Dwars door de US in een motorhome : 25 staten in 6 maand
30-06-2007
BLACK BART'S
So here I've stood while wind and rain Have set the trees a sobbin' And risked my life for that damn' stage That wasn't worth the robbin' Black Bart The Po8
Black Bart was in de streek rond Flagstaff, in de periode voor de railroad een beruchte en succesvolle postkoetsovervaller, met minstens 27 geslaagde overvallen op Wells-Fargo en een hele reeks pogingen. Waarschijnlijk niet zo'n abnormaal fenomeen, ware het niet dat Bart ook dichter was en iedere overvallen postkoets beloonde met een van zijn gedichten. Hij noemde zichzelf "a po8" en ondertekende zijn gedrochten op die manier. De man is vredig en rijk gestorven en zijn naam leeft verder in het populairste restaurant van Flagstaff: "Black Bart's". Het restaurant is gespecialiseerd in lappen vlees van Amerikaans koebeesten, die groter zijn dan het bord waarop ze worden geserveerd. We kozen voor een Porterhouse van 24 oz. "One for the both of you, I guess?' vroeg de waiter en begon al te schrijven " No, no, one each" zeiden we in koor, maar , hoe overheerlijk het vlees ook was, we moesten onze toevlucht nemen tot een Amerikaanse gewoonte die we tot nu toe hadden kunnen vermijden : "a doggy bag please" . Het originele aan dit restaurant was eigenlijk dat tussen de soep en de patatten het voltallige personeel van ongeveer 15 mannen en vrouwen op het podium sprong en samen met een pianist 2- en soms driestemmige amerikaanse musicals begon te zingen. Sommigen bleven als solist op het podium, anderen bedienden al zingend ! Ongelooflijk ! Dit waren acteurs die het vak "garcon" hadden bijgeleerd en niet omgekeerd. De volgende morgen heb ik de Porterhouse steak zingend uit de koelkast gehaald. Koud was het vlees ook nog lekker.
We voelden ons alletwee een beetje slapjes gisterenavond, waarschijnlijk de warmte of te weinig gedronken of de hoogte (7500 voet) of een combinatie hiervan. Zelfs mijn - doorgaans doeltreffende - remedie voor dit ongemak; een stevige maaltijd van pekesstoemp met varkenscoteletjes en aangedikte saus, die in een kratertje ligt opgeslagen in de stoemp, hielp totaal niet. Ook een goede nachtrust en een ontbijt met fruitsap en spiegelei (met veel zout) konden ons er niet bovenop helpen en lusteloos begonnen we de checklist te overlopen die ervoor moest zorgen dat we de camping konden verlaten zonder een of andere electriciteitspaal of beerput achter onze woonwagen aan te slepen. Het ging allemaal nogal traag en futloos en om niet te veel tijd te verliezen besloten we tot een snelle hap in een hamburgertent. "Two double whoppers and two medium cokes please", Amerikaanser kan niet. En geloof het of niet, maar minder dan één uur later voelden we ons terug kiplekker, vol energie en levenslust. Nu wisten we van Coca-cola dat het oorspronkelijk een medicinaal drankje tegen slaptitudes was, maar we hadden nooit het weldoende effect durven verwachten van een vettige hamburger met méjo. Laat staan van de combinatie van coke, hamburger en lauwe frietjes die zo'n klef laagje vet achterlaten op je gehemelte. In België zijn hamburgertenten totaal overbodige eethuizen, maar niet hier ; Hamburgertenten zijn onmisbare gezondheidsinstellingen, waar de uitgedroogde, afgeleefde overstresste yank zijn hormoon- en cholestderolshot komt halen om er weer onvermoeid en mollig tegenaan te gaan. Leve de Amerikaanse gezondheidsinstellingen. Spijtig dat je d'er dik van wordt.
