het Halderbosnaast het
deel van het bos dat alleen aan de heer toebehoorde enelf Journels groot was .
Op 1 september 1778 werd het Halderbos verdeelt door een vorm van transaktie
Een proces verbaal werd opgesteld door de landmeters Desmoutier en Pourbaix die de grenzenbepaalde waarvan de twee derde gereserveerdwas voor de hertog van Arenberg en één derde aan het kapittel van Sint Waltrudis.
De naam « kapittel » van dat deel van het bos komt heel waarschijnlijk uit die tijd. Wordt binnenkort vervolgd
Volgens Touringclub de Belgique tweemaandelijks tijdschrift van 16 juni 1910
Toestand van de wegen!!!!
Provinciale baan van Halle naar Alsemberg
Niveleringswerken zijn aan gang tussen kilometerpaal 7 en Alsemberg op het grondgebied van Sint-Genesius Rode en Alsemberg
Het autoverkeer zal hinder onderondervinden of onmogelijk zijntot eind juni.
Dit bijna 100 jaar oude bericht klinkt heel alledaags in onze oren. Wat toen een zeldzaamheid was, want men werkte niet zoveel aan de banen, is nu dagelijkse kost geworden. Er wordt overal gewerkt zelfs op de omleidingen .
Hij werd geboren te Pontoise op 17 januari 1342 als jongste zoon van de Franse koning Jan II de Goede van Valois. Hij verwierf zijn bijnaam wegens de moed die hij betoonde in Slag van Poitiers in 1356tijdens de honderdjarige oorlog tegen de Engelsen.
Als jongste zoon kwam hij niet in aanmerking voor de troonopvolging. Als compensatie werd hem in 1364 met het Franse Hertogdom Bourgondië toegewezen. In 1369huwde hij te Gent met Margaretha, dochter van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male.
Van 1380 tot 1388 was hij regent over Frankrijktijdens de minderjarigheid van koning Karel VIdie zijn neef was.
Van deze positie maakte hij gebruik om het Franse leger in te zetten om een Vlaamse opstand neer te slaan, (in de slag bij Westrozebeke in 1382) geleid door Jacob van Arteveldeen tegen zijn schoonvaderLodewijk van Male.Toen deze in 1384 stierf werd Filips graaf van Vlaanderen, Antwerpen, Mechelen, ook van Artesië, Nevers, Rethel. Hij wist ook de Franche Comté in Jura te bemachtigen. Hiermee ging zijn rijk van Bourgondië in midden Frankrijktot de Noordzee. Filips poogde op verscheidene manieren zijn gezag uit te breidennaar andere gewestenIn 1385tijdens het dubbel huwelijk van Kamerrijk trouwden zijn kinderen Margaretha en Jan, metrespectievelijk Willem en Margaretha de kinderen van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In 1390 wist Filips de kinderloze hertogin van Johanna van Brabant ertoe aan te zetten haar hertogdom af te staan aan haar nicht en dus Filips' vrouw Margaretha van Male.
De staten van Brabant verhinderden ditmaar aanvaarden de zoon van Filips als opvolger van Johanna. Dat zelfde jaar kocht Filips ook het graafschap Charolais.
In 1392 toen Koning Karel VI krankzinnig werd nam Filips terug het regentschap over van Frankrijk. Als graaf van Vlaanderenverzoende hij zich gedeeltelijk met Engeland omdat Vlaanderen economisch afhankelijk was van Engeland voor de wollevering en hij liet het vrije handelsverkeer toe tussen Engeland en Vlaanderen.
Filips liet in zijn gewesten de plaatselijke bestuursinstellingen bestaan, maar maakte ze afhankelijk van zijn centrale regeringsorganen. In 1385 benoemde hij een kanselier Jean Canard (1350-1407) om zijn gebieden te besturen. In 1386 richtte Filips in Rijsel voor de Noordelijke gebieden en Dijon voor de Zuidelijke. Een rekenkamer in voor de financiële administratie,en een raadkamer een soort hof van beroep dat de vonnissen van de plaatselijke rechtbanken kon vernietigen in zijn voordeel.Filips die van pracht en praal hield, startte met het weelderig Bourgondische hofleven.
Zijn bibliotheek is vermaard voor de vele prachtige handschriften
Filips de stoute overleed aan erge koorts te Halle op 27 april 1404 in de Herberg den Hertrechtover de kerk. Toen was de kerk nog een bouwwerf en had nog haar Romaanse toren.
Na zijn dood werd zijn lichaam naar Brussel overgebracht waar men zijn lichaam gedurende enkele weken voorbereidde en het balsemde. Zijn hart en andere organen werden er uit gehaald en apart bewaart zoals het voor de Franse koningen van die tijd pastte. Een Bruggeling deed de begrafenis van Brussel naar Dijon. Dit kostte zes manden goud. De tocht naar Dijon duurde meer dan zes weken. Hij werd daar in pracht en praal begraven.
Het maken van het praalgraf werd aan Vlaamse en Hollandse kunstenaars toegewezen.
Zijn praalgraf staat nog steeds in Dijon in de Salle des Gardes de enige overgebleven ruimte van het woongedeelte van de hertogen. Zijn hart en andere organen zijn in Parijs vernietigd door latere Franse heersers
Te Dijon staan de rijkelijk versierde graftombes van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Deze sarcofagen horen tot de indrukwekkendste kunstwerken van het Bourgondische rijk.
Claus Slauter uit Haarlem hield zich hoofdzakelijk bezig met het praalgraf van Filips de Stoute. Dit pronkstuk werd gedragen door 40 gebeeldhouwde kartuizer monniken "Les pleurant" genoemd. Ze beelden de trieste lijkstoet uit die Filips de Stoute van uit van Brussel naar Dijon bracht.
Dit is een oud volksgezegde dat toepasselijk was voor de bedevaarders die Halle bezochten, maar dat de Hallenaars als naam daarna overerfden, maar nu aan 't verwateren is.
De bedevaarders kwamen van uit alle Europese streken. Het grootste deel kwam te voet en hadden vele kilometers in hun benen. Alle bedevaarders hadden indertijd minstens een stok, wandelstok of krukken mee, om onderweg of gedurig op te steunen. dit was noodzakelijk om zich tegen allerlei onvoorziene omstandigheden zoals aanval van honden te verdedigen. De bedevaart eindigde te Halle met de wegom door de velden en om te eindigen ook enkele toertjes biddend rond de kerk. In die tijd zat de kerk nog stampvol en werd er ook op de markt voor de kerk gewacht en gebeden, men moest per groep de kerk in.
De latere bedevaarders hadden een wandelstok mee gecombineerd met een zitje. (Iets gelijkaardig bestaat nu ook nog in moderne versie van wandelstok) Toen men de bedevaarders die schuin op dit éénpotig stoeltje leunden, van op de zijkant bekeek, was dit een eigenaardig zicht. Men interpreteerde dit zoals men het zag en men zegde: "In Halle steike ze ne stok in uile gat voe niet te valle"
Dit zou vrij vertaald zijn "In Halle steken ze een stok in hun achterwerk om niet te vallen".
Bewerkte tekst uit "Halle een Bourgondisch feest" De Hallenaars hebben in de loop der eeuwen ook hun bijnaam gekregen, niet zo bekend als de Maneblussers van Mechelen of Sinjooren uit Antwerpen, maar toch. In 't kort vertel ik hoe zij eraan gekomen zijn.
In de middeleeuwen veroordeelden de rechtbanken de misdadigers tot bedevaart. Men moest te voet naar een ver of een dichterbij gelegen bedevaartsoord, naargelang de begane misdaad.
Als bewijs van zijn boetedoening bracht de misdadiger een metalen speldje mee als bewijs van zijn aanwezigheid aldaar. De gewone bedevaarders wouden ook kost wat kost zo'n speldje bemachtigenals souvenir. Daar alles met de hand gemaakt werd was de vraag groter dan het aanbod en werdiets anders bedacht. Daarom schakelde menrond de tweede helft van de 15de eeuw over opde productie van vaantjes.
Dit waren driehoekige stukjes stof. Een houtsnede diende als stempel om de vaantjes te bedrukken, en dit gaf een veel hogere productie en men kon de vraag bij te houden.
Ook kon de bedrukking in de 18de eeuw aangepast worden aan een lokale toestand.
Zo werd er in 1794bij het bezoek van Frans II Oostenrijkse keizer vaantjes verkocht met zijn afbeelding naast Onze Lieve Vrouw. In 1795 brachten bedevaarders dit vaantje mee naar Gent. Zij werden door de toen Franse overwinnaars aangehouden en opgesloten omdat dit als provocatie beschouwd werd.
De vaantjes werden aangeslagen en vernietigd, wegens anti-Franse propaganda.
De tijden zijn niet veranderd en heden zijn de vaantjes zijn nog altijd een begeerd souvenir om uit een bedevaartsoord mee te brengen. .
De sinds eeuwen bestaande souvenirswinkels waren inventief en bedachten ook nog beeldjes medailles, bidprentjes, molentjes voor kinderen, krotten als snoepjes (zoals babelutten), mastellen dit waren aan een koord geregenkleine harde broodjes als halsketting om eventueel onderweg op te peuzelen, en Duivel het typische Halse bier om ter plaatse te gebruiken.
Het vaantje werd op de terugweg zichtbaar meegedragen dit had als gevolg dat men de Hallenaars als "Vaantjesboeren"bestempelde.
Op zoek naar mijn voorouders langs moeders kant ben ik rond 1860 in de Beertstraat vroeger de "Onze Lieve Vrouwweg" van wegom terechtgekomen. Mijn overgrootvader Gilles Joseph Tordeursfacteur (postbode) is eigenlijk geboren in 1844 op de Brusselstraat zijn ouders waren mandenmakers. Daarna zijn naar de Beertstraat 22 gaan wonen
En daar vond ik ook hun buur die later toch bekendheid verwierf als bisschop van Luik
Ik heb via, via, via en het bisdom zijn telefoon nummer bekomen en hem gebeld.
Een vrouwelijke persoon (zijn meid of secretaresse ?) naam de telefoon op in Luik. Ik stelde mij natuurlijk voor in mijn zondags Frans als Victor Ghyselsuit Halle van de Vogelpers en nog een beetje bla bla bla bij om de reden mijn storen uit te leggen.
Na enkele minuten wachtenheb ik de bisschop in hoogsteigen persoon aan de lijn.
Die zegt mij van uit Waalse Luik en nog wel in het zuiverste Hals dialect "Dag menier Victor van de Vougelpjesch in Halle" wa mooie ga weite? Ik heb toen een heel tof gesprek met hem gehad in het Hals niet over kerk of zo maar over Halle en zijn familiegeschiedenis.
Hij vertelde mij:ik ben geboure bekans oen de Baskuuloen de oek van de chaussée de Mons en de Bietstroet. Mèè pa was architek en es in 1940 gestèurve en blablabla
Vertaling :Ik ben geboren bijna aan den Bascuul (verkeersplein) op de hoek van de Beerstraat en de Steenweg naar Bergen. Mij vader Josef houssiau was architect en is in 1940 overleden.
Hij wist te vertellen dat al deze huizen nu afgebroken zijn.
De familie Houssiau woont te Halle sinds 1830en zijn afkomstig uit sint Pieters-Leeuw
De naam is afkomstig uit "la region Picard" omgeving van Bergen - Mons
Albert Houssiau is een hele vriendelijk man.
Hij wist ook dat in het Kerstkribbemuseum Kripana in Losheimersgraben aan de Luxemburgse grens een levensgrote schilderij hangt met zijn afbeelding.
Volgens hem is de naam Houssiau (zonder X) afkomstig van groot Mons (Bergen)
De naam Houssiaux (met X)is een Waalse naam afkomstig uit Henegouwen
Tot daar in 't kort over een nog springlevende Hallenaar als gepensioneerd Bisschop van Luik.
Meer info kan men vinden op de Franstalige site van Bisdom Luik (zie aldaar)
Vertaling en bewerking van Franstalige protesttekst van Dokter L. Dejace uit 1901 in Touring Of de voor en nadelen van het West Europese uur in het begin van vorige eeuw.
Inleiding
Met onze hedendaags comfort en verlichting ondervinden wij geen hinder, en is het voor ons de gewoonste zaak, dat wij van het zomeruur naar het winteruur en omgekeerd overschakelen.
Sommigen zien er het nut niet van in om twee maal per jaar hun uurwerk één uur voor- of achteruit te draaien, met de voor- en nadelen dat dit biedt. Er is maar matig reactie op.
Bij elke verandering van het uur leest men in de kranten telkens enkele artikels met protest, en spreekt men over de gevolgen van de aanpassing voor baby's, kinderen, boeren, arbeiders, vee, elektriciteitsverbruik en nog meer.
In ons zonne- en planetenstelsel heeft de stand van de aarde tegenover de zon sinds miljoenen jaren over beslist over de seizoenen en wanneer het op onze aarde dag of nacht wordt.
