Uit « Touring Club de Belgique 1919 »
Historische noot van A. Cosijns. Vertaling door V. Ghysels.
Als men naar de middeleeuwse kaart van Halle en omstreken kijk, dan ziet men dat de grens tussen Brabant en Henegouwen op dit plaats een zeer grillige vorm heeft. De stad Halle was een Henegouwse enclave in Brabant en het verlengde ervan reikte tot Kasteelbrakel, links Lembeek was een vrijheid in Brabant, en rechts lag Buizingen in het hertogdom Brabant.
Deze bizarre configuratie was het gevolg van een schenking van de Heilige Waltrudis aan het klooster dat zij in de VIIde eeuw stichtte in Bergen. Zij liet aan deze instelling een deel na van haar vrije eigendom waar ook de stad Halle behoorde.
Toen de Henegouwse graven als leken in het klooster traden lijfden zij onmiddellijk deze vrije gebieden in hun staten. Daardoor behoorde Halle tot de Franse revolutie tot het graafschap Henegouwen.
De erfelijke ambstermijn werd als leengoed van het graafschap gehouden door het kapittel van Sint Waltrudis.
De heerlijkheid van het Halderbos was sinds onheuglijke tijden eigendom van dit kapittel, waarvan het geheel der akten en tijdelijke rechten een bron van informatie leverden over dit eeuwen oud bos.
Het bezit van de Halse gronden werd door paus Lucius III bevestigd aan het kapittel op
18 februari 1182.
Het schepenzegel van de stad heeft gedurende een lange periode de beeltenis in haar schild gedragen van abdis Sint-Waltrudis met een lelie in de rechterhand.
De oudste akten betreffende dit bos gaan terug tot de XIIIde eeuw . Op 10 oktober 1229, bevestigt het kapittel van Sint-Waltrudis aan Léon, kasteelheer van Brussel, zijn rechten in de tienden en andere inkomsten van dit bos op voorwaarde dat er een nieuwe parochie gesticht werd. Men vermoedt dat de ontginningen in die periode gepland werden of aanvingen.
De volgende dag werd er een akkoord gemaakt tussen het kapittel en de kasteelheer aangaande de inkomsten en het beheer van het bos. Dit akkoord kreeg de goedkeuring van de bisschop van Kamerrijk en de graaf van Henegouwen. Aan het einde van deze overeenkomst werden de inkomsten van het bos eveneens tussen de kontraktanten verdeeld.
De kasteelheer eigende zich dezelfde eigendomsrechten toe als in de stad Halle, niet alleen voor het bos maar ook voor de villa nova (nieuwe parochie) die er zou gebouwd worden. Indien in deze nieuwe dorpen een vilicus, schepen, ambtenaars of toezichters zouden benoemd worden, dan wordt dit alleen gedaan in gemeenschappelijk akkoord tussen de twee partijen en in hun voordeel. De visvijvers en molen werden kostendelend gebouwd en de opbrengsten verdeeld.
De door beide partijen aangestelde bosbeheerder moet de opbrengst van zijn waarborgen en boetes in bewaring geven in de handen van de vilicus van Halle. Geen van beide partijen mocht goed vervreemden of verdelen, kappingen, of ontginningen uitvoeren zonder goedkeuring van zijn co-contraktant. Dit werd door de beide partijen gezworen met de hand op de relikwieen (tactis sacrosantis reliquis).
In augustus 1239, werd het bos verdeeld tussen de Kerk van Sint-Waltrudis, Thomas Graaf van Vlaanderen en Henegouwen en Leon, Kasteelheer van Brussel reeds genoemd. Deze laatste was vazal van de graaf. De medeeigenaars behielden zich de rechten over één derde van het bos alsmede de braakliggende gronden, het kreupelhout, de heide, de mijnen en de steengroeven van het grondgebied alsook het derde van de opbrengsten.
Zij hadden het recht om een bosbeheerder te benoemen die trouw moest zweren aan beide heren.
De graaf van Henegouwen en de kasteelheer van Brussel verbonden zich dat deel van het kapittel te beschermen, waartoe de grondheerlijkheid hoorde.
In die periode deden (augustus 1239), de vermelde Leon en zijn gelijknamige zoon afstand van de eigendomsrechten op het derde deel van het Halderbos ten voordele van de gravin van Henegouwen. De verdeling werd bekrachtigd op 9 februari 1246 door een pauselijke bul van
Innocentius IV.
De kasteeleigendom van Brussel ging over in de handen van de Marbais wegens het huwelijk van Mathilde, dochter van Leon II met Henri de Marbais.
