Hier beneden wil ik even iets testen, ik ben nl. nog een beginnende blogger... foto met link, knopjes naar linken, powerpoints enz...
Site : Jeruzalem bijbel centrum Klik op de foto
Rondvraag / Poll
Geloof je in God, die de wereld zo lief heeft dat Hij Zijn eniggeboren zoon Jezus Christus gaf opdat een ieder die in Hem gelooft , EEUWIG leven ontvangt?
Iedereen is van harte welkom op deze blog. Als je een zoekende bent naar de Here Jezus hoop ik dat je hier iets kunt vinden...Welkom...
WELKOM IN GODS KONINKRIJK.
ER KOMT EEN DAG DAT DE POORTEN VAN "GENADE"DICHT GAAN, ZORG DAT JE BINNEN BENT.. LAAT JE OUDE "IK"ACHTER EN DOE EEN NIEUW KLEED AAN...HET BRUILOFTSKLEED.
17-04-2017
PASEN, EEN NIEUW BEGIN
- 16 April 2017 - 40 dagen Marcus----- :PASEN EEN NIEUW BEGIN
1 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. 2 Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ 4 Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5 Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. 6 Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. 7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ 8 Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
***
9 Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven. 10 Ze ging het nieuws vertellen aan de mensen die hem hadden vergezeld en die nu om hem treurden en rouwden. 11 Toen ze hoorden dat hij leefde en dat zij hem had gezien, geloofden ze het niet. 12 Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad aan het wandelen waren. 13 Ze gingen terug en vertelden het aan de anderen; maar ook zij werden niet geloofd. 14 Ten slotte verscheen hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt. 15 En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. 16 Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. 17 Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, 18 met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’ 19 Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God. 20 En zij gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.
(16:9-20) In andere handschriften ontbreken deze verzen. Weer andere handschriften hebben na vers 8 en voor vers 9 nog de volgende tekst: ‘Alles wat hun opgedragen was, meldden zij in het kort aan de kring rond Petrus. Daarna stuurde Jezus zelf zijn leerlingen eropuit om van het oosten tot het westen de heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen. Amen.’ (Marcus 16:1-20, Nieuwe Bijbelvertaling)
Een nieuw begin
‘U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood’. We horen de kern van de boodschap van én over Jezus: Er is bevrijding. Er is een nieuw begin.
De jongeman in witte kleren zegt het de vrouwen bij het graf zonder een spoor van twijfel. Ze schrikken vreselijk en vertellen niemand iets. Daarna zien Maria uit Magdala en twee volgelingen Jezus. Zij vertellen er nu wél over, maar de anderen geloven hen niet. Jezus moet er zelf aan te pas komen. En hij zegt er nog iets bij: Ga heel de wereld door, en vertel het goede nieuws aan iedereen.
Jezus heeft een nieuw begin gemaakt. Hij hoort bij de mensen en woonde bij hen. Hij hoort bij God en gaat naar hem toe. En de leerlingen? Zij gaan op weg. Om overal het goede nieuws te vertellen.
Wat is volgens jou het goede nieuws van Jezus? Hoe geef jij dat nieuws door?
Wil je verder lezen over de opstanding van Jezus? Ontdek het op debijbel.nl
Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen. 21 Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen. 22 Ze brachten hem naar Golgota, wat in onze taal ‘schedelplaats’ betekent. 23 Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die niet aan. 24 Ze kruisigden hem en verdeelden zijn kleren onder elkaar; ze dobbelden erom wie wat zou krijgen. 25 Het was in het derde uur na zonsopgang toen ze hem kruisigden. 26 Het opschrift met de aanklacht tegen hem luidde: ‘De koning van de Joden’. 27 Samen met hem kruisigden ze twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. 29 De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem: ‘Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, 30 red jezelf toch door van het kruis af te komen.’ 31 Ook de hogepriesters en de schriftgeleerden maakten onder elkaar zulke spottende opmerkingen: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet; 32 laat die messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien, zullen we geloven!’ Ook de twee andere gekruisigden beschimpten hem. 33 Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. 34 Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ 35 Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hoor, hij roept Elia!’ 36 Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: ‘Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.’ 37 Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. 38 En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. 39 Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’
40 Van een afstand keken ook enkele vrouwen toe, onder wie Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome. 41 Toen hij in Galilea verbleef, waren deze vrouwen hem gevolgd en hadden ze voor hem gezorgd, net als vele andere vrouwen die met hem waren meegereisd naar Jeruzalem. 42 Toen de avond al gevallen was (het was de ‘voorbereidingsdag’, dat wil zeggen de dag voor de sabbat), 43 kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus, die hij om het lichaam van Jezus vroeg. 44 Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was, 45 en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef. 46 Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang. 47 Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd. (15:27) Andere handschriften hebben een extra vers: ‘[28] Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: “Hij werd gerekend tot de wettelozen.”’ (Marcus 15: 20b-47, Nieuwe Bijbelvertaling)
De Zoon van God
Jezus sterft aan het kruis. Duisternis vult het hele land. Het voorhangsel van de tempel scheurt in tweeën. Drie keer laat Marcus Psalm 22 meeklinken: Eerst bij het verdelen van Jezus’ kleren (Psalm 22:19). Dan als Jezus bespot wordt: hij zal zichzelf toch wel kunnen redden? (Psalm 22:8-9) En in de wanhoopskreet ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ (Psalm 22:2)
Tegenover deze totale verlatenheid staan de bevestigende woorden van de centurio: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’ Een buitenstaander, een Romein met een hoge rang in het leger, herkent en erkent Jezus als de Zoon van God. Juist Jezus’ kruisdood is het enige moment in het evangelie volgens Marcus waarop een mens Jezus zo noemt. Het zijn woorden die al eerder klonken met Gods stem: bij Jezus’ doop (Marcus 1:9-11) en tijdens Jezus’ ontmoeting met Mozes en Elia op de berg (Marcus 9:2-8).