In Winslow stond en staat nu nog één van de betere hotels langs route 66 : La Posada. Op aanraden van een ranger hebben we het hotel bezocht en wilden er lunchen, maar daar waren we juist te laat voor. Het hotel, dat in oud Mexicaanse stijl gebouwd en bemeubeld is, bezat een zeer bizarre reeks moderne schilderijen (te koop maar onbetaalbaar voor simpele trekkers zoals wij) rond hetzelfde thema : de zelfmoord van bekende Amerikanen. Zo bv. Jacky Kennedy in haar mantelpakje van november '63, met in haar handen een speelkaart Harten Koning (K), wiens hoofd doorboord wordt door een kogel die de hersentjes doet uiteenspatten op het roze mantelpakje. Er mochten geen foto's getrokken worden, dus we hebben er stiekem maar eentje kunnen nemen : een groepsportret van bekende zelfmoordenaars aan een eindejaarsbanket, hun uitverkoren zelfmoordinstrument bij de hand (Hemingway, Marilyn Monroe, Jimmy Hendrickx en andere ons onbekende grootheden. We wachten nog even om ons zelfportret te laten maken, trouwens er is toch geen plaats in onze overvolle motorhome...
De naam klinkt indiaans en dat zou wel eens best kunnen want we rijden door Navajo en Hopi country; Hoe die mensen hun grenzen getrokken hebben is een compleet raadsel. Binnenin het Navajo deel heb je een Hopi conclaaf en daarin nog eens een Navajo kern. Heel erg is dat niet, want ik zou met de beste wil van de wereld geen Navajo kunnen aanduiden uit een hoop Hopi's. Als je je ogen halfdicht knijpt en je kijkt door de zinderende middagzon naar "Painted Desert", dan zie je een schilderij van Van Gogh in Imax : geel, groen, blauw, rood, bruin en wit, in dikke paletstrepen. "Painted Desert", met middenin het "Petrified Forest National Park", was 225 miljoen jaar geleden een uitgestrekt tropisch bos, met reusachtige bomen, grote meren en massa's dino- en andere saurussen. Het is een absoluut geologisch wonder, puur natuur, en toch lijkt het door zijn kleurschakeringen irreëel, handgeschilderd, painted. Namen als Rainbow rock, blue mesa, agate mountain zijn helemaal niet overdreven. Het vraagt een volledige dag om met je RV (of ander vervoermiddel; de max. snelheid is 45 mph) dit wonderland te doorkruisen, inbegrepen enkele korte voettochten in de brandende zon, gewapend met een fles water en een opgeladen camera. Alhoewel je zeker weet dat zoveel moois onmogelijk op de foto kan. Afwachten maar. In ieder geval, in onze herinnering en in ons hart heeft "Painted Desert" een vaste plaats veroverd....
Weer een stuk historische weg afgelegd, dit keer met onze RV. Grote delen van de route 66 zijn gewoon onbereidbaar of zodanig overgroeid dat je enkel de telfoonpalen nog ziet staan. Maar waar de 66 stadjes of dorpjes doorkruist, bestaat hij nog in al zijn glorie, met benzinestationnetjes, hamburger- en hotdogtenten en motels. We gaan hem (de 66) nog dikwijls tegenkomen vanaf nu, want de route moet zoals wij ook naar Los Angeles. In Winslow stond en staat nu nog één van de betere hotels langs route 66 : La Posada. Op aanraden van een ranger hebben we het hotel bezocht en wilden er lunchen, maar daar waren we juist te laat voor. Het hotel, dat in oud Mexicaanse stijl gebouwd en bemeubeld is, bezat een zeer bizarre reeks moderne schilderijen (te koop maar onbetaalbaar voor simpele trekkers zoals wij) rond hetzelfde thema : de zelfmoord van bekende Amerikanen. Zo bv. Jacky Kennedy in haar mantelpakje van november '63, met in haar handen een speelkaart Harten Koning (K), wiens hoofd doorboord wordt door een kogel die de hersentjes doet uiteenspatten op het roze mantelpakje. Er mochten geen foto's getrokken worden, dus we hebben er stiekum maar eentje kunnen nemen : een groepsportret van bekende zelfmoordenaars aan een banket, hun uitverkoren zelfmoordinstrument bij de hand (Hemingway, Marilyn Monroe, Jimmy Hendrickx enz..