De mens heeft zich sinds jaar en dag aan deze natuurlijke toestand aangepast en volgens hun mogelijkheden de meeste van hun taken verricht in het daglicht, hij heeft er zijn leven op afgestemd. De zon regelde het opstaan en slapen gaan. Dan kwam de zonnewijzer, het uurwerk dat de
mogelijkheid gaf de dag met meer regelmaat in te delen. Deze gebruikte zonnewijzer met zijn
zonnetijd was overal afgestemd op het middaguur t.t.z. de hoogste stand van de zon. In een groter gebied was het dus oostelijk (veel) vroeger middag of donker dan westelijk, en de mensen benutten zo veel mogelijk het daglicht voor hun bezigheden. Om praktische redenen werd de lokale tijd in onze streken afgestemd op de kerkklok in de naburige grote stad. Het middaguur verschilde dus minuten van streek tot streek en voldeed niet meer aan het opkomend treinverkeer, en het werd noodzakelijk alle stationsklokken en kerkklokken eens voor altijd gelijk te zetten en de lokale tijd waarwel te zeggen. En nu begint de discussie.
G.M.T.U.T. of C.E.T ?
Eind van de 19de eeuw was er nog maar een beetje orde in de lokale tijd, maar in 1892 bekeek men dit ook internationaal. De administraties beslisten dat op het ganse grondgebied België en enkele buren de kerk- en stationsklokken hetzelfde uur moesten aanwijzen.
Er werd in België beslist met de wet van 28 april 1892 dat op ingang van 1 mei 1892 de Meridiaantijd van Greenwich (GMT Greenwich Mean Time) ingevoerd wordt, dat later de UT werd (Wereldtijd of Universal Time). Dit had voor resultaat dat België vrijwillig gaat achterlopen op de zonnetijd en de dag gemiddeld één uur vroeger begint en het ook één uur vroeger donker wordt voor dezelfde stand van de wijzers van de uurwerken. 's Avonds moet men meer beroep doen op de verlichting zoals petroleumlampof Lampe Belge, gasverlichting, kaarsen en vele andere. Elektrisch licht was een zeldzaamheid.
Volgens de bevolking en enkele vooraanstaanden heeft de administratie zich in 1892 tijd vergist, want er kwam protest op hun beslissing zoals wij zullen zien uit deze tekst van 1901.
Het is noodzakelijk om dit verschil op onze klokken te vergelijken met de Zonnetijd en de economische gevolgen en invloed op het dagelijkse leven te bestuderen.
De landen van Centraal-Europa met hun Centraal Europese tijd (CET) zijn er zonder twijfel beter aan toe dan wij, en het is gemakkelijk aan te tonen dat de industriëlen, de landbouwers, de arbeiders, de bedienden, de moralisten, best zouden samen komen om een hervorming en een betere toestand te vast te leggen.
De Hoge Belgische raad voor Hygiëne, zou met haar bevoegdheid, dit probleem moeten bestuderen waarvan wij hier alleen de gegevens schetsen.
Wanneer de uurwerken van onze stations en Belgische steden 12 uur aanwijzen, dan wijzen
de Duitse, Oostenrijkse, en Italiaanse klokken 1 uur aan. Het verschil schijnt niet groot maar de gevolgen enorm. Het sociale leven is niet meer afgesteld op de zon en het daglicht, maar op een overeengekomen stand van de wijzers van een klok.
De wetenschappers zouden er zich moeten rekenschap van geven dat het zonneuur en het
conventioneel uur zo maar niet kan aangepast worden. Een berekening volstaat om de waarheid te kennen.
Terwijl het veel belang heeft voor de arbeiders, de bedienden om 's avonds zolang mogelijk daglicht te hebben. Volgens de klok staan wij om hetzelfde uur op als de Duitsers, die echter met hun centrale tijd één uur vroeger opstaan als wij. Zij gaan 's avonds één uur vroeger naar bed dan in onze streken. Het is de klok en niet de natuur dat het opstaan en slapen gaan regelt. Tijdens de maanden november, december, januari hebben de Duitsers bij het opstaan verlichting nodig, om van februari tot november hun taak te kunnen beëindigen in het daglicht. Hier bij komt ook de economische factor kijken, die een groot belang heeft in de budgetten van de arbeider en de algemene onkosten van de grote fabrieken.
Het is niet aan ons om de economische voordelen van het Centraal Europees uur aan te halen, maar het de Nederlanders hebben het goed begrepen en gaan kortelings het meridiaan uur vaarwel zeggen om over schakelen naar het centraal uur, zodat zij één uur meer kunnen genieten van het daglicht.
Laten wij twee punten van de sociale moraal aanstippen in verbinding met het Centraal Europese uur:
-Aan de avond van elke dag zijn uur natuurlijk licht terug bezorgen, is in werkelijkheid een
bestrijding van het nachtelijk uitgaan. Als de nacht valt komen de gevaarlijke nachtdieren,
de apachen, de pooiers en de meisjes van plezier op het toneel. De publieke ordehandhaving
heeft er alle belang bij om de werkuren van dit soort uitschot te verminderen.
-Het alcoholisme zou gevoelig verminderen als men de klok een uur later zet.
Het volstaat om een ritje te maken door onze dorpen met hun landbouw of industrie om te
weten tekomen dat de zomer het dood seizoen is voor de cafés. De werklieden die van hun
dagtaak huiswaarts keren bij klare dag, zij minder geneigd een café te bezoeken.
Als men voor deze mannen gedurende verschillende maanden hun thuiskomst bij daglicht
laat gebeuren, is dit een vermindering van het alcoholgebruik na het werk, met de
vermindering van de gezinsproblemen erdoor veroorzaakt.
Is het nodig om bij de dokters aan te dringen om de voordelen voor gezondheid tegenover de voordelen van de huidige toestand af te wegen?
In België stoppen arbeiders en bedienden om zes uur met werken. Van september tot maart gaan ze recht naar huis om voor hun gezin de verlichting aan te steken, Tenzij ze via een café bezoek naar huis gaan. Indien het centrale uur wordt ingesteld in België dan zouden deze sukkelaars thuis gedurende maanden kunnen genieten van het resterend daglicht en kunnen deze hun tijd, eventueel spenderen met wandelen of heilzaam tuinieren. Gedurende de maanden april tot september kunnen zij profiteren van de buitenlucht. De andere kant van de medaille is dat men vroeger moet opstaan, maar elke hygiënist zal ten allen tijde het met de kippen opstaan en vroeg slapen gaan aan bevelen.
Wat kan het ons schelen dat het tijdens de zomer maanden om drie uur de dag al op komt. De boeren staan nooit vroeger dan om 4 of 5 uur op, met het centraal uur zouden zij opstaan om hetzelfde uur, maar in werkelijkheid gebruiken zij dan dat uur daglicht in hun voordeel.
Voor België is dit uur licht volledig verloren en wordt opgeofferd aan de avondschemering door het aannemen van de Greenwichtijd.
Zijn de schadelijke gevolgen dan zo miniem dat men aan de menselijke plant één uur onttrekt van de weldoende zonnestralen? Heden kennen wij beter de voordelen van de weldoende zonnestralen, en het is absurd om uit een betwistbaar administratief standpunt de ganse natie één uur zon af te nemen. -De moralisten veroordelen sinds jaren de nachtelijke activiteiten, en het West-Europees uur
bevordert deze.
- De moralisten en hygiënisten bestrijden sinds jaar en dag het alcoholisme en het West-
Europees uur bevordert dit met de avondschemering één uur vroeger te laten invallen.
Volgens de gezondheidsleer wordt vroeg opstaan en slapen gaan aanbevolen, het West-
Europese uur bevoordeligt de ochtendmoeheid en maakt dat wij later inslapen.
Wij bespreken vrijwillig de belangrijke vraag van de supplementaire industriële verlichtingkost niet, die in de handen van de economisten blijft, maar blijven alleen bij de vraag over de invloed op de algemene gezondheid. Wij hebben maar alleen het probleem aangeraakt, maar trekken er toch de aandacht van elkeen op. Misschien komt er ooit een dag dat iemand zich zal inzetten om de oplossing te brengen voor dit sociaal gezondheidsprobleem. Wij stellen van onze kant dit probleem voor aan een onderzoek van de hoge gezondheidsraad. Elke Belg, die op reis was in Duitsland en die van de
voordelen kon proeven van het centraal uur, zet bij zijn terugreis, met spijt, zijn uurwerk terug op de Meridiaan tijd. Waarom richten de sterke bonden die er in België bestaan geen vereniging op die de economische-, morale-, en gezondheidsvoordelen opeist van het Centraal Europese uur om de gevaren van ons kunstmatig uur te bestrijden.
Neen ik ga niet beginnen met de volledige "Volharding" story maar met enkele van vele verhaaltjes echt gebeurd en meegemaakt achter de schermen. Te Halle waren er in de jaren zestigvier cinemazalen"dePlaza", "de Rio", "de Harmonie" die ook een balzaal had, en tenslotte "de Concordia" die had ook eenturn- en danszaal onder de cinema zaal. Omdat deze laatste zaal toebehoorde aan Burggraaf de Jonghe d' Ardoisvonden de meeste Halse culturele zaken plaats in de Concordia.
Sinds begin 1900 bestaat de toneelgroep "de Volharding". In mijn jeugdjaren, de jaren zestig, speelden zij toneelstukken zoals "Dertig seconden liefde", "Arsenicum en oude kant","Een nacht in de rimboe", allée, elk jaar één of meerder toneelstukken. Mijn zus speelde af en toe mee. Via mijn zus (wij waren schrijnwerkers thuis zoals elders te lezen) werden er ook vrijwilligers gezochtom de decors te fabriceren, aan te passen en ter gepaste tijde op de scène te monteren en te demonteren.
De regisseur was toen nog Albert Devogel alias Berre Vougel delatere Halse burgemeester. Vic De Leeuw, Langen Tuur en nog meer. Te Halle trad de Volharding alleen op in de "Concordia" (zaal) aan de Bergense steenweg.
Als er de zaterdagavond een toneelvoorstelling was moesten de decors 's avonds in de week gemonteerd worden achter het reuze cinemascherm voor die tijd.
Het cinemadoek werd maar de zaterdag voormiddag omhoog getrokken, omdat er de vrijdagavond nog filmvoorstelling was. Daaruit volgt dat elke vrijwilliger enkele avonden moest meehelpen 's avonds, na de dagtaak, om het decor achter het cinemadoek te monteren. Wij mochten geen lawaai maken, en alles gebeurde met tekens en fezelen
Aan de andere zijde van het doek ging de cinemavoortstelling gewoon door.
Normaal hield het decor samen met koorden, waardoor de montage tamelijk snel en geruisloos kon gebeuren. Af en toe moet er ook eens een nagel ingeklopt worden en dat mocht niet tijdens de film. Maar die avond was er een Western, een Cowboy film zo als wij dat noemden, waarin nogal geschoten werd en veel doden vielen. Iemand keek van opzij naar de film en deed ons teken wanneer zij gingen beginnen schieten. Zo konden wij enkele nagels in kloppen, achter het cinemadoek terwijl de Cowboys vollen bak aan 't schieten waren met veel lawaai, zonder dat het publiek in de zaal er iets van merkte. Ons werk ging zo vooruit voor de zaterdagnamiddag, dan werd alles afgewerkt voor de opvoering. Meestal na de toneelvoorstelling was er bal in de lager gelegen zaal met het Orkest "De Musical Friends" onder leiding van Leon Bunnens.
De Volharding had ook een speciaal kleiner decor om op verplaatsing te gaan spelen.
Op zekere avond moesten wij naar Humbeek gaan spelen Er werd al van in de voormiddag afgereisd met twee wagens.Het ganse decor lag op de bagagedrager van Albert Devogel, die toen een blauwe VW kever had. Toen na het toneelstuk om 23u 30 alles op geladen was om terug naar Halle te vertrekken was het zeer mistig. Men zag geen steek. De zichtbaarheid was beperkt totmax 20 meter.
Er werd zeer langzaam en voorzichtig gereden. Tot plots een schim voor ons opdook
Berre Vogel remde bruusk en de bagagedrager met zijn complete ladingbelandde vooraan op de koffer van de kever.
Alles werd ter plaatsein het lichtschijnsel van de tweede wagen, naast de weg gelegd
De bagagedrager werd terug op wagen bevestigd, alles terug opgeladen. We zijn dan vroeg in morgen terug in Halle geraakt. Zonder grote problemen. De schade aan de wagen beperkte zich tot enkele schrammen vooraanop de wagen.
Tot daar avonturen achter de schermen van een toneelgroep Victor
Alhoewel dit niets te zien heeft met Halle vind ik dit interessant om details van het reizen van toen en nu te vergelijken, sommige van deze eeuwenoude raadgevingen blijven nu nog geldig.
Bagage, valiezen en koffers rond 1658
Voor de gewone man was een voetreis van één dag zonder bagage een gewone zaak.Met had alleen het hoogstnodige bij voor de zaken dat met ter bestemming moest afhandelen. Men vertrok om drie uur s morgens naar een naburige stad en men was dezelfde avond of nacht terug thuis. In België liggen de vele steden onderling op één dag te voet (heen en terug), dit komt overeen met een 15 à 20 kilometer.