Wie is Jezus toch? Marcus laat steeds onverwacht een stukje van het geheim zien. Welk antwoord geef jij op deze vraag nu je een aantal weken met Marcus op weg bent?
Wil je verder lezen over kruisigen, Zoon van God, of graf? Ontdek het op debijbel.nl
1 ’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hogepriesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus. 2 Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde: ‘U zegt het.’ 3 De hogepriesters brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in. 4 Pilatus vroeg hem toen: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch waar ze u allemaal van beschuldigen?’ 5 Maar Jezus zei helemaal niets meer, tot verwondering van Pilatus. 6 Pilatus had de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten op verzoek van het volk. 7 Op dat moment zat er een zekere Barabbas gevangen, samen met de andere opstandelingen die tijdens het oproer hadden gemoord. 8 Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat zijn gewoonte was. 9 Pilatus vroeg hun: ‘Wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 10 Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd. 11 Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas moest vrijlaten. 12 Toen zei Pilatus tegen hen: ‘Wat wilt u dan dat ik doe met die man die u de koning van de Joden noemt?’ 13 En ze begonnen weer te schreeuwen. ‘Kruisig hem!’ riepen ze. 14 Pilatus vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig hem!’ 15 Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij. Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.
16 De soldaten leidden hem weg, het paleis (dat wil zeggen het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen. 17 Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op. 18 Daarna brachten ze hem hulde met de woorden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’ 19 Ze sloegen hem met een rietstok tegen het hoofd en bespuwden hem, en bogen onderdanig voor hem. 20 Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan. (Marcus 15:1-20a, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wat heeft hij misdaan?
Judea is in de tijd van Jezus deel van het Romeinse Rijk en valt dus onder Romeinse rechtspraak. Jezus is al veroordeeld door het Sanhedrin, maar de Romeinse rechtbank heeft de hoogste macht. Pontius Pilatus is de Romeinse prefect of stadhouder van Judea. Om Jezus ter dood te veroordelen, moet er ook een politieke reden zijn. Niet voor niets vraagt Pilatus dan ook naar het koningschap van Jezus. Als koning van de Joden wel te verstaan. Jezus geeft geen eenduidig antwoord.
Aan het begin van het evangelie kwam het volk in grote groepen naar Jezus toe. De mensen luisterden graag naar hem en brachten hun zieken bij hem. Ze hebben even op de achtergrond gestaan voor Marcus. Maar nu komt het volk weer in beeld. En hoe! De massa schreeuwt: ‘Kruisig hem!’ En Pilatus geeft de menigte haar zin.
Het religieuze en politieke gezag, de gewone mensen: ze vragen allemaal om Jezus’ dood aan het kruis. Wie zouden zich in onze tijd zo door Jezus bedreigd voelen dat ze hem dood wensen? Neem op deze Goede Vrijdag de tijd om daar bij stil te staan.
Wil je verder lezen over Pilatus, het bestuur van het Romeinse Rijk, of rechtspraak in het Nieuwe Testament? Ontdek het op debijbel.nl
53 Jezus werd meegevoerd naar het huis van de hogepriester om te worden voorgeleid, en alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden kwamen daar bijeen. 54 Petrus volgde hem op een afstand tot op de binnenplaats van het huis van de hogepriester, waar hij tussen de knechten ging zitten en zich warmde aan het vuur. 55 De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden iemand een getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood konden veroordelen, maar dat lukte hun niet; 56 want hoewel veel mensen een valse verklaring aflegden, waren hun getuigenissen niet eensluidend. 57 Toen kwamen er een paar met de volgende valse verklaring: 58 ‘We hebben hem horen zeggen: “Ik zal die door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden gemaakt is.”’ 59 Maar ook op dit punt waren de getuigenverklaringen niet afdoende. 60 De hogepriester stond op en vroeg Jezus: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch wat deze getuigen zeggen?’ 61 Maar hij bleef zwijgen en antwoordde niet. Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’ 62 Jezus zei: ‘Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en hem zien komen op de wolken van de hemel.’ 63 De hogepriester scheurde zijn kleren en zei: ‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? 64 U hebt de godslastering gehoord; wat is uw oordeel?’ Allen oordeelden dat hij schuldig was en de doodstraf verdiende. 65 Toen begonnen sommigen hem te bespuwen; ze blinddoekten hem en sloegen hem in het gezicht en zeiden tegen hem: ‘Profeteer nu maar!’, en ook de dienaren onthaalden hem op vuistslagen. 66 Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester voorbij. 67 Toen ze Petrus bij het vuur zag zitten, keek ze hem aan en zei: ‘Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!’ 68 Maar hij ontkende dat en zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.’ Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan. 69 Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ‘Hij is een van hen!’ 70 Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: ‘Je bent wel degelijk een van hen, jij komt immers ook uit Galilea.’ 71 Maar hij begon te vloeken en zwoer: ‘Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!’ 72 En meteen kraaide de haan voor de tweede keer. En Petrus herinnerde zich dat Jezus tegen hem gezegd had: ‘Voordat een haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.’ En toen hem dat te binnen schoot, begon hij te huilen. (14:68) naar het voorportaal, en er kraaide een haan – Andere handschriften lezen: ‘naar het voorportaal’. (Marcus 14:53-72, Nieuwe Bijbelvertaling)
Jezus en Petrus
Marcus plaatst hier twee cruciale gebeurtenissen naast elkaar, die zo elkaars betekenis versterken.
