Hier beneden wil ik even iets testen, ik ben nl. nog een beginnende blogger... foto met link, knopjes naar linken, powerpoints enz...
Site : Jeruzalem bijbel centrum Klik op de foto
Rondvraag / Poll
Geloof je in God, die de wereld zo lief heeft dat Hij Zijn eniggeboren zoon Jezus Christus gaf opdat een ieder die in Hem gelooft , EEUWIG leven ontvangt?
Iedereen is van harte welkom op deze blog. Als je een zoekende bent naar de Here Jezus hoop ik dat je hier iets kunt vinden...Welkom...
WELKOM IN GODS KONINKRIJK.
ER KOMT EEN DAG DAT DE POORTEN VAN "GENADE"DICHT GAAN, ZORG DAT JE BINNEN BENT.. LAAT JE OUDE "IK"ACHTER EN DOE EEN NIEUW KLEED AAN...HET BRUILOFTSKLEED.
29-03-2017
WEEK5 DAG 25 : GODS NIEUWE WERELD
Dag 25 - 29 maart 2017 - 40 dagen Marcus-----
30 Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, 31 want hij was bezig zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ 32 Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen. 33 Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ 34 Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 35 Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’ 36 Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: 37 ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’ 38 Johannes zei tegen hem: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’ 39 Jezus zei: ‘Belet het hem niet. Want iemand die een wonder verricht in mijn naam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van mij spreken. 40 Wie niet tegen ons is, is voor ons. 41 Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden. (Marcus 9:30-41, Nieuwe Bijbelvertaling)
Onbelangrijk zijn?
Jezus zegt: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ Maar de leerlingen begrijpen zijn woorden niet. Ze begrijpen niet dat Jezus zijn dood al voelt aankomen. In hun beleving kan de messias (lees Marcus 8:29) niet sterven. In plaats van echt te luisteren naar Jezus, gaan de leerlingen juist ruziemaken. Ze willen weten wie van hen de belangrijkste is. Maar als Jezus ernaar vraagt, zwijgen ze. Ze durven niet toe te geven waar ze het over hadden. Ze voelen dus zelf ook wel aan dat wat ze doen, niet de bedoeling is.
Jezus laat dan aan de hand van een kind zien hoe zijn boodschap begrepen moet worden: je moet de minste willen zijn, en andere mensen dienen. Als je zorgt voor mensen die er niet toe lijken te doen, voor mensen die aan de rand van de samenleving staan, dan doe je wat Jezus bedoelt. En dan doe je wat God wil dat je doet. Dan richt je je echt op Gods koninkrijk.
Wie kun jij dienen? Probeer vandaag eens iets heel concreets te doen voor iemand voor wie je normaal geen belangstelling hebt.
Wil je zien hoe Kafarnaüm er nu uit ziet? Of meer lezen over kinderen in de tijd van de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl
14 Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. 15 De mensen waren verbaasd toen ze hem zagen, en liepen meteen naar hem toe om hem te begroeten. 16 Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ 17 Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; 18 steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ 19 Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen? Breng hem bij me.’ 20 Ze brachten de jongen bij hem. Toen de geest hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. 21 Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, 22 en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ 23 Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ 24 Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ 25 Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak hij de onreine geest op strenge toon toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ 26 Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. 27 Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op. 28 Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 29 Hij antwoordde: ‘Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.’ (Marcus 9:14-29, Nieuwe Bijbelvertaling)
Ongelovig volk?!
De woorden van Jezus kunnen hard klinken: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Als je dat leest, kun je je zelf vragen stellen. Bijvoorbeeld als je ziek bent en niet geneest: Is mijn geloof dan niet groot genoeg? Maar als je verder leest in het evangelie volgens Marcus, zegt de vader van de zieke zoon: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp!’ De vader wil dus de hulp van Jezus, want hij weet dat hij het niet alleen kan. En Jezus geeft de vader de hulp, want hij geneest zijn zoon. Zo komt Gods nieuwe wereld ineens heel dichtbij.
Durf jij dingen aan God te vragen? Je twijfels uit te spreken? Misschien kunnen de woorden van Psalm 31 je daarbij helpen: ‘In uw hand leg ik mijn leven, HEER, trouwe God, u verlost mij.’
Welke dingen zou jij vandaag in Gods hand willen leggen? Spreek ze eens hardop uit en kijk wat er dan gebeurt.
Wil je verder lezen over verdriet en hoe de Bijbel daarover spreekt? Of over demonen? Ontdek het op debijbel.nl
2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, 3 zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. 4 Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus. 5 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ 6 Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. 7 Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ 8 Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond. 9 Toen ze de berg afdaalden, zei hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. 10 Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat hij bedoelde met deze opstanding uit de dood. 11 Ze vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 12 Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden? 13 Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.’ (Marcus 9:2-13, Nieuwe Bijbelvertaling)
Om nooit te vergeten
Jezus ontmoet Mozes en Elia, op een berg. In de Bijbel zijn bergen vaker een plek waar God en mensen elkaar ontmoeten. Mozes krijgt de tien geboden van God op de berg Sinai (of: Horeb; Exodus 24:12-18). En Elia ontmoet God in de stilte op dezelfde berg (1 Koningen 19:11-13). Dat Jezus juist deze twee mensen hier ontmoet, is niet zo vreemd. Mozes vertegenwoordigt als het ware de wetten van God. En Elia de profeten. Zo ontmoet Jezus eigenlijk het hele Oude Testament. Petrus wil dit bijzondere moment meteen vastleggen door drie tenten neer te zetten. Maar dan klinkt er een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ En meteen zien de leerlingen alleen nog Jezus. Dezelfde woorden klonken uit de hemel toen Jezus gedoopt werd, aan het begin van het evangelie volgens Marcus. Nu komt de stem uit een wolk. En wolken zijn in het Oude Testament vaak een symbool van Gods aanwezigheid (lees maar in Exodus 24:15-18). Zo wil Marcus dat we echt zien dat dit een heel bijzonder moment is. Een moment dat we nooit mogen vergeten. We kunnen het misschien niet vastleggen, zoals Petrus dat wil, maar vergeten moeten we het zeker niet.