We hadden het al dikwijls gezien op onze trektocht door Amerika: een politiewagen die met loeiende sirenes en tientallen flitsende rode en blauwe lichten de achtervolging inzet van één of andere overtreder. Op een heuvelachtige weg door Hopi Country (speed limit 65 mph) reden we 65 mph, ttz. 55 mph bergop en 75 mph bergaf. Een kaarsrechte weg en zo goed als alleen. En ineens: www-www-toeta-toeta achter ons; verblindende koplichten die aan- en uitfloepten en een flikkerende kerstboom op het dak. We wisten perfect wat we moesten doen: langzaamaan naar de kant rijden, gevarenlichten op, linkerraampje opendraaien en blijven zitten met gordel aan en handen op het stuur. 'En niet lachen', zei ik tegen Dien, die haar handen op het dashbord had gelegd. 'triestig kijken'. Twee man uit de policecar in keurig uniform, hun midden omgord met patroongordel, revolver, walkie-talkie, pepperspray en knuppel. Eén blijft achter onze kar staan; de ander stapt met John Waynepas naar mijn linkervoorruit, de hand aan de revolver. Op het koperen plaatje lezen we 'Hopi Police Sergeant ...'( een onleesbare indianennaam). 'Your drivers licence, please' ' Yes, sir', zei ik beleefd en geef hem er 2: mijn Belgisch en mijn internationaal. 'What's that?', vroeg hij lichtelijk verbaasd. Ik legde hem uit dat we Belgen waren op trektocht door de USA met belangstelling voor diverse culturen en blablabla en gaf hem als toemaatje mijn reispas. 'Be right back', zei hij en liep met mijn papieren naar zijn rood-blauw-wit flashende auto. 'We hangen eraan', zei Dien, 'hij zet ons in zijn computer'. Na 5 minuten tikwerk, kwam hij terug. 'What do I have to pay to you, Sir' vroeg ik in mijn slechtste Engels. 'Nothing, sir', antwoordde hij, 'I'll give you a warning, but please, watch the speed signs'. 'Thank you sir' zei ik ontroerd en ik meende het nog ook. Vanaf nu ga ik proberen ook bergop 65 mph te rijden...
Een kleine 100 mijl zuidwestelijk van de Mesa Verde, over de staatsgrens in Arizona, ligt de "Canyon de Chelly". Een eigenaardige naam, door de Spanjaarden toegekend aan het opperhoofd van de Navajo's ('Navahoos') die hier toen leefden.(wordt uitgesproken "d'chey") Ook hier weer dezelfde "cliff dwellings" in een canyon van 85 mijl lang, met veel rotstekeningen van de Anasazi, de Navayo's en de Hopi's. (Canyon del muerte). Alhoewel dit een National Park is, ligt het volledig in Navayo country en is niet zomaar toegankelijk. Behalve op de primitieve camping, zonder water of electriciteit, moet je voor iedere stap die je zet de toelating en begeleiding vragen van een officiële Navajo gids. Het toffe aan deze canyon is, dat hij voor het grootste gedeelte bereidbaar is in de bedding (in totaal zo'n 60 mijl) Een beetje zoals de wadi's in Dubai, Oman, Yemen en Jordanië. Je moet wel kunnen beschikken over een 4 x 4, die dan wordt bestuurd door de Navajo gids. Onze leefbak kwam dus niet in aanmerking, maar daar hadden de Navajo's iets op gevonden. Uit de US Army overschotten hadden ze enkele oude GMC trucks van 1960 gekocht (Ik heb met dergelijke bak tijdens mijn legerdienst in 1962 nog gereden !), die 6 x 6 bakken turquoos gespoten en de open laadbak voorzien van zeteltjes. Je kon voor $ 65 per persoon de canyon doorwroeten (rijden is hier ongepast) met zeer deskundige uitleg, eten (club sandwich roastbeef en een zelfgebakken soort koek van Dinant) en drinken (putwater met limonadepoeder) en dessert (meloen) Een onvergetelijke dag (en een volgende morgen bij het pijnlijk opstaan), met veel aanvullende info van een insider, veel hotsen en botsen en erg vermoeiend onder een brandende zon en wolken stof. De rotsen, die tot 400 meter soms vertikaal oprezen, werden volgens de stand van de zon en mits enige verbeelding omgetoverd tot arenden, gorilla's, spaceshuttles en de Simpsoms. Ik dacht zelfs even Dien gezien te hebben, maar ja, die zie ik in ongeveer alles tegenwoordig !