Enerzijds is er de veroordeling van Jezus door het Sanhedrin. Dat was de hoogste joodse rechtbank. Deze bestond uit hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten van het volk, en ging over Joodse, religieuze zaken. De eigen woorden van Jezus leiden tot zijn veroordeling. Niet eens zozeer omdat hij bevestigt dat hij de messias is. Maar wel omdat hij daarbij zegt dat hij als de Mensenzoon naast God zal zitten en aan het einde van de tijd zal komen om namens God over de wereld te oordelen (Daniël 7:13-14). Daar willen de leiders niet op wachten: ze veroordelen Jezus ter dood.
Anderzijds is er de verloochening door Petrus. Hoe overtuigd Petrus ook was dat hij Jezus trouw zou blijven, voor de haan tweemaal kraait, heeft Petrus Jezus drie keer verloochend. Petrus realiseert zich wat er gebeurd is, en wordt overmand door verdriet. De scène eindigt met zijn tranen.
Jezus wordt ter dood veroordeeld en Petrus zegt dat hij Jezus niet kent. Sluit de toekomst zich hier, op het snijpunt van deze twee gebeurtenissen? Of kijkt God altijd vanuit een toekomst die open is? Wat betekent het antwoord op die vraag voor jouw leven?
Wil je verder lezen over het Sanhedrin, de taken van de hogepriester, of Mensenzoon? Ontdek het op debijbel.nl
27 Jezus zei tegen hen: ‘Jullie zullen allemaal ten val komen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen zullen uiteengedreven worden.” 28 Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’ 29 Petrus zei tegen hem: ‘Misschien zal iedereen ten val komen, maar ik niet!’ 30 Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: juist jij zult me vannacht, nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen.’ 31 Maar Petrus hield met grote stelligheid vol: ‘Al zou ik met u moeten sterven, ik zal u nooit verloochenen.’ Alle anderen zeiden iets dergelijks.
32 Ze kwamen bij een plek die Getsemane heette, en hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Blijven jullie hier zitten, terwijl ik ga bidden.’ 33 Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee. Hij voelde zich onrustig en angstig worden 34 en zei tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier waken.’ 35 Hij liep nog een stukje verder, liet zich toen op de grond vallen en bad dat dit uur zo mogelijk aan hem voorbij mocht gaan. 36 Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’ 37 Hij liep terug en zag dat zijn leerlingen lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap je? Kon je niet één uur waken? 38 Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’ 39 Weer ging hij weg om te bidden, met dezelfde woorden als daarvoor. 40 Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen, want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. 41 Toen hij voor de derde maal terugkwam, zei hij tegen hen: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? Het is zover: het ogenblik is gekomen waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de zondaars. 42 Sta op, laten we gaan; kijk, hij die me uitlevert, is al vlakbij.’ 43 Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten was gestuurd. 44 Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. Hij had gezegd: ‘Degene die ik kus, die is het. Neem hem gevangen en voer hem weg onder strenge bewaking.’ 45 Toen hij eraan kwam, liep hij recht op Jezus af, zei: ‘Rabbi!’ en kuste hem. 46 Ze grepen hem vast en namen hem gevangen. 47 Een van de omstanders trok een zwaard, ging de dienaar van de hogepriester te lijf en sloeg hem een oor af. 48 Jezus zei tegen hen: ‘U bent er met zwaarden en knuppels op uit getrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben! 49 Dagelijks was ik bij jullie in de tempel om onderricht te geven, en toen hebben jullie me niet gevangengenomen; maar dit gebeurt omdat de Schriften in vervulling moeten gaan.’ 50 Toen lieten allen hem in de steek en vluchtten weg. 51 Een jongeman, die alleen een linnen kleed aanhad, probeerde bij hem te blijven, maar toen ook hij werd vastgegrepen, 52 liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg. (Marcus 14:27-52, Nieuwe Bijbelvertaling)
Dodelijk bedroefd
We zijn terug bij de Olijfberg. De intocht in Jeruzalem is nog maar kort geleden, maar het contrast is groot. Geen gejuich, maar onrust en angst zetten nu de toon. De leerlingen kunnen niet met Jezus waken. Judas verraadt hem. En alle leerlingen vluchten uiteindelijk weg. Jezus wordt verlaten en verraden, in de steek gelaten. Het is de opmaat voor zijn eenzame dood aan het kruis.
Ondanks zijn onrust en angst, ondanks zijn diepe verdriet, bidt Jezus: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’
Bid vandaag eens met de vraag wat God wil voor jouw leven. Is het moeilijk om los te laten wat je zelf wilt? En hoe kijk je met deze vraag in gedachten naar je leven nu?
Wil je verder lezen over het woord ‘Abba’, of over Judas? Ontdek het op debijbel.nl
12 Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood, wanneer het pesachlam wordt geslacht, zeiden zijn leerlingen tegen hem: ‘Waar wilt u dat wij voorbereidingen gaan treffen zodat u het pesachmaal kunt eten?’ 13 Hij stuurde twee van zijn leerlingen op pad en zei tegen hen: ‘Ga naar de stad. Daar zal een man die een kruik water draagt jullie tegemoet komen; volg hem, 14 en wanneer hij ergens binnengaat, moeten jullie tegen de heer des huizes zeggen: “De meester vraagt: ‘Waar is het gastenvertrek waar ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?’” 15 Hij zal jullie een grote bovenzaal wijzen, die al is ingericht en waar alles gereedstaat; maak daar het pesachmaal voor ons klaar.’ 16 De leerlingen vertrokken naar de stad, en alles gebeurde zoals hij gezegd had, en ze bereidden het pesachmaal. 17 Toen de avond was gevallen, kwam hij met de twaalf. 18 Terwijl ze aanlagen voor de maaltijd, zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie, die met mij eet, zal mij uitleveren.’ 19 Ze werden bedroefd en vroegen een voor een aan hem: ‘Ik ben het toch niet?’ 20 Maar hij zei tegen hen: ‘Het is een van jullie twaalf, die met mij uit dezelfde kom eet. 21 Want de Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ 22 Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ 23 En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. 24 Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. 25 Ik verzeker jullie: ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’ 26 Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. (Marcus 14:12-26, Nieuwe Bijbelvertaling)
Verbondenheid en verraad
Jezus’ laatste maaltijd is volgens Marcus het Joodse pesachmaal. Door het pesachlam en het pesachmaal te noemen, door te vertellen hoe de ruimte voor de maaltijd al is ingericht en alles er klaarstaat, verbindt Marcus Jezus’ lijden met het belangrijkste Joodse feest: Pesach. Op dat feest herdenken de Joden de bevrijding uit Egypte (Exodus 12:1-20).
Tijdens deze laatste maaltijd met zijn leerlingen zegent Jezus het brood en dankt hij God voor de wijn. Hij spreekt woorden van verbondenheid en belofte. Zijn verbondenheid met zijn leerlingen houdt niet op bij zijn dood. Jezus’ woorden klinken vanaf de eerste gemeenten tot nu in de kerken. Als vooruitblik op Gods koninkrijk, waar Jezus weer van de wijn zal drinken. Als belofte.
Maar er is ook verdriet. Jezus zal verraden worden. Sterker nog: de verrader eet met hem van deze maaltijd. ‘Ik ben het toch niet?’ vragen de leerlingen een voor een.
Verbondenheid en verraad aan één tafel. Heel dicht bij elkaar. Herken je dat ook in je eigen leven?
Wil je verder lezen over Pesach in het Oude Testament, Pesach in het Nieuwe Testament, of de instelling van het avondmaal? Ontdek het op debijbel.nl
1 De volgende dag zou het feest van Pesach en het Ongedesemde brood beginnen. De hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem door middel van een list gevangen te nemen en te doden. 2 Ze zeiden bij zichzelf: Tijdens het feest kan dat niet, want dan komt het volk in opstand. 3 Toen hij in Betanië in het huis van Simon – degene die aan huidvraat had geleden – aanwezig was bij een feestmaal, kwam er een vrouw binnen. Ze had een albasten flesje bij zich dat gevuld was met zeer kostbare, zuivere nardusolie. Ze brak het flesje en goot de olie uit over zijn hoofd. 4 Sommige aanwezigen zeiden geërgerd tegen elkaar: ‘Waar is deze verkwisting goed voor? 5 Die olie had immers voor meer dan driehonderd denarie verkocht kunnen worden, en dat geld hadden we aan de armen kunnen geven.’ Ze voeren tegen haar uit. 6 Maar Jezus zei: ‘Laat haar met rust, waarom vallen jullie haar lastig? Ze heeft iets goeds voor mij gedaan. 7 Want de armen zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar ik zal niet altijd bij jullie zijn. 8 Wat ze kon, heeft ze gedaan: ze heeft mijn lichaam nu al met olie gebalsemd, met het oog op mijn begrafenis. 9 Ik verzeker jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’ 10 Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om hem aan hen uit te leveren. 11 Toen zij dit hoorden, waren ze opgetogen en beloofden ze hem geld te zullen geven. En hij zon op een mogelijkheid om hem op een geschikt moment uit te leveren. (Marcus 14:1-11, Nieuwe Bijbelvertaling)
Kostbare olie
Het is bijna Pasen. Een vrouw giet olie uit over het hoofd van Jezus. Ze zalft hem. Marcus plaatst dit verhaal tussen de plannen om Jezus te doden en het verraad van Judas in. Zo geeft hij het handelen van de vrouw nog meer lading.
Jezus benoemt het zelf al: zalven hoort in de tijd van de Bijbel bij het begraven van mensen. Je kunt er ook nog een andere betekenis in zien. In het Oude Testament is zalven een manier om iemand of iets te heiligen, aan God toe te wijden. Wie in het Oude Testament priester, koning of profeet wordt, wordt gezalfd. Jakob giet olie uit over de steen waar hij de hemel open ziet. Eerder heeft Petrus Jezus al ‘messias’ genoemd, letterlijk ‘de gezalfde’ (Marcus 8:29)
De vrouw giet olie uit over iemand die nog niet gestorven is, en die in dit verhaal ook niet officieel tot koning, priester of profeet wordt gemaakt. Ze gebruikt dure olie, die ook geld had kunnen opleveren om aan arme mensen te geven. Ze doet iets wat vragen oproept. Maar misschien ziet zij Jezus juist wel heel scherp. Begrijpt zij dat hij gauw zal sterven én dat hij bij God hoort?
Deze vrouw doet iets voor Jezus wat ongebruikelijk is. Wat doe jij deze week anders dan anders?