Wanneer en hoe ontmoet jij God?
Wil je verder lezen over Mozes, Elia of de berg Sinai? Ontdek het op debijbel.nl
34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen. 35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. 36 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet? 37 Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? 38 Wie zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader.’
1 Verder zei hij ook nog: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.’ (Marcus 8:34-9:1, Nieuwe Bijbelvertaling)
Volgeling van Jezus worden
De woorden van Jezus kunnen onbegrip oproepen: waarom moet je je leven opgeven als je Jezus wilt volgen?
Ons beeld van Jezus is vaak dat van een vriendelijke man, die in de groene heuvels rondliep. Die mooie woorden sprak in een mooie wereld. Maar de wereld van Jezus was niet alleen maar pais en vree. De Romeinse onderdrukking was zwaar, en het leven van mensen ook. Steeds duidelijker blijkt in het verhaal van Marcus dat Jezus geen snelle, goedkope oplossing voor hun problemen aanbiedt. Jezus’ naderende dood wordt steeds voelbaarder. Jezus zegt hier dan ook tegen zijn leerlingen en tegen de mensen die het willen horen dat je er soms veel voor over moet hebben om hem te volgen. Maar als je dat doet, zul je je leven behouden.
Wil je verder lezen over engelen of over de titel ‘Mensenzoon’? Ontdek het op debijbel.nl
27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 28 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat u een van de profeten bent.’ 29 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’ 30 Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken. 31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; 32 hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. 33 Maar hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ (Marcus 8:27-33, Nieuwe Bijbelvertaling)
Jezus is de messias
Jezus vraagt aan zijn leerlingen wie hij is. En Petrus antwoordt dan: ‘U bent de messias.’ Deze titel is heel bijzonder. In het Oude Testament kregen priesters en koningen deze titel ook. Het liet zien dat ze een bijzondere opdracht van God ontvangen hadden. Als God een koning of profeet uitkoos, dan werd die gezalfd: er werd een beetje olie over zijn hoofd gegoten. Voorbeelden zijn David (1 Samuel 16:13) en Aäron (Leviticus 8:12). In de tijd van Jezus wachtten veel mensen op de nieuwe messias: deze messias zou een einde maken aan de Romeinse overheersing en hij zou de nieuwe koning van Israël worden. Petrus ziet Jezus als die nieuwe koning.
Direct na deze woorden over Jezus als messias, zegt Petrus dat Jezus beslist niet mag spreken over zijn naderende dood. Petrus kan zich niet voorstellen dat de nieuwe koning moet lijden en sterven. Geloof en ongeloof liggen vlak naast elkaar. Iets dat je misschien ook wel bij jezelf herkent: het ene moment ben je volledig overtuigd van iets, een moment later twijfel je toch. Wanneer had jij dat voor het laatst?
Wil je verder lezen over ‘messias’ als titel voor Jezus? Ontdek het op debijbel.nl
14 De leerlingen waren vergeten genoeg brood mee te nemen; ze hadden maar één brood bij zich in de boot. 15 Hij waarschuwde hen: ‘Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de farizeeën en voor de zuurdesem van Herodes.’ 16 Ze hadden het er met elkaar over dat ze geen brood hadden. 17 Toen hij dit merkte, zei hij: ‘Waarom praten jullie erover dat je geen brood hebt? Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? 18 Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? Weten jullie dan niet meer 19 hoeveel manden vol stukken brood jullie hebben opgehaald toen ik vijf broden brak voor vijfduizend mensen?’ ‘Twaalf,’ antwoordden ze. 20 ‘En toen ik zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden vol stukken brood hebben jullie toen opgehaald?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. 21 Toen zei hij: ‘Begrijpen jullie het dan nog niet?’
22 Ze kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij hem gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. 23 Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’ 24 Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ 25 Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder. 26 Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’ (Marcus 8:14-26, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zie jij alles scherp?
Jezus geneest hier opnieuw een blinde man. Hij doet wat spuug op de ogen van de man, legt zijn handen op diens ogen, en vraagt: ‘Ziet u iets?’ Voor ons klinkt dat misschien vreemd, maar het was een gebruikelijke manier in Jezus’ tijd om mensen te proberen te genezen. Jezus zorgt hier voor de man, want op het eerste gezicht de man kan weer zien. Maar als je beter kijkt, is er iets aan de hand: hij ziet nog niet goed. Zijn ogen doen het weer, maar gezichten kan hij nog niet onderscheiden. Dus Jezus raakt hem een tweede keer aan, nu met het gewenste effect.
Je kunt dit verhaal ook minder letterlijk lezen, en toepassen op je eigen leven. Doen je ogen het alleen maar, of kun je ook echt met aandacht zien? Begrijp jij wat je ziet, of moeten – net als bij de leerlingen – je ogen steeds opnieuw geopend worden? Op die manier gelezen wordt de genezing van de blinde man een oproep. Voor die blinde man, voor de omstanders, en ook voor ons: Leer te kijken, leer echt te zien. Naar elkaar, en naar je eigen leven. Zijn de dingen waar je mee bezig bent, echt zo belangrijk? Of, eerlijker, maar ook moeilijker: wie en wat zie jij scherp, en waarvoor sluit je liever je ogen?