Reizen met overnachting in een herberg was allen voor de rijken de gewone man kon hier alleen van dromen. Toch werd er veel en ver gereisd met overnachtingen, want men was al gauw enkele dagen, maanden of voor verre reizen, langer onderweg. Dit ging te voet, te paard, al dan niet met kar erachter, met koetsen, postkoetsen alsook per boot of schuit op de rivieren of een combinatie van beiden.
In onze moderne tijd wordt er veel gereisd en koffers gepakt. De inhoud van de huidige valiezen is grotendeels bij elke familie of zakenman, bijna standaard geworden en op enkele voorwerpen na ongeveer hetzelfde. Nochtans ziet men sommigen, met heel zware en grote koffer(s), daar waar de andere met een kleine koffer overschot hebben.
Zo was het ook in de zeventiende eeuw, men sleurde met koffers die al dan niet volumineus en zwaar waren. Zij moesten ook op tijd en stond op koets of boot overgeladen worden.Men reisde in die tijd alleen uit noodzaak, want er was niet veel plezier aan.
Er is door een Duitse geschiedkundige, cartograaf, historicus Meister Martin Zeillers, die veel buitenlandse reizen ondernam, in 1658 een reisgids geschreven, met belangrijke raadgevingen voor de reiziger uit die tijd. Men kan er ook nog allerlei andere informatie in vinden.
In een oud Duits toeristisch maandblad "Daheim" (1898) uit Leipzig vond ik deze verkorte versie met raadgevingen voor reizigers uit die tijd die alleen reisden.
Met het uittreksel dat hier volgt kan men zich een idee geven wat men allemaal aanraadde en standaard kon of moest meenemen in zijn bagage.
Verplaatsingen en Reizen in 1658
Uittreksel uit: Der getraue Reizegeselle van Meister Martin Zeillers
Het origineel boek werd uitgegeven te Ulm in 1658.
Martin Zeillers schrijft : Indien ge in goede gezondheid verkeert, niet te oud, nog te jong bent, dan kun grote reizen ondernemen
Alvorens te vertrekken zult ge bij uw ouders te rade gaan, of informeren bij intelligente vrienden en kennissen, speciaal aan diegenen die dezelfde reis al ooit eens meegemaakt hebben.
Het is aan te raden om de geschiedenis en gewoonte van de volkeren te bestuderen dat ge denkt te bezoeken. Indien ze bestaat, een kaart van de streek te kopen, alsook verscheidene reisboeken en andere werken te raadplegen.
Vergeet vooral niet uw lichaam voor te bereiden op de vermoeienis en onverwachte omstandigheden die ge onderweg kunt tegen komen.
Daarom is het geraden om te leren zwemmen en elke dag een grote voettocht te maken, zodat ingeval de armoede u overvalt en het niet meer financieel mogelijk is om met een voertuig te reizen,ge noodgedwongen uw tocht te voet kunt verder zetten zonder blaren op uw voeten te hebben.
Het is ook aan te raden om enkele eenvoudige gerechten te leren klaarmaken zoals soep, alsook eieren, vis, en vlees te kunnen bakken, voor het geval ge in een slechte herberg terechtkomt.
In elk geval is het voorzichtig zich in de herberg naar de keuken te begeven om de bereiding van het voedsel te volgen.
Meester Zeillers beschrijft in t lang en t breed over de bagage.
Hij raadt aan zich niet te overladen en zich te beperken tot het strikt nodige, om de begerigheid en aandacht van de dieven niet te trekken.
Het hoogstnodige omvat: een gebed - en zangboek, een notaboek om de indrukken van de dag op te schrijven, een kalender, een boek met vrolijke en nuttige verhalen, enkele bladen papier, een (schrijf)pluim, een inktpot, zand, een aansteker, naald en draad, een grendel of hangslot moest de kamerdeur niet goed afgegrendeld kunnen worden, een verrekijker, stofbril, een spiegel, krijt, een waskaars, een referentiezegel, eetbestek met tandenstoker, een kam, een kompas, een uurwerk, een kwadrant,enz. Een reiziger zal nooit zonder wapen zijn, een voetganger heeft altijd zijn puntige wandelstok om zich te verdedigen tegen de honden, om op de bergen te klimmen of als hulp om over de beken te springen naast de weg.
Over de kledij zegt hij: Het zou goed zijn om zijn kledij aan te passen aan de mode van het bezochte land om geen nieuwsgierigheid te wekken. Men neme best drie of vier propere hemden, enkele zakdoeken, kousen, onderbroeken, slaapmuts, handschoenen, een paar reserve schoenen, en pantoffels mede. Het is geraden een regenmantel te hebben, een hoed met brede randen, een muts met oorbescherming, katoenwatjes voor neus en oren, slobkousen met knopen.
Een reisapotheek is eveneens onmisbaar. Hij geeft de raad: kruiden, olie, herten- of konijnenvet,was, suiker, pillen of andere, tegen kopvallingen, buikloop, verstopping,maagzuur, schaafwonden, blaren op de voeten, zeeziekte, pest, vergif, slechte geuren, hoofdpijn, angina, slangenbeten, schorpioenensteken, razende honden, kloven in de lippen, enandere gelijkaardige zaken mede te nemen.
Meester Zeillers wijdt een hoofdstuk aan de dienstboden die niet altijd trouw, proper of discreet zijn. Het is soms beter af te zien van hun aanwezigheid.
Het belangrijkste tijdens het reizen is geld. In de broekzakken zitten alleen de munten voor dagelijks gebruik. De rest van het geld zit verborgen in de bagage, tussen de boeken, in een stuk was, een stuk brood, in een wandelstok voor dat doel uitgehold, in de schoenen, onder de oksels en gelijkaardige veilige plaatsen. Men zal de voorkeur geven aan goud omdat het volume kleiner is. Wegens de oneerlijke wisselagenten onderweg zal men zijn voorraad goud op zijn vertrekplaats indoen.
Martin Zeillers eindigt met enkele nuttige en speciale raadgevingen.
Alvorens te vertrekken, zegt hij, moet men orde scheppen in zijn spirituele zaken, zich verzoenen met God, zijn schulden betalen en testament maken. Zeg ook waarwel aan uw ouders, uw weldoeners, vrienden en kennissen, en vraagt hen u niet te vergeten in hun gebeden, en een goede herinnering van u te bewaren.
Want als men een reis onderneemt, weet men nooit of men terugkomt !!!!!
Op zoek naar oude Halse en dialect woorden vond ik toevallig deze lijst die heel waarschijnlijk bestemd was voor een Halse erfenis of misschien openbare verkoop uit die tijd. Daar dit een burgershuis betreft is de lijst gedetailleerd en nogal lang (als men iets in detail wilt en daarbij nog duidelijk zijn dan is dit zeker en vast niet mogelijk in enekele lijntjes). Ik heb dit woord voor woord hernomen zoals het origineel. Men ziet dat alles letterlijk alles op lijsten geplaatst tot in het kleinste detail. Dit geeft ons een idee betreffende de huisraad, klederen, linnen, keukengerief uit die tijd. Van de meeste zaken heb ik de ook vertaling. Als er vragen zijn mail mij. Met herkend veel oude woorden waaruit het Hals dialect is ontstaan. BOEDELLIJSTVan een burgerhuis der XVI de eeuw
MEUBELEN en HUYSRAED
een ledecant mette gordinagiën, oft een coetse oock met haar gordijnen ende vallen.
een kiste oft schrijne van houte met een slot.
een thresoor-cleedt oft thresoor-dwele.
een taeffereel metten canten oft lijsten verciert met schilders-goudt, silver oft dierghelijcke.
een matrasse oft stroo-sack onder dbedde.
een hoenderrenne zonder schapprayken daer aen.
een berdeken oft tailloor corfken.
een moele metten back ende metten ghereedtschap.
een vertreck-cruycke zonder scheel.
een houten cackstoel metter teylen oft becken daer in.
een blauwen steen metter houten haemere oft blauwel daar men dlijnwaet op slaet als men gewassen heeft.
een schrijflay metten goudt-ghewichte.
een cleermale om mede te reysen.
een metalen craen oft houten buyse om in t vat te steken.
een ammelaken oft serviette persse.
een hellebaerde, oft eenen anderen waeckstok.
een vleesch-boom metten zeele ende ijsere spille.
een spieghel met zijn toebehooren, t zij met schildergoudt, silver, oft oock met eenigh behancksel verciert.
een rechtbanke sonder slot daer aen.
een balance metter schalen, met een pondt-gewicht oft een huysele.
een braet-panne metten yser daer vore.
een spit metten wender ende ghewichte.
een ijsere latte met hanghel.
een ijsere ronde panne met eenen steel.
een brant-yser van metael oft ijser.
een potdecksel van metael oft ijser.
een ysere schuppe met eenen houten steel.
een taeffelrinck, van ten, metael oft teenen.
een meest metaelen oft yseren pot.
een metalen coperen oft houte eemere.
een vierclocke van metael, ijsere oft eerde.
een metaelen croone-candelaer oft ermken.
een caufoor van metael, ijsere oft eerde.
een metalen schepper oft schepbecxken.
een merckt-eemerken van metael oft van houtte oft merkt-corf, oft cabasse.
een vischspaen van metael oft van ijser.
een beslach-teyle van metael, ten oft eerde.
een tennen becken, steenen oft ghelasen flessche.
een coelback van metael oft coel-tobbeken.
een vijser van metaal, steenen, oft houten mortier metten stampere.
een wijwater vaetken van ten oft metael.
een wijn-stoop, pot oft pinte, ghetoot oft onghetoot.
een tennen becken met een lampet, oft van metael, oft lavoir, tennen oft looden fonteyne met een backsken daeronder.
een treseer-becken van ten oft metael.
een spoubecksken van ten of metael.
een olie-commeken oft commeken om uyt teten.
een garde nappe, tenne oft houten.
een lampe van ten, metael oft steen.
een tennen croes op datter gheenen silveren is.
een taeffele sonder slot.
een oorcussen met een flauwijne.
een bedde metten hooft-peluwe.
een viercant doeck-coffere.
een houten coren schuppe.
een stroyen coren-corf.
een cordenwaghen oft pijpegale.
een yseren-hoven scheel.
een bier half-vat oft vierendeel.
een houten boter-bacxken.
een catrolle metten paley-zeel.
een houten vrouwen-stoofken.
een spinrock met eenen haspele.
een mostaert-meulen.
een schinck-berdeken.
een afneemschotele.
een ijsere pot-heyse.
een treft oft een hanghijser.
een castaingnie-panne.
een tennen tailoor oft houten.
een tennen sout-vat.
een tennen kom oft houten akere.
een mostaert-pot van ten oft steen.
een tennen boter-schotele.
een schouw-cleedt.
een sargie.
een sit-cussen.
een lanteerne.
een wan.
een coren-meuleken.
een meel-tonne.
een keers-kiste.
een cleer-mande.
een torf-mande.
een schotel-vat.
een berrie.
een vleeschstande.
een waschtobbe.
een back-korf.
een bier-schraghe.
een pollepel.
een wayer.
een coeckijser.
een bierbuyse.
een ratte-valle.
een muyse-valle.
een preeckstoel.
een besten stoel.
een schutberdt.
een vleesch-blok.
een cruydt-busse.
een querne.
een scherf-bert.
een leere.
een bijle.
een saeghe.
een ijsere haemere.
een cleer-bessem.
een claddere.
een aentreckere.
een wet berdeken.
een wind-ysere.
een scherf-mes.
een elle.
een spijckel-boor.
een blaes-balck.
een dweiler.
een cruydt-sifte.
een verkeer-bert.
een ghelaes-bert.
een droop-lepel.
een cap-mes.
een ijseren hense.
een rooster.
een vierschuppe.
een wafel-ijser.
een reicksken.
een tanghe.
een scheere.
een raspe.
een keers-snuttere.
een urinael-pot.
een houten soutvat.
een steenen olypot.
een besten ketel.
een brouketele.
een backetele.
een bedt-panne.
een obely-corf.
een verlaet-becken.
een tennen schotele.
een taeffel-cleedt.
LINNEN
een bedde-cleedt van lijnen, wullen oft tierentijn.
een blauwen en een witten lijnen voorschoot.
een paer slapelakens.
een ammelaken.
een serviette.
een handtdoeck.
een overtuygh van een oorkussen.
een lange ghebeelde dwele.
een drooghdoek.
een brand-sack.
een meel-sack.
een turf-sack.
VROUWENCLEERE
een huyve, haersnoer, bandeken, spanse ende dierghelijcke.
een tabbaert, bouwen oft samaris.
een paer panttoffelen oft schoenen.
een paer mouwen, sonder gheslaghen goudt oft silver oft ghesteente, maer wel met passemente gheboort.
een coliere, sonder gheslaghen goudt, .. als voren.
een familie oft huycke van sye oft van lake.
een riem oft gord-ketent sonder gheslaghen goudt oft gesteent, t zij van silver oft oock van silver verguldt.
een paternoster, sonder den selven van silver te wesen, maer wel van corael, amberen, getten oft anders.
een borsse oft herteken sonder goudt oft silver daer aen te wesen.
een paer messen sonder silver daer aen te wesen.
een boeck-sack, met eenen boeck, sonder eenigh goudt oft silver daer aen te wesen
een halsdoeck.
een keurs.
een ziele.
een paer coussens.
een voorschoot.