Wil je verder lezen over zalven bij een begrafenis of zalven als heiliging? Ontdek het op debijbel.nl
1 Toen hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ 2 Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ 3 Toen hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met hem waren, stelde Petrus hem de vraag: 4 ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?’ 5 Jezus antwoordde: ‘Pas op dat niemand jullie misleidt. 6 Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zich voor mij zullen uitgeven, en ze zullen veel mensen misleiden. 7 Als jullie berichten horen over oorlog en oorlogsdreiging, wees dan niet verontrust. Die dingen moeten gebeuren, maar daarmee is het einde nog niet gekomen. 8 Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk zal de strijd aanbinden met het andere, overal zullen er aardbevingen en hongersnoden zijn: dat is het begin van de weeën. 9 Wat jullie zelf betreft: pas goed op. Jullie zullen voor het gerecht worden gesleept en in synagogen worden gegeseld, en jullie zullen voor gouverneurs en koningen moeten verschijnen om voor hen van mij te getuigen. 10 Want eerst moet aan alle volken het goede nieuws worden verkondigd. 11 Wanneer jullie worden weggevoerd om te worden uitgeleverd, maak je dan vooraf geen zorgen over wat je zult gaan zeggen; zeg wat jullie op dat tijdstip wordt ingegeven, want jullie zijn het niet die dan spreken, maar het is de heilige Geest. 12 De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen. 13 Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam, maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered. 14 Wanneer jullie de “verwoestende gruwel” zien staan waar hij niet hoort (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten; 15 wie op het dak van zijn huis is moet niet naar beneden gaan om nog iets uit zijn huis mee te nemen, 16 en wie op het land is moet niet naar huis gaan om zijn mantel te halen. 17 Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! 18 Bid dat het niet in de winter gebeurt, 19 want zulke verschrikkingen als er in die tijd zullen plaatsvinden, zijn er sinds het begin van Gods schepping nooit geweest en zullen er ook nooit meer komen. 20 En als de Heer die tijd niet had verkort, zou geen enkel mens worden gered; maar omwille van de uitverkorenen, die hij tot de zijnen heeft gemaakt, heeft hij die tijd verkort. 21 Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, dit is de messias,” of: “Daar is hij,” geloof het dan niet, 22 want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die tekenen en wonderen zullen verrichten om Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. 23 Jullie moeten oppassen, ik heb het jullie allemaal van tevoren gezegd. 24 Maar in de dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, 25 de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 26 Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. 27 Dan zal hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel. 28 Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 29 Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het einde nabij is. 30 Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 31 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen. 32 Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader. 33 Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen. 34 Het is als met een man die op reis ging: hij verliet zijn huis en droeg het beheer over aan zijn dienaren, die elk een eigen taak kregen, en de deurwachter gaf hij opdracht om de wacht te houden. 35 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of ’s morgens vroeg. 36 Laat hij jullie niet slapend aantreffen wanneer hij plotseling komt. 37 Wat ik tegen jullie zeg, zeg ik tegen iedereen: wees waakzaam!’ (Marcus 13:1-37, Nieuwe Bijbelvertaling)
Wake-up call
Het is bijna Pesach, bijna Pasen. Een vrolijk feest, waarbij bevrijding centraal staat. Vlak daarvoor klinken deze woorden van Jezus. Het zijn indringende en heftige beelden van een tijd die zal komen. En confronterende voorspellingen van wat er met zijn volgelingen zal gebeuren. De situatie is dringend, wees waakzaam en zorg dat je dicht bij God blijft! Marcus wil dat de lezer dát begrijpt.
Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas zijn de vier leerlingen die Jezus als eerste geroepen heeft (Marcus 1:16-20). Zij mogen nu als eerste horen wat Jezus vertelt over de toekomst. De gebeurtenissen klinken dramatisch, maar het gaat om het open einde: Hoe treft God je aan? Sta je in relatie met God, helder en wakker?
Maak jij God bewust tot een deel van jouw dagelijks leven? Hoe kun je hem die plek geven?
Wil je verder lezen over eschatologie of de tegenstander van Christus? Ontdek het op debijbel.nl
35 Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 36 Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37 David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.
38 Tijdens zijn onderricht zei hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39 en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40 ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’ 41 Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42 Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43 Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44 want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’ (Marcus 12:35-44, Nieuwe Bijbelvertaling)
Op het scherpst van de snede
Bij zijn onderwijs in de tempel is Jezus even raadselachtig als duidelijk. De mensen luisteren graag naar hem. Voelen ze aan hoe hij spreekt vanuit de Joodse heilige boeken (Psalm 110:1, Jesaja 10:2), maar tegelijk iets brengt dat radicaal nieuw is? Jezus raakt aan hun verlangen naar het koninkrijk van God.
In de tijd van de Bijbel was een weduwe heel kwetsbaar. Ze had geen man om in haar levensonderhoud te voorzien. Volgens de Joodse wet had ze recht op een deel van de oogst die de mensen aan de tempel gaven (Deuteronomium 14:28-29). Maar in dit verhaal is het andersom: de weduwe geeft juist alles wat ze heeft aan de tempel. Al het geld waarvan ze moet leven. Het is veel meer dan de rijken hebben gegeven van het geld dat ze overhadden. Het maakt haar een voorbeeld voor de mensen die Jezus onderwijst.
Waarom zou deze vrouw alles wat ze heeft geven? Geef jij God iets wat echt belangrijk voor je is, wat voor jou echt iets op het spel zet?