Ergens op een onbelangrijke weg, in een dorpje met de veelzeggende naam "MANY FARMS" stond een rits pickups met vlaggen en balonnen in een stoffig stuk prairie. We waren wel aan een frisdrankje toe, dus draaiden we de wei op en stopten naast een hek met woest uitziende stieren : een plaatselijke wedstrijd "bull riding". Je kent dat wel : zo lang mogelijk op een briesende stier zitten met een koord rond zijn buik. Je mag je dqar met één hand aan vasthouden, de andere hand en de voeten in de lucht. We zaten amper op de "tribune" (drie houten banken) tussen uitsluitend Navajo's, of de eerste "rider" vloog 2 meter door de lucht en kwam met zijn rug op het ijzeren hekken terecht. Na immobilisatie werd hij bewusteloos afgevoerd : nooit meer iets van gehoord. Een reeks spectaculaire "bull rides" gezien, en het plaatselijk rekord werd onder groot jolijt scherp gesteld op 69 seconden...
Ik geef me er rekenschap van dat ik in het begin van onze avonturen veel te kwistig ben geweest met superlatieven. Nu zitten we midden in een overweldigende setting en ik vind de juiste woorden niet; De natuur is gewoon een wonder: tafelbergen, riffen en canyons. De rivieren die ooit de canyons hebben uitgesleten, zijn uitgedroogd maar hebben grote halfronde halen doen ontstaan. En daarin heeft zich rond 450 - 500AD het oude volk gevestigd: de Anasazi (= Navajo voor 'het oude volk'). De anasazi, die ver vóór onze jaartelling nomadisch leefden, hebben zich geleidelijk aan op de plateau's gevestigd en zijn overgestapt op landbouw (maïs, bonen en meloenen) en kalkoenteelt (de pluimen voor kledij, het beest voor de voeding, de botten voor werktuigen). Aanvankelijk woonden ze naast hun velden in pithouses: putten die werden afgedekt met boomstammen met in het midden een opening (ingang en rookuitlaat). Later zijn deze mensen (uit veiligheidsoverwegingen?) gaan wonen in de spelonken van de canyons. Daar hebben ze honderden dorpen gebouwd, als zwaluwnesten hoog tegen de vertikale muur van de canyons. Dorpen van 80 tot 200 mensen die met ladders en/of hand-en voetgrepen van en naar hun velden gingen. Vele van deze dorpen (cliffdwellings) zijn intact gebleven; de meeste nog niet grondig onderzocht. De combinatie van natuur en verstilde dorpen is uniek en laat een totaal andere indruk na van de 'Native Americans' dan diegene die ons door cowboy- en indianenfilms werd meegegeven. De Anasazi's zijn uit hun dorpen verdwenen rond 1300. Niemand weet precies waarom. Waarschijnlijk was er jaren achtereen een verschrikkelijke droogte, die de mensen dwong om af te zakken naar de grote rivieren (Rio Grande en Coloradorivier). Feit is dat de Hopi's en de Navajo's rechtsreeks afstammen van deze Anasazi's. Naast de grote 'scienic drive' toer (boven op het plateau) met diverse uitkijken op de dorpen, deden we nog 2 geleide wandelingen in de cliffdwellings zelf: een moelijke en een zeer moeilijke. Voor deze laatste pastte Dien wijselijk omwille van de bijna vertikale afdalingen met metershoge ladders tegen de wanden. Zeer interessant: ieder dorp had zijn heilige plaats (kiva), die nu nog gebruikt worden door de Navajo's tijdens bepaalde rituele feesten. Enkele foto's kunnen één en ander beter illustreren.