MANSCLEEREN
een tabbaert ende indien hij een een ghesworen gheselle is van eenighe ghesworen gulde, zoo zijne palure van silver, oft soo sij is, metten selven tabbaert daer sij op staet, ende is hij gheen gulden broeder van eenigh der gesworen gulden, soo zijne palure van sijnen ambachte, die hij op sijne mouwen steckt als hij in de processie oft tot eenigh offerhande gaet, ende indien hij gheenen tabbaert en heeft, soo sijnen besten mantel oft cappe.
een pandt-rock oft cajack, sonder goudt oft silver daeraen te wesen.
Aangaande de dialecten is er overal discussie, het was een gesproken taal uit de middeleuwen en werd zelden of nooit geschreven. Daarom ben ik steunend op vroegere geschriften verder gegaan met schrijven om het op de juiste wijze uit te spreken. Te Halle zijn er verschillende schrijfwijzen van het dialect, elk op eigen manier. Ik streef naar eenvormigheid, daarom volgen hier enkele suggesties die gemaakt zijn om een discussie uit lokken.
Het Hals zit vol uitzonderingen en daarom is een algemene regel bijna onbestaande.
Het Hals dialect behoort tot de Brabantse dialecten zoals het Tilburgs, Antwerps, Mechels, Leuvens, Brussels enz.Deze streektalen hebben veel gemeenschappelijke punten, alhoewel, ze zijn toch zeer verschillend van Noord Brabant tot de taalgrens met Wallonië.
Daar de fonetische schrijfwijze maar voor weinigen te lezen en te begrijpen is, heeft men een andere schrijfwijze moeten bedenken die voor het grote publiek voldoet.
De basisregels die ik volg steunen op de "Stichting Brabantse dialecten" Deze regels zijneigenlijk op maat gegoten voor het Leuvens. Deze vereniging biedt geen volledige standaardoplossing voor het Halse dialect. Daarom heb ik een aanpassing gemaakt voor het Hals.
Ik voeg hier een transcriptie toe, met referentie naar gekende klanken zelfs in andere gekende talen als Frans, Duits, Engels enz, om de uitspraak te vergemakkelijken. In de loop der eeuwen kwam er op de resten van de oude Halse taal wegens de nabijheid van de taalgrens een grote Franstalige en ook in mindere mate een Engelse invloed, die ook zijn speciale klanken meebracht.
De Halse klanken zijn zoals ik ze uitspreek van opVogepers - Sint-Rochus (Extra Muros) maar die gelden ook voor 98% van de regio. Buizingen is uitzondering omdat dit dialect al van het Dworps voortkomt.
Daar Halle een omwalde stad was zijn er ook al verschillen in uitspraakvan wijk naar wijk (op 100 meter) In groot Halle zelf zijn er verscheidene kleine varianten, enkele woorden die verschillen en anders zijn in betekenis en uitspraak.
In Halle centrum zegt men voor boom:nen boem, even verder zegt men nenbuum
Zo heeft menvoor schoon: skoen en skuun en voor rood:roed en ruudenz
Men zegt kouse en even verder richting Lembeek kaasse
De schrijfwijze en hoe dit uitgesproken wordt azoals in pad, mat,
aazoals in paar, raar, waar
àzoals in het Franse plan, gant
aizoals aai-jnz' ain (zij hadden) a-i-n vlot achter mekaar uitgesproken
oa zoals in het engelse more en toafel (tafel) oezoals in hoed, moet,
oideze 2 letters worden vlot achter mekaar uitgesproken meestal met dchj, tchj, schj
achterzoals in goidchj (gaat), moitchje (meisje)
oozoals in boor, moor,
ouzoals inbout, smout,
uzoals in put
ui zoals in ruik (reuk) uuzoals inmuur
Daar het Hals dialect een spreektaal is zijn er nooit regels opgesteld om dit te schrijven
Het zal zijn zoals het groene boekje Algemeen Nederlands: regelmatig een andere uitgave. Een beetje theorie om via het schrijven de leesbaarheid te verhogen.
Ik gebruik de ch om deze klank zoals in chat (Fr) die dikwijls en uitdrukkelijk in Hals voorkomt te accentuerenanderen gebruiken sj waar men geen rekening kan houden met de vele uitzonderingen en geen nadruk kan leggen opdeze klank.vb werkwoord kosje en koschje (kuisen) Kosje zou in uitspraak het verkleinwoord van kos kunnen zijn, terwijl koschje altijd op de goeie manier uitgesproken wordt.
Wij schrijven nooittes a zuumaar 't es a zuu(het is zo)
Het accent staat altijd op de plaats waar een letter weggelaten is.
Wij schrijven ook niet "asse" maar "as ze" (als zij) en emmèk maar èm èk (heb ik)
Klinkers worden meestal dubbel geschreven: uur (oor) uure (oren)
De h wordt nooit geschreven. Ik gebruik alleen de h in de eigennamen enstadsnaam "Halle en Hals" om verwarring met "alle en als" te vermijden.
De alleenstaande c wordt vervangen door k
Hetgeen ik ook toepas is vb hond schrijft ik ondik poog dezelfde eindletter te gebruiken
dan in het algemeen Nederlands.
In het Hals bestaat geen meervouds n achter een woord vb nèun ond, twie onne(een hond , twee honden) nèun tand, twie tanne (tand, tanden) Op de achtergrond ben ik ook bezig om een Halse gramatica uit mijn duim te zuigen en dat is verdomd moeilijk.en volumineus met al die uitzonderingen. Victor
Officieel heette deze school in die periode "Het Onze Lieve Vrouw instituut" De andere benaming "De Broeders der Christelijke scholen, van Johannes Baptista de la Salle". (wij in de school noemde die heilige man Tichj van de zoel). Dit waren de broeders met die twee witte lapjes onder hun kin (waarvoor dit diende heb ik nooit achterhaald maar of 17de eeuwse prenten en schilderijen zijn ze al te zien). De school werd kortweg "bij de broeders" en later "het College" genoemd, Zaterdag 25 juni 2005 is er een trieste viering namelijk 125 jaar school en tevens ook het einde van de school, ze houdt op te bestaan en wordt opgeslorpt door "Het Heilig Hart Instituut" (meisjesschool) Mijn nonkels (broers van mijn moeder) gingen er al naar die school vanaf 1900, mijn vader in 1907 en mijn broers en kozijnen gingen er al sinds 1935. De lagere klassen waren in de nieuwbouw van 1935 links van de speelplaats. Ik zette er mijn eerste voetstappen op 10 september 1947, ik was vijf jaar en kwam zo in het eerste terecht bij broeder Guido. Iedereen is trouwens bij Broeder Guido voorbij geweest. Hij was de goedheid zelve en had geen diploma, er zijn duizenden kinderen die hij leerde lezen en schrijven.. Wij schreven nog met een griffel op een lei en met een vod afvegen. Moeste ook onze vinger op de mond houden om te leren zwijgen, of onze armen achter onze rug op de bank om aandachtig te kunnen kijken wat aan 't bord gebeurde. Wij hadden ook verplicht een donkergrijze stofjas aan. De herstellingen aan de stofjas gebeurden met donkere nieuwe lappen op de blekere verkeleurde stof. Ik herinner mijn nog mijn eerste leeszinnetjes " ik ga naar de school , ik ga naar de klas" Om onze aandacht te trekken gebruikte broeder Guido een knipper, die in de volgende leerjaren bij de andere broeders als foltertuig zou dienen. Hij gebruikte ook een brede lat om op het bord aan te tonen wat er te lezen viel. Vanaf het tweede trimester mochten wij al op een blad papier schrijven, later in een schrift met potlood . Het derde trimester dan mochten wij met inkt uit de inktpot (in de bank) experimenteren, met een pennestok en ballonpen, Dit lukte niet altijd zonder plekken te maken, en was het nu ongekende vloeipapier elke seconde welkom.
Wij schreven toen nog de oude spelling "wij doen het zoo", "den mensch," en het kruisteken was "In de naam des vaders en des zoons en des heilige geestes. Amen". Dit zou in het tweede studiejaar al veranderen. wij hadden pas iets geleerd en het was al niet meer juist.
In het tweede zat ik bij Broeder Victor (De Rosse). Daar begonnen de folterpraktijken al. De knipper om de aandacht te trekken diende ook om om op de toppen van de vingers te slaan als we iets mispeurterden, en een draai rond uw oren, dat was ook iets alledaags. Broeder Victor kon mooi bijbeltaferelen op het bord tekenen met kleur krijt. Ik heb nooit geweten waarom, maar wit ktijt dat werd door gretig verobert.
In het derde zaten wij bij Broeder Theophile (Den Taintain) dat was de folterbank nummer twee. Met koperen regel op billen slaan zodat wij niet meer konden zitten, in straf staan met ons boekentas met al onze boeken in, boven ons hoofd, op de knieën zitten op de tree en nog meer. De tafels van vermenigvuldiging moesten wij kunnen aframelen, als hulp stonden die ook achteraan op onze schriften. Het vierde was bij broeder René te doen , een toffe en sympathieke gast, dit is zonder slechte herinneringen. Het vijfde waren wij bij Broeder Stanislas een ouwe sypathieke vent die ons kusjes gaf. Daarna in het zesde bij de alomgekende, beruchte, strenge, broeder Herman wij zaten met 64 in de klas en den Herman kon dat allemaal meester. Hij was specialist om u op te heffen met uw kaak en daarna waren de draaien rond uw oren en stampen in voldoende hoeveelheid gratis bij. Als ge braaf waart of goed gewerkt had dan kreeg ge af en toe kusjes. (ik heb er nooit gekregen) Die met de goede stem waren toen ook (verplicht) in het koraal van de school te zingen onder leidng van Broeder Herman. Ik zong er met Karel Severs en zijn broer Paul Severs, de bekende zanger. Hij heeft ook een blog. Wij traden regelmatig op, in de feestzaal van de school, Sinksenprocessie, in de kerk, de radio NIR in die tijd op Flageyplein, en ook de beginnende televisie. Na de lagere school gingen wij naar de middelbaren. Toen moest de school gehomologeerd worden en kwamen er ook burgers les geven, en er veranderde veel. In 't zesde en vijfde middelbaar hadden wij Broeder Emanuel, het derde middelbaar daar zwaaide Broeder Rudolf (De pot) de scepter. Hij had maar één long en was super opvliegend en buiten adem. Ook dank zijn hem en zijn woedeuitbarstingen heeft hij ooit mijn neus gebroken en ga ik sinds 1954 met een kromme neus door het leven. De ouderen hebben nog broeder Achiel, Joris, de Wannes, en nog anderen gekend directeur broeder Alexis. Daarna heb ik een technische studierichting gekozen en heb deze school verlaten voor de Don Bosco school Wij waren telkens met minstens 35 tot 45 leerlingen in elke klas en er was discipline anders!!!!! Het was een betaalschool en trimestrieel kwamen wij met een rekening van drie of vierhonderd frankskes naar huis. Ons boeken moesten wij in de school kopen of tweedehands bij een andere leerling. Wij hadden ook, verplicht van de school, een potske op ons hoofd met sterren.Het aantal duidde de klas aan en de kleur (zilver of goud) om de lagere afdeling of de hogere aan te geven. In de Middelbaren was onze speelplaats de Leide (plein buiten en naast de school) naar de gelijknamige waterloop die een gegraven zijarm is van de Zenne. De Leide was de openbare weg, naast de school. juist aan de ijzeren brug over de waterval op de Leide. Soms ging onze bal in de rivier en als wij niet snel genoeg waren dan dreef die bal voor altijd weg naar Brussel en de Schelde. Daar dit een katholieke school was moesten wij alle dagen naar de mis in de Grote kerk of de basiliek. Dat was zo 'n 250 meter, en wij moesten ook dagelijkse over de Zennebrug. In de winter als de Zenne bij hevige regenval hoog stond was de brug onder water. Als het waterpeil meer dan vijf cm hoog stond dan hadden wij natte voeten en moesten we niet naar de mis. De mannen van de andere kant 't stad moesten dan een hele omweg maken omdat gans Halle overstroomd was. Ofwel moesten ze rechtdoor met rubber laarzen naar de school. Wij moesten tijdens de mis zoveel mogelijk (alle dagen) te kommunie gaan en regelmatig biechten. Den broeder hield dit van op de zijkant allemaal in 't oog en noteerde dit in zijn boekhouding. Omdat wij nog nuchter moesten zijn voor de communie mochten wij bij terugkomst in de school, ons boterhammen in de refter gaan opeten. Wij kregen dan gratis één of twee tassen bruin -zwart vocht dat ze koffie noemden. Vroeger hadden wij alle dagen school behalve Zondag. Donderdag was het een halve dag. Examens hadden wij ook alle vijf voet: met Allerheiligen, Kerstmis, half vasten , Pasen, Sinksen en einde schooljaar. Op het einde schooljaar kregen wij telkens een diploma om te zeggen dat we er door waren. maar dat was al een goed stuk in de maand Juli. Er waren jaren dat de school al eind Augustus begon en ook bijna half Semptember. De broeders waren vrij vakantiedagen in te lassen naar believen. Op de speelplaats was er de enige waterkraan waar iedereen zijn dorst kon gaan lessen. In de winter bij vriesweer was het water afgesloten en stond de kraan droog. Onder den "hangaar" waren de 4 toiletten die men van ver kon rieken. De 8 urinoirs waren gescheiden met dikke platen. Onderaan hingen sinds tientallen jaren overal pakken van de gele versteende kalk (van urine) Na de school moesten wij met de rij terug naar huis. Wij moesten per drie lopen en niks uitsteken anders vlogen wij voor ons straf terug naar de school voor een uur of twee en werd in ons "dagboek" geschreven "heeft moeten inblijven omdat .. " Het was ook een school waar straf schrijven gratis en gewoon was. Ik persoonlijk heb kilos schriften volgeschreven met 100, 200, 500 of 1.000 lijnen van Ik mag niet ..... of ik moet ......in de klas. Daar de broeder de twee eerste en de laatste bladzijden kontroleerd werd soms gebruik ge maakt van karbonpapier. maar dan moest het in de goeie kant onder leggen anders hadt ge spiegelschrift. Jaarlijks gingen wij ook op schoolreis naar de klassieke bestemmingen zoals: de waterval van Coo, de Zimmertoren in Lier, de Flandriaboot en zoo van Antwerpen, de kust, de Hoge Venen, Het meer van Virelle of Hofstade of één van de zeldzame "pretparken" uit die tijd. Voorlopig houd ik er hier mee op tot later.