Wil je verder lezen over blindheid in de tijd van de Bijbel of over het getal twaalf? Ontdek het op debijbel.nl
1 Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze niets meer te eten hadden, riep hij de leerlingen bij zich en zei tegen hen: 2 ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten. 3 Als ik hen met een lege maag naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken; sommigen zijn immers van ver gekomen.’ 4 Zijn leerlingen antwoordden: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?’ 5 Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. 6 Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten; hij nam de zeven broden, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. 7 Ze hadden ook een paar kleine vissen bij zich; hij sprak er het zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten uitdelen. 8 De mensen aten tot ze verzadigd waren; de leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven manden vol. 9 Er waren ongeveer vierduizend mensen. Toen stuurde hij hen weg. 10 Meteen daarna stapte hij met zijn leerlingen in de boot en voer naar het gebied van Dalmanuta. 11 Daar kwamen de farizeeën op hem af, en ze begonnen met hem te discussiëren. Om hem op de proef te stellen, verlangden ze van hem een teken uit de hemel. 12 Jezus slaakte een diepe zucht en zei: ‘Waarom verlangt uw soort mensen een teken? Ik verzeker u: aan mensen als u zal zeker geen teken gegeven worden!’ 13 Hij liet hen staan waar ze stonden, stapte weer in de boot en voer naar de overkant. (Marcus 8:1-13, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zeven is vrijheid
Weer willen de farizeeën een teken van Jezus. En dat terwijl hij net vierduizend mensen te eten heeft gegeven met maar zeven broden en een paar vissen! Zeven staat in de Bijbel symbool voor compleetheid. Het geeft aan dat iets af is: het kan niet beter worden dan het is. Het getal speelt al een rol vanaf het allereerste begin: de schepping wordt in zeven dagen beschreven (Genesis 1:1-2:4). En in Leviticus 25 wordt gesproken over het sabbatsjaar. Elk zevende jaar moest de grond rust krijgen, want dat jaar was bestemd voor God. En na zeven keer zeven jaar was er een extra bijzonder jaar: het jubeljaar. In dat jaar konden slaven bijvoorbeeld terugkeren naar hun familie, en hoefden schulden niet meer terugbetaald te worden. Zo wil God ervoor zorgen dat mensen en land niet uitgeput raken. En zo kunnen mensen laten zien dat ze God willen eren.
Door hier met zeven broden iedereen te eten te geven, laat Jezus zien dat hij er voor de hele wereld is. Iedereen mag meedoen! De vraag is alleen: herkennen de mensen zijn wonderen?
Wil je verder lezen over het getal zeven of het sabbatsjaar? Ontdek het op debijbel.nl
24 Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. 25 Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. 26 Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 27 Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren.’ 28 De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ 29 Hij zei tegen haar: ‘Dat hebt u goed gezegd. Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ 30 En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn. 31 Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis. 32 Daar werd iemand bij hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte hem om deze man de hand op te leggen. 33 Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. 34 Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ 35 Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. 36 Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. 37 De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’ (Marcus 7:24-37, Nieuwe Bijbelvertaling)
Erbij horen?
In het evangelie volgens Marcus doet Jezus veel wonderen. In dit verhaal geneest hij twee mensen: een meisje dat last heeft van een demon, en een dove man. Het bijzondere van deze twee verhalen is dat ze plaatsvinden in niet-Joods gebied, net zoals in Marcus 5:1-20. Jezus is dus niet ‘thuis’, maar hij is in het buitenland. En over de vrouw wordt zelfs gezegd dat ze geen Jodin is. Jezus wil de vrouw dan ook eerst niet helpen. Hij is er eerst voor de kinderen, en niet voor de honden. Die woorden klinken hard: noemt Jezus niet-Joden nu ‘honden’? Honden hebben in de Bijbel vaak een slechte naam. Zwerfhonden hadden smerige eetgewoontes en konden vals zijn. Daarom wordt het woord ‘hond’ vaak als scheldwoord gebruikt. Maar het is belangrijk om te weten dat Jezus het hier niet over zwerfhonden heeft. Het gaat eerder over ‘schoothondjes’, die een vaste plek hebben in het gezin. En zulke honden werden wél gewaardeerd. Dus ook al wil Jezus er allereerst voor de kinderen zijn, hij vergeet deze honden niet. Hij helpt ook deze vrouw en haar dochter. Ze lijken er misschien eerst niet bij te horen, maar Jezus nodigt ze toch uit.
Hoe ga jij om met mensen die op het eerste gezicht anders lijken te zijn dan jijzelf?
Wil je verder lezen over honden of over Joden en andere volken in de tijd van de Jezus? Ontdek het op debijbel.nl
1 Ook de farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. 2 En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen 3 (de farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun voorouders houden, 4 en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonspoelen van bekers en kruiken en ketels), 5 toen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?’ 6 Maar hij antwoordde: ‘Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk op huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; 7 tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.” 8 De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’ 9 En hij vervolgde: ‘Mooi is dat, hoe u Gods geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities overeind te houden! 10 Heeft Mozes niet gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder”, en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden”? 11 Maar u leert dat iemand tegen zijn vader of moeder mag zeggen: “Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn is korban”’ (wat ‘offergave’ betekent), 12 ‘waarmee u hem niet toestaat nog iets voor zijn vader of moeder te doen, 13 en zo ontkracht u het woord van God door de tradities die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’ 14 Nadat hij de menigte weer bij zich had geroepen, zei hij: ‘Luister allemaal naar mij en kom tot inzicht. 15 Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken.’ 17 Toen hij een huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen hem om uitleg over deze uitspraak. 18 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet? Zien jullie dan niet in dat niets dat van buitenaf in de mens komt, hem onrein kan maken 19 omdat het niet in zijn hart, maar in zijn maag komt en in de beerput weer verdwijnt?’ Zo verklaarde hij alle spijzen rein. 20 Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. 21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, 22 overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; 23 al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ (Marcus 7:1-23, Nieuwe Bijbelvertaling)
Binnenste buiten
Jezus zorgt voor veel onbegrip bij de farizeeën en schriftgeleerden. Hij draait de zaken om: het is iedere keer weer anders dan zij denken, ook in deze tekst.
Er bestonden veel regels over wat rein en onrein was. Het boek Leviticus staat er vol mee, en in de eeuwen voor onze jaartelling vulden de schriftgeleerden die regels steeds verder aan. Veel discussies tussen bekende leiders en hun volgelingen gingen over de juiste uitleg ervan. Alles wat je in het dagelijks leven deed, werd door die regels gekoppeld aan het geloof in God.
Hier zijn de religieuze leiders boos omdat de leerlingen van Jezus zich niet aan de regels houden. Maar Jezus maakt duidelijk dat een regel nooit belangrijker mag worden dan God of de zorg voor de mensen om je heen. Bovendien: met regels alleen kom je er niet – die kunnen met elkaar in strijd zijn, en je kunt ze zelfs gebruiken om anderen schade toe te brengen. Uiteindelijk gaat het om je motivatie. Volg je een regel omwille van die regel? Of omdat je het eens bent met de gedachte die erachter zit?