Wil je toeristische informatie? Walmart heeft RV-ladingen vol : gratis! En zo viel ons oog op een infoboekje over het onstaan van Durango ; een mijnstadje, gesticht door spoormagnaat Durango in 1876 langs de woeste Animas Bergrivier. Dankzij die spoorweg kende het stadje een geweldige bloei, vooral, toen in 1882 hoog in de San Juan mountains (9500 voet) goud en vooral zilver werd gevonden. Tonnen zilver ! En algauw groeide er hoog in de bergen een nederzetting : Silverton, met 400 bankfilialen, 134 saloons en een onnoemlijk aantal kamers voor reizigers : de tocht van Durango naar Silverton nam - als alles meeviel - 3 dagen in beslag; stroomopwaarts langs de woeste Animas. Het duurde niet lang of de zakenlui van Durango besloten een spoorlijn door te trekken van Durango naar Silverston. The D&SNGRR, of beter gezegd "The Durango & Silverton Narrow Gauge Rail Road" is nog altijd operationeel. Bij aanleg was het de duurste en meest gewaagde spoorlijn ter wereld en dat laatste is het volgens ons nog altijd. Je kan de rit naar Silverton (50 mijl op 4 uur) en terug (50 mijl op 3.30 uur) maken in de originele stoomtrein, met de echte oude wagons (open, gesloten of luxe). De rit is werkelijk adembenemend, naast en regelmatig over de kolkende rivier, soms heel hoog over canyons soms vlak naast de rivier. We hebben 450 foto's en een half uur film verschoten aan deze unieke belevenis, die moeilijk onder woorden te brengen is. In Silverton, waar we anderhalf uur mochten rondlopen, hebben we in één van de saloons gelunched, maar ik was zo onder de indruk van de treinreis dat ik begot niet meer weet wat we gegeten hebben. Ik herinner me alleen een mooi lief meisje dat "Oh my darling, Clementine" zat te spelen aan een tingentangelpiano..
Omwille van de ** sterren détour die "Chimney Rock" zeker was, zijn we niet verder geraakt dan Durango, een stad waar we in feite niets hadden gepland. En vermits het iets te laat was om een degelijke kampplaats te zoeken, namen we toevlucht tot ons eerste alternatief : de Walmart. Er waren er twee in Durango, we namen de grootste. Hun sympathie voor RVers werd weeral beloond, want we hadden heel wat nodig, niet alleen voeding, maar ook nagels, pluggen, schroevendraaiers, een hamer, een zaagje enz.. Deze Walmart was wel speciaal, op een klein stukje van de parking stonden misschien wel 20 RV's, keurig tegen de mooie plantsoentjes aan, het leek wel een echte camping. Bovendien ver weg van de toegangswegen, dus geen motorengebrom 's nachts (Walmart is 24/24 open) en voldoende verlichting om in je strandstoeltje een boekje te lezen. Stipt om middernacht beginnen computergestuurde sproeiers de plantsoenen te bewateren en meteen ook het stof van de RV's te spoelen. Onze vriend, de Walmart. Kan je 's nachts niet slapen? Wandel even door de koele supermarkt. Wil je een stevig ontbijt? De Walmart bakery tot je dienst Moet je in het donker iets repareren? Walmart licht je bij Ijsblokken voor je pic-nic mand? Walmart heeft de goedkoopste Plastiekzakken voor de vuilemmer? Honderden hebben we er liggen Als we op de highways een Walmarttruck voorbij zien flitsen, zwaaien we steeds enthousiast naar onze vriendjes...