De originele tekst neemt 40 blz in beslag en is geillustreerd met klasfoto's met namen van de meeste medeleerlingen en andere foto's uit de tijd van toen zoals gymnastiek feest, processie en koraal en nog veel meer.
Het Halse dialect is een variant van het Brabants, maar met hoge Waalse / Franstalige invloed wegens de aanwezigheid van de taalgrens op 2 km. Daar Halle een omwalde stad stad was is er een duidelijk verschil, intra- en extra muros vb Voor rood zegt men: roed (Halle Centrum) en ruud (buiten Halle) De lijst die volgt is niet alfabetisch gerangschikt tot nu toe. Binnenkort ook transcriptie van het Hals op mijn blog. Kom regelmatig terug er komt altijd iets bij. Op mijn pc heb ik al een deel echt woordenboek de A klaar, maar eer dit volledig is zal dit nog een tijdje (2 jaar) duren en uitgeven "das èun ander affère"
Vertaling van een deel van bovenstaande tekst in het Hals: Da es 't ieste probeirsel voe nen diktionair van Halle op internet te zetten. Ik moon nog zeulf zeen wa da da goe wère. De lèèst zal nie alfabeitisch geklasseid zèèn, tot na too nog nie. Binne kèut zal èu kik oek de transcripse van het Halles op mèèn blog placeiren moe ge moetchj ma den tèèd loete. Kom reigelmoetig ne kie zeen doe zal altèèd eet bij komme of veranderd zèèn, ik zet doe gemiddeld alle twie ure eu woud baa
Ienigste werkwoure (Enkele werkwoorden) zèèn (zijn) ik ben, gaa zèèt, ei es, wèle zèèn, gèle zèèt, zuile zèèn ik was, gaa woitchj, ei was, wèle woere, gèle woitchj, zuile woere emme (hebben) ik em , gaa ètchj , ei èèt, wèle emme, gèle èt, zuile emme ik aa, ga aitchj , ei aa, wèle aain, gèile aitchj, zuile aain goen (gaan) ik goen , ga goitchj, ei goet, wèle goen, gèle goitch, zuile goen ik gink, gaa gink, ei gink, wèle ginke, gèle gink zuile ginke wère (worden) ik wèèr, ga wètchj, ei wètchj, wèle wère, gèle wètch, zuile wère ik wierd, ga wierd, ei wierd, wèle wierte, gèle wiert, zuile wierte doon (doen) ik doon, ge doeitchj, ei doot, wèle doon; gèle doeitchj, zuile doon ik dei, gaa dètchj, ei dei, wèle dein, gèle dètchj, zuile dein
Eu stukske Halsen dictionair (een deel Hals woordenboek in wording, alles kris kras door elkaar) Hals : Nederlands
knoosel: enkel (het woeter kwam tot oen men knoosels) èusel: unster (de voddemarchang aa altèèd zèèn èusel mei) bavèt: slab (da klaane zen bavèt es vèul) oechgel: struik (ei stopte eum weg achter daan oechgel duij: deur ( twèèzenduij de duij duij) dwars door de deur vuiduij: voordeur ( ei es a zu zot as èun vuiduij) pooierink: slaag ( ei èèt doe een pooierink gekreige) plaschje: applaudiseren ( ei plaschjt in zen anne) kollebloem: papaver ('t groen stoet vol kollebloemme) kamant : in slechte staat - oud (ei werdchj kamant) partrak: in slechte staat - oud (ei lupt patrak) verdisterweire: kapot maken ( ei èèt da verdisterweit) vergaddere: in de war sturen ( ei èèt da ee gielegans komme vergaddere) poignèt: pols ( ik èm mèè poignèt verstèukt) lein : lenden (ik èm zie oen mèn lein, da 's van 't rematis) èut de not : ontwricht (zen skaaver es èut de not pèènsak: maagpijn (ei èèt pèènsak en ei moot ba de doktour goen) katère: verkoudheid (ik èm eun katère en mèèn nuis lupt gelèk eu krointchje) breuj : broer (men breuj es tèus nie) kouteroak: pook (pakt de kouteroak voe ne kie in't stouf te kouteren) ienkelgeldchj: muntjes (ik em gien ienkelgeldchj ik kan a nie weirgeive) gemooijig: week, mals (as ge da in 't woeter legt wètchj da gemooijig) duirjoager: grote eter (eie al gezeen wa dat daane in zen botte sloagt, das neun duirjoager) presong: gevangenis (ei zitchj in 't presong voe ze lève) lèèr: zeemvel ( ik goen mèu lèèr pakke en derèute koschje) beeke: bij (de beekes vleege) èuzzel: wesp (ne nest mè èuzelle) dajèur: bovendien (dajèur ik aa ge 't a gezèèd) komptoirzwèèr: bierbuikje (daane èè oek ne famuize komptoirzwèèr) kodak: fotoapparaat (ik goen èu skuun potret trekke mè mène kodak) kerjong: potlood (de poeintchj es va mèè kerjong) volès: rolluikken (alle doagen moote de volès noe banein gedoen wère) tember : postzegel (voe eum doon te plekke mooie oen de achterkant lekke) takstember: takszegel (as ge eun prosses krèègt mooie doe takstembers op plekke) temberkes: kortingzegels ( in daa winkele krèègde temberkes) kolèkse: verzameling (ei èèt eun skuun kolèkse tembers) rèèsboentchje: glijbaan (in de wintchjer moake wèle eu rèèsboentchje) pozzelaan: porcelein (nèun oulefant in ne pozzelaanwinkel) pichjelee: paardebloem of pissebloem pettig: nijdig (ei es pettig, ei kan mè zen pette gie weg) piejuit: kalm (ei aaft eum piejuit vandoag) pèperkuul: moedervlek (zèèt eun pèperkuul op ui rechterkoak) opsolfere: aansmeren ( in em ma doe wei eet loet opsolfere) zie: zee (we goen eu zondag noe de zie) zie: pijn (da dei vriedig zie) dat deed erg pijn kajiete: uitschreeuwen van pijn (ei was oen kajiete van de zie) joete of joeze: inderdaad (es da al gedoen ? joete of joese al van deis mèrget) kladpapeej: kladpapier ( ik moak altèèd iest mèun èuswerk in 't klad op kladpapeej) kladpapeej: vloeipapier ( ik èm èun inkplek gemoakt en 'k èm gie klappapeej) keekelier: kippenladder of slechte trap (dei uilen trap das persees èun keekelier) kavitchje: bordeel (ei zitchj doe de giele gronnigen dag in da kavitchje) kabbernaan: karbonaden (vandaog zen 't stoufkabbernaan) charlotte: sjalotten (charlotte es bèter as ajèun) mugèt: meiklokjes (mugèt das voe de ieste maa) tèkeluze: paasbloemen ( tèèkeluze zen d' ieste bloemme in de èutkomme) kadotchj: kinderschuilplaats (de kadeie èmme doe èu kadotchj gemoakt onder daan oechel) kaschjke: steegje (ei woeintchj doe in èu klaa kaschjke kaschjibi: klein huisje of kast (pejoratief) kaboeschj: kap (èt règert goe moetchj aa kaboeschj op doon) sjappe: zuigen (maar ook neun dèuvesjapper) gèuzel: ranzig (de bouter es gèuzel) gelachjig: glad (dui daa rèège van vandoag was èt gelachjig op de boen) èutkère: uitvegen (ik goen mè kuiken ne kie uitkère) zèp: goot (in goen de zèp nekie opbèustele) kollekse: verzameling ( ei èèt eun skuun kollekse tembers) kouteroak: pook bouloan: bout, schroef beroesterd: verroest (daan bouloan es vastgeroesterd) bloos: bloes (z' èèt een skuun gèèl bloos oen) bloes: leugen ( ei èè ma doe eun bloes wèès gemoakt) boeschje: kwaad (ei èè wei zen zen boeschje, hij trek weeral een vies gezicht) boechjeire: bewegen prèutele: tegenspreken (teige aa aavers muigde niet teige prèutele) kalischj: zoethout kalischjesap: zoethout en water (as 't werm was droenke wèle kalischje sap) kalischjke: klein zwart snoepje brit: lederen band op klomp britnoagele: nageltje met grote kop om lederenband vast nagelen blokke: klompen (ei kwamp af op zen blokke) holleblokke: hoge klomp platte blokke: platte klomp plattenblok (nèu): oude Halse scheldnaam voor iemand uit de Vlaanders bloaske: zeep of luchtbel ( ei moakt bloaskes mè zèè nuis) bobaintchje: klos, bobijntje aar : ei bèul: buil (ei aa nen bèul zu dik as eun aar bèum: bodem (de bèum van dei kas es rot) beskomt: beschaamt lischj: lus (de lischj van mèn vest es stukked) kaa: kou (ik èm nie gaa kaa) waa: weide berrevoeischj: blootvoets ( in de zoumer luper de kadeie berrvoeischj in de waa) balkoon: balkon ( oen da èus es nèun balkoon op 't ieste) balkoon: borsten (dei mei aa doe nèun balkoon dat ui vooten in 't druug stonte) baladèus: looplamp banein : beneden (as zu werm es sloap èk banein) ambal: kaatsbal (ei speltchj banein 't stroet in de ploog van den ambal) ampluuke: werk (ei ma ma doe eun ampluuke oen d' and gedoen) arachjig: zenuwachtig ( ei es zu araschig vandoag vanbuut: goed (ge moetchj da vanbuut doon) veemoen: glimworm (de veemoenen zitten 's oavès in de ustkant) verdaschjtere: verkwisten (ei èèt allemoe zen geldchj verdaschterd) moemboer: voogd pjeschj : staak, lijn (eun vispeschj, vislijn; eun pjesch : een lang smal persoon) verzèèp: vergiet (ik zet altèèd men legumme in eu verzèèp) vraaminschj : vrouw (da was eu skuun vraamischj) vried, vriedig: erg ( èu vried aksident, en 't was vriedig erg) wezzel : war ( zen oer es in de wezzel) weif: weduwe (dei es al joere weif) zeut : zoet ( das neu zeute gezoute: een halve gare) afmèurre: afmatten egger: elker ( z'emme eum doe ne egger gezètchj: ze hebben hem liggen gehad) dolleke: veldmuis dolleke: lief, verloofde ( ga zèèt toch mèu klaan dolleke) meuj: moe (ei es meuj van vui dat eum begost es) mèrg: merg voe gooi soep te moake mooie eu goo mèrgbien emme) mèurg: gaar (de pataate zen mèurg gezuie) chjummenas: turnen (da was ne giel chjumnastik voe doe te geroake) fotoilj: zetel (doe stoen draa fotiljs in mèè saloan) spètig: spijtig (es ma da nèn spètigen duvel)(nors mens) gronnige: ganse (daan ond bast de gronnigen dag) koschje: kuisen (ze zitchj doe de giele gronnige dag te koschje) lès: leiband (de lès van hond) alsemband: halsband èube: uil èube: dommerik miejèèrlouw; merel kèutses: koorts kloeschj: kluts (ne kloeschj pataate) spelle: speld toospelle: toespeld topspelle: spel braanoille: breinaald noille. naald slaschjentrul: pantoffelheld ( mè zu nen slaschjentrul gooie nie vèè geroaken) slaschj: pantoffel (ei lèèt onder de slaschj) drugge: rug ('k em zie oen mèè rugge of mèèn drugge) lein: lende (ikem zie oen men lein) dondertoure: stapelwolk ( doe zen dondertoure 't goet oemweire) donderrooi: bliksemafleider ienkel: enkel ienigste: enkele knoesel :enkel moagd: maag oesoem: adem ( ei es èut zèèn oesoem) draschj kadeie: een serie kinderen draschj: bui fisselleke: dun koordje koral: koor kour: koord zwolm: zwaluw ( ik goen doe eun zwolm (slag) geive) lischj: lus (de lischj van mè chjepong es stukked) konchjelee: diepvries(vlees) konsomoesse: verbruik woeter: water (eu glas woeter van 't krointchje) peipel: vlinder (neu peipel vleegt van bloemeke noe bloemeke) ienkelgeldchj: munten strout: keel ( zain èum ba ze strout) poignèt: pols kèurjuizenuis: nieuwgierige doef : laf ( 't es doef vandoag) loe: lade (ei lèèt in d' onderste loe) loe: lui (da loerik moot onder zen erme gesneie wère) tèutere: klaksoneren ( in 't stad muigde nie tèutere) varèus: pullover (das gie wei voe èun varèus oente doon) oemslustere: omkleden vuidui: voordeur (ei es a zu zot as een vuidui) mitoijèn: gemeenschappelijke muur fondeisels: funderingen grooi: hijskraan mèuttekes kneene: kromme knieën tamboerkesgoere: sterk garen loe wèèveknoppe: metalen knopendie in mekaar klikken zoals de Jeans vèum: dikke koord snèu: nestel èurgel: orgel krointchje: waterkraan èuskes: de wc's pissèèn : urinoir speilploachj: speelplaats skoulpout: schoolpoort marmitkesskoul: papschool uffra: juffrouw uffratchje: juffrouwtje skoulmister: schoolmeester porte plum: pennestok kabas: boekentas koleurke: kleurpotlood kerjong: potlood kaske: pennedoos kajè: schrift uppelink: oorkussen biet : uurwerk (zen biet goe nemie of nemie) blinkduus : uurwerk (aa blinkduus stoe stille) arloagchje: uurwerk chjepong: vest fluis: straks sebeet : straks astrien ; straks fluis: straks linkepuut: linkshandige gloriol: hoogmoedig (ei èèt de gloriol) gemaintchjeèus: gemeentehuis kasaa: steenweg (vb 't kassa va Nèvel / stw op Nijvel) potret: foto verassureire: verzekeren ferkèt: vork skaproe: kast lieper: lepel (Lembeek) lèper : lepel ( Halle centrum) kaasse: kousen (Lembeek, Rodenem) zwietpateikes: zweetvoeten lichter: doodskist korbijaar: lijkwagen smous: jood bichj : vlees karoa: vierkant tapèèteklopper : vreemde ichje : warm ( voor de kinderen: komt doe nie oen das ichje) vèul toeng: roddelaar pitton : oogvijs oemslief: omslag, boord pertang: nochtans arrachjig: ijverig stèutte: morsen breie: bakken braan: breien fafoelj: stoeffer etterfretter: brombeer zjuchjemene: seringen zjenoffels: anjers beeterkes : tandjes bèustelgeldchj: muntjes die men op de grond vindt bij het kuisen pille: verloren ( z' emme doe een pille gat van draa-niks) mokke: lief bekuizeld: lichjes vuil vuuske: liedje vrinjelèk: vriendelijk sponchjke terf : mais steikerbakkes: stekelbaarsje anchjefei : moeilijk karakter (daan anschjefei es altèèd oent krefte) bailtchje bijltje (ei lèèt er 't bailtje baa nei ) beekotchje : bierviltje bagerèèr : knutselaar èuswerk : huiswerk koeschj : koets fwit : lèk fledder: zachte handborstel berlok: slechte kwaliteit dajèur : bovendien verroest : beroesterd voort : voeschj forre : vodde (Lembeeks) demstig : kortademig djanter: persoon ('t es neun ambetanten djanter) doeffelink: slaag rossink : slaag pandoorink: slaag toeffelink: slaag klamot: slag èètenteller: gierigaard (erwtenteller) bestèudchj: besteed ('t es wel bestèud) bliekskèèter: iemand met bleke huid (zu nen bliekskèèter ei es zeiker nie good) bloemmekei: boeket gozelle: morsen (ei èè gegozzeld en mèn ammeloake es vèul) doefke: slag doefke loeten : scheetje laten dolleke : spitsmuis djest : egel (moe nen djest es oek èu steikerverke) dou : hard (neun etten dou van bufsteik) dou : korenbrood (dat men aan de paarden gaf) smochjtere: snoepen smokkele : snoepen smochjterèèr: snoeper smochjterès: snoepster sebeet: straks kloppers: schrik (ei zitchj mè de kloppers) poeppers: schrik (ei zitchj mè de poepers) kwaschje: halve gare skarabitchje: een platte steen 2 maal op 't water doen ketsen skedderwedder: wanordelijk (alles lèèt ee skedderwedder) skèlle: snede (eun skelle heps of hesp) skelle: schillen ( pataate skelle) randoule: zonder doel rondlopen (ei doe de giele gronnigen dag oent rondrandoule) pompom : vedette (ei es de pompom van den oavèd) soenje: zonde tchjooke: varkentje zwoerd: zwozze (de zwozze van 't spek) surtoe: bovendien ( en blèèft surtoe nie te lank weg) afstraan: tegenspreken ( ik weit wa dak zeg, en ei tèèd da afstraan) anneke : lijster (een anneke pikt al wa da blinkt) annekesnest: wanordelijke plaats ('t es ee ne echte annekesnest) soms wordt annekesnest ook gebruikt voor en de rest (opsomming... en de giele annekesnest) kezze: poets (z' emme eum doe een kezze gezetchj) aomeldoen: stijfsel arloachje: uurwerk (mèun arloachje stoet stil) arnou: meikever (in de mointchj maa zen er arnous) preikèèr: meikever baa-neie: neen ( baa - neie das es zu nie gebuid) bèustel: borstel ( ei goet èur mè de grouven bèustel dui) stèven bèustel: straat borstel (ei goet er mè de stèvenbèustel dui) bien: afbieden (op de maèt mooie altèèd bien ) bien: been (ei èèt zen bien gebrouke) bien: vrek (es da ma eun bien, doevan koeinchjde niks los krège) beskèumelt: beschimmeld (da eite es beskèumeld) brainig: koortsig ( ei es brainig ei moo kèutses emme) bruud: brood (Halle extra muros) (ik goen eun bruud kuupe) broed: brood (Halle centrum) (ik goen eun broed koepen) spiksplintchjernèut: nieuw (ik èm een spikslintchjer neu arloagje)
Hals Woordenboek is in wording Binnenkort op mijn blog uittreksels uit mijn hals woordenboek met veel Halse uitdrukkingen en gezegden.
Hier volgt al een reeks Halse spreuken
De bedoeling is dat dit humoristisch blijft. Indien iemand een woord uitleg wenst over een spreuk stuur mij een mailtje. Het is ook de bedoeling deze lijst wekelijks aan te vullen met een nieuwe lading spreuken en om een standaard lengte te behouden zullen er ook verdwijnen. Voor de geinteresseerden kom regelmatig kijken, en geef ook uw mening, laat iets weten als ge het tof vindt. stuur mijn ook uw Brabantse spreuken ze zijn welkom. Als dit succes heeft maak ik een ganse site over het Hals dialect.
Ik begin met enkele typische Halse spreuken die dus alleen voor Halle gelden en zullen blijven Halle: in Halle steike ne stok in uile gat voe nie te valle Deze typische Halse uitdrukking komt van de bedevaarders die een houten klapstoeltje op een stok bij zich hadden. Omdat zij van ver kwamen rusten zij op die manier uit (er zijn nu nog gelijkaardige wandelstokken met een zitje). Van op zij gezien schenen de bedevaarders te zitten of hurken en een stok in hun achterwerk te hebben, vandaar deze zeer oude uitdrukking. Halle: de vointschjes boore van Halle (vointchje / vaantje= driehoekig vlaggetje voor de bedevaarders, en eeuwen oud) Sex: ei doot zen devure gelèk den hond van Reilecom (den hond van Reilcom een juwelier in de omgeving van de Bergenpoort of plein) ging altijd naarstig aan het werk als hij een teefje zag daarom zegt men die ook te Halle van een een man die bedrijvig is op ........ Goud: 't es goud van ba Reilecom ( 't was een brollewinkel) Pacha: de Pacha stinkt 't goe règere (Pacha was de bekende chicorei fabriek te Halle)
Deze serie zal regelmatig bij gewerkt worden.
afblijven
puute van de koeschj
afzien
ei èèt doe blaa skeite geloete
afzien
ei èèt zwette snie gezeen
armoede
ei èèt giene noagel voe ze gat te krabbe
armoede
ei moo lève van 't bèustelgeldchj
bangerik
zu neun broekskèèter
bedgenoot
uin baa sloaper
bedriegen
eemand ba den bok doon
bedriegen
eemand eun kezze zette
bedriegen
eemand in 't zak zette
bedriegen
eemand ne kol plaseire
bedriegen
ei èè get in zen rèlle
bedriegen
ne poeter op gat skiljere
bedriegen
z' emme eum ba ze pitchje
bedriegen
z' emme eum ne kluut afgetrokke
bedrogen (liefde)
ze of ei droagt oures
beloop
loitchj de boore moe dèusse
bemoeien
ge zèè ne moeial
bemoeien
mooit a mè 't aaf
bemoeien
reut in a ège soep
beslissen
aare of joengere
betalen
ei skrèèft mè dobbel krèèt
betrappen
ei èè get oen zen bien
betrappen
teige de lamp luupe
betrappen
z' ain eum ba zèè skabernak
beu
ik ben da ee zu meuj as kaa pap
biechten
mè Posse mooie aa kètel koschje
bijlopen
ei spelchtj mei voe keekebichj
bleek
ei es zu bliek as èu papeej
bleek
ei zee zu bliek as ne plattekèès
complimenten
en vuil vèève en zesse
dom
ei èèt in de vakanse noe 't skoul geweist
dom
ei erkan gien letter zu gruut as en hèus
dom
ei kan er de klute van
dom
ei kan nie tot twie telle
dom
oennuzel geboure en zot geweegd
dom
zèè frang val nie (nu zou dit Euro moeten zijn)
dom
't es neun tatchjelul
dom
ei èèt oek 't werm woeter nie èutgevonne
domineren
ei lèèt onder de slachj
dood
ei es weg ba Wannes (de graafmaker)
dood
zèn boechjee es èut
drinken
't es persees eun ingelke da op men toeng pist
drinken
da was doe èun zèuplapperaa
drinken
ei èèt eu goot amboeschjuur
drinken
ei pakt de stammeneis voer èzerwinkels
drinken
ei was doe oen al èun eur oent zjoebere
dronken
den trotwaar was niet bried genoeg
eten
aa voote onder toafel steike
fier
zèè koleij spant
fout
das ne erreur da nie chjucht es
gedaan
't es ee al lank deuzend
gedoe
vuil lawèèt in èu klaan stroitchje
gekleed
't es ne klooderjièn
gekleed
ei es ermettig gekliedchj
gekleed
ei es gekliedchj van den erme
gekleed
ei es nog al oengestuutte
gelijk geven
da vèègt ze gat zonder papeej
gelijkenis
't es ze vorke gescheite
groot
ei es ne meiter onderd
haar
doe es èun oer in bouter
haar
zèè ne tinchjekop
haastig
ei èèt 't veej oen ze gat
haastig
ei èèt 't veej oen ze gat
hoed
zèè neun oot gelèk ne abachjoer (lampekap)
hoesten
ei oest nie ei bast
honger
Ik èm eun appelfloute
kammen
ei èèt zen oer gekamd oen de grille van 't park
kammen
zen oer es in de wezzel
karakter
't es ne tatchje lul
karakter
't es neun ettefretter
karakter
das neun anchjefei
karnaval
ei èè ze moembakkes oen
kinderachtig
das kinjerorchjeraa
kleding (vr)
't es eun klodderes
kleding broek
ei èèt woeter in zèè keljer
klokhuis (appel)
ne knachjenbeit (overschot of klokhuis van een appel)
koffie
't es persees mèurre zèèk
koffie
aa kaffei es persees chjanderme zwiet
kuur
zèè loote
kwaad
ei èèt in zen roape geskeite
lelijk
daane èèt oek zen ège nie èutgevonne
liegen
ei geift aa anne ne zak op
liegen
ei geluuft in zen ège luiges
liegen
ei leegt dat eum zwèt zeet
liegen
ei moakt ma een bloes wèès
lui
ei moot onder zen erme gesneie wère
mager
ge koentchj mè eum flesse kochje
manken
ei goet kramakkelèk
muziek
't es vlekke mezeek
ongeduldig
ei es vriedig oempoechjentig
ongeduldig
ei es vriedig oempoeschjentig
ongeduldig
ei stoet op iete koule
ongeduldig
ei zitchj op iete koulen
ongeduldig
ons ier geive zonder biecht
ontmoeten
ei èè ne skèèr gedoen
ontmoeten
ei èèt nen toechj gedoen
opvliegen
ei zitchj direk op ze pjèèd
oudbakke
das èun aabakke toet
overdrijven
das mè 't oer getrokken
overdrijven
van ne vleegeskeit neun donderslag moake
petrol
petrol op 't veej geete
presies
't stekt nie nèè
regenen
't es katte oen gèubelle
rondborstig
z' es goot verzeen van uure en puute
ruzie
eun oer in de soep
ruzie
petrol in de soep
slapen
ik goen in mèn duus krèupe
twijfelaar
ne seipateij
verwachting
ei èèt er te lank opgeleige
verwachting
z' es teigen den hoek van eun ronne toafel gelupe
zuurpruim
't es ne azèèn pisser
Tot daar voor deze keer binnen kort zijn er andere spreuken om ze niet te missen is het best af en toe te komen kijken Victor
Dat stukske skrèève kik voe d' Hallenèèrs da ee zoin passeire. As ge da leist en ge zèèt van Halle of environs loitchj dèèn eet weite, reageit doe op . Het es altèèd plezant da ge eeveranst manne of vraave van a èègen streik teige komt. Das es oek voe d' ander minschje, as ge da tof vindtchj loitchj ma da dèèn weite dèèn skreef èk doe nog èu stuk baa mè gooi Halse woure. Al men tekste da 'k ee skrèèf bestoen oek 't Vloms van Halle. As ge èu good Hals woud wetchj lotschj ma da dèèn weite op mèèn e mail. Binne kèut goen èk ee ne giel uup Halse woure op zette èu klaan stukske dictionair en da es na gebuid Doevui mooie die nekie goen zeen 't es giele lèèst mè vuil woure
Allei tot de noste kie en ik wacht op aale reakse en leist oek mèn spruike
Dit is een verhaal dat al een aanvang neemt voor de oorlog tijdens de mobilisatie.