Stel jij jezelf weleens die vraag? Let er vandaag eens op welke regels je volgt, en waarom.
Wil je verder lezen over farizeeën, rein en onrein of het bijbelboek Leviticus? Ontdek het op debijbel.nl
45 Meteen daarna gelastte hij zijn leerlingen in de boot te stappen en alvast naar de overkant te varen, naar Betsaïda; intussen zou hijzelf de menigte wegsturen. 46 Nadat hij afscheid van de mensen had genomen, ging hij de berg op om er te bidden. 47 Bij het vallen van de avond was de boot midden op het meer, en hij was alleen aan land. 48 Toen hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. 49 Toen ze hem over het water zagen lopen, dachten ze dat hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. 50 Ze hadden hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar hij sprak hen meteen aan en zei: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ 51 Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Zijn leerlingen waren helemaal van hun stuk gebracht. 52 Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd, omdat ze hardleers waren. 53 Nadat ze waren overgestoken, kwamen ze bij Gennesaret aan land en daar legden ze aan. 54 Toen ze uit de boot stapten, werd hij meteen herkend. 55 In het hele gebied ontstond een druk komen en gaan van mensen, die zieken op draagbedden meenamen naar elke plaats waarvan ze hoorden dat hij daar was. 56 Overal waar hij kwam, in dorpen, steden en gehuchten, legden ze de zieken op het plein. Ze smeekten hem of ze ten minste de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En iedereen die hem aanraakte, werd genezen. (Marcus 6:45-56, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wonder na wonder
Net als in de tekst van een week geleden zitten de leerlingen in een boot en hebben ze last van de hevige wind. Deze keer loopt Jezus over het water naar hen toe en wil hij hen voorbijlopen: niet om ze te negeren, maar om zichzelf en zijn macht te laten zien. Het water van een meer of zee werd in die tijd namelijk gezien als een plaats waar kwade machten waren. Jezus laat zien dat hij daar ook macht over heeft, en dat de leerlingen zich geen zorgen hoeven te maken. Maar het omgekeerde gebeurt: de leerlingen worden juist doodsbang. Ze denken dat hij een geest is!
Ondanks alle wonderen die Jezus deed, begrijpen de leerlingen nog steeds niet wie Jezus is. En onophoudelijk blijven de wonderen doorgaan. Als Jezus en de leerlingen weer aan land komen, begint Jezus te genezen. Overal waar hij komt, geneest hij zieken. Wonder na wonder.
Soms kun je je afvragen: Heeft het wel zin? Als zelfs zijn leerlingen nog steeds niet begrijpen wie hij is, waarom blijft Jezus dan doorgaan? Maar de wonderen van Jezus zijn er niet alleen om te laten zien hoe bijzonder hij is. Ze laten ook zien hoe het koninkrijk van God eruitziet: een plaats waar zonde en ziekte niet meer de baas zijn.
Wil je verder lezen over wonderen, bedden, of ziekte? Ontdek het op debijbel.nl
30 De apostelen kwamen weer terug bij Jezus en vertelden hem over alles wat ze gedaan hadden en wat ze de mensen onderwezen hadden. 31 Hij zei tegen hen: ‘Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.’ Want het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te eten. 32 Ze voeren met de boot naar een afgelegen plaats, om daar alleen te kunnen zijn. 33 Maar hun vertrek werd opgemerkt en velen hoorden ervan, en uit alle steden haastten de mensen zich over land naar die plaats en kwamen er nog eerder aan dan Jezus en de apostelen. 34 Toen hij uit de boot stapte, zag hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en hij onderwees hen langdurig. 35 Toen er al veel tijd was verstreken, kwamen zijn leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. 36 Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om eten te kopen.’ 37 Maar hij zei: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Ze vroegen hem: ‘Moeten wij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen om hun te eten te geven?’ 38 Toen zei hij: ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.’ En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: ‘Vijf, en twee vissen.’ 39 Hij zei tegen hen dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten. 40 Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig. 41 Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde hij onder allen die er waren. 42 Iedereen at en werd verzadigd. 43 Ze haalden de overgebleven stukken brood op, waar wel twaalf manden mee konden worden gevuld, en ook wat er over was van de vissen. 44 Vijfduizend mensen hadden van de broden gegeten. (Marcus 6:30-44, Nieuwe Bijbelvertaling)
Een herder voor zijn volk
Eerder in Marcus zagen we al dat Jezus bijna geen rust heeft. De mensen willen zo graag bij hem zijn dat ze hem bijna onder de voet lopen. Alweer krijgen Jezus en zijn leerlingen niet eens de kans om te eten, zo populair zijn ze! Maar nog steeds reageert Jezus niet boos. Hij zet zijn eigen behoeften niet voorop, maar hij leeft zich in in zijn publiek. Wat hebben zij nodig?
Jezus krijgt medelijden. Hij ziet de nood van de mensen: ze hebben een herder nodig. Door hen te onderwijzen, neemt hij die rol op zich. Maar daar blijft het niet bij. Jezus laat ook zien hoe ver de zorg van een herder gaat. Hij zorgt er met een wonder voor dat het weinige voedsel dat er is, genoeg is voor al zijn luisteraars. Zo sluit Jezus aan bij de verhalen waarin Mozes het volk onderwijst (Deuteronomium 1:5), voedsel van God geeft (Exodus 16:9-36), en hoopt dat het volk nooit zonder herder zal zijn (Numeri 27:16-17). Telkens gaat Jezus nog een stapje verder dan Mozes: zijn onderwijs heeft gezag, en zijn voedsel vermenigvuldigt hij zelf. Hij is de ultieme herder.
Op Jezus afstormen en hem niet met rust laten – durf jij dat ook?