We reden Colorado binnen onder een onbevlekte blauwe hemel en al gauw zagen we de eerste besneeuwde bergtoppen. Colorado is de meest bergachtige staat van de US, met meer dan 50 toppen boven de 13.000 voet (dus even hoog als de Mont Blanc). En dat voel je : de hitte is draaglijker, de ademhaling iets moeilijker, de snelheid van onze woonwagen iets trager en het verbruik ervan iets hoger. En dat gaf ons dan weer de kans om de schitterende panorama's grondiger in ons op te nemen. Onze bestemming voor vandaag was één van de topics van de hele reis : het "Mesa Verde National Park", de eerste en belangrijkste archeologische site van de US, met de beroemde "cliff dwellings", waarin het Pueblovolk van 500 tot 1300 leefde. Maar ja... Toen we na 50 mijl Colorado-en in het eerste skioord stopten om te lunchen (een snelle hap, juist voldoende om de motor te laten afkoelen en voor $150 bij te tanken ) kregen we van een ranger de tip mee om eerst even langs "Chimney Rock" te passeren. 't Was maar een klein ommetje van 16 mijl, maar de moeite waard om de geschiedenis van het oude indianenvolk beter te begrijpen. En dat was het ook. We hadden al geruime tijd een eigenaardig gevormde rots zien afsteken tegen het azuur, als een schoorsteen op een tafelgebergte (una mesa) : "Chimney Rock" dus. Er was nog een geleide wandeling om 13 uur volgens de ranger, dus wij als gekken door berg en dal. Om 5 voor één stonden we aan het visitor's center om te betalen. En inderdaad, we konden nog mee, maar we moesten nog 5 mijl langs een stoffige zandweg stijl omhoog : daar begon de wandeling, maar we waren al gesignaleerd en de gids zou een kwartier op ons wachten. En, "by the way", de weg is niet geschikt voor RV's. Bon, toevallig hadden we geen andere auto bij, dus sprongen we in onze Mustang huifkar en stoven in een grote wolk stof de bergweg op. Dien, die op dergelijke momenten haar ogen sluit en met witte knokkels de handvaten tot spijs knijpt, moest nu noodgedwongen de kussens, beddegoed, boeken, folders en eetgerei van mij aftrekken, wilden we niet in een ravijn rijden. We waren binnen het kwartier boven, maar het duurde nog 5 minuten om uit onze vuilkar te geraken. Alle kasten stonden open, inhoud op de grond, vuile en propere kleren dooreen, enkele glazen kapot en nu nog hebben we 5 vijzen over, waarvan we met de beste wil van de wereld niet weten waar ze vandaan komen. "Chimney Rock" was een soort sacrale plaats, waar het Pueblo- en Chacovolk bijeenkwam om de zon te aanbidden en de planeten te bestuderen en een kalender bij te houden (= hypothese). Bij zonnewende (nu ongeveer dus) kwam de zon op tussen twee rotsspleten en scheen in een kiva (een ondergrondse bidplaats - zie mesa verde) waar rituele handelingen plaatsvonden. Blijkbaar waren er verschillende kiva's die allemaal in lijn met "Chimney Rock" lagen en de seizoenen en tijdstippen weergaven waarop geplant, geoogst ed. moest worden. Eigenaardig was wel, dat men die kiva's wist liggen maar ze bewust onaangeroerd liet voor toekomstige archeologen. Het was een boeiende stap terug in de tijd, met veel onopgeloste vragen, mysteries en legenden. Misschien brengt Mesa Verde ons meer klaarheid...
De natuur was zo overweldigend, het open vuur zo uitnodigend dat we besloten onze laatste fles Belgisch Bier te openen : nen duvel van 75 cl !! Zelfs ik vond het slokje dat ik mocht meeproeven, vooraleer ik haar naar bed droeg, lekker.
Santa Fé, mon amour ! Een prachtstadje : overzichtelijk, mexicaanser dan tequila, aangenaam van temperatuur op 1100 meter hoogte en zeer uitnodigend met kleine restaurantjes, enkele interessante musea, een centraal gelegen lommerrijk plein (la plaza) met obelisk en een kathedraal met een vroeg-17de eeuws Madonnabeeldje, dat in de oorspronkelijke zijkapel staat. De stad werd in 1610 gesticht door de Spaanse conquistadores en was lang de staatshoofdstad van Noord-Amerika. Vlakbij de plaza ligt het paleis van de Goeverneurs, (1610) een gelijkvloers, in vierkant gebouwd paleis, omgeven door galeriën, die volledig worden ingepalmd door indianen, die hier, zittend op de grond hun artisanale kunstwerkjes verkopen. Erg enthousiast gebeurt dat niet : als je echt iets wil kopen moet je meestal de maker ervan wakker schudden (wat wij niet gedaan heben). Flaneren door het stadje is een streling voor het oog : koloniale gebouwen wisselen af met oude trading posten, sommige verbouwd tot kleine hotelletjes, en in de smalle straatjes zijn mooie winkeltjes, cafeetjes en galerietjes die op zeer discrete manier de aandacht van de voorbijganger trekken. Amerika is hier ver weg ! We lunchten uitstekend (longhornfilet met blauwe kaas en spaanse rijst met black-eyebonen en een lokale chardonnay) op een gezellig terras, omhangen met gedroogde chilipepers waar Dien maar niet vanaf kon blijven. We bezochten 2 musea : het "Palace of the Governers : Historisch zeer interessant en het "Museum of Fine Arts", toegespitst op kunstenaars uit New Mexico. Een prachtige dag die we in stijl afsloten. We reden Santa Fé uit de San Juan Mountains in, waar we op 9200 voet een prachtigde campsite vonden in het "Santa Fé National Forest" (voor $5 per nacht. Verwarming was niet inbegrepen maar wel nodig 's nachts....)