Onze vrachtwagen Ford was aangeslagen al in 1937 door het leger, hij moest indien nodig afgeleverd worden op de grote markt te Halle als versterking van de legervoertuigen.
Natuurlijk had iedereen een reden om zijn voertuig niet in te leveren, en deed er de wielen af, of maakte de motor onklaar. Bij mijn grootmoeder Victorine Smismans alias Vitrine kazak boven het café waren er tijdens de mobilisatie drie militairen verplicht gelogeerd.
Daar mijn grootmoeder weduwe was en alleen in haar huis woonde was de achterkamer opgeëist door de Belgische staat en het leger. Daarom sliepen daar drie militairen waaronder een hele lange die met zijn benen bijna een halve meter voorbij het kleine bed kwam. Die man was van Meerbeke bij Ninove, hier op komen we later terug
Op Vrijdag voor Sinksen 10 mei 1940 vallen de Duitsers België binnen.
Donderdag 16 mei1940
Er is de zoveelste luchtaanval van de Duitsers op Halle. Het Halderbos, waar De Engelsen, Fransen en andere militairen gelegerd waren wordt hevig gebombardeerd er vallen tezamen 120 bommen en ook op in de "Cite", waar de kolonnes van 't leger even halt hielden, op de Quetstroyelaan daar viel een bom die niet ontplofte en om 17 u 15 kreeg ook de Vogelpers, de volle lading. Er valt een bom juist naast de muur van het machineatelier van de schrijnwerkerij dat hierdoor volledig plat ligt. Gelukkig zijn de machines maar licht beschadigd en nog bruikbaar.De serres van bloemist Decrem erachter zijn volledig vernield als ook de achterhuizen. Mijn grootmoeder en ouders vernemen dat de Duitsers met rassen schreden naderen.
Vrijdag 17 mei 1940De vluchtHalle Meerbeke
In de voormiddag al zijn de Duitsers al in Kasteelbrakel zijn. Begin namiddag zijn aan het Halderbos. De familie panikeert en begin pak en zak matrassen dekens, etenswaren op de vrachtwagen te ladentoen zijn vernemen dat de Duitsers boven op de steenweg op Nijvel ter hoogte van de Leopoldstraat zijn. Zij pakken de biezen en laten alles achter. In de vroege morgen is de spoorwegbrug in Rodenem, de sasbrug, en de Waggelbrug over het kanaal al opgeblazen. Ons Fordje gaat als laatste over de kanaalbrug om mijn tante Elisabeth Ghysels, de Zuster van mijn mijn vader en haar man die ook mijn peter is (Victor Demanet) tesamen met hun kinderen op te halen aan de hoekSinte Katharinaveste en steenweg op Ninove, Indertijd café en verfwinkel. Toen hoorden zijn een luide knal. Het is 16 u 05, Halle davert op zijn grondvesten, de brug aan de Basiliekstraat over het kanaal is ook opgeblazen.
Bij mijn Tante aangekomen doen zij het café dicht laden alles op de vrachtwagen en vertrekken richting Ninove. Wegens de vele vluchtelingen, militaire kolonnes gaat de reis zeer langzaam. Tegen de avond komen zijn in Meerbeke aan en herinneren zich de (lange) militair die op de achterkamer logeerde. Zijn gaan daar aankloppen de lange is thuis en hij verschaft hun onderdak voor de nacht.
Zaterdag 18 mei 1940Meerbeke Dadizele
De volgende ochtend zijn ze vroeg op weg. Enkele kilometers voorbij Ninove rijden zij voorbij familie van Vitrin Kazak, mijn grootmoeder, die al te voet van Halle Rodenem kwamen. Zij stoppen en deze gaan mee met de camion. Ze zijn numet 11 volwassenen en 6 kinderen op de vrachtwagen en rijden richting Oudenaarde.
De benzine tankvan 60 liter geraakt leeg en onderweg zijn bijna alle benzine stations leeg of gesloten.
Ze moeten zich een weg banen tussen de militaire kolonnes die voorrang hebben. Er is ook de stroom vluchtelingen met vrachtwagens, personenauto's,paard en kar, stootkar, kruiwagens, tandems, fietsers, te voet en al de andere denkbare mogelijke en bestaande vervoermiddelen.
Zij vervoerden letterlijk alles: matrassen, dekens, huisraad, kleding, voedingswaren, huisdieren, honden, katten, koeien, konijnen, en nog meer ondenkbare, soms nutteloze zaken. Tussen Oudenaarde en Avelgem geraken zijn aan woekerprijs aan benzine. Even verder rond Kortrijkvallen Duitse vliegtuigen de militaire kolonnes aan,iedereenduikt in de gracht , de kinderen kruipen in de rioolbuizen naast de baan, enkele ouderen wachten bang af in de laadbak van de vrachtwagen.
Laat op de avond komen zijn in Dadizele waar zij toch met deze grote groep een huisje vinden om de nacht door te brengen. De eigenaar legt stro op de grond om het comfort ietwat te verhogen. De kinderen wriemelen in het stro. Nette diedat hoort en schrik had van muizen zegt tegen haar man "Lomme ik geluuf da ee mèuze zitte"
Zondag 19 mei 1940Dadizele -Ploegsteert
De volgende morgenvertrekken zij naar Menen met de bedoeling de Franse grens over te steken naar Tourcoing en verder.Er zijn kilometers files, de douane en grenscontroles zijn tergend traag.Wachtend en spelend valt mijn broer in netelen en hij mag vooraan in de cabine zitten om hem te troosten.Omdat er niets vooruit gaat doen zijn een poging om via Ploegsteert naar Armentières te rijden. Maar het was wachten, wachten en nog wachten. Ze maken rechtsomkeer. Ze krijgen toelating van een boer met zijn overvolle schuren met vluchtelingen om in de camion te overnachten op de koer van de boerderij.Tijdens het spel valt mijn broer (3.5 jaar) in mesthoop en, hij en zijn kleren moesten gewassen worden.
Maandag 20 mei1940 Ploegsteert -Poperinge
Zij vertrekken zeer vroeg om als eerste aan de grens te zijnDe man (Victor Demanet) van mijn tante gaat te voet tot aan de grens om poolshoogte te nemen en verneemt dat de volledige grens met Frankrijk gesloten is. Ze dolen rond en komen in Poperinge terecht. Daar vinden zijn in de Trommelaarstraat en huurhuisje en installeren zich met de groep.
Dinsdag 21, Woensdag 22 , donderdag 23 mei 1940Poperinge
Daar het hier kalm was blijven zij hier voor onbepaalde tijd. Mijn vader gaat alle dagen tot aan de grens (op 3 km) ompoolshoogte te nemen. Regelmatig horen zij obussen, afweergeschut boven hun hoofden voorbij vliegen, maar de volgende ochtend verslechterd de toestandhelemaal
Vrijdag 24 mei 1940
In de ochtend vroed wordt Poperinge door Duitsers aan gevallen. Hevige bombardementen vinden plaats in het centrum van de stad, in omgeving waar zes wegen samenkomen is alles vernield. Er waren 150 doden. In paniek beslissen ze onmiddellijk te vertrekken.
Alles wordt opgeladen en gaan zij verder door het centrum van de stad. Daar zagen zij de gruwelen van de oorlog.Overal waren er kapotte gebouwen er lagen lijken van Engelse, Franse en Belgische soldaten, vluchtelingen en inwoners van Poperinge tussen bakstenen, dakpannen verwrongen auto's en karren, dode paarden, kruiwagens, fietsen en nog meer.
Ze pogen terug de grens over te steken naar Steenvoorde (Fr) maar alles was en bleef potdicht. Ze doolden verder en kwamen via Oost-Vleterenin Reninge terecht. Ze dachten dat dit een minder strategisch gebied was omdat het niet in de nabijheid van de grens lag.
Ze zoeken onderdak op een Boerderij en logeren bij de Familie Horebeke in één van hun de schuren. In de andere schuur op 50 meter lagen Engelse militairen die het noodvliegveldbewaakten dat op 100 meter lag. Maar dat werd pas de volgende dag ontdekt.
Zaterdag 25, zondag 26, maandag 27, mei 1940 Reninge
Het leven gaat verderze zijn hier met een beetje comfort gelogeerd in deze schuur en slapen op hun meegebrachte matrassen.
Mijn kozze Pierre Demanet krijg een aanval van Astma een Engelse dokter komt uit de nevenliggende schuur en geeft hem een injectie. Ze konden zich daar wassen, de was doenkochten daar eten en drinken en hadden op dat gebied niet te klagen.
Mijn vader ging met mijn peter Victor Demanet meerdere malen tot aan de grens. Zijn zagen daar de Engelse, Franse, Belgische militaire en vluchtelingen bijeengetroept in de Westhoek
De Duitsers waren ondertussen al aan de kust te Abbeville (Fr) en deze ganse groep was dus ingesloten. De enige uitweg was per schip naar Engeland via het kanaal.
Dinsdag 28 mei 1940Capitulatie van Belgisch leger (Reninge)
In de loop van de dag vernemen zij te Reninge via de radio en personen uit de streek dat Koning Leopold III op 28 mei om 4 uur het bevel gaf de wapens neer te leggen, met de onvoorwaardelijke overgave zoals geëist door Hitler. Het oorlogsgeweld was een beetje verminderd en ze denken om terug naar Halle te gaan.
Plots om 16 uur schiet het Engels leger van op hun stellingen naar de Duitsers om de terugtrekking naar Duinkerke te dekken. De Duitsers reageren heftig en rukken nog altijd verder naar de kust. Er word hevig geschoten en gebombardeerd. Allerlei springtuigen vlogen fluitend en sissend boven hun hoofden. Een bom vernielt de schuur van de Engelsen op 50 meter van onze groep. Daar de Engelsen in stelling waren zijn er geen slachtoffers.
Woensdag 29 mei 1940 Bombardement en retour naar Halle
De beschieting duurt de ganse nacht en eindigde om 5 uur in de morgen. Wegens de capitulatie en dit voorval begrepen zij er niets meer van. Rond acht uur gaan zijn in Lo-Reningen proviand halen. Groot en klein ziet hoe een Duits vliegtuig geraakt wordt door het Engels afweergeschut. De Duitse piloot kon zich redden met zijn valscherm maar wordt van op de grond aan flarden geschotenen komt op een vijftigtal meter van de vrachtwagen neer in het veld.
Zij vernemen dat de Duitsers Noordschote, bezetten en de Ieperlee oversteken. Zij voelen zicht ingesloten en besluitenterug te keren naar Halle. Al de mannen verbranden hun militaire paspoorten om door de Duitse linies te gaan. Zij krijgen tegen betaling proviand mee voor onderweg 20 gepluimde kippen en 40 hard gekookte eieren. De kippen worden aan de zijkant van de camion gehangen.Even buiten Reninge komen zij de eerste Duitsers tegen.