Wil je verder lezen over het beeld van de herder, denarie, of zegenen? Ontdek het op debijbel.nl
17 Want Herodes had Johannes gevangen laten nemen en hem, aan handen en voeten geketend, laten opsluiten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, met wie hij getrouwd was. 18 Johannes had namelijk tegen Herodes gezegd: ‘U mag niet trouwen met de vrouw van uw broer.’ 19 Sindsdien had Herodias het op hem gemunt en wilde ze hem uit de weg ruimen, maar ze kreeg er de kans niet toe, 20 want Herodes had ontzag voor Johannes, omdat hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hij nam hem in bescherming. En hoewel hij altijd in grote onzekerheid verkeerde als hij naar hem geluisterd had, bleef hij hem toch graag horen. 21 Op een keer deed zich echter een gunstige gelegenheid voor, toen Herodes op zijn verjaardag een feestmaal gaf voor zijn hovelingen en de hoge militairen en de voornaamste inwoners van Galilea. 22 De dochter van Herodias kwam binnen om voor Herodes en zijn gasten te dansen, wat bij hen erg in de smaak viel. De koning zei tegen het meisje: ‘Vraag me wat je maar wilt, en ik zal het je geven.’ 23 En hij bezwoer haar: ‘Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk!’ 24 Ze ging naar haar moeder en vroeg: ‘Wat zal ik vragen?’ Haar moeder zei: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.’ 25 Haastig ging ze weer naar binnen, stapte recht op de koning af en zei tegen hem: ‘Ik wil dat u me nu meteen op een schaal het hoofd van Johannes de Doper geeft.’ 26 Deze vraag bedroefde de koning zeer, maar hij wilde het haar niet weigeren omdat hij in het bijzijn van zijn gasten een eed had gezworen. 27 Hij stuurde iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen. De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. 28 Hij bracht het hoofd binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder. 29 Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het in een graf. (Marcus 6:17-29 Nieuwe Bijbelvertaling)
Straf voor een onschuldige
Johannes de Doper heeft forse kritiek op Herodes. Dat trouwen met de vrouw van je broer niet mag, dat begrijpen we nu nog steeds. Herodias krijgt dan ook een enorme hekel aan Johannes. Ook dat is begrijpelijk, want wie wil er nu constant op zijn of haar fouten gewezen worden?
Maar Herodes reageert anders op de kritische woorden van Johannes. Hij luistert graag naar wat Johannes zegt. Sterker nog, hij heeft ontzag voor Johannes. Johannes verwoordt de wil van God, dat weet Herodes heel goed. Het geeft hem een ongemakkelijk gevoel: hij zondigt, en vervolgens luistert hij naar degene die zijn daden volledig afkeurt.
Uiteindelijk krijgt Herodias haar zin: ze brengt de man ter dood aan wie ze een hekel heeft omdat hij haar telkens weer wijst op Gods wil. Herodes staat het toe. Ondanks dat hij weet dat Johannes de waarheid aan zijn kant had.
Marcus wijst hiermee alvast vooruit naar de belangrijke dood aan het eind van het evangelie: die van Jezus. Pilatus heeft dan de macht over het leven van Jezus. Hij zal hem ter dood veroordelen. Terwijl hij weet dat Jezus onschuldig is (Marcus 15:1-15).
Vind je het lastig om kritisch naar jezelf te kijken? En hoe reageer jij als iemand je op je fouten wijst?
Wil je verder lezen over Herodias, Filippus, of leerlingen? Ontdek het op debijbel.nl
1 Hij vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. 2 Toen de sabbat was aangebroken, gaf hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! 3 Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan hem. 4 Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’ 5 Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. 6 Hij stond verbaasd over hun ongeloof. Hij trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderwees de mensen.7 Hij riep de twaalf bij zich en zond hen twee aan twee uit, en gaf hun macht over de onreine geesten. 8 Hij droeg hun op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok. 9 Sandalen mochten ze wel dragen. ‘Maar,’ zei hij, ‘trek geen extra kleren aan.’ 10 En ook zei hij: ‘Als jullie ergens onderdak krijgen, moet je daar blijven tot je verder reist. 11 Maar als jullie ergens niet welkom zijn en de mensen niet naar jullie willen luisteren, moet je daar weggaan en het stof van je voeten schudden ten teken dat je niets meer met hen te maken wilt hebben.’ 12 Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen, 13 en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen. 14 Koning Herodes hoorde van hem, want zijn naam was overal bekend geworden. Sommigen zeiden: ‘Johannes de Doper is opgewekt uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ 15 Maar anderen zeiden: ‘Het is Elia,’ en weer anderen zeiden: ‘Hij is een profeet zoals die er vroeger waren.’ 16 Toen Herodes dit allemaal hoorde, zei hij: ‘Het is Johannes, die ik heb onthoofd, die weer is opgestaan.’ (Marcus 6:1-16, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wie luistert?
Niet iedereen accepteert Jezus. Juist datgene wat veel mensen aantrekt, stoot anderen weer af: zijn wijsheid en zijn wonderen! En juist de mensen die hem het beste kennen, wijzen hem nu af. Ze kennen Jezus en zijn familie al sinds zijn jeugd, en misschien vinden ze het juist daarom des te vervelender dat Jezus zich nu zo gedraagt. Vroeger was hij een van hen, nu is hij zo totaal anders. We zagen in Marcus 3:21 al dat juist de mensen die Jezus het best kenden, hem soms totaal niet begrepen.
Jezus vertelt zijn twaalf leerlingen hoe ze met zulke afwijzingen om moeten gaan. Hij zegt: besteed geen tijd aan mensen die niet naar je willen luisteren. Hij spoort ze aan om te vertrouwen op God, en hun tijd alleen te geven aan mensen die wel openstaan voor de boodschap van Jezus.
Wat vind je van het advies van Jezus aan zijn leerlingen om weg te gaan bij mensen die niet willen luisteren? Zijn dat niet juist degenen die zijn boodschap het meest nodig hebben?
Wil je verder lezen over geloof, Herodes, of Elia? Ontdek het op debijbel.nl
21 Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. 22 Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. 23 Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ 24 Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. 25 Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. 26 Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. 27 Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, 28 want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden. 29 En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. 30 Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ 31 Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ 32 Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. 33 De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. 34 Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’ 35 Nog voor hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ 36 Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ 37 Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. 38 Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. 39 Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ 40 Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen. 41 Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’ 42 Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. 43 Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven. (Marcus 5:21-43, Nieuwe Bijbelvertaling)
Geloof redt
Midden in het verhaal over de genezing van de dochter van Jaïrus vertelt Marcus nog een verhaal, dit keer over de genezing van een vrouw. Zo verbindt hij de twee genezingen met elkaar. Marcus doet dat niet zomaar. Door deze twee wonderen in één verhaal te vertellen wil hij iets duidelijk maken: geloof redt. De vrouw heeft een groot geloof. Het gaat er niet om dat ze genezen werd door alleen Jezus’ bovenkleed aan te raken. Nee, het gaat vooral om haar geloof. Jezus vestigt daar de aandacht op. Hij had gewoon door kunnen lopen zonder iets te zeggen – de vrouw was immers al genezen door hem aan te raken – maar hij plaatst de vrouw en haar geloof op de voorgrond.
Jaïrus toont geloof door Jezus om de genezing van zijn dochter te vragen. Dan komt het nieuws dat ze al is gestorven. De mensen geloven niet dat Jezus genoeg macht heeft om iemand uit de dood op te wekken. Ze zeggen tegen Jaïrus dat hij Jezus nu wel met rust kan laten, het is toch al te laat. Maar Jezus stelt Jaïrus gerust en spoort hem aan te blijven geloven. Dan geneest Jezus met gezag: ‘Meisje, sta op!’
Blijven geloven, dat wordt steeds weer beloond in het evangelie volgens Marcus.
Ervaar jij weleens dat God naar jou luistert? Op welke manier?
Wil je verder lezen over Jaïrus, kleding, of rouwen? Ontdek het op debijbel.nl.
1 Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen. 2 Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was 3 en in de spelonken woonde. Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang houden. 4 Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. 5 En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen. 6 Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer, 7 en luid schreeuwend zei hij: ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn!’ 8 Want hij had tegen hem gezegd: ‘Onreine geest, ga weg uit die man.’ 9 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ 10 Hij smeekte hem dringend om hen niet uit deze streek te verjagen. 11 Nu liep er op de berghelling een grote kudde varkens te grazen. 12 De onreine geesten smeekten hem: ‘Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze intrekken.’ 13 Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water. 14 De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en de mensen gingen kijken wat er was gebeurd. 15 Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. 16 Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd. 17 Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten. 18 Toen hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij hem te mogen blijven. 19 Dat stond hij hem niet toe, maar hij zei tegen hem: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.’ 20 De man ging weg en maakte in Dekapolis bekend wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd. (Marcus 5:1-20, Nieuwe Bijbelvertaling)
Jezus laat zijn macht overal zien
De onreine geest die Jezus uitdrijft, noemt hem ‘Zoon van de allerhoogste God’. Zoals we al eerder zagen is dat heel bijzonder in het evangelie volgens Marcus. Behalve God zelf (Marcus 1:11 en 9:7) noemen alleen onreine geesten en een Romeinse centurio hem zo. Precies degenen van wie je het niet verwacht. Dat is een belangrijk thema in Marcus: de mensen die niet dicht bij Jezus staan, zien soms beter wie hij is dan degenen die wel dicht bij hem staan.
Marcus vertelt niet zomaar dat Jezus voor deze genezing naar de overkant van het Meer van Galilea is gereisd. De man die Jezus geneest, komt uit de Dekapolis. Dat is een gebied waar vooral niet-Joden wonen. Kijk maar naar de grote kudde varkens waar de geesten intrekken: Joden aten en hoedden geen varkens. En terwijl Jezus eerder vaak zei dat mensen die genezen waren, daar verder niet over mochten praten, vraagt Jezus de genezen man hier juist wél te vertellen wat hij voor hem gedaan heeft. Zo geeft Marcus een voorproefje van de verspreiding van het goede nieuws onder de niet-Joden. Dat zijn juist weer mensen die niet zo dichtbij Jezus staan als zijn Joodse volgelingen.
Wil je verder lezen over een legioen, rotsgraven, of de Zoon van God? Ontdek het op debijbel.nl.
21 Tegen de menigte zei hij: ‘Je steekt toch geen lamp aan om hem onder een korenmaat te zetten of onder een bed weg te bergen? Nee, je zet hem op een standaard. 22 Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat in het geheim is ontstaan, moet aan het licht komen. 23 Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 24 Hij zei ook tegen hen: ‘Let goed op wat je hoort: met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden, en er zal je zelfs meer worden toebedeeld. 25 Want wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen.’ 26 En hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: 27 hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. 28 De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. 29 Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’ 30 En hij zei: ‘Waarmee kunnen we het koninkrijk van God vergelijken en door welke gelijkenis kunnen we het voorstellen? 31 Het is als een zaadje van de mosterdplant, het kleinste van alle zaden op aarde wanneer het gezaaid wordt. 32 Maar als het na het zaaien opschiet, wordt het het grootste van alle planten en krijgt het grote takken, zodat de vogels van de hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.’ 33 Met zulke en andere gelijkenissen verkondigde hij hun Gods boodschap, voor zover ze die konden begrijpen; 34 hij sprak alleen in gelijkenissen tegen hen, maar wanneer hij alleen was met zijn leerlingen, verklaarde hij hun alles. 35 Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’ 36 Ze stuurden de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37 Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38 Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ 39 Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust. 40 Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ 41 Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’ (Marcus 4:21-41, Nieuwe Bijbelvertaling)
Van onbegrip gegrepen-zijn
Wie is Jezus, en wat is zijn boodschap? Weer laat Marcus zien dat het voor de mensen moeilijk blijft om de woorden van Jezus helemaal te begrijpen. Toch blijft Jezus benadrukken hoe belangrijk het is om hem te volgen en zijn goede boodschap te verder te vertellen. Het koninkrijk van God zal steeds groter worden. Maar dat gebeurt alleen als Jezus’ volgelingen zelf meewerken om die boodschap te verspreiden.