Wil je verder lezen over weduwen, of de quadrans? Ontdek het op debijbel.nl
13 Ze stuurden enkele farizeeën en herodianen naar hem toe om hem een ongeoorloofde uitspraak te ontlokken. 14 Toen ze bij hem gekomen waren, zeiden ze tegen hem: ‘Meester, we weten dat u oprecht bent en dat u zich aan niemand iets gelegen laat liggen. U kijkt niemand naar de ogen, maar geeft in alle oprechtheid onderricht over de weg van God. Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? Moeten we betalen of niet?’ 15 Maar omdat hij hun huichelarij doorzag, antwoordde hij: ‘Waarom stelt u me op de proef? Laat me eens een geldstuk zien.’ 16 Ze gaven hem een munt en hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’ ‘Van de keizer,’ antwoordden ze. 17 Toen zei Jezus tegen hen: ‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ En ze waren met stomheid geslagen. 18 Er kwamen enkele sadduceeën naar hem toe; volgens de sadduceeën is er geen opstanding uit de dood. Ze vroegen hem: 19 ‘Meester, Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven: “Als iemand sterft en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen, moet zijn broer die vrouw bij zich nemen en nakomelingen verwekken voor zijn broer.” 20 Er waren eens zeven broers. De eerste nam een vrouw en stierf zonder nakomelingen; 21 de tweede nam haar tot vrouw, maar stierf ook zonder nakomelingen; en met de derde ging het net zo. 22 Geen van de zeven kreeg nakomelingen. Het laatst van allen stierf de vrouw. 23 Wiens vrouw zal ze dan zijn bij de opstanding, wanneer ze opstaan uit de dood? Alle zeven zijn ze immers met haar getrouwd geweest.’ 24 Jezus antwoordde: ‘Dwaalt u niet? U kent blijkbaar de Schriften niet en evenmin de macht van God. 25 Want wanneer de mensen uit de dood opstaan, trouwen ze niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, maar zijn ze als engelen in de hemel. 26 Wat betreft de opwekking van de doden, hebt u in het boek van Mozes in het gedeelte over de doornstruik niet gelezen dat God tegen hem zei: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”? 27 Hij is geen God van doden, maar van levenden; u dwaalt vreselijk!’ 28 Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” 31 Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’ 32 De schriftgeleerde zei tegen hem: ‘Inderdaad, meester, wat u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere god dan hij, 33 en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.’ 34 Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: ‘U bent niet ver van het koninkrijk van God.’ En niemand durfde hem nog een vraag te stellen. (Marcus 12:13-34, Nieuwe Bijbelvertaling)
Gods wereld
De conflictgesprekken tussen Jezus en de leiders gaan nog even door. Over het betalen van belasting, over de opstanding van de doden, en over wat van alle geboden het belangrijkste gebod is. Jezus discussieert met verschillende groepen Joden, zoals de farizeeën en de sadduceeën. Allemaal hebben ze hun eigen ideeën over de verhouding van religie en politiek, hun eigen theologische opvattingen, en hun eigen interpretaties van de Joodse wet.
Belangrijker dan de verschillen tussen deze groepen, is wat Jezus met zijn antwoorden laat zien van het koninkrijk van God. Geef de wereldlijke macht wat haar toebehoort, en geef God wat van God is. Geloof in God als een God van levenden, ook na de dood. En weet dat God liefhebben én je naaste als jezelf het allerbelangrijkste is. Jezus legt er zijn tegenstanders het zwijgen mee op.
Welke van deze drie antwoorden brengt voor jou het koninkrijk van God het meest tot leven?
Wil je verder lezen over belasting in het Nieuwe Testament, sadduceeën, of het koninkrijk van God? Ontdek het op debijbel.nl
27 Ze kwamen weer in Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar hem toe 28 en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u het recht gegeven om zo te handelen?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft, zal ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid ik zo handel. 30 Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’ 31 Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we zeggen: “Van de hemel,” zal hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” 32 Maar als we zeggen: “Van mensen,” wat dan?’ Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes voor een echte profeet. 33 Dus zeiden ze tegen Jezus: ‘We weten het niet.’ En Jezus zei tegen hen: ‘Dan zeg ik ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.’
1 Hij begon tegen hen te spreken in gelijkenissen: ‘Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan wijnbouwers en ging op reis. 2 Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst van hen te ontvangen; 3 maar ze grepen hem vast, mishandelden hem en stuurden hem met lege handen terug. 4 Daarna stuurde hij een andere knecht naar hen toe, die ze in het gezicht sloegen en vernederden. 5 Hij stuurde nog een derde, die ze doodden, en nog vele anderen; sommigen werden door de wijnbouwers mishandeld en anderen werden door hen gedood. 6 Ten slotte was alleen nog zijn geliefde zoon over; die stuurde hij als laatste naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 7 Maar de wijnbouwers zeiden tegen elkaar: “Dat is de erfgenaam. Kom op, laten we hem doden, dan is de erfenis van ons.” 8 Ze grepen hem vast en doodden hem en gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard. 9 Wat zal de eigenaar van de wijngaard daarna doen? Hij zal zelf komen om de wijnbouwers om te brengen en hij zal de wijngaard aan anderen geven. 10 Hebt u deze schrifttekst dan niet gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. 11 Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.”’ 12 Daarop wilden ze hem gevangennemen, want ze wisten dat hij hen op het oog had bij het vertellen van deze gelijkenis, maar ze waren bang voor de reactie van de menigte. Dus lieten ze hem staan en gingen weg. (Marcus 11:27-12:11, Nieuwe Bijbelvertaling)
Afkeuring
Het komt ons inmiddels bekend voor: religieuze en politieke leiders die een conflict hebben met Jezus. Eerst gaat het over het gezag van Jezus – op dag 2 lazen we er al over (Marcus 1:14-34). Jezus laat duidelijk voelen dat God hem het recht geeft om te doen wat hij doet. Maar antwoord geven op de vraag van de leiders? Dat laat Marcus aan de lezer zelf over.
Vervolgens vertelt Jezus een gelijkenis over een wijngaard. Al net zo confronterend als het voorbeeld van de vijgenboom dat we gisteren lazen. In hun reactie op de gelijkenis van de wijngaard ontmaskeren de religieuze leiders zichzelf als de moordenaars. Het past allemaal naadloos in het beeld dat Marcus schetst: het lot dat Jezus te wachten staat is onontkoombaar.
Herken je dat: iets wat je eerst niets waard vindt, blijkt later heel belangrijk te zijn? Houd dat eens in gedachten de komende dagen. Verandert het je manier van kijken en denken?
Wil je verder lezen over profeten in het Nieuwe Testament, of een wijngaard in de tijd van de Bijbel? Ontdek het op debijbel.nl
12 Toen ze de volgende dag uit Betanië vertrokken, kreeg hij honger. 13 Hij zag in de verte een vijgenboom die in blad stond en ging erheen in de hoop iets eetbaars te vinden, maar toen hij bij de boom gekomen was, vond hij geen vruchten; het was namelijk nog niet de tijd voor vijgen. 14 Hij zei tegen de boom: ‘Nooit ofte nimmer zal er nog iemand vruchten van jou eten!’ Zijn leerlingen hoorden dit. 15 Ze kwamen in Jeruzalem. Hij ging de tempel binnen en begon iedereen die daar iets kocht of verkocht weg te jagen; hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver, 16 en hij liet niet toe dat iemand voorwerpen over het tempelplein droeg. 17 Hij hield de omstanders voor: ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ 18 De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden wat er gebeurd was en zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen; ze waren bang voor hem, omdat het hele volk in de ban was van zijn onderricht. 19 Nadat de avond gevallen was, gingen Jezus en zijn leerlingen weg uit de stad. 20 Toen ze ’s morgens vroeg weer langs de vijgenboom kwamen, zagen ze dat hij tot aan de wortels verdord was. 21 Petrus herinnerde zich het voorval en zei: ‘Rabbi, kijk, de vijgenboom die u vervloekt hebt, is verdord.’ 22 Jezus zei tegen hen: ‘Heb vertrouwen in God. 23 Ik verzeker jullie: als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, dan zal het ook gebeuren. 24 Daarom zeg ik jullie: alles waarom jullie bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen. 25 Wanneer je staat te bidden en je hebt een ander iets te verwijten, vergeef hem dan, opdat ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen vergeeft.’ (Marcus 11:12-26, Nieuwe Bijbelvertaling)
Maak ruimte!
Gisteren lazen we dat Jezus bij zijn aankomst in Jeruzalem al een kijkje in de tempel heeft genomen. Vandaag horen we hoe hij vervolgens doortastend optreedt: Gods huis moet een huis van gebed zijn!
We lezen ook over een vijgenboom. Het is een boom met veel bladeren: van een afstandje lijkt het heel wat. Jezus hoopt dan ook dat hij vijgen kan plukken. Maar als hij dichterbij komt, ziet hij dat er geen vijgen aan de boom groeien.
Marcus gebruikt hier een manier van vertellen die we vaker bij hem tegenkomen. Hij vlecht twee verhalen door elkaar, waardoor ze elkaars betekenis beïnvloeden. De vijgenboom wordt symbool van het einde van de tempeldienst zoals Jezus die aantreft. Even radicaal als het beeld van de boom die verdort nog voor zij vruchten kan dragen, is wat Jezus zijn leerlingen zegt: ‘Als je iets aan God vraagt, twijfel dan niet, maar geloof dat het zal gebeuren. Dan gebeurt het ook.’
Is er in jouw leven ruimte voor (een huis van) gebed? Wat zou je willen doen om daar plaats voor te maken?
Wil je een filmpje over vijgen bekijken, verder lezen over geldwisselaars of het woord ‘rabbi’? Ontdek het op debijbel.nl
1 Toen ze Jeruzalem naderden en in de buurt waren van Betfage en Betanië bij de Olijfberg, stuurde hij twee van zijn leerlingen vooruit. 2 Hij zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra jullie er binnenkomen, zul je daar een ezelsveulen vastgebonden zien staan, dat nog nooit door iemand bereden is; maak het los en breng het hier. 3 En als iemand jullie vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: “De Heer heeft het nodig, hij zal het meteen weer terugsturen.”’ 4 Ze gingen op weg en vonden een veulen dat buiten op straat bij een deur was vastgebonden en ze maakten het los. 5 Er stonden een paar mensen die vroegen: ‘Waarom maken jullie dat veulen los?’ 6 Ze zeiden wat Jezus hun had opgedragen te zeggen en de mensen lieten hen begaan. 7 Ze brachten het veulen naar Jezus en legden hun mantels op het dier en hij ging erop zitten. 8 Velen spreidden hun mantels uit op de weg, anderen spreidden takken met bladeren uit, die ze in het veld afhakten. 9 Allen die voor hem uit liepen of achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. 10 Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David. Hosanna in de hemel!’ 11 Hij trok Jeruzalem in en ging naar de tempel. Nadat hij alles in ogenschouw had genomen, ging hij – want het was al laat geworden – met de twaalf terug naar Betanië. (Marcus 11:1-11, Nieuwe Bijbelvertaling)
Vandaag hosanna, morgen…
Eindelijk komt Jezus met zijn leerlingen in de buurt van Jeruzalem. Door de Olijfberg te noemen, wordt de toon gezet: het naderende verraad en Jezus’ aanstaande dood zijn meteen dichtbij. Aan de voet van deze berg zal Jezus bidden voordat hij gevangen genomen wordt. Zijn leerlingen zullen niet met hem kunnen waken. En Judas zal Jezus op deze plek verraden.
