Dag 23 19 december Advent 2016
Uitkijken naar de komst van Jezus
Maria 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ (Lucas 1:30-33, Nieuwe Bijbelvertaling)
Koning voor altijd De boodschap van de engel Gabriël aan Maria staat vol verwijzingen naar het Oude Testament. In 2 Samuel 7 en in het bijbelboek Psalmen gaat het over het koningshuis van David dat altijd zal bestaan. En bij de profeten (bijvoorbeeld Jeremia 23:5) lees je de belofte dat opnieuw iemand uit de familie van David koning zal worden. Dan begint een nieuwe tijd van bevrijding, vrede en gerechtigheid.
In het Oude Testament noemt God de koning uit de familie van David soms zijn ‘zoon’ (2 Samuel 7:14, Psalm 2:7 en Psalm 89:27-28). Maar bij Jezus krijgt dit woord ‘zoon’ een nieuwe lading. Hij is méér dan een gewone koning uit de familie van David. Dat blijkt uit het vervolg van Lucas 1. Je kunt het al zien aan het slot van Gabriëls woorden: ‘Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ Als je in het Oude Testament zoekt naar een koningschap zonder einde, dan kom je niet uit bij de koning uit de familie van David, maar bij het koningschap van God zelf (Psalm 45:7 en Micha 4:7).
Wat betekent het voor jou, dat Jezus voor altijd koning is?
MATTHIJS DE JONG
Matthijs werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap
|