Nog steeds legt Jezus zijn belangrijkste lessen pas uit als zijn publiek weg is. Hij wacht tot de menigte weer naar huis is gegaan, tot hij alleen is met zijn groep leerlingen. Dan vertelt hij hun wat hij precies bedoelde met zijn beelden en gelijkenissen. Toch eindigt de tekst van vandaag met deze uitspraak van zijn leerlingen: ‘Wie is hij toch?’ Jezus’ boodschap én Jezus’ macht en wonderen blijven onbegrip opwekken. Maar Jezus wijst ook vooruit naar een tijd dat alles duidelijker zal worden: alles moet openbaar worden gemaakt, alles moet aan het licht komen (vers 22). Die tijd komt wanneer je Jezus volgt en doet wat hij zegt. Dat dat niet altijd makkelijk is, zie je aan de leerlingen. Maar wie – net als zij – Jezus blijft volgen, ondanks alle onbegrip en ongemak, zal uiteindelijk thuiskomen in Gods koninkrijk.
Wil je verder lezen over sikkels, lampen, of boten? Ontdek het op debijbel.nl!
1 Weer ging hij naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om hem heen staan. Daarom ging hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. 2 Hij onderwees hen uitvoerig en sprak hen toe in gelijkenissen. Hij zei: 3 ‘Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; 6 en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer ander zaad viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort. 8 Maar er waren ook zaadjes die in goede grond vielen en wel vrucht voortbrachten: ze schoten op en groeiden en droegen vrucht. Sommige leverden het dertigvoudige op, andere het zestigvoudige en weer andere het honderdvoudige.’ 9 En hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 10 Toen hij weer alleen was met zijn volgelingen en met de twaalf, stelden ze hem vragen over de gelijkenissen. 11 Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten blijven staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen, 12 “opdat ze scherp zien, maar geen inzicht hebben, opdat ze goed horen, maar niets begrijpen, anders zouden ze zich bekeren en vergeving krijgen.”’ 13 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen jullie deze gelijkenis niet? Hoe zullen jullie alle andere gelijkenissen dan begrijpen? 14 De zaaier zaait het woord. 15 Sommigen zijn als het zaad dat op de weg valt: het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt meteen Satan om het woord weg te graaien dat in hen gezaaid is. 16 Anderen zijn als het zaad dat op rotsgrond is gezaaid: wanneer zij het woord hebben gehoord, nemen ze het meteen met vreugde in zich op, 17 maar in hen schiet het geen wortel, ze zijn te oppervlakkig, en als ze vanwege het woord worden beproefd of vervolgd, houden ze geen ogenblik stand. 18 Weer anderen zijn als het zaad dat tussen de distels is gezaaid: ze hebben het woord wel gehoord, 19 maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. 20 Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertigvoudig, anderen zestigvoudig en weer anderen honderdvoudig.’ (Marcus 4:1-20, Nieuwe Bijbelvertaling)
Horen en luisteren
Jezus vertelt een gelijkenis, maar zelfs zijn leerlingen begrijpen niet wat hij ermee bedoelt. Waarom vertelt Jezus dingen die zo moeilijk te begrijpen zijn? Om dat uit te leggen citeert hij Jesaja 6:9. Daar gaat het over het volk dat niet zal luisteren naar de boodschap van God die Jesaja vertelt. Dan zal God het volk straffen. Jezus wil op die manier duidelijk maken dat het heel belangrijk is om bij hem te horen, en je best te doen om te begrijpen wat hij zegt. Maar dat is nog niet alles.
‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ Het is niet genoeg om alleen maar achter Jezus aan te lopen om mooie dingen te zien en horen. Je moet écht goed luisteren. En zelfs dat is nog niet genoeg. Dat zie je in de gelijkenis die Jezus vertelt: het gaat om vrucht dragen. Niet bij iedereen die de woorden van Jezus hoort, zullen die woorden ook echt iets opleveren. Alleen de mensen die Jezus’ woorden horen én doen, horen bij Jezus en bij God.
Ken jij mensen die ‘honderdvoudig vrucht’ lijken te dragen? Wat is hun geheim, denk je?
Wil je verder lezen over zaaien of gelijkenissen? Ontdek het op debijbel.nl.
22 Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ 23 Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? 24 Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; 25 als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. 26 En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. 27 Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. 28 Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, 29 maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ 30 Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’ 31 Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. 32 Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ 33 Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ 34 Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. 35 Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ (Marcus 3:22-35, Nieuwe Bijbelvertaling)
Aan wiens kant sta je?
Gisteren lazen we dat de familie van Jezus dacht dat hij gek was. Nu zijn ze bij hem aangekomen om hem op te halen. Jezus maakt meteen duidelijk waar het om gaat: de wil van God doen. Hij noemt diegenen die de wil van God doen, zijn ware familie. Dat is een heftige uitspraak: Jezus zegt dat zijn eigen moeder en broers zijn familie niet meer zijn. Dat zegt hij niet omdat hij niet meer van hen houdt. Nee, hij wil juist dat ze hem volgen. Dan zullen ze pas écht familie zijn.
Ook de schriftgeleerden begrijpen niet wie Jezus is en wat hij doet. Ze denken dat hij de wil van Satan doet. Door de kracht van Jezus zo’n duistere oorsprong te geven, beschuldigen de schriftgeleerden Jezus van een wel heel grote zonde: hij verspreidt de boodschap van God niet, maar hij werkt juist tégen God.
Jezus maakt meteen duidelijk waar zijn kracht wel vandaan komt: van de heilige Geest (zie Marcus 1:10). De schriftgeleerden beledigen dus niet alleen Jezus, maar ook de heilige Geest zelf! Jezus doet niet de wil van Satan, maar juist de wil van God.
Wat vind je ervan dat Jezus zijn moeder en broers zo buiten laat staan? Heb jij iets of iemand waar je meer om geeft dan om je familie?
Wil je verder lezen over roven, Beëlzebul, of Satan? Ontdek het op debijbel.nl.