Ze waren juist op tijd weg in Reninge, en komen dezelfde avond terug thuis in Halle maar in bezet gebied. Eigenlijk was er na het bombardement van 16 mei niets erg meer gebeurd te Halle en waren zij beter thuis gebleven
Terug in Halle
Terug in Halle zetten men eerst mijn tante af aan de Steenweg op Ninovehet huis is gans leeggehaald. Zij moeten dan via het sas over de Duitse noodbrugde enige weg over het kanaal naar de Vogelpers. Aan de schrijnwerkerij zien zij ook dat alles weggehaald, geplunderd is, alle triplex is voor de ruiten genageld van de buren en er is niemand die van iets weet. De lederen riemen van de machines zijn ook weg.
Er wordt nu nog aan één ding gedacht en dat is de wederopbouw van het atelierer wordt met de camion van einde en verre schaars materiaal gekocht om alles terug toe te leggen. In September is het atelier terug operationeel. Men begint met noodzakleijke herstellingen bij de buren en in de andere huizen van de stad Halle die schade geleden hebben dooor de bommen.
Op aanvraag van enkele familieleden veteld ik dit verkort verhaal, reeds gepubliceerd op verscheidene plaatsen. François Dekegel in de volksmond Sisse Keigel is man van mijn meter en tante Alice Tordeu(r)s die de zuster was van mijn moeder (Wiske). Hij was goudsmid kunstenaar etser, met als hobbys als roeier, voetbalspeler bij Union Halle en Cercle Tubize. Hij was werkweigeraar tijdens de tweede wereldoorlogen hier volgt zijn lijdensweg ingekort tot twee bladzijden van veertien, die de originele Duitse en andere documenten omvatten.
Het is een echt gebeurd verhaal dat dikwijls in stukken en brokken verteld werd. Dankzij het terug vinden van al de originele documenten kon alles cronologisch op papier gezet worden met de precieze data, en werkonderbrekingen erbij. Het is spijtig dat ik dit niet uitgebreider kan vertellen.
François Dekegel Alias Sisse Keigel is geboren te Halle op 22 Juli 1911. In de tekst die volgt zal ik hem Sisse noemen
Hij was verplicht bij zijn werkgever te stoppen wegens de mobilisatie in 1938. In die periode verbleef hij op de plaats ''t Holleke" genaamd in Linkebeek. Hij kreegop 17 mei 1939, tijdens één van zijn verloven, een staatstelegram om te melden dat hij zich dringend moest begeven naar Linkebeek voor demobilisatie. Daar hij toen verloofd was met mijn huidige meter hebben zij van de gelegenheid gebruik gemaakt om op maandag 3 juli 1939 te trouwen in de Sint- Rochuskerk te Halle. Hij ging terug werken bij zijn werkgever enin augustus 1939 werd hij onder wapens geroepen om België te verdedigen tegen de dreigende invallen van de Duitsers, die telkens uitgesteld werden.wegens strategische redenen.
Op vrijdag 10 mei 1940 begint de oorlog, het Belgisch leger wordt overrompeld door de Duitsers en Sisse wordt als krijgsgevangene vrijgelaten op 10 juni 1940hij kwam terug te Halleop
13 juni 1940. Hij moest al zijn militair materiaal inleverenop het stadhuis te Halle.
Hij gaat terug naar zijn werkgever in Schaarbeek en werkt daar tot 28 november 1942 omdat de werkgever het bevel kreeg van de bezetter om de firma (goudsmid) te sluiten. Daarna is hij fictief in een firma tewerk gesteld om niet naar Duitsland moeten te gaan.
Hij wordt toch opgeëist en moet op 3 april 1943 vanuit station Schaarbeek naar Duitsland vertrekken naar een werkkamp. Via de politieman die deze papieren rond brengt in de stad verneemt hij dat zijn oude klasgenoot ook naar Duitsland moet vertrekken dezelfde dag als hij en de zelfde bestemming. De volgende dag bekokstoven zijn tezamen iets wat nooit geweten zal zijn.
Naar Duitsland via Schaarbeek Maar het verhaal verloop als volgt:
Die bewuste 3 april 1943 spoort hij met zij broer Emiel van Halle naar Brussel Zuid, daar moeten zij verder met de tram tot het station van Schaarbeek. Onderweg geeft Emiel aan Sisse zijn abonnement van de spoorweg. Sisse gaat het station van Schaarbeek in, laat al zijn papieren afstempelen door de Duitsers en verzekert zich dat hij in alle lijsten als present staat en gaat met het abonnement van zijn broer aan de andere uitgang van het station buiten. Om de aandacht van de Duitse soldaten af te leiden beginnen Emiel, zijn broer en met enkele vrienden op het voetpad voor het station te vechten, zodat de Duitse militairen die de uitgang bewaken moeten tussen beiden komen en Sisse zonder controle het station verlaat.
Vandaar gaat hij terug te voet 2 km naar zijn vroegere werkgever om zich te verstoppen. Deze acht het veiliger om hem bij zijn broer in Woluwe te verstoppen omdat het daar veiliger zou zijn. Maar ook daar zoekt de Gestapo overal en hij besluit 's nacht te voet van Woluwe naar zijn vroeger bekende plaats in 't Holleke- Linkebeek te gaan waar hij ook nog familie heeft. Maar ook daar zoekt de Gestapo van huis tot huis, en hij besluit de volgende nacht te voet van Linkebeek naar Halle op de Halleweg te gaan bij zijn ouders. Hij komt daar tijdens de nacht aanzonder het medeweten van zijn moeder, broers en zuster.
Thuis verstopt Zijn vader verstopt hem op de zolder en installeerde hem in een oude kleerkast.
De stappen op de trap zijn gecodeerd door vader. Indien een niet gekende code klimt hij op het dak en verstopt zich achter de brede schouw niet zichtbaar van op de straat. Dit duurt zo verschillendemaanden.Er moet ook met de rantsoenen voor eten gezorgd worden en ook daar slagen zij in.
Toevallig heeft zijn broer een boek nodig in die bepaalde kleerkast. Hij gaat op de zolder en ziet zijn broer daar verstopt in de kleerkast. Ze vallen in elkaars armen. Nu weet zijn familie waar hij in huis verstopt is, en kan nu kan hij ook vrij in het huis rond lopen.
Ondertussen zijn de Gestapo naar hem op zoek omdat hij niet aangekomen is op de plaats van bestemming in Duitsland. De Gestapo zoekt bij zijn vrouw die bij mijn grootvader woont op de Rodenemweg, ook bij ons thuis en in onze schrijnwerkerij wordt gezocht. Ook verschillende keren bij de oudersvan Sisse op de Halleweg .
Brieven uit Duitsland van Sisse die in Halle verstopt zat !!!
Voor zij vertrek had Sisse met zijn vriend bekokstoofd over brieven.Zijn vriend van de Villalaan te Halle schreef vanuit Duitsland brieven naar zijn vrouw,die werden overhandigd aan Sisse.Hij schreef die over met gepaste datum en stuurde die in een voorgeschreven omslag naar zijn vriend in Duitsland op de plaats waar zou moeten verblijven. Zijn vriend postte die brieven in Duitsland zodat enkele dagen later die bij Sisse zijn vrouw aan kwamen te Halle, Rodenemstraat.
Zijn vrouw werd ook op rooster gelegden moet naar Brussel, Naamse straat om op de folterbank om iets meer te bekennen maar ze liet niets los. Sisse zijn zus gaat mee er wacht buiten Indien zijn vrouw niet terug buiten komt zou Sisse zich aangeven bij de Duitsers om haar vrijlating te bekomen. Maar zover is het niet gekomen
Ze toonde de brieven die ze kreeg van haar man in Duitsland en zegde dat ze van niets wist.
De speurtocht naar Sisse door de Gestapo ging versterkt door. Voor Sisse werd het onveilig in zijn oudershuis en hij vlucht bij familieleden naar Essenbeek . Maar Essenbeek, de wieg van de klandestine pers te Halle, ook daar moest hij gaan lopen. Dan heeft hij enkele weken, het was zomer, in open veld tussen het graan en de maïs doorgebracht.
Daarna is hij terug naar huis gegaan en heeft een put gegraven onder het hok van Wembley, zijn hond. Hij voert de grond 's nachts met een kruiwagen op meer dan 200 meter in het veld.Telkens als de deurbel ging haastte hij zich onder het hondenhok en schuift dit boven zijn hoofd. Nu zijn schuilplaats gekend is door gans zijn familie en jong getrouwd kan hij zich 's nachts een bezoek aan zijn vrouw veroorloven. Hij moet daar voor de vaste post van het afweergeschut voorbij, dat de kanaalbruggen in Rodenem in 't oog houdt, en dat is een groot risico, toch met de avondklok.
De Gestapo spioneerde dag en nacht om zijn schuilplaats te ontdekken maar hij heeft gelukt gehad. Zo ging dat door tot eind van de oorlog.
Einde oorlog Hij ging dan terug werken bij zijn vroegere werkgever en iets later begon hij als zelfstandige goudsmid tot in op Zaterdag 18 september 1954. Dan overlijdt hij als gevolg van de doorstane ontberingen tijdens de oorlog. Eigenlijk is hij ook een nooit genoemde oorlogsheld uit de Halse oorlogsgeschiedenis en toch ook een beetje gesneuveld voor het vaderland
Tot hier dit echt gebeurd verhaal over mijn nonkel François alias Sisse Keigel van de Halleweg.
Napoleon was met zijn echtgenote Marie-Louise op weg van Zinnik (Soignies) naar Brussel Hij hield halt te Halle en bracht een bezoek aan de stad op 21 september 1811. Hij werd door de toenmalige burgemeester Henri Nerinckx ontvangen, maar nogal koeltjes. Napoleon kwam ook om onder andere volk voor zijn oorlogen te ronselen om in Rusland te gaan vechten. Zijn leger bestond toen uit Belgen, Nederlanders, Fransen, Italianen, Duitsers en meerdere anderen nationalitieten uit omringende landen. Bij zijn ronselcampagne toen in 1811 is er een familielid, voorvader, die zich liet inschrijven in het leger van Napoleon. Hij werd ingelijfd als militair werkman bij het "eerste bataljon mariniers" te Brest. Helaas zijn tijdens WO I en WO II de meeste archieven te Brest vernietigd geweest zodat alleen een puur toeval hulp kan bieden om in die richting verder te zoeken.
Antoine Gheyssels (één van de 45 gevonden schrijwijzen van de naam) Deze voorvader is op 18 mei 1813 overleden te Dantzig (Gdansk Polen) Twee jaar later op 14 september 1815 dus na de slag van Waterloo is de overlijdensakte te Halle toegekomen Wat er met de afgestorvene gebeurde is niet bekent. Hij is heel waarschijnlijk ter plaatse begraven. Er zijn onlangs (in 2005) massa graven ontdekt met soldaten gestorven aan een epidemie van lichaamsinsecten.
Hieronder volgt de Franstalig tekst zoals ze op de overlijdensakte te Halle stond
Acte de déces du 14 novembre 1815 Ville de Hal
Lan mille huit cent quinze,le quatorze novembre à dix heures du matin par devant nous
Jean Joseph VandenElschen, adjoint du maire, officier de létat civile de la commune de Hal,
canton de Hal département de Dyle estcomparu:
Monsieur Pierre Joseph Barbandonadjointdumaire
de Hal, faisant les fonctions d officier de police lequelnous a remis un certificat
délivré par le conseil administrative du premier bataillonde ouvriers
militaresde lamarine au service de Franceà Brest.
le premier septembre dix huit cent quinze. Par lequel ilconste que le nommé
ANTOINE GHEYSSELSouvrier militaire au dit bataillon,né a Hal, est
décédé le dix huit Mai dix huit cent treize à
l hopital regimentaire de Dantzich,Que lapièce à
éte remis à sa famille,et il a signé avec nous le présent acte
après lecture leur a été faite
Délégue du maire Van Elschen
Moest er iemand iets meer weten over dit hospitaal of deze geschiedenis dan is alle info welkom Actueel ben ik in contact met de Poolse archieven van Gdansk, met hoop op zege. Indien mij iemand kan helpen om in Gdansk te zoeken dan is die hulp welkom.
Tijdens mijn opzoekingen in de archieven te Halle, heb ik natuurlijk moeten rekening houden metde variaties op mijn naam, die ontstaan zijn door schrijffouten van den beambten in de burgerlijke stand.
Er waren ook uitspraakfouten van de aangever, die familie of buur was, en als ongeletterde alleen de bijnaam van de vader of moeder kende, maar de juiste familienaam, dat was een ander probleem.
De naam juist uitspreken en schrijven liet hij dan ook aan de beambte van de burgelijke stand over.
Meestal hadden beiden al een beetje jenever gedronken om de geboorte te vieren en dat hielp de zaak niet vooruit. Ik heb ook opgemerkt dat de bij dezelfde familie dezelfde personen uit bepaalde winkle kwamen getuigen.
Al deze namen zijn het gevolg van de schrijf- en andere fouten zij zijn allen familie van elkaar: