Dag 8 - 9 maart 2017 - 40 dagen Marcus
22 Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ 23 Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? 24 Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; 25 als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. 26 En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. 27 Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. 28 Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, 29 maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ 30 Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’ 31 Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. 32 Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ 33 Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ 34 Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. 35 Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ (Marcus 3:22-35, Nieuwe Bijbelvertaling)
Aan wiens kant sta je? Gisteren lazen we dat de familie van Jezus dacht dat hij gek was. Nu zijn ze bij hem aangekomen om hem op te halen. Jezus maakt meteen duidelijk waar het om gaat: de wil van God doen. Hij noemt diegenen die de wil van God doen, zijn ware familie. Dat is een heftige uitspraak: Jezus zegt dat zijn eigen moeder en broers zijn familie niet meer zijn. Dat zegt hij niet omdat hij niet meer van hen houdt. Nee, hij wil juist dat ze hem volgen. Dan zullen ze pas écht familie zijn. Ook de schriftgeleerden begrijpen niet wie Jezus is en wat hij doet. Ze denken dat hij de wil van Satan doet. Door de kracht van Jezus zo’n duistere oorsprong te geven, beschuldigen de schriftgeleerden Jezus van een wel heel grote zonde: hij verspreidt de boodschap van God niet, maar hij werkt juist tégen God. Jezus maakt meteen duidelijk waar zijn kracht wel vandaan komt: van de heilige Geest (zie Marcus 1:10). De schriftgeleerden beledigen dus niet alleen Jezus, maar ook de heilige Geest zelf! Jezus doet niet de wil van Satan, maar juist de wil van God. Wat vind je ervan dat Jezus zijn moeder en broers zo buiten laat staan? Heb jij iets of iemand waar je meer om geeft dan om je familie? Wil je verder lezen over roven, Beëlzebul, of Satan? Ontdek het op debijbel.nl.
|