Maar zo ver is het nog niet. Jezus gaat Jeruzalem binnen. En hoe! Als een koning. Net als Matteüs denkt Marcus vast aan teksten uit de heilige boeken, zoals Zacharia 9:9 (Matteüs 21:4-5). De mensen wachten op de koning die het rijk van koning David zal herstellen, en roepen dat luidkeels. Ze zien werkelijk iets van wie Jezus is: hij komt in de naam van de Heer (Psalm 118:26). ‘Hosanna: Alle eer aan God!’ klinkt het. Maar Jezus komt niet binnen op een trots paard of een strijdwagen. Hij is een koning die rijdt op een ezelsveulen. Zal hij wel de koning met politieke macht zijn die zij verwachten?
Hoe heet jij Jezus welkom? Wat is jouw ‘rode loper’, jouw woord of lied voor zijn intocht?
Wil je een foto zien van de Olijfberg, verder lezen over het woord ‘Heer’, of over ‘koning’ in het Nieuwe Testament? Ontdek het op debijbel.nl
32 Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat hem zou overkomen: 33 ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die hem ter dood zullen veroordelen en hem zullen uitleveren aan de heidenen. 34 Ze zullen de spot met hem drijven en hem bespuwen en hem geselen en doden, maar na drie dagen zal hij opstaan.’ 35 Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij hem en zeiden: ‘Meester, we willen dat u voor ons doet wat we u vragen.’ 36 Hij vroeg hun: ‘Wat willen jullie dan dat ik voor je doe?’ 37 Ze zeiden: ‘Wanneer u heerst in uw glorie, laat een van ons dan rechts van u zitten en de ander links.’ 38 Maar Jezus zei tegen hen: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken of de doop ondergaan die ik moet ondergaan?’ 39 ‘Ja, dat kunnen wij,’ antwoordden ze. Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen de beker drinken die ik zal drinken en de doop ondergaan die ik zal ondergaan, 40 maar wie er rechts of links van mij zal zitten, kan ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd.’ 41 Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op Jakobus en Johannes. 42 Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. 43 Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, 44 en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, 45 want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ 46 Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ 48 De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, hij roept u.’ 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’ 52 Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg. (Marcus 10:32-52, Nieuwe Bijbelvertaling)
Zoon van David
Nog steeds begrijpen de leerlingen niet wie Jezus is. Weer hebben ze een discussie over wie de belangrijkste is. Jezus’ reactie voelt als een koude douche: ‘Jullie weten niet wat je vraagt!’ En dan legt hij uit waar het echt om gaat: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen.’ In het verhaal van Bartimeüs wordt duidelijk hoe je dat kunt doen.
Juist de blinde Bartimeüs ziet wie Jezus echt is. Hij roept Jezus namelijk door de naam ‘Zoon van David’ te gebruiken. In de tijd van Jezus verwachtte een deel van het Joodse volk dat er een nakomeling van David zou komen. Die zou het koninkrijk van Israël herstellen, en die zoon van David zou als nieuwe koning alle vijanden verslaan. Als Petrus Jezus ‘messias’ noemt, bedoelt hij daarmee die zoon van David (Marcus 8:29). Jezus is inderdaad de zoon van David. Maar hij komt niet met geweld. Hij komt juist om onbelangrijke mensen te helpen. Mensen zoals de blinde Bartimeüs. En zo laat Jezus zien hoe je andere mensen moet dienen. Door mensen aan de rand van de samenleving te zien. Door stil te staan en aandacht te hebben. Zo laat Jezus iets van het koninkrijk van God zien.
Voor wie zou jij vandaag meer aandacht kunnen hebben?
Wil je meer lezen over de stad Jericho, de titel Zoon van David of Bartimeüs? Ontdek het op debijbel.nl
OPMERKELIJK!!! Ben nooit bang om iets nieuws te doen Denk
eraan: Amateurs hebben de Ark gemaakt, professionals maakten de
Titanic! Groetjes van Erich
Over mijzelf
Ik ben Skottke Erich
Ik ben een man en woon in Maasmechelen (België) en mijn beroep is Bruggepensioeneerde.
Ik ben geboren op 23/08/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Familie, kleinkinderen,tuin, honden.....
Ik zou gaarne langs deze weg mensen bereiken die op zoek zijn naar de dingen die met het geloof te maken hebben. Men moet niet persé met mij eens zijn maar ik wil de mensen aanzetten tot nadenken over hun geloofsleven...over de relatie met onze Here Jezus
Rondvraag / Poll
Als je moet kiezen tussen:
Rondvraag / Poll
Zou je, indien je een Christen bent voor crematie kiezen????
Door Zijn genade bent u gered; doordat u in Hem ging geloven.
Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal
zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben.
Efeziërs 2:8-9
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.