Met een half opengereten flank en een gat in ons dak, waar de muggen en ander ongedierte gretig gebruik van maakten om ook eens met een RV te reizen, trokken we naar Albuquerque, op zoek naar een "RV Repair Center" . We vonden er een, vlak bij de KOA camping waar we onze wonden gingen likken. De RV verkopers, die in de weekend wel werken verzekerden ons dat ze onze deur voorlopig konden herstellen. We moesten maandag eerste werk aanwezig zijn en dan zou de reparatie tegen 4 pm gefikst zijn. Yoepie, twee dagen vrij, twee dagen verlof!!! En dat we ervan geprofiteerd hebben ! 't Was een camping met alles erop en eraan, dus : slapen, zwemmen, wassen plassen, UMO's repararen en rondkrossen, lekker eten en bbqen ; echt ontspannen. 's Maandags leverden we onze kar in, namen bus 66 naar de Old town en genoten. Want bus 66 rijdt op route 66 die in Albuquerque voor de eerste keer ons pad kruist. En overal langs deze beroemde weg zie je de hotdogkraamjes, benzinestations, cocktailbars ed. van de jaren '50, keurig onderhouden en nog altijd in gebruik. We hebben in één van die bars gelunched, echt aan de toog, bediend door een serveuze in geblokte voorschoot, potlood achter de oren en koffiepot in de hand. Het mens wou absoluut dat ik enkele van hun beroemde chili's proefde en toegegeven, het viel mee. Albuquerque zelf was mooi, spaans-mexicaans, met heel wat terrasjes in de schaduw en een fraaie kerk, gesticht door de eerste fransiscaner die met de spanjaarden mee aanspoelde. Toen we rond 4 pm terug bus 66 wilden nemen moesten we 15 minuten wachten. Niet te doen in de gloeiende zon, dus zochten we een schaduwplekje achter een uithangbord. Daar zat al een koppel op de grond, dat er duidelijk toeristisch uit zag. En dat zodoende totaal afstak tegen de normale bezetting van bus 66 : psychoten, drugsverslaafden, landlopers, zatlappen en sexmaniakken. Toen we opstapten zei ik tegen Dien : "die moeten ook naar de KOA" En inderdaad, 8 mijl verder stapten we samen uit, en tot onze verbazing gingen we samen naar hetzelfde RV repair center. Toen we mekaar aan de balie terug ontmoetten om te betalen kon het niet anders of er ontstond een geanimeerd gesprek. Ook zij hadden vrijdag een panne gekregen, waren 2 dagen op dezelfde camping gestrand en hadden vandaag hun RV laten repareren terwijl ze met bus 66 de oude stad bezochten. En van het één kwam weeral het ander... ze wonen in Sonoma (centrum van de Californische wijn), verbouwen pinot noir die ze verkopen aan de wijnboeren. Zelf hebben ze geen winery ("we 're just poor farmers" zei madam). Maar we moeten absoluut langskomen en mogen op hun land overnachten, en eventueel een centje bijverdienen want in september worden de druiven geplukt. Oh ja, onze deur was hersteld, beter en goedkoper dan we dachten. Ze knelt nog wel, maar ze is terug operationeel. Wij ook, we zijn diezelfde avond nog naar Santa Fé gereden...
Oef, we zijn terug in de bewoonde wereld. Juist "el camino del muerto" afgerond, een weg van Las Cruces (NM) naar Santa Fé. The "Dead man's trail" was gevreesd bij de kolonisten die met hun huifkarren 100 mijl moesten overbruggen zonder enige bron en met zeer regelmatige aanvallen van de apachen. De enige mogelijkheid was 's nachts te rijden en overdag in een cirkel te wachten op de duisternis. We zijn momenteel is Albuquerque, een grote stad, met cell phone en wifi. Nu maar hopen dat ik me nog iets kan herinneren van onze voorbije avonturen. Tot straks
White Sands was zo betoverend dat we de tegenslag van het gat in de flank van onze strijdwagen al zo goed als vergeten waren. De verkreukelde deur lag ver weggestoken in de koffer, te wachten op maandag, want zaterdag en zondag werken de RV repairs niet (tenzij voor het driedubbele van de prijs). Dus tijd zat om een beetje te rommelen in de stoffige witte koffers en om een wasje te plegen in de "coins laundry" (dag en nacht open, werkt met kwart-dollarstukken. Dientje sprong met een grote zak vuile was op haar UMO (de zwarte) en kwam 2 minuten later te voet terug : "Mijn ketting der af" zei ze beschuldigend tegen mij. "Gooit 'em mor bij de kapotte deur " antwoordde ik, maar ondertussen sprong ik toch maar op mijn UMO (de zilvergrijze), gewapend met al ons gereedschap, dat gemakkelijk in één broekzak kan. Toen ik aan maximum snelheid de eerste bump van de camping nam, viel mijn zaal eraf, finaal afgebroken. En dat is niet voor te lachen, want als je spontaan terug wil gaan zitten en er rest alleen nog maar een piek... Amaai mijn .... De ketting was vlug gemaakt en ditmaal goed aangespannen, de zaal was perte total. Maar we lieten het niet aan onze hartjes komen, trokken ons zwempak aan en liepen joelend Hofstade Bad in. Terug van een verfrissende duik, in zwembroek en teensleffers, wou ik in onze badkar stappen, maar de deur was op slot. Niet ongewoon, want Dien doet altijd alle deuren en vensters dicht van het moment dat ze één voet buiten zet. "Krijg ik de sleutels eens" vroeg ik "Maar jongen toch, gij hebt de sleutels" antwoordde zij "In mijn teensloeffen zeker" enz...enz... De sleutels lagen binnen op de salontafel en alle deuren en vensters waren op slot. Na mekaar een halfuurtje beschuldigd te hebben begonnen we constructief na te denken en algauw vond ik een mogelijkheid. Er stond namelijk een dakvenstertje open (10 bij 10 cm, en bekleed met heel fijn vliegengaas.) "Maar daar kunnen wij niet door" opperde Dien. En gelijk had ze, maar weer kwam ik op een lumineus idee. "De vislijn ligt in de kofferbak naast de verfrommelde deur en die staat open. Als we op het dak kruipen en het vliegengaas kapot snijden, dan kunnen we naar de sleutels vissen." Zo gezegd zo gedaan. Dien als eerste het dak op, met mijn zwitsers legermes (dat ik altijd bij heb op reis) in aanslag. Het gaas was vlug en vakkundig weggesneden, en Dien begon, plat op haar buik te vissen. Het dak van onze woonkar was uiteraard nog nooit gewassen en er lagen zo'n 7 lagen stof op, in 6 verschillende kleuren. Na een halfuur vissen zag Dien er uit als een oude indiaan die met zijn oorlogskleuren te lang in de zon heeft gezeten. Maar buiten een schoen, een lege plasticzak en 2 keer mijn tabletpc had ze niets gevangen. En hier kwam mijn ervaring met professionele vissers uit Dubai uitstekend van pas. Na 15 minuten wentelen in het door zweet ontstane slijk op het dak had ik de sleutels te pakken. Ons huisje leek eens zo mooi. We draaiden uit pure vreugde een blik Swanworstjes open, aten hot dogs met mosterd en kropen doodmoe en vuil in ons nestje. Mijn grote teen zag blauw en klopte nog pijnlijk, nadat ik hem had gestoten aan een luchtpijp op het dak. Morgen is het zaterdag...