7 Jezus week met zijn leerlingen uit naar het meer, en een grote menigte uit Galilea volgde hem. Ook uit Judea 8 en Jeruzalem, uit Idumea en het gebied aan de overkant van de Jordaan en uit de omgeving van Tyrus en Sidon kwamen veel mensen naar hem toe, omdat ze hadden gehoord wat hij allemaal deed. 9 Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een boot voor hem gereed moesten houden, om te voorkomen dat hij door de menigte onder de voet zou worden gelopen. 10 Allerlei zieken verdrongen zich om hem aan te raken, want hij had al veel mensen genezen. 11 Telkens als de onreine geesten hem zagen, vielen ze voor hem neer en schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ 12 Hij sprak hen bestraffend toe, en verbood hun bekend te maken wie hij was. 13 Hij ging de berg op en riep al degenen bij zich op wie hij zijn keuze had laten vallen, en ze kwamen naar hem toe. 14 Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten hem vergezellen, en hij wilde hen ook uitzenden om het goede nieuws bekend te maken. 15 Ze kregen de macht om demonen uit te drijven. 16 De twaalf die hij aanstelde, waren achtereenvolgens Simon, die hij de naam Petrus gaf, 17 Jakobus, de zoon van Zebedeüs, Johannes, de broer van Jakobus (aan deze twee gaf hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent), 18 Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon Kananeüs 19 en Judas Iskariot, die hem heeft uitgeleverd. 20 Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. 21 Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. (Marcus 3:7-21, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wie kent Jezus?
Zoals we al eerder in Marcus hebben gelezen, is Jezus enorm populair geworden in Galilea. Mensen verdringen zich om maar iets van hem op te vangen, en misschien een wonderlijke genezing mee te maken. Het is zo erg dat ze Jezus bijna onder de voet lopen. Jezus krijgt zelfs geen kans om te eten!
Maar de mensen die hem volgen, zien niet wie hij echt is. Ze komen voor de wonderen, maar uit hun gedrag blijkt niet dat ze weten met wie ze te maken hebben. Alleen diegenen die Jezus niet volgen, de onreine geesten, weten wie hij: de Zoon van God. In heel het evangelie volgens Marcus noemen alleen onreine geesten en een centurio (Marcus 15:39) hem ‘Zoon van God’: precies degenen van wie je het niet zou verwachten. Maar dat het waar is, dat bevestigt God vanuit de hemel (Marcus 1:11 en 9:7).
Degenen van wie je zou verwachten dat ze Jezus het beste kennen, zijn juist blind voor wie hij is. Jezus’ familie gaat op weg om hem onder dwang mee te nemen. Ze denken dat hij gek geworden is!
Wat zou jij van Jezus denken als je hem op aarde zag? Begrijp jij dat zijn familie dacht dat hij gek geworden was?
Wil je verder lezen over apostelen, Petrus, of het goede nieuws? Ontdek het op debijbel.nl.
23 Eens liep hij op een sabbat tussen de korenvelden door. Zijn leerlingen gingen de velden in en begonnen aren te plukken. 24 ‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ 25 Maar hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? 26 Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ 27 En hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; 28 en dus is de Mensenzoon ook heer en meester over de sabbat.’
3:1 Weer ging hij naar de synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. 2 Ze letten op hem om te zien of hij die op sabbat zou genezen, zodat ze hem zouden kunnen aanklagen. 3 Hij zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan.’ 4 Aan de anderen vroeg hij: ‘Wat mag men op sabbat doen: goed of kwaad? Een leven redden of het vernietigen?’ Maar ze zwegen. 5 Hij keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid, en toen zei hij tegen de man die in het midden stond: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. 6 De farizeeën verlieten de synagoge en gingen meteen met de herodianen overleggen hoe ze hem uit de weg zouden kunnen ruimen. (Marcus 2:23-3:6, Nieuwe Bijbelvertaling)
Opdrachtgever: God
De farizeeën zien de leerlingen van Jezus op sabbat iets doen wat verboden is. Jezus weet dat dit de verontwaardiging van de farizeeën zal opwekken. Hij zoekt de confrontatie op. Daarbij gebruikt hij argumenten die voor de farizeeën acceptabel zijn: Jezus maakt zijn punt duidelijk met een verhaal uit de Bijbel. Maar hij doet dat helemaal op zijn eigen manier.
Waarom noemt Jezus juist dit verhaal? David verbrak de sabbat niet, hij at van de toonbroden die niet voor hem bedoeld waren (1 Samuel 21:2-7). Jezus en zijn leerlingen leden geen honger zoals David. Wat is dan de overeenkomst tussen David en Jezus? David had een speciale opdracht van de koning (1 Samuel 21:3), daarom mocht hij de wet verbreken en van de toonbroden eten. Jezus heeft een nog specialere opdracht van God. Tussen de regels door zegt hij tegen de farizeeën: ik heb meer gezag dan jullie, want God heeft mij gestuurd.
Ook in Marcus 3:1-6 doet Jezus iets wat volgens de wet verboden is. Nu geneest hij een man op sabbat. De farizeeën hebben heel goed door wat Jezus doet: hij geeft aan dat hij bovenmenselijke macht heeft. Voor hen kan dat alleen maar godslasterlijk zijn. Maar voor Marcus is het precies omgekeerd: deze macht krijgt Jezus juist van God.
Wil je verder lezen over de sabbat, David, of toonbrood? Ontdek het op debijbel.nl.
OPMERKELIJK!!! Ben nooit bang om iets nieuws te doen Denk
eraan: Amateurs hebben de Ark gemaakt, professionals maakten de
Titanic! Groetjes van Erich
Over mijzelf
Ik ben Skottke Erich
Ik ben een man en woon in Maasmechelen (België) en mijn beroep is Bruggepensioeneerde.
Ik ben geboren op 23/08/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Familie, kleinkinderen,tuin, honden.....
Ik zou gaarne langs deze weg mensen bereiken die op zoek zijn naar de dingen die met het geloof te maken hebben. Men moet niet persé met mij eens zijn maar ik wil de mensen aanzetten tot nadenken over hun geloofsleven...over de relatie met onze Here Jezus
Rondvraag / Poll
Als je moet kiezen tussen:
Rondvraag / Poll
Zou je, indien je een Christen bent voor crematie kiezen????
Door Zijn genade bent u gered; doordat u in Hem ging geloven.
Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal
zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben.
Efeziërs 2:8-9
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.