Hun zoon Gérard de Marbaix, tekende het grote handvest van 1312, gegeven door Jan I I aan zijn onderdanen op het einde van zijn bewind, waarmede hij zijn deel in het Halderbos verkocht aan Willem graaf van Henegouwen.
Volgens Alphonse Wauters kwamen de kasteelheren van Brussel in het bezit van een deel van het Halderbos, omdat Franco een voorouder van de vermelde kasteelheer, tijdgenoot van Godfried I en één van de voornaamste raadgevers was, en dame Gilla huwde, zij had als bruidschat een groot domein in Waals-Brabant en Henegouwen medegekregen. Vandaar de vermoedelijke oorsprong van de bezittingen der kasteelheren op het grongebied van Halle.
Kasteelheer Gerard de Marbais had zich een deel van het bos, de heide en de braakliggende gronden van Halle toegeëigend.
In 1354 maakte Lioné of Léon de Marbais de waarde bekent van zijn leengoed dat hij bekomen had van het kapittel.
Hij schatte dit het bedrag op: 17 pond, 19 schellingen, 7 penningen en 2 esterlinks en volgens de kappingen kon deze waarde hoger of lager gaan.
(Hier zitten volop in het engels muntstelsel van : pond , shilling, penny, sterling)
Op 13 juni 1417 schonk de hertogin Jacqueline van Beieren twee derde van het bos aan het kapittel evenals haar echtgenoot de hertog Jan IV van Brabant op 29 mei 1418.
Volgens een dokument van 1478 dat betrekking heeft op de openbare verkoop voor kappen van eiken, dat werd toegewezen aan de prijs van 40 pond, 10 schelling, per bunder « en de wijn » Ter gelegenheid van de inhuldiging in Bergen van aartshertogen Albrecht en Isabella op 25 februari 1600 werden de rechten van het kapittel op het Halderbos bevestigd. In 1608 bevolen de aartshertogen een som van 51 pond, 15 shelling en 10 penning te betalen voor de rechten geheven op de overzetting van het leengoed en voor de honoraria van de griffier, als bijdrage voor het vermelde kapittel dat gehouden werd door de aartshertogen , te weten het gemeentehuis en het derde van het bos, gemeentehuis van Maffle, bergen en Quaregnon.
In de XVII de eeuw gingen de twee derden van het Halderbos naar de Arenbergs,als gevolg van voordelige omstandigheden die ook het gevolg hadden de stad Halle onder het beheer van één persoonlijke Heer te plaatsen.
In de periode dat de dertigjarige oorlog een einde nam door de ondertekening van het verdrag van Munster in 1648, Belette Willem van Oranje het vredesverdrag te sluiten door hoge sommen te eisen voor zijn toestemming aan Filps II, koning van Spanje. Met de bedoeling het speciaal verdrag tussen beiden uit te voeren, deed de hertog Filip François dArenberg, dAarschot en de Croy afstand van de mooie hertogenlijke gronden van Zevenberghe gelegen tussen Breda en de Moerdijk en waarvan het huis van Oranje bezit genomen had tijdens de oorlog.
Deze afstand gebeurde mits betaling van een vergoeding van 1.200.000 florijnen, op twee jaar betaalbaar en gehypotekeerd op de stad en de gronden van Halle, s Gravenbrakel, enz.
In geval van niet betaling binnen de voorziene termijn kon de hertog deze steden verkopen die pand werden gegeven. (2 december 1648)
Daar de betaling niet gebeurde ging de verkoop door, en de heerlijkheid Halle, met de drie rangsrechtspleging ging over in de handen van de hertog van Arenberg op
14 november 1652.
Volgens de beschrijvende akte van 14 januari 1655 omvatte de heerlijkheid :
- Een bos in de nabijheid van Halle 900 bunders groot, waarvan twee derden aan de Heer
en de rest aan het kapittel van Sint Waltrudis verpand zijn. Elk jaar worden er in het
bos mooie eiken en wit hout gekapt die gemerkt zijn met de hamer van de Heer.
- Het beheer van de eikels, verkoop van eikeschors en weilanden voor het vee
- Een deel van het bos Werecasstere genoemd aangrenzend aan het Halderbos naast het
deel van het bos dat alleen aan de heer toebehoorde en elf Journels groot was .
Op 1 september 1778 werd het Halderbos verdeelt door een vorm van transaktie
Een proces verbaal werd opgesteld door de landmeters Desmoutier en Pourbaix die de grenzen bepaalde waarvan de twee derde gereserveerd was voor de hertog van Arenberg en één derde aan het kapittel van Sint Waltrudis.
De naam « kapittel » van dat deel van het bos komt heel waarschijnlijk uit die tijd. Wordt binnenkort vervolgd
Victor (10)
|